VRIJDAG 27 FEBRUARI 1925 Nieuwe Leidsche Courant. TWEEDE BLAD. Wat de bladen zeggen. Vergissingen? Vergissen is menschelijk. Maar, zegt de Standaard, als Keer op keer door menschen beter behoorden te weten, grove vergissin gen worden gemaakt, dan begint men zich toch af te vragen, of men van het normale niet in het abnormale vervalt. Na dan herinnerd te hebben aan de „vergissing" die onlangs de heer Scha per maakte, toen hij het eindcijfer van de oorlogsbegrooting niet eens, maar herhaaldelijk 50 millioen te hoog stel de, wijst het blad op een soortgelijke vergissing die nu weèr gemaakt werd 'ten opzichte van de weeldebelasting. „De heer Schaper geeft in een arti kel in Het Volk allereerst de op merking, dat er op „het eerste ge zicht" iets in deze ontwerpen is, dat gunstig stemt, maar hij tracht die gunstige stemming aanstonds te on derdrukken. Men zou dus moeten aannemen, dat de schrijver van het genoemde artikel ket niet bij het „eerste gezicht" liet. maar de ontwerpen ernstig bestu deerde. Ziehier nu het resultaat. Hij zegt, dat volgens de nieuwe ar- 'tikelen 81 a en b. der Zegelwet ten minst tien cents en voorts tien pro cent geheven wordt yanl alle consump tie in hotels, herbergen enz. Voor een kop koffie, een glas kwast een glas melk enz. zal dus steeds telkens een dubbeltje meer moeten worden betaald Dit is grotesk van fiscaliteit. Reeds thans wordt doorgaans 20 ct. voor een kop koffie gevraagd vele malen 25 ets. ook wel 30 ct. Met de fooi wordt dat 25 en 30 ct. en meer. In de melksalons geeft men minstens 15 ct. voor een kop thee pf een glas melk; ook daar komt een dubbeltje bij. „Hierbij treedt de geldklopper Colijn in allo brutaliteit naar voren." Grotesk van fiscaliteit. Of groteske critiek De Minister van Financiën heeft eerst gedacht de belasting te gaan heffen boven een zeker bedrag, dat verteerd wordt. Hij heeft om goede redenen daarvan afgezien. Maar hij zag zeer goed het bezwaar, het gevolg van het instellen van een minimum recht, dat het ingeval van kleine ver teringen te zwaar zou drukken. En daarom wordt bij art. 81 e moge lijk gemaakt, dat de belasting bij abon nement. wordt betaald. Elke maand kan wprden afgerekend en dan be draagt de belasting tien procent van het geheel. Zegels zijn in dat geval niet noodig. Ztfodat dus voor een kop koffie van 20 ct. in elk geval niet meer dan 2 ct. aan belasting behoeft te wor den betaald. Nooit meer dan 10 pet. Maar voorts wordt in art. 81 k ge zegd, dat voor volksherbergen, pensi ons en volksgaarkeukens, voor de zeer eenvoudige inrichtingen dus, algeheele vrijstelling van het zegelrecht kan worden verkregen. Zoo is de wet. De heer Schaper maakt er een carricatuur van. Hij geeft eindelijk ook van art. 81b een geheel verkeerde voorstelling. Daar wordt bepaald, dat het recht ten minste tien. cent bedraag en op klimt met vijf cent tot 25 ct., voorts tnet 25 ct. tot vijf gulden en voorts met vijftig ct. Er zijn dus zegels van 10 ct., 15 ct., 20 ct., 25 ct., 50 ct., 75 ct. tot 5 gulden en dan voorts met vijftig- et. omhoog. De heer Schaper vertelt nu, dat bij nachtlogies en bescheiden maaltijden „de belasting met kwartjes opklimt." Genoeg om te doen zien wat deze so cialistische politicus er al zoo van maakt. De sociaal-democratische en ook wel de democratische pers heeft de ge woonte, om, als er door tegenstanders opmerkingen gemaakt worden, die niet te weerleggen zijn, te schrijven, dat dezen er maar „op los flodderen." Dat is zoo de fijne democratische stijl. Wij houden van dien stijl niet. Maar de grove vergissingen van den heer