CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN ae JAMÜAINU MAANDAG 9 FEBRUARI 1925 NUMMER 14$ ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal 2.50 Per weekf 0.19 Franco per post per kwartaal i 2.90 De herdenking van het 350-jarig bestaan der Leidsche Universiteit. BUREAU: Hooigracht 35 - Leiden Tel. 1278, Postgiro 58936, Postbox 20 De officieele herdenking Van het 350- jarig bestaan werd voorafgegaan, Za terdag, door den gebruikelijken rijjool van de §tudenten en een historische tentoonstelling in de Lakenhal. De Rijjool. De Leidenaren hebberi Zaterdagmid dag weer eens een echt oudewetschen studenten-rij jool kunnen zien. Het bleek wel dat men erop gevlast had, om de toekomstige dragers van de we tenschap, die van het openbare leven in onze stad altijd 'n integreerend deel hebben gevormd, eens echt van hun joligen kant (en dit is niet de kleinste) te zien. Vooral in de buurt van de plaats, waar de stoet werd opgesteld, was het al vroeg heel druk. Ieder had een oog voor den komisch samengestelden stoet die blijk gaf van rijken humor. Het rijtuig van de jury en dat van het muziekkorps meegeteld, bestond de groep uit 7 wagens, waarvan wij de be- teekenis reeds verkort weergaven. Voorop ging de praalwagen, die een fragment uit de Stichting der Leidsche Universiteit in beeld bracht. Prins Willem I, omringd door de vertegen- woordigerè der faculteiten en grooten des lands. Heel geestig was de tweede wagen, welks vroolijke last de mislukking van dep Chineeschen opstand bedoelde te illustreeren. Woe-Pei-Foe (zal hier niet gauw populair worden) zag men ver gezeld van een paar rijksgrooten, een mandarijn, een zendeling, een Engel- schen toerist met echtgenoote nevens een 8-tal soldaten vertrouwelijk bij el kaar. De groep scheen den druk van ernstige gebeurtenissen niet erg te ge voelen. „B.ekwame Generaals gevraagd" stond er op het bord dat voor aan den wagen zat. Van de parodie op de Plaatselijke Keuze was veel werk gemaakt: De la/ chende doodbidders die Koning Alco hol flankeerden moesten duidelijk ma ken dat zijn begrafenis niet doorging, terwijl de overige deelnemers, voorna melijk roode duivels zich verdienstelijk maakten door in 't openbaar zoo nu en dan de meegevoerd, kruiken eens aan te spreken. Wat de kleedij betreft, trok zeer de aandacht een wagen die den Marok- kaanschen opstand voorstelde. Het middelpunt vormde een Arabisch kamp, vertegenwoordigd door een tent, de verblijfplaats van een aantal Moor- Sche soldaten onder aanvo.ering van een Sheik, en een paar Spaansche soldaten met hun generaal, die z'n dreigende houding slechts zelden liet varen, nevens de noodwendige harem vrouwen (bepaald zacht waren de ge laatstrekken niet) en eenige torea dors (stierenvechters). De achterste praalwagen was wel 't geestigst; hij stelde voor de herden king van de Universiteitsstichting, maar in parodischen stijl. Op 'npaar biertonnen zien we drie rechters met weegschaaltjes en een veldwachter met zijn prooi, een grijsaard, met een fop speen, die de verjongende werking van het vernieuwen der schildklier voor- stelt, een dominee met koster, een ver pleegster en een vroedvrouw, en een tandarts die met behulp van een enor me groote tang de pijnlijke kies eens boeren verwijdert, terwijl de filosophie was vertegenwoordigd door Watt en "/2 Watt, Overal volgde een heele menigte den Stoet, terwijl velen zich terzijde van den weg hadden opgesteld, vooral in de buurt van de Sociëteit „Minerva" waar