VRIJDAG 27 FEBRUARI 1925
Nieuwe Leidsche Courant.
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
Vergissingen?
Vergissen is menschelijk.
Maar, zegt de Standaard, als
Keer op keer door menschen beter
behoorden te weten, grove vergissin
gen worden gemaakt, dan begint men
zich toch af te vragen, of men van het
normale niet in het abnormale vervalt.
Na dan herinnerd te hebben aan de
„vergissing" die onlangs de heer Scha
per maakte, toen hij het eindcijfer van
de oorlogsbegrooting niet eens, maar
herhaaldelijk 50 millioen te hoog stel
de, wijst het blad op een soortgelijke
vergissing die nu weèr gemaakt werd
'ten opzichte van de weeldebelasting.
„De heer Schaper geeft in een arti
kel in Het Volk allereerst de op
merking, dat er op „het eerste ge
zicht" iets in deze ontwerpen is, dat
gunstig stemt, maar hij tracht die
gunstige stemming aanstonds te on
derdrukken.
Men zou dus moeten aannemen, dat
de schrijver van het genoemde artikel
ket niet bij het „eerste gezicht" liet.
maar de ontwerpen ernstig bestu
deerde.
Ziehier nu het resultaat.
Hij zegt, dat volgens de nieuwe ar-
'tikelen 81 a en b. der Zegelwet ten
minst tien cents en voorts tien pro
cent geheven wordt yanl alle consump
tie in hotels, herbergen enz. Voor een
kop koffie, een glas kwast een glas
melk enz. zal dus steeds telkens een
dubbeltje meer moeten worden betaald
Dit is grotesk van fiscaliteit. Reeds
thans wordt doorgaans 20 ct. voor een
kop koffie gevraagd vele malen 25 ets.
ook wel 30 ct. Met de fooi wordt dat
25 en 30 ct. en meer. In de melksalons
geeft men minstens 15 ct. voor een
kop thee pf een glas melk; ook daar
komt een dubbeltje bij.
„Hierbij treedt de geldklopper Colijn
in allo brutaliteit naar voren."
Grotesk van fiscaliteit. Of groteske
critiek
De Minister van Financiën heeft
eerst gedacht de belasting te gaan
heffen boven een zeker bedrag, dat
verteerd wordt. Hij heeft om goede
redenen daarvan afgezien. Maar hij
zag zeer goed het bezwaar, het gevolg
van het instellen van een minimum
recht, dat het ingeval van kleine ver
teringen te zwaar zou drukken.
En daarom wordt bij art. 81 e moge
lijk gemaakt, dat de belasting bij abon
nement. wordt betaald. Elke maand
kan wprden afgerekend en dan be
draagt de belasting tien procent van
het geheel. Zegels zijn in dat geval
niet noodig. Ztfodat dus voor een kop
koffie van 20 ct. in elk geval niet meer
dan 2 ct. aan belasting behoeft te wor
den betaald. Nooit meer dan 10 pet.
Maar voorts wordt in art. 81 k ge
zegd, dat voor volksherbergen, pensi
ons en volksgaarkeukens, voor de zeer
eenvoudige inrichtingen dus, algeheele
vrijstelling van het zegelrecht kan
worden verkregen.
Zoo is de wet. De heer Schaper
maakt er een carricatuur van.
Hij geeft eindelijk ook van art. 81b
een geheel verkeerde voorstelling.
Daar wordt bepaald, dat het recht
ten minste tien. cent bedraag en op
klimt met vijf cent tot 25 ct., voorts
tnet 25 ct. tot vijf gulden en voorts met
vijftig ct. Er zijn dus zegels van 10
ct., 15 ct., 20 ct., 25 ct., 50 ct., 75 ct.
tot 5 gulden en dan voorts met vijftig-
et. omhoog.
De heer Schaper vertelt nu, dat bij
nachtlogies en bescheiden maaltijden
„de belasting met kwartjes opklimt."
Genoeg om te doen zien wat deze so
cialistische politicus er al zoo van
maakt.
De sociaal-democratische en ook wel
de democratische pers heeft de ge
woonte, om, als er door tegenstanders
opmerkingen gemaakt worden, die niet
te weerleggen zijn, te schrijven, dat
dezen er maar „op los flodderen."
Dat is zoo de fijne democratische
stijl.