Schaper ziende, zouden wij haast ge neigd zijm, zulk een woord ter kenschet sing te kiezen." Hier is geen woord teveel gezegd. Van vergissingen in den gewonen zin kan hier bij den heer Schaper niet gesproken worden. Zijn geschrijf is of grenzenloos op pervlakkig of het is een poging tot op zettelijke misleiding, KERKEN SCHOOLT De scherpe resolutie. Gisteren is te Utrecht door' de veree- niging van Vrijzinnig Hervormden een vergadering gehouden, waarin de zooge naamde scherpe resolutie behandeld is. In deze resolutie, voorgesteld door het •hoofdbestuur, werd tot versterking van de organisatie der Vrijzinnig Hervorm den aangespoord, terwijl de wenschelijk- heid van het trekken van een lijn .tegen- ever de orthodoxie werd bepleit, wat in den „staart" der resolutie als volgt be lichaamd werd: „Aan orthodoxe minderheden alleen dan rechten te verleenen als door deze min derheden bij mende van de landelijke groep, waarbij zij aangesloten zijn of waar toe zij behooren, verklaard wordt met de vrijzinnigen te willen streven, naar een rechtserkenning van minderheden langs reglementairen weg overeenkomstig het beginsel en karakter der. Ned. Herv. Kerk". De meening over de resolutie was. zeer verdeeld. Zoo achtte de bekende Dr. Nie- rneijer van Bolsward, haar een verlooche ning der vrijzinnige beginselen, terwijl •daarentegen Ds. Baar ran Alkmaar-, haar een strijdmiddel noemde, waarbij het gaat om levensbehoud. Het slot der historie was, dat het twee de deel der resolutie, de staart met het venijn dus, verworpen werd met 22 tegen 2 1 stemmen. N.S.C.V. Na een voorafgaande vergadering van afgevaardigden 89 Juli en een leiders conferentie 913 Juli houdt de Nederl. Chr. Studenten vereen iging dezen zomer te Nunspeet 13iS Juli haar greote con ferentie. Op de beide kampeerterreinen worden verder vier jongenskampen, ie der van veertien dagen, een novieten conferentie, jonge vrouwen organisatie kamp, en meisjeszomerclub en 1021 Augustus een Engelsch jongenskamp ge houden. Zendeling O. v. d. B©rg. Wegens ongesteldheid zijner echt'genoo- te is 4e zendeling O. V. d. Brug Jr. ge noodzaakt met een vervroegd verlof naar het vaderland terug te keeren. *petï uoizog oujeeS tra ©p roost Ape BINNENLAND. „Patrimonium," Buitengewone Algdmeene Vergadering. Eergisteren en gisteren werd te Utrecht een buitengewone algemeene vergadering gehouden van het Ned. Werkliedenverbond „Patrimonium." De vergadering, die onder presidium stond van den heer P. van Vliet Jr., van Utrecht, was belegd in verband met het feit, dat de agenda .van de vorig jaar September te Leeuwarden gehouden bondsvergadering niet was afgehandeld en mede ter bespreking van reorganisatievoorstellen, waarvan de wenschelijkheid in den loop der laatste maanden was gebleken. In ver band met deze besprekingen droeg de vergadering een huishoudelijk karak ter. De vergadering werd Maandagmid dag 1 uur geopend op de gebruikelijke wijze, waarna de voorzitter in zijn korte openingsrede wees op het belang van de, aan de orde zijnde punten. Blijkens de presentielijst waren aan wezig afgevaardigden van 60 afdee- lingcn en van 7 gewestelijke organisa ties, vertegenwoordigende 7088 leden. Onder de aanwezigen was ook Mr. S. de Vries Czn. oud:Minister van Finan ciën, lid van de Comm. van Advies van het Verbond. In de middag- en avondvergadering van Maandag werden uitvoerige alge meene beschouwingen gehouden, ter wijl in de vergadering van Dinsdag morgen en -middag allereerst bespro ken werden eenigc door het Verbonds- bestuur geformuleerde punten. Ten aanzien van punt I, „de naam van