DINSDAG 10 FEBRUARI 1925
Nieuwe Leidsche Courant.
TWEEDE BLAD.
Wat de bladen zeggen.
De stemplicht.
Een ongetwijfeld weinig verwachte
oplossing, aldus De Maasbode, gaf
de regeering aan het vraagstuk, dat
in verband met den wettelijken op
komstplicht aan de stembus sinds ja
ren de meeningen verdeeld houdt, ook
ter rechterzijde.
J „Er waren er, ook onder de vooraan
staande politici, die ondanks het feit
dat telkens weer en op groote schaal
het wettelijk voorschrift werd overtre
den, aan den zgn. stemdwang w.ensch-
ten vast te houden; terwijl anderen
jutét in dit veronachtzamen van een
wetsbepaling een bondgenoot begroet
ten bij hun principieelen strijd tegen
den opkomstplicht.
De Regeeering zocht blijkbaar naar
een soort middenweg ten einde beide
partijen zooveel mogelijk tegemoet te
komen .Zoodat geven de Staten-
Generaal hun sanctie aan het voorstel
de opkomstplicht blijft bestaan,
maar de strafrechtelijke sanctie komt
j te vervallen.
Uit eerbied voor de wet wordt de
iwet gedeeltelijk opgeheven."
Maar het katholieke blad betwijfelt,
of dit den eerbied van het „blijvend
gedeelte, zal helpen verhoogen.
Want een voorschrift zonder sanctie
heeft in deze materie al heel weinig
te beteekenen. Bovendien zijn de prin-
'cipieele tegenstanders van den stem
plicht er alleen practisch mee gebaat.
Hun bezwaar blijft in beginsel bestaan.
Het ontwerp zal o.i. een halfslach-
tigen toestand in het leven roepen.
„Blijkt het euvel der wetschennjs
werkelijk onontkoombaar, zoo besluit
„De Msb." welnu, men trekke onbe
schroomd de conclusie en lichte de des
betreffende bepaling finaal uit d- Kies
wet."
Precies ons idee!
Politieke kwakzalverij.
Er is nu een Christelijk democrati
sche federatie opgericht, waarin een
drie- of viertal groepjes zullen samen
werken, die zich bereid verklaren om
met allerlei andere democraten in de
practische politiek mede te werken, tot
het verkrijgen van een bewind dat
„dank zij een doortastend beleid het
verband tusschen uitgaven en inkom
sten naar redelijke eischen bevordert."
Dus een bezuinigingspolitiek?
Neen, zegt de N. Pr. Gr. Crt., dat is
niet precies de bedoeling.
Maar een ieder weet, dat ons volk
door het gevaar dat dreigde, heeft lee-
ren begrijpen, dat er verband tusschen
inkomst en uitgaaf moet zijn, m.a.w.
dat het een sluitend budget wil. En
hier is nu zulk een groep: een door
tastend beleid, dat het verband tus
schen inkomst en uitgaaf, naar rede
lijken eisch wil bevorderen.
Aan dien kant staat men dus tame
lijk veilig. N.l. met een leus.
Maar nu het program. Het geeft elk
wat wils. Hij, die klaagt over de be
lastingen en hij die klaagt over ver
mindering van inkomen.
De meeste beloften leiden tot het on
gedaan maken van de bezuinigingen,
zoodat alle ontevredenen worden ge
wonnen en tot het verhoogen der uit
gaven. De uitgaven gaan dus met
sprongen omhoog.
Maai* men kan het verband toch
wel in het oog houden, door de belas
tingen, de inkomsten, te verhoogen?
Neen, dat kan niet, want dan ont
stemt men de kiezers maar.
Het program spreekt van verlaging
of wegneming van belastingen. Veel
meer uitgaven, veel minder inkomsten.
En toch een doortastend bewind, dat
het verband tusschen beide op redelijke
wijze bevordert.
Het stemt droef, zulk" een program
te zien voorafgaan door een Christe
lijke belijdenis.