Wij houden van dien stijl niet. Maar
de grove vergissingen van den heer
Schaper ziende, zouden wij haast ge
neigd zijm, zulk een woord ter kenschet
sing te kiezen."
Hier is geen woord teveel gezegd.
Van vergissingen in den gewonen
zin kan hier bij den heer Schaper niet
gesproken worden.
Zijn geschrijf is of grenzenloos op
pervlakkig of het is een poging tot op
zettelijke misleiding,
KERKEN SCHOOLT
De scherpe resolutie.
Gisteren is te Utrecht door' de veree-
niging van Vrijzinnig Hervormden een
vergadering gehouden, waarin de zooge
naamde scherpe resolutie behandeld is.
In deze resolutie, voorgesteld door het
•hoofdbestuur, werd tot versterking van
de organisatie der Vrijzinnig Hervorm
den aangespoord, terwijl de wenschelijk-
heid van het trekken van een lijn .tegen-
ever de orthodoxie werd bepleit, wat in
den „staart" der resolutie als volgt be
lichaamd werd:
„Aan orthodoxe minderheden alleen dan
rechten te verleenen als door deze min
derheden bij mende van de landelijke
groep, waarbij zij aangesloten zijn of waar
toe zij behooren, verklaard wordt met de
vrijzinnigen te willen streven, naar een
rechtserkenning van minderheden langs
reglementairen weg overeenkomstig het
beginsel en karakter der. Ned. Herv.
Kerk".
De meening over de resolutie was. zeer
verdeeld. Zoo achtte de bekende Dr. Nie-
rneijer van Bolsward, haar een verlooche
ning der vrijzinnige beginselen, terwijl
•daarentegen Ds. Baar ran Alkmaar-, haar
een strijdmiddel noemde, waarbij het gaat
om levensbehoud.
Het slot der historie was, dat het twee
de deel der resolutie, de staart met het
venijn dus, verworpen werd met 22 tegen
2 1 stemmen.
N.S.C.V.
Na een voorafgaande vergadering van
afgevaardigden 89 Juli en een leiders
conferentie 913 Juli houdt de Nederl.
Chr. Studenten vereen iging dezen zomer te
Nunspeet 13iS Juli haar greote con
ferentie. Op de beide kampeerterreinen
worden verder vier jongenskampen, ie
der van veertien dagen, een novieten
conferentie, jonge vrouwen organisatie
kamp, en meisjeszomerclub en 1021
Augustus een Engelsch jongenskamp ge
houden.
Zendeling O. v. d. B©rg.
Wegens ongesteldheid zijner echt'genoo-
te is 4e zendeling O. V. d. Brug Jr. ge
noodzaakt met een vervroegd verlof naar
het vaderland terug te keeren.
*petï uoizog oujeeS tra ©p roost Ape
BINNENLAND.
„Patrimonium,"
Buitengewone Algdmeene Vergadering.
Eergisteren en gisteren werd te
Utrecht een buitengewone algemeene
vergadering gehouden van het Ned.
Werkliedenverbond „Patrimonium."
De vergadering, die onder presidium
stond van den heer P. van Vliet Jr.,
van Utrecht, was belegd in verband
met het feit, dat de agenda .van de
vorig jaar September te Leeuwarden
gehouden bondsvergadering niet was
afgehandeld en mede ter bespreking
van reorganisatievoorstellen, waarvan
de wenschelijkheid in den loop der
laatste maanden was gebleken. In ver
band met deze besprekingen droeg de
vergadering een huishoudelijk karak
ter. De vergadering werd Maandagmid
dag 1 uur geopend op de gebruikelijke
wijze, waarna de voorzitter in zijn
korte openingsrede wees op het belang
van de, aan de orde zijnde punten.
Blijkens de presentielijst waren aan
wezig afgevaardigden van 60 afdee-
lingcn en van 7 gewestelijke organisa
ties, vertegenwoordigende 7088 leden.
Onder de aanwezigen was ook Mr. S.
de Vries Czn. oud:Minister van Finan
ciën, lid van de Comm. van Advies van
het Verbond.
In de middag- en avondvergadering
van Maandag werden uitvoerige alge
meene beschouwingen gehouden, ter
wijl in de vergadering van Dinsdag
morgen en -middag allereerst bespro
ken werden eenigc door het Verbonds-
bestuur geformuleerde punten.