het Verbond" werd aangenomen een motie-Haarlem, luidende: „Het Ned. Werkl. Verbond „Patri monium" te Utrecht in buitengewone algemeene vergadering bijeen op 23 en 24 Februari 1925, van oordeel, dat „Patrimonium' is een organisatie voor algemeene sociale belangen, om, in overeenstemming met art. 1 der sta tuten de belangen der maatschappij in het algemeen en die der werklie den in het bijzonder te 'behartigen, waarin plaats is voor ieder, die soci aal voelt en denkt, mits hij erkent, dat Gods Woord en de traditiën onzes volks de vertrouwbare grondslagen eener christelijke maatschappij uit maken. dat krachtens „Patrimonium's sta tuten niemand van het lidmaatschap wordt uitgesloten en dat het er alleen om gaat, de sociaal-voelenden en -den kenden in „Patnimonium" bijeen te doen zijn, die Patrirrtonium's doel ge heel willen najagen, sluit zich aan bij het prae-advies van het Verbondsbe- stuur op het voorstel-Alkmaar. kafit zich tegen elke naamsverande ring van ons Ned. Werkliedenverbond, omdat daardoor „Patrimonium" in wezen, aard en karakter verandert en zijn huidige beteekenis in het organi satieleven op sociaal gebied' gaat ver liezen; spreekt den wensch uit, dat alle per sonen van Prot.-Chr. huize, zoowel pa troons als arbeiders, krachtens hun sociale roeping, aan de actie van „Pa trimonium" willen deelnemen; en gaat over tot de orde van den dag." Naar aanleiding van de bespreking over punt II „de houding van het Ver bond en zijn afdeelingen bepaaldelijk tegenover het C.N.V. en de Christelijke Besturenboden" werd besloten, dat men bij de meest vriendschappelijke verhouding ten opzichte van het C.N. V. en de Chr. Besturenbonden zal vol harden. Het Verbondsbestuur zal zich met betrekking tot de plaatselijke sa menwerking in de Chriselijke Bestu renbonden in de naaste toekomst be raden over de afbakening Van de taak van ..Patrimonium" en de Chr. Bestu renbonden. Voorts werd besproken „De opdracht aan het Verbondsbestuur om geleide lijk te komen tot centralisatie van den bondsarbeid op het Centraal Bureau, 'alsmede om dit Bureau beter te outil- leeren." Besloten werd, dat het Ver bondsbestuur deze zaak nader zal be zien en in de komende tijden de noo- dige stappen zal doen. Het Verbondsbestuur zal een com missie aanwijzen tot herziening van het sociaal program van het Verbond. Verder werd toegezegd, dat steeds bij den aanvang van het herfstseizoen het Verbondsbestuur met een werkplan voor de afdeelingen zal komen. Verschillende voorstellen, te Leeu warden niet afgedaan, kwamen hierop aan de orde. Over het algemeen kon den de afdeeljngen zich vereenigen met de prae-adviezen van het Ver bondsbestuur. Het Verbondsbestuur zoo werd meeegedeeld zal zich met een ge motiveerd adres tot de Kamer wenden naar aanleiding van het voorstel tot subsidieering van de Olyinypische spelen. Aan het slot van de vergadering bracht de heer W. C. Beeremans, van Utrecht, eenig overgebleven mede-op richter van het Verbond, den voorzit ter lof voor zijn tactvolle leiding van de moeilijke discussie. Deze vergade ring houdt een belofte in voor de toe komst. De vergadering werd hierop geslo ten, nadat gezongen was Psalm 72?7 en de heer G. Baas Kzn. van Amster dam, was voorgegaan in dankgebed. STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMER. De Staatsbegrooting. De Eerste Kamer heeft Woensdag een aanvang gemaakt met de algemeene be schouwingen over de Staatsbegrooting 1295. Eerste spreker was de heer van Lan- schot, (R. K.), die de onwapeningsge- dachte bestreed als in strijd met de vredesgedachte en die zijn