Dat men deze politieke kwakzalverij
democratisch noemt is minder erg. On
der dat merk is al zeer veel op de
markt gebracht
En er zal nog wel meer van' dien
aard komen.
De consequentie.
De Communisten, zegt de Standaard,
komen zonder v eenige terughouding
voor hun beginselen ook ten aanzien
van het huwelijksrecht uit. Teekenend
is in het nieuwe wetboek voor het fa
milierecht en het huwelijk in Sovjet-
Rusland inzonderheid deze bepaling:
„godsdienstonderricht is verboden Alle
kinderen worden beschouwd tot hun
meerderjarigheid buiten alle gods
dienstgemeenschap te leven."
Men weet, dat den kinderen wel het
atheïsme geleerd wordt.
Nu wijken de regelen, die in Rus
land zullen gelden voor de huwelijks
gemeenschap, niet veel af vdn datgene
wat door de „vooruitstrevendheid" in
ons land wordt verlangd..
Wat de opvoeding der kinderen be
treft, ligt in hetgeen verboden wordt,
het zoo behooren zelfs naar ouden
vrijzinnigen en socialistischen trant.
Het Communisme, zooals dat zich in
Rusland openbaart, is de consequentie,
van ongeloof en revolutie. Het eind
punt van een boozen weg.
Er ligt een ernstige waarschuwing
in voor de volkeren van West-Europa.
KERK EN SCHOOL.
GEREF. KERK.
Tweetal: Te Vreeswijk, H. Th'. Mun
ster te Echten en B. .Wentsel te Ridder
kerk'. 1
Bedankt: Voor ScKeemda, H. Bos*
wijk te Gaast. i
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt: Voor Zeist, P. de Groot te
Rotterdam. Voor Gouda, de Bruin te
Maassluis. i
EVANG. LUTH. KERK.
Beroepen: Te Gorinchem, W. Splief.
Koff, cand. te Rotterdam.
Prof. Buijtendijk en de V. U.
Prof. Dr. F. J. J. Buytendijk, thans
Koogleeraar aan de Rijksuniversiteit te
Groningen, heeft in een samenkomst in
de groote zaal van het Americanhotel
te Amsterdam, afscheid genomen van de
studenten van de Vrije Universiteit en
van de leden van de S. S. R
Bij' deze gelegenheid heeft Prof. Buy
tendijk een rede gehouden, waarin hij
er o.m. op wèes, dat „eenvoudig mate-
rieele omstandigheden ons hebben ge
scheiden".
De geleerde spreker hield een redu
over geloof en wetenschap en eindigde
met den Wensch voor de Vrije Universi
teit, dat zij zich mocht ontwikkelen als
waarlijk vrij van alle menschelijke banden,
waar 't kennen geschouwd wordt naar 't
woord der Heilige Schrift als aan het
einde liggend en bedoeld wordt als een
religieus kennen, dat zich richt op het
bijzondere: waarin alles diepte krijgt en
ook 't eenvoudigste diepte behoudt.
Dr. Palache.
Betreffende de inaugureele oratie van
Prof. Palache als hoogleeraar in de Ge
meentelijke Universiteit te Amsterdam,
zegt Prof. Hepp in „De Reformatie":
Met eenige spanning werd zij verwacht
Zou Prof. Palache nog reageeren op de
aanvallen, waaraan hij den laatsten. tijd
had bloot gestaan?
Als men het verslag van zijn oratie over
het geschiedkundig verhaal in het Oude
Testament leest, meent men een moderne
dominéé te hooren.
Van een sprekende slang en em spre
kende ezelin wil Pref. Palache niet weteL.
Hij verzekerde aan het eind, dat zijn
enderwijs van dat van zijn voorganger^
Prof. Elhorst, niet wezenlijk zal verschillen
En we nemen het grif aan.
Wat is het onderscheid tusschen een
modernistischen Jood en een modernis-
tischen Hervormde
Alleen de afkomst verschilt.
Maar de opvattingen zijn verwant.