de jool enkele malen gelegenheid kreeg zich extra te uiten, was het ge weldig druk, en het verkeer vrijwel gestremd. Tot vier uur duurde de jool, waarbij men achtereenvolgens het Noordeinde. Breestraat, tRapenburg, W.Z. Steen- Schuur, Breestraat, Rapenburg O.Z Kaiserstraat, Witte Singel, Noordeinde Breestraat, Hoogewoerd, Watersteeg, Hooigracht enz. aandeed. Goed op tijd was men in „den Burcht" waar honderden naar het „ontbin- digsproces" stonden te kijken. De jury bestaande uit de heeren Koolemans. Beynen, Verspeyck en Stheeman (de heeren waren in 19de eeuwsch admi raalsuniform) reikten hier de prijzen uit. De Tentoonstelling. In „De Lakenhal" had Zaterdag om drie uur de opening plaats van de Tentoonstelling, die daar gehouden wordt in verband met het 350-jarig bestaan der Universiteit. Naast de commissie was een groot aantal belangstellenden aanwcz'g. on der wie wij o.m. opmerkten jhr. mr. dr. N. C. de Gijselaar, burgemees ter van Leiden, E. C. baron Sweerts de Landas Wyborgh. commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, jhr. mr. Rh. Feith, mr. J. Limbfrrg, mr. R. B. Ledebcer, curatoren en den se cretaris van dit college mr. J. P. Boddaert. Voorts waren o.m. aanwezig de rec- tor-magnificus prof. mr. A. J. Blok, de wethouders de heeren Aug. L'. Rei- meringer, J. F. X. Sanders en J. B. Meynen, de garnizoenscommandant kolonel de Reus, de commandant van de Marinekustwacht overste Lou- werse, alsmede de afgevaardigden van het Leidsch Studentencorps, de Ver- eeniging voor''Vrouwelijke Studenten en den Bond van Leidsche Studenten. De voorzitter van de commissie dr. J. G. de Lint, hield de openingsrede. Men vertelt aldus s'pr. van Po- lyander h Kerckhoven hoogleeiaar in de Godgeleerdheid te Leiden, in 1646 gestorven, dat hij eens gezegd heeft: „Holland is het mooiste land der we reld, Leiden de mooiste stad, het Ra penburg de mooiste straat." Een an der Leidenaar, even trotsch op zijn burgerschap van Leiden, de oud-bur gemeester Jan Orlers verhaalt over de ligging van de Academie het vol gende „De plaetse ende gheleghentheydt alwaer onse Leydsche Academie ge- maeckt ende ghestelt is, die is (als een yegeïyeken dewelcke de kennisse deser Stede weet ende kendt sal moe ten bekennen) seer playsant ende ver maeckelycken, legghende langhs een herlycke breede straete, een schoon breed waeter, met hooge ende greote lindenboomen ter yder zijden beplant ende besettet, onder den welcke het in den Somer seer vermaeckelycken te wandelen is. Alsoo dat men in de gheheele stadt gheen beter gheleghen theydt daer tot en souden kunnen vin den." Op deze playsante plaats is de Aca demie gevestingd, op dezelfde plaats staat nog het oude eerbiedwaardige gebouw met zijn hooge boogvensters en zijn aardigen toren. Drie honderd en vijftig jaar zijn thans verloopen sinds de stichting én nog steeds worden binnen zijn muren de academische graden uitgereikt. In de 350 jaren van haar bestaan, zich een roemrijken naam verworven, zoodat men Leiden het Hollandsch Atheen noemde. Tal van buitenlan ders hebben Leiden bezocht juist om haar academie te bezoeken. Wij hebben getracht vervolgt spr. materiaal bijeen te brengen om een beeld te geven van de ge schiedenis der universiteit gedurende de 350 jaren van haar bestaan. Ons vertrouwen is niet be schaamd geworden, talrijke hoogst be langrijke voorwerpen zijn ons tijdelijk afgestaan. Spr. brengt dank aan allen, die aan het totstandkomen van de ten toonstelling hebben