blijdschap uitsprak, over het sluitend maken van de begrooting, waarvoor hij Minister Colijn dank bracht, terwijl hij voorts op de noodzaak van belastingverlaging de aandacht vestigde. De heer Wibaut (Soc. Dem.) betoogde dat op grond van het inflatie-gevaar een anti-sociale politiek werd gevoerd. In grijpen 'was noodig, maar hij betreurde den spoed, die daarbij betracht werd. Wat de belastingverlaging betreft, hier in zag hij niets anders dan onnoodige belastingverplaatsing, waarbij de zwaar ste druk op de minst kapitaalkrachtigen woi;dt gelegd. De heer Rink (V. B). trachtte aan te toonen, dat de coalitie haar bestaans recht heeft verloren, wat mede blijkt uit de onvastheid van de politiek van de laatste jaren. De splitsing op onderwijsgebied achtte hij te ver doorgevoerd. Van ontwape ning toonde hij zich een tegenstander. De heer De Vos van Steenwijk (C.-H.), betoogde, dat in de tegenwoordige om standigheden een coalitie van onder scheidene partijen altijd noodig zal zijn. En nu met de tegenwoordige coalitie op het gezonde standpunt: bijeen, wat bij een behoort. Spr. bracht hulde aan het Kabinet, dat gesteund door de rechterzijde den juis-- ten koers heeft weten te vinden. Aan de linkerzijde, die voortdurend critiseert, gaf hij den raad het onderling eens te zien worden en dan zelf eens aan te pakken. Van de zijde van den Vrijheidsbond wordt, nu geroepen om een nationaal Kabinet, maar vroege^, zelfs in de oorlogsjaren, had men daar aan geennbehoefte en werd elke vreem de eend uit de liberale bijt gehouden. In de vergadering van Donderdag zette de heer De Vos van Steenwijk zijne rede voort. Hij bracht hulde aan Minis ter Colijn, die er in geslaagd is, in een jaar te bereiken, wat weinigen voor mo gelijk hielden. Verder keurde sperker af het te diep ingrijpen van de Overheid in het be drijfsleven (acht-arendag), terwijl hij zich verzette tegen het streven naar ont wapening. De heer Van Embden, (V. D.), daaren tegen, voerde het pleit voor ontwape ning als het beste middel om den vrede te bevorderen. Van den Volkenbond bleek deze geleerde, maar niettemin op pervlakkige spreker geen hooge verwach tingen te koesteren. De heer Diepenhorst (A,R.) huldigde Minister Colijn, die een sluitende be grooting heeft weten te verkrijgen. Hij drong er op aan. niet tot staatstaak te verheffen, wat aan het particulier initi atief behoorten keurde in dit verband ook af de subsidie voor de Olympische Spelen. Komende tot de militaire weerbaar heid. bestreed spr. hen, die met zooveel luchthartigheid over ontwapening spre ken en daardoor den vrede in gevaar brengen, terwijl hij, wat betreft de poli tieke weerbaarheid de samenwerking van de rechtsche partijen als in 'slands belang verdedigde. De heer Stenhuis (Soc. Dem.), die zich onlangs zeer minachtend over den par lementairen arbeid uitliet, trachtte aan te toonen. dat democratie iets anders is dan parlementarisme. Hij zal vandaag zijne rede voortzetten. RECLAME TWEEDE KAMER. Herziening Indisch Regee- ringsreglement. Met de artikelsgewijze behandeling word een aanvang gemaakt. In het ontwerp wordt voorgesteld art1 i als volgt te lezen: 1. De uitoefening, in naam des Ro llings, van het bij het tweede lid van art. 60 der Gipndwet aan den Geuverneur- Generadl opgedragen algemeen bestuur van Ned.-Indië, geschiedt overeenkom stig de in deze wet gestelde regelen. 2. De Gouverneur-Generaal is we gens de uitoefening van zijn ambt ver antwoordelijk aan den Koning. Hij ver strekt te dier zake aan den Minister van Koloniën alle verlangde inlichtingen. 3. Ieder, die zich in Ned.