De modernisten kunnen gerust zijn.
De zaak wordt op denzelfden voet voort
gezet. i j j
„Groote" en Unie.
De. Keer J. Lens bespreekt in „De Scli
m. dl. B." de verhouding Groote en
Unie. i
„Het Hoofdbestuur van de Unie Heeft
zijn voprstel gedaan, en de Groote heeft
daarop geantwoord. M.i. het eenige ant
woord gegeven, dat mogelijk was
De voorstellen der Unie kwamen tocK
eigenlijk neer op een oplossing del
Groote, waarvan de onderwijzersveree-
niging i.e. de .Unie, alle voordeelen zou
trekken.
Zou Het voorstel werkelijk ernstig ge
meend zijn geweest, of hebben we hier
te maken met een schijnschoon „ge
baar
In onze vereeniging moet wegblijven
het verschil hoofd-klasseonderwijzer.
Het is een dwaze, kunstmatige onder
scheiding. Zeker, in de vereeniging, waal
wij als vakgenooten samenkomen. Dan
zouden we tot allerlei onmogelijke spli»
singen moeten komen, want tenslotte is
er in iedere onderscheiding iets wille*
keurigs. .Wie vandaag tot de eene groep
behoort, behoort mogen weer tot een
anderen.
Stetfn bij schoolgeld.
De gemeenteraad van Ermelo Heeft zich
naar het „Hbld" meldt> in de Donder
dag gehouden vergadering bezig gehou*
den met een belangrijke kwestie be
langrijk om het beginsel. In October j 1
werd, na felle bestrijding van de zijde
van B. en \V., door den Raad besloten,
oin aan ingezetenen, ouders of verzorgers
van leerlingen van het Chr. Lyceum te
Harderwijk, wier belastbaar inkomen het
bedrag ®an f 5200 niet te boven gaat,
steun te yerleenen in de betaling van het
schoolgeld, naar de progressieve rege
ling die voor het Openbaar Midd. On
derwijs geldt.
Nu was ingekomen een verzoek van
een vader, wiens zoon de Chr. Normaal
lessen bezoekt, om ook een bijdrage uit
de Gemeentekas in het schoolgeld voor
die instelling te mogen ontvangen.
Een der A. R. leden tevens bestuurs*
lid van het Chr. Lyceum kwam daar
sterk tegenop. Steun verleenen aan ou
ders van leerljngen van het Chr. Lyceum
beteekent niets anders dan gelijkstelling
van bizonder en openbaar onderwijs. lm-
merSj ware het Lyceum van Hardenyjjk
een openbare instelling, dan zou de gt
meente moeten steunen. Bij de normaal
lessen is dat anders. Noch bij openbarq
noch bij bizondere normaallessen is de
gemeente daartoe verplicht.
De burgemeester verdedigde het prae-
advies van B. en W. tot gunstige be
schikking op het verzoek. De Raad heeft
zich eenmaal op een dwaalweg begeven
en moet de konsekwenties aanvaarden
Steunt de gemeente ouders met een in
komen van f 5200, dan kan ze de aan-
vrage van iemand met f i£>oq inkomen
(zooals aanvrager) niet afwijzen, al be
zoekt zijn zoon ook een andere inrich
ting van onderwijs. Zelfs zouden de ouden
naar spr's meening, voor hunne aan de
Universiteit studerende kinderen aan
spraak kunnen maken op steun uit de ge-
meentekas, mits. hun inkomen niet hoo-
ger dan f 520Q is.
Het voorstel van B. en W. tot gunstige
beschikking op het verzoek, werd met
8 tegen 7 stemmen aangenomen.
Opheffing openbare scholen.
De Commissie voor het Openbaar On
derwijs te Rotterdam, heeft in een rap
port aan B. en W, medegedeeld, dat in
den laatsten tijd over nagenoeg <le ge«
heele gemeente, met uitzondering van de
zich nog ontwikkelende wijken, zich het
verschijnsel voordoet, dat het aantal aan
vragen tot plaatsing .van kinderen op de
openbare lagere scholen belangrijk is te*
ruggelcopen. Dit geldt zoowel de scho
len vcor gewoon lager onderwijs met zes
jarigen leergang, als de scholen voor
voortgezet lager onderwijs.