Ten aanzien van punt I, „de naam
van het Verbond" werd aangenomen
een motie-Haarlem, luidende:
„Het Ned. Werkl. Verbond „Patri
monium" te Utrecht in buitengewone
algemeene vergadering bijeen op 23
en 24 Februari 1925, van oordeel, dat
„Patrimonium' is een organisatie voor
algemeene sociale belangen, om, in
overeenstemming met art. 1 der sta
tuten de belangen der maatschappij
in het algemeen en die der werklie
den in het bijzonder te 'behartigen,
waarin plaats is voor ieder, die soci
aal voelt en denkt, mits hij erkent,
dat Gods Woord en de traditiën onzes
volks de vertrouwbare grondslagen
eener christelijke maatschappij uit
maken.
dat krachtens „Patrimonium's sta
tuten niemand van het lidmaatschap
wordt uitgesloten en dat het er alleen
om gaat, de sociaal-voelenden en -den
kenden in „Patnimonium" bijeen te
doen zijn, die Patrirrtonium's doel ge
heel willen najagen, sluit zich aan bij
het prae-advies van het Verbondsbe-
stuur op het voorstel-Alkmaar.
kafit zich tegen elke naamsverande
ring van ons Ned. Werkliedenverbond,
omdat daardoor „Patrimonium" in
wezen, aard en karakter verandert en
zijn huidige beteekenis in het organi
satieleven op sociaal gebied' gaat ver
liezen;
spreekt den wensch uit, dat alle per
sonen van Prot.-Chr. huize, zoowel pa
troons als arbeiders, krachtens hun
sociale roeping, aan de actie van „Pa
trimonium" willen deelnemen;
en gaat over tot de orde van den
dag."
Naar aanleiding van de bespreking
over punt II „de houding van het Ver
bond en zijn afdeelingen bepaaldelijk
tegenover het C.N.V. en de Christelijke
Besturenboden" werd besloten, dat
men bij de meest vriendschappelijke
verhouding ten opzichte van het C.N.
V. en de Chr. Besturenbonden zal vol
harden. Het Verbondsbestuur zal zich
met betrekking tot de plaatselijke sa
menwerking in de Chriselijke Bestu
renbonden in de naaste toekomst be
raden over de afbakening Van de taak
van ..Patrimonium" en de Chr. Bestu
renbonden.
Voorts werd besproken „De opdracht
aan het Verbondsbestuur om geleide
lijk te komen tot centralisatie van den
bondsarbeid op het Centraal Bureau,
'alsmede om dit Bureau beter te outil-
leeren." Besloten werd, dat het Ver
bondsbestuur deze zaak nader zal be
zien en in de komende tijden de noo-
dige stappen zal doen.
Het Verbondsbestuur zal een com
missie aanwijzen tot herziening van
het sociaal program van het Verbond.
Verder werd toegezegd, dat steeds bij
den aanvang van het herfstseizoen het
Verbondsbestuur met een werkplan
voor de afdeelingen zal komen.
Verschillende voorstellen, te Leeu
warden niet afgedaan, kwamen hierop
aan de orde. Over het algemeen kon
den de afdeeljngen zich vereenigen
met de prae-adviezen van het Ver
bondsbestuur.
Het Verbondsbestuur zoo werd
meeegedeeld zal zich met een ge
motiveerd adres tot de Kamer wenden
naar aanleiding van het voorstel tot
subsidieering van de Olyinypische
spelen.
Aan het slot van de vergadering
bracht de heer W. C. Beeremans, van
Utrecht, eenig overgebleven mede-op
richter van het Verbond, den voorzit
ter lof voor zijn tactvolle leiding van
de moeilijke discussie. Deze vergade
ring houdt een belofte in voor de toe
komst.
De vergadering werd hierop geslo
ten, nadat gezongen was Psalm 72?7
en de heer G. Baas Kzn. van Amster
dam, was voorgegaan in dankgebed.
STATEN-GENERAAL.
EERSTE KAMER.
De Staatsbegrooting.
De Eerste Kamer heeft Woensdag een
aanvang gemaakt met de algemeene be
schouwingen over de Staatsbegrooting
1295.
Eerste spreker was de heer van Lan-
schot, (R. K.), die de onwapeningsge-
dachte bestreed als in strijd met de
vredesgedachte en die zijn blijdschap
uitsprak, over het sluitend maken van
de begrooting, waarvoor hij Minister
Colijn dank bracht, terwijl hij voorts op
de noodzaak van belastingverlaging de
aandacht vestigde.