medegewerkt. Spr. zegt dat het de commissie met vreugde heeft vervuld, dat Prins Hen drik zich het beschermheerschap over de tentoonstelling liet welgevallen. Spr; brengt vervolgens dank vooral aan den heer Coert onder-directeur van „De Lakenhal", om de moeite die hij zich voor de tentoonstelling heeft gegeven. „Moge deze tentoonstelling aangemerkt worden," aldus ein digde spr. zijn rede „als een blijk van belangstelling in de geschiedenis van Leiden's Academie, als een hulde bij gelegenheid van het 350-jarig be staan van Nederlands oudste univer siteit." Dr. de Lint verzoqht daarna den rector-magnificus, de tentoonstelling te willen openen. Prof. mr. A. J. Blok hierna het woord voerend., zeide dat de academische senaat het een zeer aardig denkbeeld had gevonden, om deze tentoonstelling te organiseeren. Spr. bracht namens den senaat dank voor den $rbeid en moeite, die zoo velen zich' hadden getroost en sprak den wensch uit, dat al het werk me: succes zou worden bekroond. Spr. verklaarde vervolgens de tentoonstel ling geopend. Hierna werden er ververschingen rondgediend en werd de tentoonstel ling bezichtigd. De Feestdag. Voorafgaande plechtigheden en ge beurtenissen liggen alweer achter ons, en nu staan we voor de eigenlijke her denking. 't Is waar, het programma is beperkt, en de eigenlijke hefdenkingsplechtig- heid zal zich noodwendig moeten bepa len tot een zekeren kring; maar toch is de korte inhoud van het pro gramma zoowel als de beteekenis van 't feit waarom het gaat, voldoende om ieders aandacht naar Leiden's Universi teit en naar het bezoek van onze Lands vrouwe të richten. Van tal van openbare en particuliere, gebouwen wapperde reeds vroeg in den morgen de vaderlandsche driekleur, wat met name aan het centrum der stad een feestelijk aanzien gaf. De groote Pieterskerk, waar de offici eele herdenking en de promotie zou plaats hebben, bleek te klein om alle be langstellenden te bevatten. Slechts aan een beperkt aantal genoodigden kon een toegangsbewijs worden uitgereikt. Te een uur ongeveer schaarden zich een aantal studentenverenigingen met hunne vaandels langs den weg van het Academiegebouw naar de Pieterskerk, waarna te half twee de curatoren, hoog- leeraren en lectoren, waarbij zich ver tegenwoordigers van de studentenorga nisaties aansloten, zich in plechtigen op tocht naar de kerk begaven, waar reeds tal van autoriteiten hadden plaats geno men. Te twee uur arriveerde de Konink lijke Familie, die door den Burgemees ter aan de grens der Gemeente werd ontvangen. (Voor nadere bijzonderheden omtrent de ontvangst verwijzen \re naar de dere pagina). Nadat de hooge bezoekers hadden plaats genomen nam de rector-magni- ficus, Prof. A. J. Blok, het woord. Da herdenkingsrede. De spreker begon met zijn hoorders hartelijk welkom toe te roepen op de historische plaats, waar na Leidens ontzet redders en geredden waren sa mengekomen om iGod te danken, waar in den vroegen morgen van 8 Febru ari 1875 Zijn zegen is afgesmeekt over de Hoogeschool, waar op 6 November 1875 het herstel der Akademie is be zegeld, en waar nu reeds vier malen de eeuwfeesten en halve eeuwfeesten der. Stichting rijn herdacht. Dat het in het bijzonder aan H. M. de Koningin en aan de Ivoninkl. familie h$eft behaagd den 350en ver jaardag dezer Universiteit te komen vieren, daarmede het voorbeeld vol gende in 1675 door den Koning-Stad houder in 1775 door Prins Willem V en in 1875 door Iyoning Willem III ge geven, vervult den Senaat rrïet