DINSDAG 10 FEBRUARI 1925 Nieuwe Leidsche Courant. TWEEDE BLAD. Wat de bladen zeggen. De stemplicht. Een ongetwijfeld weinig verwachte oplossing, aldus De Maasbode, gaf de regeering aan het vraagstuk, dat in verband met den wettelijken op komstplicht aan de stembus sinds ja ren de meeningen verdeeld houdt, ook ter rechterzijde. J „Er waren er, ook onder de vooraan staande politici, die ondanks het feit dat telkens weer en op groote schaal het wettelijk voorschrift werd overtre den, aan den zgn. stemdwang w.ensch- ten vast te houden; terwijl anderen jutét in dit veronachtzamen van een wetsbepaling een bondgenoot begroet ten bij hun principieelen strijd tegen den opkomstplicht. De Regeeering zocht blijkbaar naar een soort middenweg ten einde beide partijen zooveel mogelijk tegemoet te komen .Zoodat geven de Staten- Generaal hun sanctie aan het voorstel de opkomstplicht blijft bestaan, maar de strafrechtelijke sanctie komt j te vervallen. Uit eerbied voor de wet wordt de iwet gedeeltelijk opgeheven." Maar het katholieke blad betwijfelt, of dit den eerbied van het „blijvend gedeelte, zal helpen verhoogen. Want een voorschrift zonder sanctie heeft in deze materie al heel weinig te beteekenen. Bovendien zijn de prin- 'cipieele tegenstanders van den stem plicht er alleen practisch mee gebaat. Hun bezwaar blijft in beginsel bestaan. Het ontwerp zal o.i. een halfslach- tigen toestand in het leven roepen. „Blijkt het euvel der wetschennjs werkelijk onontkoombaar, zoo besluit „De Msb." welnu, men trekke onbe schroomd de conclusie en lichte de des betreffende bepaling finaal uit d- Kies wet." Precies ons idee! Politieke kwakzalverij. Er is nu een Christelijk democrati sche federatie opgericht, waarin een drie- of viertal groepjes zullen samen werken, die zich bereid verklaren om met allerlei andere democraten in de practische politiek mede te werken, tot het verkrijgen van een bewind dat „dank zij een doortastend beleid het verband tusschen uitgaven en inkom sten naar redelijke eischen bevordert." Dus een bezuinigingspolitiek? Neen, zegt de N. Pr. Gr. Crt., dat is niet precies de bedoeling. Maar een ieder weet, dat ons volk door het gevaar dat dreigde, heeft lee- ren begrijpen, dat er verband tusschen inkomst en uitgaaf moet zijn, m.a.w. dat het een sluitend budget wil. En hier is nu zulk een groep: een door tastend beleid, dat het verband tus schen inkomst en uitgaaf, naar rede lijken eisch wil bevorderen. Aan dien kant staat men dus tame lijk veilig. N.l. met een leus. Maar nu het program. Het geeft elk wat wils. Hij, die klaagt over de be lastingen en hij die klaagt over ver mindering van inkomen. De meeste beloften leiden tot het on gedaan maken van de bezuinigingen, zoodat alle ontevredenen worden ge wonnen en tot het verhoogen der uit gaven. De uitgaven gaan dus met sprongen omhoog. Maai* men kan het verband toch wel in het oog houden, door de belas tingen, de inkomsten, te verhoogen? Neen, dat kan niet, want dan ont stemt men de kiezers maar. Het program spreekt van verlaging of wegneming van belastingen. Veel meer uitgaven, veel minder inkomsten. En toch een doortastend bewind, dat het verband tusschen beide op redelijke wijze bevordert. Het stemt droef, zulk" een program te zien voorafgaan door een Christe lijke belijdenis. Dat men deze politieke kwakzalverij democratisch noemt is minder erg. On der dat merk is al zeer veel op de markt gebracht En er zal nog wel meer van' dien aard komen. De consequentie. De Communisten, zegt de Standaard, komen zonder v eenige terughouding voor hun beginselen ook ten aanzien van het huwelijksrecht uit. Teekenend is in het nieuwe wetboek voor het fa milierecht en het huwelijk in Sovjet- Rusland inzonderheid deze bepaling: „godsdienstonderricht is verboden Alle kinderen worden beschouwd