De commissie zocht de verklaring In
den teruggang van Het geboo?.
t e c ij f e r en in de verruiming van de ge
legenheid <tot het onvaqgen van bij zon
der o n d e r w ij s.
»Als gevolg hiervan stellen B. en W
voor om tegen Maart over te gaan tot
opheffing van 16 scholen voor gewoon
lager onderwijs.
Hetzelfde wenscKen B. en W. te doen
met vijf scholen voor voortgezet lager
onderwijs. Hierdoor komen te vervallen
132 klassen, waardoor beschikbaar ko
men 2i hoofden en iii andere onder
wijzers en onderwijzeressen.
Van de 21 hoofden kan terstond een
5-tal ter vervulling in vacaturen aan an
dere scholen werkzaam worden gestel^
terwijl binnenkort aan 4 nieuwe schol :n
in idle betrekking van hoofd moet wor
den voorzien. De o verblijdenden wenscM
de commissie, in afwachting van een ge
legenheid tot herplaatsing als hoofd, als
onderwijzer aan andere schiolen werkzaam
te stellen, tenzij de betrokkene zelf liever
vcor ontslag met uitzicht op wachtgeld
ten laste van het Rijk in aanmerking komt
De commissie koestert de verwachting
dat de Minister zal goedkeuren, dat ds
hoofden, die tijdelijk als onderwijzer wor
den werkzaam gesteld, in het genot blij
ven hunner wedde als hoofd. Van de
111. overcompleet wordende onderwijzers
en onderwijzeressen komen ongeveer 70
dadelijk voor overplaatsing naar een an
dere school in aanmerking.
Het Daltonstelsel.
In HetjWeékbl. voor gymn. en mïddelh
Ond." schrijft J. E. Wenneker te 's Grt?
venhage twee maanden gedetacheerd te
zijn geweest aan een H.B.S. voor meis
jes, waar in de laagste klassen een proef
met de Dalton-methode werd genomen
De schrijver noemt voor en nadeelen van
het stelsel op en zegt:
„Het onderwijsgeven volgens 't Dalton
systeem eischt van den leeraar meer tijd
en minder zenuwkracht dan de klassikale
methode, waarbij het met onze groote
klassen veel inspanning kost om alle leer
lingen bij de les te houden. Daarom zul
len b.v. degenen, die zwak zijn in het
geven van klassikale lessen, 't zij om de
orde, 't zij omdatzij 't vermogen mis
sen te boeien bij Hun onderwijs, het wel
graag eens probeeren willen met de nieu
we methode, maar de echte propagan
disten er voor zijn zij, in onzen tijd, die
om efficiency roept, uit den aard dei
zaak niet.
Zco is de slotsom, dat we wel wat
winnen zullen bij de Dalton-methode, al
is de winst ook niet onverdeeld; maar
dat we veel meer verliezen zullen,
wanneer we tenminste die methode
ongewijzigd gaan toepassen.
De vraag in de toekomst zal dus zijn:
Hoe kunnen we het goede, dat het
nieuwe brengt, vereenigen met al het
goede, dat we eenmaal veroverd heb
ben? Elk ernstig en ervaren leeraar zal
zijn best doen inde praktijk te ontko
men a,an de bezwaren' van ons tegen
woordig M. O., en hij zal zijn voordeel
doen met de proeven, die anderen nemen"
HET EINDE VAN DEN ZOMERTIJD.
Een wetsontwerp ingediend.
Thans is ingediend het reeds aange
kondigde wetsontwerp tot intrekking
van den zomertijd.