-Indië be vindt, is verplicht den Gouverneur-Ge neraal te erkennen als dés Konings ver- tegenwoordiger, en hem als zoodanig te eerbiedigen en te gehoorzamen. Hierna was door de heeren Feber, r.k., Van Boetzelaer van Dubbeldam, (c.h.), Rutgers van Rozenburg, (c.h.) en Van Ryckevorsel (r.k.), een amendement in gediend om achter het laatste woord van het eerste lid (regelen) d§ volgende zin snede aan toe te voegen: „en met inacht neming van 's Konings bevelen". Dit voorstel werd door Minster de Graaf bestreden. Nadat echter op zijn advies het woord bevelen was veranderd in aanwijzin gen, werd het amendement met 47 tegen 20 stemmen aangenomen. Tegen stemden de sociaal-democra ten, de vrijz. demorcaten en de heeren Schuerer en Colijn Bij het artikel handelende over het in het leven roepen van een Wetgevenden Raad, verdedigde de heer Albarda (Soc. Dem.) een voorstel, om in de plaats van dezen Raad een college van Voorberei ding te stellen. De heeren Feber, (R. K.), Van Boetze laer van Dubbeldam, (C.H.) e.a. stelden voor (hoewel zij aanvankelijk hadden voorgesteld om den Wetgevenden Raad te doen vervallen) om den Wetgevenden Raad te hadhaven en hem te noemen College van Gedelegeerden, bestaande uit 20 leden. Zij achten deze naamsver andering wenschelijk, omdat daardoor eenerzij ds de verhouding tusschen dit college en den Volksraad juister uit komt, en er anderzijds geen grond ge geven kan worden voor de meening, dat de wetgeving niet tot den werkkring van den Volksraad zou behooren. Dit amendement werd na eenige be spreking door den Minister overgeno men en het aldus gewijzigde artikel door de Kamer met 38 tegen 25 stemmen aan genomen. In verband met, deze beslissing ver klaarde de heer Albarda, dat waar nu voor de autonomie van Indië toch zoo goed als niets meer kan worden bereikt, de Soc. Dem. op verdere behandeling van hur c amendementen geen prijs, meer stellen. Vervolgens werd nog aangenomen een amendement Feber c.s. om in den Volks raad een Nederlandsche meerderheid te verzekeren. Een amendement Scheurer om alleen mannelijke ingezetenen lid van den Volksraad te doen zijn, werd met 49 tegen 9 stemmen verworpen. FEUILLETON. in 's levens branding (Uit het Engelsch)). 49) Tegen elf uur was de Groote Kerk stampvol, en 'n menigte menschen, die binnenin geen plaats konden krijgen, wachtten op het plein voor de kerk, om de bruid te zien aankomen. David en zijn familie bevonden zich reeds vroeg in de kerk, en wachtten do komst der bruid af. Naar het uiter lijk was David doodkalm, doch in zijn hart was hij alles behalve gerust. Het was gelukkig voor hem, dat hij niet veel verbeeldingskracht bezat. Hij zag nooit ver vooruit. Hij veelde, op een vage onbestemde manier, dat het vroe ger of later tot een uitbarsting zou moeten komen. Hij vreesde soms, dat zulk een onheil vroeger zou plaats hebben, dan hij verwachtte. Als het huwelijk maar achter den rug was, dan zou hij zich ten minste voor een tijd, betrekkelijk, veilig voelen. Wat hij het meeste vreesde was, dat er op 't laatste cogcr.tMk neg iets tusschrr.