groote dankbaarheid. Die herdenking brengt als van zelve mede, dat wij in onze gedachten teruggaan tot Hem, aan wiens vooruitzienden blik, aan wiens warme hart wij de stichting der Hoo geschool te Leiden boven alles te dan ken, tot Prins Willem van Oranje. Na uitvoerige mededeelingen om trent stichting en bloei dezer Hooge school, brengt spr. namens den Senaat aan de nagedachtenis van dien Prins en aan de nagedachtenis van allen, die met hem aan de stichting dezer Universiteit hebben medegewerkt, eer biedige hulde! Een dag als -heden noopt, aldus ver volgt Spr. tot een terugblik èn tot een blik in de toekomst! Het zou voor den rector een aantrekkelijk denkbeeld zijn bij den blik in het verleden terug te gaan tot het jaar, waarin de academie werd ingewijd en een groote voldoe ning te mogen aantoonen dat hare op richting van grooten invloed was juist op dien tak van wetenschap, dien hij geroepen was te dienen. Dat denkbeeld zal niet kunnen wor den verwezenlijkt, want gedurende den bloeitijd onzer republiek en nog lang daarna, is van een ontwikkeling van het Strafrecht geen sprake geweest, al heeft de philosophic van het Straf recht haar voordeel gedaan met wat Grotius, kweekeling dezer Hoogeschool in zijn beroemd boekwerk in 1625 daar omtrent had geleerd. Van een invloed der Leidsche Uni versiteit in de beide eerste eeuwen na hare oprichting op de ontwikkeling ADVERTENTIE-PRIJS Gewone advertentiën per regel 22l/2 een Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief Bij contract, belangrijke reductie. Kleine advertentiën bij vooruitbetaling van ten boogste 30 woorden, worden dage lijks geplaafst ad 40 cent. De Koningin Eeredoctor Nu treden al de grooten Uit Nederlands geslacht De wijze Landsvrouw nader, Nu zij haar wijding wacht. Aan alle trouwe harten Ontwelt een blijde klank Ter eere van den Zwijger, 't Oranjehuis ten dank. Nu buigen al de helden, Door Holland voortgebracht, Zich voor de Oranjedochter, Wier voorzaat vrijheid bracht. Het kruis der hoogste eere, Verworven door dien held, Wordt nu in de Eedle Vrouwe Hem op de borst gespeld. De zegen der geslachten, Geschoold in Leidens Eer, Daalt op het hoofd der Vrouwe Als blijde jubel neer. De hulde van de ouden, 't Gejuich der jonge kracht, Erkent in haar den Nassau, Die Leiden wijs bedacht. Gedenken zij den Vader En 't fiere Oranjehuis, Wie was het meerder waardig Te dragen 't E erekruis Dan zijn beminde Dochter, Vorstinne van den vree, De glorie van de lage Landouwen aan de zee? In strijd, in zorg en moeite Bestierde zij het land Als kloeke Oranjedochter Met sterke vrouwenhand. En in de felste branding Zag men haar op de plecht, Den worstelstrijd aavaardend Voor vrijheid en voor recht. Heel Holland brengt in Leiden U hulde, Eedle Vrouw, Erkent Uw riddereere, Uw moed, beleid en trouw. Het geeft zich aan Uw leiding In vrede en in strijd; Het weet zich met U veilig In licht en donkerheid. J. P. VERGOUWEN. der Strafwetenschap kan dan ook niet veel worden gezegd. D? straf werd dan ook beschouwd volgens Huber, „als eei wreeckinge van misdaedt tot afschrik kinge van andere door de overigheyi gedaan." Ten slotte moest voor de denkende, voelende menschheid vraag naar voren rijzen, of de straf berekend op wreking der misdaad en afschrikking van anderen, desnoods door de wreed ste middelen, wel gerechtvaardigd was. De wetgeving der Fransche revolutie van 1791 heeft de bescherming van het individu tegen de willekeur gebracht, welke leiden moest' tot de bestudee ring van de vraagstukken van juri- disch-dogmatischen aaml en tot de overweging van voorschriften, betref fende soorten en mate van straf. Spr. ging nu na, wanneer en hoeda nig Nederland deel nam aan de bewe ging tot invoering van vrijheidsstraf fen en tot de bevoegdheid tot het op leggen van een maximum en een mini mum straf. Eerst sedert 1813 heeft de strafwet zich in de richting van het Nationale Wetboek van 1809 ontwik- FEUILLETON. 