tot hun meerderjarigheid buiten alle gods dienstgemeenschap te leven." Men weet, dat den kinderen wel het atheïsme geleerd wordt. Nu wijken de regelen, die in Rus land zullen gelden voor de huwelijks gemeenschap, niet veel af vdn datgene wat door de „vooruitstrevendheid" in ons land wordt verlangd.. Wat de opvoeding der kinderen be treft, ligt in hetgeen verboden wordt, het zoo behooren zelfs naar ouden vrijzinnigen en socialistischen trant. Het Communisme, zooals dat zich in Rusland openbaart, is de consequentie, van ongeloof en revolutie. Het eind punt van een boozen weg. Er ligt een ernstige waarschuwing in voor de volkeren van West-Europa. KERK EN SCHOOL. GEREF. KERK. Tweetal: Te Vreeswijk, H. Th'. Mun ster te Echten en B. .Wentsel te Ridder kerk'. 1 Bedankt: Voor ScKeemda, H. Bos* wijk te Gaast. i CHR. GEREF. KERK. Bedankt: Voor Zeist, P. de Groot te Rotterdam. Voor Gouda, de Bruin te Maassluis. i EVANG. LUTH. KERK. Beroepen: Te Gorinchem, W. Splief. Koff, cand. te Rotterdam. Prof. Buijtendijk en de V. U. Prof. Dr. F. J. J. Buytendijk, thans Koogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen, heeft in een samenkomst in de groote zaal van het Americanhotel te Amsterdam, afscheid genomen van de studenten van de Vrije Universiteit en van de leden van de S. S. R Bij' deze gelegenheid heeft Prof. Buy tendijk een rede gehouden, waarin hij er o.m. op wèes, dat „eenvoudig mate- rieele omstandigheden ons hebben ge scheiden". De geleerde spreker hield een redu over geloof en wetenschap en eindigde met den Wensch voor de Vrije Universi teit, dat zij zich mocht ontwikkelen als waarlijk vrij van alle menschelijke banden, waar 't kennen geschouwd wordt naar 't woord der Heilige Schrift als aan het einde liggend en bedoeld wordt als een religieus kennen, dat zich richt op het bijzondere: waarin alles diepte krijgt en ook 't eenvoudigste diepte behoudt. Dr. Palache. Betreffende de inaugureele oratie van Prof. Palache als hoogleeraar in de Ge meentelijke Universiteit te Amsterdam, zegt Prof. Hepp in „De Reformatie": Met eenige spanning werd zij verwacht Zou Prof. Palache nog reageeren op de aanvallen, waaraan hij den laatsten. tijd had bloot gestaan? Als men het verslag van zijn oratie over het geschiedkundig verhaal in het Oude Testament leest, meent men een moderne dominéé te hooren. Van een sprekende slang en em spre kende ezelin wil Pref. Palache niet weteL. Hij verzekerde aan het eind, dat zijn enderwijs van dat van zijn voorganger^ Prof. Elhorst, niet wezenlijk zal verschillen En we nemen het grif aan. Wat is het onderscheid tusschen een modernistischen Jood en een modernis- tischen Hervormde Alleen de afkomst verschilt. Maar de opvattingen zijn verwant. De modernisten kunnen gerust zijn. De zaak wordt op denzelfden voet voort gezet. i j j „Groote" en Unie. De. Keer J. Lens bespreekt in „De Scli m. dl. B." de verhouding Groote en Unie. i „Het Hoofdbestuur van de Unie Heeft zijn voprstel gedaan, en de Groote heeft daarop geantwoord. M.i. het eenige ant woord gegeven, dat mogelijk was De voorstellen der Unie kwamen tocK eigenlijk neer op een oplossing del Groote, waarvan de onderwijzersveree- niging i.e. de .Unie, alle voordeelen zou trekken. Zou Het voorstel werkelijk ernstig ge meend zijn geweest, of hebben we hier te maken met een schijnschoon „ge baar In onze vereeniging moet wegblijven het verschil hoofd-klasseonderwijzer. Het is een dwaze, kunstmatige onder scheiding. Zeker, in de vereeniging, waal wij als vakgenooten samenkomen. Dan zouden we tot allerlei onmogelijke spli» singen moeten komen, want tenslotte is er in iedere onderscheiding iets wille* keurigs. .Wie vandaag tot de eene groep behoort, behoort mogen weer tot een anderen. Stetfn bij schoolgeld. De gemeenteraad van Ermelo Heeft zich naar het „Hbld" meldt> in de Donder dag gehouden vergadering bezig gehou* den met een belangrijke kwestie be langrijk om het beginsel. In October j 1 werd, na felle bestrijding van de zijde van B. en \V., door den Raad besloten, oin aan ingezetenen, ouders of verzorgers van leerlingen van het Chr. Lyceum te Harderwijk, wier belastbaar inkomen het bedrag ®an f 5200 niet te boven gaat, steun te yerleenen in de betaling van het schoolgeld, naar de progressieve rege ling die voor het Openbaar Midd. On derwijs geldt. Nu was ingekomen een verzoek van een vader, wiens zoon de Chr. Normaal lessen bezoekt, om ook een bijdrage uit de Gemeentekas in het schoolgeld voor die instelling te mogen ontvangen. Een der A. R. leden tevens bestuurs* lid van het Chr. Lyceum kwam daar sterk tegenop. Steun verleenen aan ou ders van leerljngen van het Chr. Lyceum beteekent niets anders dan gelijkstelling van bizonder en openbaar onderwijs. lm- merSj ware het Lyceum van Hardenyjjk een openbare instelling, dan zou de gt meente moeten steunen. Bij de normaal lessen is dat anders. Noch bij openbarq noch bij bizondere normaallessen is de gemeente daartoe verplicht. De burgemeester verdedigde het prae- advies van B. en W. tot gunstige be schikking op het verzoek. De Raad heeft zich eenmaal op een dwaalweg begeven en moet de konsekwenties aanvaarden Steunt de gemeente ouders met een in komen van f 5200, dan kan ze de aan- vrage van iemand met f i£>oq inkomen (zooals aanvrager) niet afwijzen, al be zoekt zijn zoon ook een andere inrich ting van onderwijs. Zelfs zouden de ouden naar spr's meening, voor hunne aan de Universiteit studerende kinderen aan spraak kunnen maken op steun uit de ge- meentekas, mits. hun inkomen niet hoo- ger dan f 520Q is. Het voorstel van B. en W. tot gunstige beschikking op het verzoek, werd met 8 tegen 7 stemmen aangenomen. Opheffing openbare scholen. De Commissie voor het Openbaar On derwijs te Rotterdam, heeft in een rap port aan B. en W, medegedeeld, dat in den laatsten tijd over nagenoeg <le ge« heele gemeente, met uitzondering van de zich nog ontwikkelende wijken, zich het verschijnsel voordoet, dat het aantal aan vragen tot plaatsing .van kinderen op de openbare lagere scholen belangrijk is te* ruggelcopen. Dit geldt zoowel de scho len vcor gewoon lager onderwijs met zes jarigen leergang, als de scholen voor voortgezet lager onderwijs. De commissie zocht de verklaring In den teruggang van Het geboo?. t e c ij f e r en in de verruiming van de ge legenheid <tot het onvaqgen van bij zon der o n d e r w ij s. »Als gevolg hiervan stellen B. en W voor om tegen Maart over te gaan tot opheffing van 16 scholen voor gewoon lager onderwijs. Hetzelfde wenscKen B. en W. te doen met vijf scholen voor voortgezet lager onderwijs. Hierdoor komen te vervallen 132 klassen, waardoor beschikbaar ko men 2i hoofden en iii andere onder wijzers en onderwijzeressen. Van de 21 hoofden kan terstond een 5-tal ter vervulling in vacaturen aan an dere scholen werkzaam worden gestel^ terwijl binnenkort aan 4 nieuwe schol :n in idle betrekking van hoofd moet wor den voorzien. De o verblijdenden wenscM de commissie, in afwachting van een ge legenheid tot herplaatsing als hoofd, als onderwijzer aan andere schiolen werkzaam te stellen, tenzij de betrokkene zelf liever vcor ontslag met uitzicht op wachtgeld ten laste van het Rijk in aanmerking komt De commissie koestert de verwachting dat de Minister zal goedkeuren, dat ds hoofden, die tijdelijk als onderwijzer wor den werkzaam gesteld, in het genot blij ven hunner wedde als hoofd. Van de 111. overcompleet wordende onderwijzers en onderwijzeressen komen ongeveer 70 dadelijk voor overplaatsing naar een an dere school in aanmerking. Het Daltonstelsel. In HetjWeékbl. voor gymn. en mïddelh Ond." schrijft J. E. Wenneker