- beide „zou kom.cn Hij had alle mogelijkheden zorgvul dig gewikt en gewogen, en zoo ver hij bedenken kon, was het niet waarschijn lijk, dat zijn plannen gedwarsboomd zouden worden. Al bezat hij dan geen verbeeldingskracht, zoo was hij toch slim. Hij had niets aap 't toeval over gelaten. Zoo ver een mensck vooruit kan zien, had hij "zich tegen elke mo gelijke' gebeurtenis beveiligd. Het zou niets minder dan een wonder zijn, be sloot hij, indien er r.u nog iets gebeur de, om het huwelijk te verhinderen. - Niettemin, werd hij gekweld door een gevoel van angst en onrust, dat hij zich niet goed kon verklaren. Hot gelaat van Douglas Wyburn vervolgde hom. Hij wist, dat Douglas een vin dingrijk man was, met een vasten wil. en zco iemand verricht soms won deren. Kon hij echter Douglas op dit oogen- blik hebben gezien, dan zou hij zich niet eng:rus: hebben gemankt. over hetgeen dczP hem mogki;': zou. aan doen. Een öögenbM'k later verdween',al zij;: onrust. Al 1st oogen richtten zich plot seling op één punt. De tpcXhksierde ge ron Ink'Pon cp. F loss, schoen ah rlc morgenstond, <rad, leunende op den arm van haar voogd, het kerkgebouw binnen. HOOFDSTUK XIX. De Majoor. De menigte had eerst weinige oogen- blikken tevoren het kerkgebouw ver laten, toen een vreemdeling, gezeten in een vigelante, stilhield voor het bureau van „De Opmerker". Hij was een lang man, met een militair uiter lijk, ongeveer zestig jaar oud, met een deer de zon verbrand gelaat en een langen gi ijzen knevel. Teen hij uit de 'vigelante stapte, trok hij dadelijk de aandacht. Zijn vlugge bewegingen, zijn rechte militaire houding, zijn welbe sneden, aristocratisch gezicht, vorm den een in het oogvallend kontrast, met hetgeen gewoonlijk te. Deeping werd gezien. „Een knappe man", was het oerdeel. „Wie zou hij wel zijn?" Hij werd onmiddellijk toegelaten tot het kantoor van den hoofdredacteur John Sugden keek op, met een uit drukking yen ncuwsbierigheid in zijn podrzer.de oogen, en stond dadelijk van zijn zetel cp. „ik kom", zei:'- de vreemdeling kort af, „inlichtingen vragen omtrent een reporter van uw blad, die, naar ik, be grijp, vermist wordt." „Wilt u niet gaan zitten?" zeide John 6ugden, en hij schoof een stoel naar zijn bezoeker. „Mijn naam is Verwood", ging de vreemdeling voort, oogenschijplijk zon der op John's woorden acht te slaan, en overhandigde zijn kaartje. „Majoor Verwood", las John een naam, die hem volkomen onbekend was. „En ik zal u maar dadelijk zeggen", ging de majoor voort, „dat ik bezig ben mijn neef te zoeken. Ik ben eerst voor een paar dagen uit Indië terug gekeerd, en hoor, dat hij reeds voor meer dan twee jaar zijn ouderlijk huis heeft verlaten. Gisteren viel mijn oog op een bericht in de Times, waarin gemeld werd, dat een reporter van „Be Opmerker van Deeping" genaamd Wyburn, plotseling en op geheimzin nige wijze verdwenen was. Nu is Wy burn de naam van mijn neef Dou glas Wyburn." „Ja, zoo heet hij," viel John hem in de rede. U zegt, dat zijn naam Douglas is?" vroeg de majoor, terwijl hij zich in leen stoel liet vallen. „Ja, Hier is het laatste briefje, dat! ik van liem ontving, met zijn hand- teekening voluit." „Hoe ziet hij er uit?" vroeg de ma joor, met eenigszins bevende stem. John beschreef hem nauwkeurig, en, in eenigszins vleiende bewoordingen. „De jonge heethoofd!" mompelde de majoor. „En nu heeft hij zich weder uit de voeten gemaakt zonder iemand iets te zeggen zijne betrekking ver veelde hem misschien?" „Ik wou, dat ik kon aannemen, dat zijn verdwijnen aan een dergelijke re den kon worden toegeschreven," ant- woordde John. „Ik vrees zeer, dat hem iets ernstigs overkomen is. Hij is niet' iemand om stil weg te loopen. Daaren boven, hij had pleizier in zijn werk. en scheen zeer verlangend vooruit te komen." „U heeft dus niet het minste idee waar hij zitten kan?" vroeg de majoor met bezorgd gelaat. „Niet het allerminste". „Maar een volwassen man. die goed bij 2ijn verstand is, kan toch niet zoek raken in een klein, slaperig nest van een stadje als dit." (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5