De heer Wibaut (Soc. Dem.) betoogde
dat op grond van het inflatie-gevaar een
anti-sociale politiek werd gevoerd. In
grijpen 'was noodig, maar hij betreurde
den spoed, die daarbij betracht werd.
Wat de belastingverlaging betreft, hier
in zag hij niets anders dan onnoodige
belastingverplaatsing, waarbij de zwaar
ste druk op de minst kapitaalkrachtigen
woi;dt gelegd.
De heer Rink (V. B). trachtte aan te
toonen, dat de coalitie haar bestaans
recht heeft verloren, wat mede blijkt uit
de onvastheid van de politiek van de
laatste jaren.
De splitsing op onderwijsgebied achtte
hij te ver doorgevoerd. Van ontwape
ning toonde hij zich een tegenstander.
De heer De Vos van Steenwijk (C.-H.),
betoogde, dat in de tegenwoordige om
standigheden een coalitie van onder
scheidene partijen altijd noodig zal zijn.
En nu met de tegenwoordige coalitie op
het gezonde standpunt: bijeen, wat bij
een behoort.
Spr. bracht hulde aan het Kabinet, dat
gesteund door de rechterzijde den juis--
ten koers heeft weten te vinden.
Aan de linkerzijde, die voortdurend
critiseert, gaf hij den raad het onderling
eens te zien worden en dan zelf eens
aan te pakken. Van de zijde van den
Vrijheidsbond wordt, nu geroepen om
een nationaal Kabinet, maar vroege^,
zelfs in de oorlogsjaren, had men daar
aan geennbehoefte en werd elke vreem
de eend uit de liberale bijt gehouden.
In de vergadering van Donderdag
zette de heer De Vos van Steenwijk zijne
rede voort. Hij bracht hulde aan Minis
ter Colijn, die er in geslaagd is, in een
jaar te bereiken, wat weinigen voor mo
gelijk hielden.
Verder keurde sperker af het te diep
ingrijpen van de Overheid in het be
drijfsleven (acht-arendag), terwijl hij
zich verzette tegen het streven naar ont
wapening.
De heer Van Embden, (V. D.), daaren
tegen, voerde het pleit voor ontwape
ning als het beste middel om den vrede
te bevorderen. Van den Volkenbond
bleek deze geleerde, maar niettemin op
pervlakkige spreker geen hooge verwach
tingen te koesteren.
De heer Diepenhorst (A,R.) huldigde
Minister Colijn, die een sluitende be
grooting heeft weten te verkrijgen. Hij
drong er op aan. niet tot staatstaak te
verheffen, wat aan het particulier initi
atief behoorten keurde in dit verband
ook af de subsidie voor de Olympische
Spelen.
Komende tot de militaire weerbaar
heid. bestreed spr. hen, die met zooveel
luchthartigheid over ontwapening spre
ken en daardoor den vrede in gevaar
brengen, terwijl hij, wat betreft de poli
tieke weerbaarheid de samenwerking
van de rechtsche partijen als in 'slands
belang verdedigde.
De heer Stenhuis (Soc. Dem.), die zich
onlangs zeer minachtend over den par
lementairen arbeid uitliet, trachtte aan
te toonen. dat democratie iets anders is
dan parlementarisme.
Hij zal vandaag zijne rede voortzetten.
RECLAME
TWEEDE KAMER.
Herziening Indisch Regee-
ringsreglement.
Met de artikelsgewijze behandeling
word een aanvang gemaakt.
In het ontwerp wordt voorgesteld art1
i als volgt te lezen:
1. De uitoefening, in naam des Ro
llings, van het bij het tweede lid van art.
60 der Gipndwet aan den Geuverneur-
Generadl opgedragen algemeen bestuur
van Ned.-Indië, geschiedt overeenkom
stig de in deze wet gestelde regelen.
2. De Gouverneur-Generaal is we
gens de uitoefening van zijn ambt ver
antwoordelijk aan den Koning. Hij ver
strekt te dier zake aan den Minister van
Koloniën alle verlangde inlichtingen.
3. Ieder, die zich in Ned.-Indië be
vindt, is verplicht den Gouverneur-Ge
neraal te erkennen als dés Konings ver-
tegenwoordiger, en hem als zoodanig te
eerbiedigen en te gehoorzamen.