te 's Grt? venhage twee maanden gedetacheerd te zijn geweest aan een H.B.S. voor meis jes, waar in de laagste klassen een proef met de Dalton-methode werd genomen De schrijver noemt voor en nadeelen van het stelsel op en zegt: „Het onderwijsgeven volgens 't Dalton systeem eischt van den leeraar meer tijd en minder zenuwkracht dan de klassikale methode, waarbij het met onze groote klassen veel inspanning kost om alle leer lingen bij de les te houden. Daarom zul len b.v. degenen, die zwak zijn in het geven van klassikale lessen, 't zij om de orde, 't zij omdatzij 't vermogen mis sen te boeien bij Hun onderwijs, het wel graag eens probeeren willen met de nieu we methode, maar de echte propagan disten er voor zijn zij, in onzen tijd, die om efficiency roept, uit den aard dei zaak niet. Zco is de slotsom, dat we wel wat winnen zullen bij de Dalton-methode, al is de winst ook niet onverdeeld; maar dat we veel meer verliezen zullen, wanneer we tenminste die methode ongewijzigd gaan toepassen. De vraag in de toekomst zal dus zijn: Hoe kunnen we het goede, dat het nieuwe brengt, vereenigen met al het goede, dat we eenmaal veroverd heb ben? Elk ernstig en ervaren leeraar zal zijn best doen inde praktijk te ontko men a,an de bezwaren' van ons tegen woordig M. O., en hij zal zijn voordeel doen met de proeven, die anderen nemen" HET EINDE VAN DEN ZOMERTIJD. Een wetsontwerp ingediend. Thans is ingediend het reeds aange kondigde wetsontwerp tot intrekking van den zomertijd. In de Memorie van Toelichting wordt er aan herinnerd, dat ter bestudeering van de zooveel stof opwerpende zomer tijdkwestie een commissie werd inge steld, waarvan de meerderheid advi seerde tot behoud van den zomertijd en de grootst mogelijke minderheid zich scherp daartegen kantte. Noch tans, het meerderheidsstandpunt is. naar de minister opmerkt, gematigder, dan de wet op den zomertijd en de uit voering aan deze wet gegeven. Instede van een vervroeging van den Amster- damschen tijd in den zomer met een uur bepleiten de hier aan het woord zijnde leden de invoering van den mid- den-Europeescheiï tijd gedurende den. zomer en het uur van Greenwich" ge durende den winter. JBovendien zou volgens hun voorstel de zomertijd niet meer, gelijk" bijv. in 1924, mogen aanvangen einde Maart, maar eerst den derden of vierden Za terdag van April. Al aanstonds zij opgemerkt, gaat de minister voort, dat zoodoende vele van de financieele baten, die in het credit van den zomertijd plegen te worden geïnd, komen te vervallen. De bespa ring aan kunstlicht wordt aanmerke lijk geriger en wat de andere voordee len aangaat, deze worden geneutrali seerd door de nadeelen, die vooral ten plattelande worden ondervonden, ter wijl het bovendien bezwaarlijk meer, een factor van beteekenis kan wor den aangemerkt, als in de maanden ge durende welke de zon reeds laat on dergaat, het leven veertig minuten wordt vervroegd. Eindelijk is nog van belang de over weging, dat Nederland practiscli niet vrij is, den aanvang en het einde van den zomertijd naar eigen goeddunken te bepalen. Het kan dit alleen, als Bel gië, Engeland en Frankrijk dezelfde tijdstippen aanvaarden. Gelijk reeds herhaaldelijk is uiteengezet, dulden de belangen van het internationaal ver keer slechts dan een tijdelijke vervroe ging van den Amsterdamschen tijd, als deze samenvalt met den zomertijd in de genoemde landen. Dit alles in aanmerking genomen is de Regeering te rade geworden om het minderheidsvoorstel der Tijdcommissie te aanvaarden en dus terug te keeren tot den toestand, voordat de invoering van den zomertijd door de wet werd EERSTE KAMER EN PLAATSELIJKE KEUZE. Leden van de eerste Kamer, 'k Acht U; allen wijs en hoog. Toch kan ik niet verhelen Dat 'k' mij laatst in U, bedroog. Toen er van Uw Hoog College (Over 't