In de Memorie van Toelichting wordt
er aan herinnerd, dat ter bestudeering
van de zooveel stof opwerpende zomer
tijdkwestie een commissie werd inge
steld, waarvan de meerderheid advi
seerde tot behoud van den zomertijd
en de grootst mogelijke minderheid
zich scherp daartegen kantte. Noch
tans, het meerderheidsstandpunt is.
naar de minister opmerkt, gematigder,
dan de wet op den zomertijd en de uit
voering aan deze wet gegeven. Instede
van een vervroeging van den Amster-
damschen tijd in den zomer met een
uur bepleiten de hier aan het woord
zijnde leden de invoering van den mid-
den-Europeescheiï tijd gedurende den.
zomer en het uur van Greenwich" ge
durende den winter.
JBovendien zou volgens hun voorstel
de zomertijd niet meer, gelijk" bijv. in
1924, mogen aanvangen einde Maart,
maar eerst den derden of vierden Za
terdag van April.
Al aanstonds zij opgemerkt, gaat de
minister voort, dat zoodoende vele van
de financieele baten, die in het credit
van den zomertijd plegen te worden
geïnd, komen te vervallen. De bespa
ring aan kunstlicht wordt aanmerke
lijk geriger en wat de andere voordee
len aangaat, deze worden geneutrali
seerd door de nadeelen, die vooral ten
plattelande worden ondervonden, ter
wijl het bovendien bezwaarlijk meer,
een factor van beteekenis kan wor
den aangemerkt, als in de maanden ge
durende welke de zon reeds laat on
dergaat, het leven veertig minuten
wordt vervroegd.
Eindelijk is nog van belang de over
weging, dat Nederland practiscli niet
vrij is, den aanvang en het einde van
den zomertijd naar eigen goeddunken
te bepalen. Het kan dit alleen, als Bel
gië, Engeland en Frankrijk dezelfde
tijdstippen aanvaarden. Gelijk reeds
herhaaldelijk is uiteengezet, dulden de
belangen van het internationaal ver
keer slechts dan een tijdelijke vervroe
ging van den Amsterdamschen tijd, als
deze samenvalt met den zomertijd in
de genoemde landen.
Dit alles in aanmerking genomen is
de Regeering te rade geworden om het
minderheidsvoorstel der Tijdcommissie
te aanvaarden en dus terug te keeren
tot den toestand, voordat de invoering
van den zomertijd door de wet werd
EERSTE KAMER EN PLAATSELIJKE
KEUZE.
Leden van de eerste Kamer,
'k Acht U; allen wijs en hoog.
Toch kan ik niet verhelen
Dat 'k' mij laatst in U, bedroog.
Toen er van Uw Hoog College
(Over 't Plaatselijk Drankverbod'
'Acht-en-twinlig tegenstemden.
Waardoor 't voorstel was kapot.
Hebt gij wel goed overwogen.
Wat uw „tegen" zeggen wou?
Moet die drankvloed blijven strcomen
Over N ederlands landbouw
W.eet gij hoeveel vrouwentranen.
Hoeveel armoe, hoeveel smart
Wordt veroorzaakt door den borrel?
Gaat dat U dan niet aan 't hart?
Waarom moest gij tegenwerken
.Voeldet gij geen and'ren plicht?
Op uw stemmen, Hooge Heeren,
Was juist onze hoop gericht.
Waart ge nu geheel onvatbaar
Voor het hel'dre, ronde woord, i
Van Professor Slotemaker,
Dat gij U niet aan hem stoort?
Waart ge dan geheel vergeten
Wat Professor Diepenhorst
Bij een vroegere discussie
Sprak, en van u vragen dorst?
Konds ge U niet in vinden.
Wat daarvan E. Bergsma zei
Was, wat Rutgers en zijn vrienden
Wilden, dan van geen waardij
Treffend heeft uw stem bewezen.
Wat Collegewaan beduidt,
Daar slechts de Jenever vrinden
Juichen over uw besluit.
Weet gij, Heeren, nu wel zeker,
Dat uw tegen Hem behaagt,
Die eens in den dag der dagen,
Van ops allen rek'ning vraagt?