Hierna was door de heeren Feber, r.k.,
Van Boetzelaer van Dubbeldam, (c.h.),
Rutgers van Rozenburg, (c.h.) en Van
Ryckevorsel (r.k.), een amendement in
gediend om achter het laatste woord van
het eerste lid (regelen) d§ volgende zin
snede aan toe te voegen: „en met inacht
neming van 's Konings bevelen".
Dit voorstel werd door Minster de
Graaf bestreden.
Nadat echter op zijn advies het woord
bevelen was veranderd in aanwijzin
gen, werd het amendement met 47 tegen
20 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de sociaal-democra
ten, de vrijz. demorcaten en de heeren
Schuerer en Colijn
Bij het artikel handelende over het in
het leven roepen van een Wetgevenden
Raad, verdedigde de heer Albarda (Soc.
Dem.) een voorstel, om in de plaats van
dezen Raad een college van Voorberei
ding te stellen.
De heeren Feber, (R. K.), Van Boetze
laer van Dubbeldam, (C.H.) e.a. stelden
voor (hoewel zij aanvankelijk hadden
voorgesteld om den Wetgevenden Raad
te doen vervallen) om den Wetgevenden
Raad te hadhaven en hem te noemen
College van Gedelegeerden, bestaande
uit 20 leden. Zij achten deze naamsver
andering wenschelijk, omdat daardoor
eenerzij ds de verhouding tusschen dit
college en den Volksraad juister uit
komt, en er anderzijds geen grond ge
geven kan worden voor de meening, dat
de wetgeving niet tot den werkkring
van den Volksraad zou behooren.
Dit amendement werd na eenige be
spreking door den Minister overgeno
men en het aldus gewijzigde artikel door
de Kamer met 38 tegen 25 stemmen aan
genomen.
In verband met, deze beslissing ver
klaarde de heer Albarda, dat waar nu
voor de autonomie van Indië toch zoo
goed als niets meer kan worden bereikt,
de Soc. Dem. op verdere behandeling
van hur c amendementen geen prijs,
meer stellen.
Vervolgens werd nog aangenomen een
amendement Feber c.s. om in den Volks
raad een Nederlandsche meerderheid te
verzekeren.
Een amendement Scheurer om alleen
mannelijke ingezetenen lid van den
Volksraad te doen zijn, werd met 49
tegen 9 stemmen verworpen.
FEUILLETON.
in 's levens branding
(Uit het Engelsch)).
49)
Tegen elf uur was de Groote Kerk
stampvol, en 'n menigte menschen, die
binnenin geen plaats konden krijgen,
wachtten op het plein voor de kerk,
om de bruid te zien aankomen.
David en zijn familie bevonden zich
reeds vroeg in de kerk, en wachtten
do komst der bruid af. Naar het uiter
lijk was David doodkalm, doch in zijn
hart was hij alles behalve gerust. Het
was gelukkig voor hem, dat hij niet
veel verbeeldingskracht bezat. Hij zag
nooit ver vooruit. Hij veelde, op een
vage onbestemde manier, dat het vroe
ger of later tot een uitbarsting zou
moeten komen. Hij vreesde soms, dat
zulk een onheil vroeger zou plaats
hebben, dan hij verwachtte. Als het
huwelijk maar achter den rug was,
dan zou hij zich ten minste voor een
tijd, betrekkelijk, veilig voelen. Wat
hij het meeste vreesde was, dat er op
't laatste cogcr.tMk neg iets tusschrr.-
beide „zou kom.cn
Hij had alle mogelijkheden zorgvul
dig gewikt en gewogen, en zoo ver hij
bedenken kon, was het niet waarschijn
lijk, dat zijn plannen gedwarsboomd
zouden worden. Al bezat hij dan geen
verbeeldingskracht, zoo was hij toch
slim. Hij had niets aap 't toeval over
gelaten. Zoo ver een mensck vooruit
kan zien, had hij "zich tegen elke mo
gelijke' gebeurtenis beveiligd. Het zou
niets minder dan een wonder zijn, be
sloot hij, indien er r.u nog iets gebeur
de, om het huwelijk te verhinderen.