Plaatselijk Drankverbod' 'Acht-en-twinlig tegenstemden. Waardoor 't voorstel was kapot. Hebt gij wel goed overwogen. Wat uw „tegen" zeggen wou? Moet die drankvloed blijven strcomen Over N ederlands landbouw W.eet gij hoeveel vrouwentranen. Hoeveel armoe, hoeveel smart Wordt veroorzaakt door den borrel? Gaat dat U dan niet aan 't hart? Waarom moest gij tegenwerken .Voeldet gij geen and'ren plicht? Op uw stemmen, Hooge Heeren, Was juist onze hoop gericht. Waart ge nu geheel onvatbaar Voor het hel'dre, ronde woord, i Van Professor Slotemaker, Dat gij U niet aan hem stoort? Waart ge dan geheel vergeten Wat Professor Diepenhorst Bij een vroegere discussie Sprak, en van u vragen dorst? Konds ge U niet in vinden. Wat daarvan E. Bergsma zei Was, wat Rutgers en zijn vrienden Wilden, dan van geen waardij Treffend heeft uw stem bewezen. Wat Collegewaan beduidt, Daar slechts de Jenever vrinden Juichen over uw besluit. Weet gij, Heeren, nu wel zeker, Dat uw tegen Hem behaagt, Die eens in den dag der dagen, Van ops allen rek'ning vraagt? Weet: wij zullen niet versagen! Met of zonder drankverbod. Blijven wij' den strijd steeds voeren Hopend op de hulp van Gcd. De Rott. A. JAN SE. FEUILLETON. In 's levens branding (Uit het Engelsch)). 34) - „Goddank", mompelde hij, „de kin deren zijn, in ieder geval, buiten het bereik der vlammen." Toen begon hij aan zichzelf te den ken. Tot op dit oogenblik had hij nog niet aan zijn eigen veiligheid gedacht, en ^elfs nu voelde hij verbazing over zijn kalmte.' Hij voelde zich vermoeid en slaperig. Als hij lust had iets te doen, dan was het om zich voorover te storten in de armen van de menigte beneden. Binnen in het gebouw stond dé vloer, waarop hij een paar minuten geleden had gestaan, in lichtelaaie. De vlam men waren nu triomfantelijk op weg naar de deur. De hitte was ontzettend. Hij lag voorover op het valluik, met zijn kin over den rand, en bestudeerde met een droomerige belangstelling het tooneel in de diepte, mannen en vrouwen riepen hem iets toe, iets te doen, en wuifden met hun handen in de grootste opwinding, maar er riepen zoovele stemmen dooreen, dat hij niets kon verstaan, van hetgeen werd ge zegd, hoewel ieder gelaat en iedere ge stalte scherp was afgeteekend in het felle licht. Plotseling schrikte hij. „Floss Gres ham" mompelde hij, en een trek van bitter lijden gleed over zijn gelaat. Zij zocht hem te beduiden iets te doen. Hij kon zien, hoe haar lippen zich bewogen. Wat deerde het haar, of hij leefde of stierf? Zij had hem zoo goed als gezegd, dat hij een schurk was. En toch niettegenstaande alles had hij haar lief. Het zien van haar lief, angstig ge laat gaf hem weder kracht tot han delen. Hij hield het touw nog in zijn han den. Zich opheffende op zijn knieën want hij durfde niet opstaan uit angst van te zullen wankelen en vallen kroop hij naar den steenen drempel, die zich voor de deur bevond, en was juist in staat een ijzeren ring te berei ken, die er in vastgemaakt was. Hier aan knoopte hij het eind van het touw vast, voor zoover zijn kracht het hem' wilde toestaan, toen kroop hij naar den uitersten rand van het kleine plat vorm en „Ja, hij wist zich" niet goed te herin neren, wat daarna gebeurde. Hij kreeg weder een gevoel alsof hij zijn bewust zijn verloor. Hij klemde zich aan het touw vast met al de kracht, die hij had^ maar het scheen alsof zijn handen verlamd waren. De menschen, die hem ademloos ga desloegen, zagen hom snel als de blik sem voorbij elke vlammende deur en venster voorbijschieten^ en toen hij den grond had bereikt, lag hij doodstil, als of alle leven uit hem was geweken. Floss wachtte, tot zij gezien had, dat hij in een draagbaar naar het zieken huis getransporteerd werd, toen keerde zij om en sloeg langzaam den weg naar huis in. Aan tafel merkte de oude dokter