Weet: wij zullen niet versagen!
Met of zonder drankverbod.
Blijven wij' den strijd steeds voeren
Hopend op de hulp van Gcd.
De Rott. A. JAN SE.
FEUILLETON.
In 's levens branding
(Uit het Engelsch)).
34) -
„Goddank", mompelde hij, „de kin
deren zijn, in ieder geval, buiten het
bereik der vlammen."
Toen begon hij aan zichzelf te den
ken. Tot op dit oogenblik had hij nog
niet aan zijn eigen veiligheid gedacht,
en ^elfs nu voelde hij verbazing over
zijn kalmte.'
Hij voelde zich vermoeid en slaperig.
Als hij lust had iets te doen, dan was
het om zich voorover te storten in de
armen van de menigte beneden.
Binnen in het gebouw stond dé vloer,
waarop hij een paar minuten geleden
had gestaan, in lichtelaaie. De vlam
men waren nu triomfantelijk op weg
naar de deur. De hitte was ontzettend.
Hij lag voorover op het valluik, met
zijn kin over den rand, en bestudeerde
met een droomerige belangstelling
het tooneel in de diepte, mannen en
vrouwen riepen hem iets toe, iets te
doen, en wuifden met hun handen in
de grootste opwinding, maar er riepen
zoovele stemmen dooreen, dat hij niets
kon verstaan, van hetgeen werd ge
zegd, hoewel ieder gelaat en iedere ge
stalte scherp was afgeteekend in het
felle licht.
Plotseling schrikte hij. „Floss Gres
ham" mompelde hij, en een trek van
bitter lijden gleed over zijn gelaat.
Zij zocht hem te beduiden iets te
doen. Hij kon zien, hoe haar lippen
zich bewogen. Wat deerde het haar, of
hij leefde of stierf? Zij had hem zoo
goed als gezegd, dat hij een schurk
was. En toch niettegenstaande alles
had hij haar lief.
Het zien van haar lief, angstig ge
laat gaf hem weder kracht tot han
delen.
Hij hield het touw nog in zijn han
den. Zich opheffende op zijn knieën
want hij durfde niet opstaan uit angst
van te zullen wankelen en vallen
kroop hij naar den steenen drempel,
die zich voor de deur bevond, en was
juist in staat een ijzeren ring te berei
ken, die er in vastgemaakt was. Hier
aan knoopte hij het eind van het touw
vast, voor zoover zijn kracht het hem'
wilde toestaan, toen kroop hij naar den
uitersten rand van het kleine plat
vorm en
„Ja, hij wist zich" niet goed te herin
neren, wat daarna gebeurde. Hij kreeg
weder een gevoel alsof hij zijn bewust
zijn verloor. Hij klemde zich aan het
touw vast met al de kracht, die hij
had^ maar het scheen alsof zijn handen
verlamd waren.
De menschen, die hem ademloos ga
desloegen, zagen hom snel als de blik
sem voorbij elke vlammende deur en
venster voorbijschieten^ en toen hij den
grond had bereikt, lag hij doodstil, als
of alle leven uit hem was geweken.
Floss wachtte, tot zij gezien had, dat
hij in een draagbaar naar het zieken
huis getransporteerd werd, toen keerde
zij om en sloeg langzaam den weg naar
huis in.
Aan tafel merkte de oude dokter op,
dat zij er zeer bleek en ontdaan uitzag.
„Ge schijnt iets te hebben, dat u hin
dert, Floss", zeide hij. „Wat scheelt er
aan?"
,0, ik ben heel wel, oom" antwoord
de ze, met een glimlach. „Ik heb alleen
iets bijgewoond, dat zeer veel indruk
op mij heeft gemaakt."
„Indruk, zoo? En zou ik" mogen we
ten, wat dat geweest is?"
En*toen vertelde ze hem van den
brand, en schilderde met levendige
kleuren het tooneel, dat ze had bijge
woond. De oude dokter luisterde met
groote belangstelling en aandacht.