- Niettemin, werd hij gekweld door
een gevoel van angst en onrust, dat
hij zich niet goed kon verklaren. Hot
gelaat van Douglas Wyburn vervolgde
hom. Hij wist, dat Douglas een vin
dingrijk man was, met een vasten wil.
en zco iemand verricht soms won
deren.
Kon hij echter Douglas op dit oogen-
blik hebben gezien, dan zou hij zich
niet eng:rus: hebben gemankt. over
hetgeen dczP hem mogki;': zou. aan
doen.
Een öögenbM'k later verdween',al zij;:
onrust. Al 1st oogen richtten zich plot
seling op één punt. De tpcXhksierde ge
ron Ink'Pon cp. F loss, schoen ah
rlc morgenstond, <rad, leunende op den
arm van haar voogd, het kerkgebouw
binnen.
HOOFDSTUK XIX.
De Majoor.
De menigte had eerst weinige oogen-
blikken tevoren het kerkgebouw ver
laten, toen een vreemdeling, gezeten
in een vigelante, stilhield voor het
bureau van „De Opmerker". Hij was
een lang man, met een militair uiter
lijk, ongeveer zestig jaar oud, met een
deer de zon verbrand gelaat en een
langen gi ijzen knevel. Teen hij uit de
'vigelante stapte, trok hij dadelijk de
aandacht. Zijn vlugge bewegingen, zijn
rechte militaire houding, zijn welbe
sneden, aristocratisch gezicht, vorm
den een in het oogvallend kontrast,
met hetgeen gewoonlijk te. Deeping
werd gezien.
„Een knappe man", was het oerdeel.
„Wie zou hij wel zijn?"
Hij werd onmiddellijk toegelaten tot
het kantoor van den hoofdredacteur
John Sugden keek op, met een uit
drukking yen ncuwsbierigheid in zijn
podrzer.de oogen, en stond dadelijk
van zijn zetel cp.
„ik kom", zei:'- de vreemdeling kort
af, „inlichtingen vragen omtrent een
reporter van uw blad, die, naar ik, be
grijp, vermist wordt."
„Wilt u niet gaan zitten?" zeide John
6ugden, en hij schoof een stoel naar
zijn bezoeker.
„Mijn naam is Verwood", ging de
vreemdeling voort, oogenschijplijk zon
der op John's woorden acht te slaan,
en overhandigde zijn kaartje.
„Majoor Verwood", las John een
naam, die hem volkomen onbekend
was.
„En ik zal u maar dadelijk zeggen",
ging de majoor voort, „dat ik bezig
ben mijn neef te zoeken. Ik ben eerst
voor een paar dagen uit Indië terug
gekeerd, en hoor, dat hij reeds voor
meer dan twee jaar zijn ouderlijk huis
heeft verlaten. Gisteren viel mijn oog
op een bericht in de Times, waarin
gemeld werd, dat een reporter van
„Be Opmerker van Deeping" genaamd
Wyburn, plotseling en op geheimzin
nige wijze verdwenen was. Nu is Wy
burn de naam van mijn neef Dou
glas Wyburn."
„Ja, zoo heet hij," viel John hem in
de rede.
U zegt, dat zijn naam Douglas is?"
vroeg de majoor, terwijl hij zich in
leen stoel liet vallen.
„Ja, Hier is het laatste briefje, dat!
ik van liem ontving, met zijn hand-
teekening voluit."
„Hoe ziet hij er uit?" vroeg de ma
joor, met eenigszins bevende stem.
John beschreef hem nauwkeurig, en,
in eenigszins vleiende bewoordingen.
„De jonge heethoofd!" mompelde de
majoor. „En nu heeft hij zich weder
uit de voeten gemaakt zonder iemand
iets te zeggen zijne betrekking ver
veelde hem misschien?"
„Ik wou, dat ik kon aannemen, dat
zijn verdwijnen aan een dergelijke re
den kon worden toegeschreven," ant-
woordde John. „Ik vrees zeer, dat hem
iets ernstigs overkomen is. Hij is niet'
iemand om stil weg te loopen. Daaren
boven, hij had pleizier in zijn werk.
en scheen zeer verlangend vooruit te
komen."
„U heeft dus niet het minste idee
waar hij zitten kan?" vroeg de majoor
met bezorgd gelaat.
„Niet het allerminste".
„Maar een volwassen man. die goed
bij 2ijn verstand is, kan toch niet zoek
raken in een klein, slaperig nest van
een stadje als dit."
(Wordt vervolgd