op, dat zij er zeer bleek en ontdaan uitzag. „Ge schijnt iets te hebben, dat u hin dert, Floss", zeide hij. „Wat scheelt er aan?" ,0, ik ben heel wel, oom" antwoord de ze, met een glimlach. „Ik heb alleen iets bijgewoond, dat zeer veel indruk op mij heeft gemaakt." „Indruk, zoo? En zou ik" mogen we ten, wat dat geweest is?" En*toen vertelde ze hem van den brand, en schilderde met levendige kleuren het tooneel, dat ze had bijge woond. De oude dokter luisterde met groote belangstelling en aandacht. Iedere daad, die getuigde van heldhaf tigheid, trok hem aan. Floss werd bij na welsprekend, terwijl zij het voorge vallene beschreef/en de oude dokteF liet zijn eten staan, om beter te kun nen luisteren. „En waren de kinderen dood?" vroeg hij. „O, neen; zij kwamen dadelijk bij in de frissche lucht. Ik geloof niet, dat zij eenige gevolgen van hun avontuur zul len ondervinden." „Maar die moedige redder, hoe kwam hij er af?" „Ik vr§es, dat hij erg gewond is, maar natuurlijk weet ik het niet vast." Maar hij is toch niet gevallen." „Neen, maar hij scheen geek kracht te hebben het touw 9tevig vast te hou den, en hij kwam dus zeer hard tegen den grond. „Het was zeer moedig van hem. Het doét iemand goed in deze dagen eens van een heldhaftige daad te hooren. Den naam van den man, weet ge ze ker niet?" „Jawel, zijn naam is Douglas Wy- burn." De oude dokter liet zijn mes en vork vallen, en staarde haar aan. „Weet ge het zeker?" vroeg hij ein delijk. „Ja, ik' weet het zeker." Gedurende verscheidene minuten heerschte er een diepe stilte in het ver trek, en toen de dokter weder sprak was het over een geheel ander onder werp. Maar het tooneel dat Floss hem had beschreven, vervolgde hem, niet tegenstaande al zijn pogingen om het uit zijn gedachten te bannen. Geen van beiden noemde dien avond den naam van Douglas Wyburn weder, en toch waren beider gedachten van hem ver vuld. Zij dachten beide, hoe het tocli mogelijk wa9, dat het gedrag van iemand zoozeer in strijd kon zijn met zijn karakter. Dat hij een lage, leugenachtige, ver achtelijke bedrieger was, was den dok ter in ieder geval duidelijk gebleken. Hij had de zaak immers zelf grondig onderzocht, en het was duidelijk bewe zen, dat hij schandelijk gelogen had, ten opzichte van David Sutcliffe, en toch had hij zich nu bij twee gelegen heden gedragen al9 een held. Wat be duidde dit alles? Kon iemand tegelij kertijd een lage bedrieger en een held zijn? Hij kwam tot de overtuiging, dat dit kon. De menschelijke natuur was op haar best een samenvoegsel van j tegenstrijdigheden. De laagste men- schen hadden in zich, de een of andere vonk van sluimerende edelaardigheid, die zich vertoonde als de gelegenheid zich voordeed. Trok men deze redenee ring door, dan hadden de edelste men schen een adèr van laagheid in zich, die in het vuur van de een of ander groote verzoeking, evenals iets, dat ge schreven is met onzichtbare inkt, hel der en duidelijk aan den dag komé. j Waarom dus de menschen te prijzen of te laken? De redeneering van Floss ging zoo diep niet. Om de waarheid te j zeggen, redeneerde zij in het geheel niet. Als een echte vrouw, luisterde zij naar de stem van haar hart en dez& brachten haar voor een moeilijk vraag stuk. Haar hart weigerde te gelooven, dat Douglas Wyburn de slechte man was, die hij volgens haar oom zijn moest. Zyn mannelijke houding, zijn oprechte wijze van spreken, zijn hel dere, schitterende oogen, zijn heldhaf tig gedrag, dit alles getuigde tegen een dergelijke uitspraak, en toch, in dien hij niet afschuwelijk had gelogen., dan waren er in het gedrag van David dingen, die het licht niet konden zien. Zij bevrijdde zich eindelijk uit de moeilijkheid door te zeggen, dat er hier l of daar stellig een vergissing was. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 5