Iedere daad, die getuigde van heldhaf
tigheid, trok hem aan. Floss werd bij
na welsprekend, terwijl zij het voorge
vallene beschreef/en de oude dokteF
liet zijn eten staan, om beter te kun
nen luisteren.
„En waren de kinderen dood?" vroeg
hij.
„O, neen; zij kwamen dadelijk bij in
de frissche lucht. Ik geloof niet, dat zij
eenige gevolgen van hun avontuur zul
len ondervinden."
„Maar die moedige redder, hoe kwam
hij er af?"
„Ik vr§es, dat hij erg gewond is, maar
natuurlijk weet ik het niet vast."
Maar hij is toch niet gevallen."
„Neen, maar hij scheen geek kracht
te hebben het touw 9tevig vast te hou
den, en hij kwam dus zeer hard tegen
den grond.
„Het was zeer moedig van hem. Het
doét iemand goed in deze dagen eens
van een heldhaftige daad te hooren.
Den naam van den man, weet ge ze
ker niet?"
„Jawel, zijn naam is Douglas Wy-
burn."
De oude dokter liet zijn mes en vork
vallen, en staarde haar aan.
„Weet ge het zeker?" vroeg hij ein
delijk.
„Ja, ik' weet het zeker."
Gedurende verscheidene minuten
heerschte er een diepe stilte in het ver
trek, en toen de dokter weder sprak
was het over een geheel ander onder
werp. Maar het tooneel dat Floss hem
had beschreven, vervolgde hem, niet
tegenstaande al zijn pogingen om het
uit zijn gedachten te bannen. Geen van
beiden noemde dien avond den naam
van Douglas Wyburn weder, en toch
waren beider gedachten van hem ver
vuld. Zij dachten beide, hoe het tocli
mogelijk wa9, dat het gedrag van
iemand zoozeer in strijd kon zijn met
zijn karakter.
Dat hij een lage, leugenachtige, ver
achtelijke bedrieger was, was den dok
ter in ieder geval duidelijk gebleken.
Hij had de zaak immers zelf grondig
onderzocht, en het was duidelijk bewe
zen, dat hij schandelijk gelogen had,
ten opzichte van David Sutcliffe, en
toch had hij zich nu bij twee gelegen
heden gedragen al9 een held. Wat be
duidde dit alles? Kon iemand tegelij
kertijd een lage bedrieger en een held
zijn? Hij kwam tot de overtuiging, dat
dit kon. De menschelijke natuur was
op haar best een samenvoegsel van j
tegenstrijdigheden. De laagste men-
schen hadden in zich, de een of andere
vonk van sluimerende edelaardigheid,
die zich vertoonde als de gelegenheid
zich voordeed. Trok men deze redenee
ring door, dan hadden de edelste men
schen een adèr van laagheid in zich,
die in het vuur van de een of ander
groote verzoeking, evenals iets, dat ge
schreven is met onzichtbare inkt, hel
der en duidelijk aan den dag komé. j
Waarom dus de menschen te prijzen of
te laken? De redeneering van Floss
ging zoo diep niet. Om de waarheid te j
zeggen, redeneerde zij in het geheel
niet. Als een echte vrouw, luisterde zij
naar de stem van haar hart en dez&
brachten haar voor een moeilijk vraag
stuk. Haar hart weigerde te gelooven,
dat Douglas Wyburn de slechte man
was, die hij volgens haar oom zijn
moest. Zyn mannelijke houding, zijn
oprechte wijze van spreken, zijn hel
dere, schitterende oogen, zijn heldhaf
tig gedrag, dit alles getuigde tegen
een dergelijke uitspraak, en toch, in
dien hij niet afschuwelijk had gelogen.,
dan waren er in het gedrag van David
dingen, die het licht niet konden zien.
Zij bevrijdde zich eindelijk uit de
moeilijkheid door te zeggen, dat er hier l
of daar stellig een vergissing was.
(Wordt vervolgd).