9n 's levens branding (Uit het Engelsch)). 33) „Hij zal nooit meer door iemand wor den gezien!" klaagde een vrouw vlak bij haar. Toen weerklonken schelle kreten van ontzetting; het touw, dat aan de katrol bevestigd was geweest viel met een gekronkelde beweging als een reuzeslang met een hoofd en een tong van vuur naar beneden. Het was door de lekkende vlammen gegrepen én doorgebrand. „Nu is alles voorbij!" riepen honder den stemmen. HOOFDSTUK GUI. Verteronde vlammen. Op den zolder gekomen kon Douglas gedurende verscheidene seconden niets tien. De rook verblindde hem'en deed err. bi„'na stikken, terwijl de tempera tuur aan die van een oven gelijk was. De vlammen lekten tegen de onder zijde van den dikken stevigen vloer, en begonnen hier en daar door de re ten te schieten. Het was een kwestie van eenige mi nuten, en de vloer zou bezwijken. Hij kon het knetteren van brandend hout en het loeien der vlammen in de kamer beneden hem hooren. Ieder oogenbiik nam het vuur in hevigheid toe. De verterende vlammen kenden geen barmhartigheid, noch medelijden, zij tastten alles wat brandbaar was, met wilde vreugde aan, en schenen onge duldig te verlangen het vernielings werk te volmaken. Douglas keek spiedend rond naar de twee kinderen ,en riep ze met luider stefu, maar er kwam geen antwoord uit de benauwende duisternis. Achter op den zolder begonnen de vlammen langs den muur naar boven te klim men en eenig licht te werpen in de diepe duisternis. Éindelijk zag hij iets. dat op een bundel kleeren leek, in een hoek dicht bij de trapdeur. Onmiddel lijk vloog hij er heen. Het waren de twee kinderen een meisje en een jongen gesloten in elkanders armen en schijnbaar In slaap. Het was het werk van een oogenbiik ze op te pakken en naar de open deur te snellen. Zij bewogen zich niet, ze hingen slap en zwaar in zijn armen. „Ik vrees, dat zij dood zijn", mom pelde hij bij zich zelf, maar hij had geen tijd om naar hen te zierl. De vloer scheen te gloeien onder zijn voeten. Hij kon bijpa geen adem meer halen. De rook was verstikkend, de hitte onbe schrijfelijk. Hij bereikte eindelijk de open deur, en zonk in een hoop neder op het plat form, de twee bewustelooze kinderen stijf tegen zich aandrukkende. Zestig voet beneden hem, gilde en schreeuwde de menigte, maar het geluid schoen van mijlen en mijlen ver, tpt hem te komen. Hij vroeg zich af,, of hij zou gaan flauw vallen en zoo ia, wat er dan van hem en de kinderen zou worden. Hij kon zoo gemakkelijk van het smalle valluik af vallen, en dan waren zij zon der twijfel alle drie dood. Deze oogenblikken, waarin hij slechts half bij zijn bewustzijn was, schenen hem een eeuw toe, eh toen deed de koude lucht hem herleven. Hij zag zich zelf boven de hoofden der menschen. Hij hoorde de vlammen loeien binnen in het gebouw als het donderend ge raas van een waterval. Hij werd een oogenbiik getroffen door de schilder achtigheid van het tooneel de Rem brandachtige effekten van het rosse licht, dat viel op een zee van opgehe ven aangezichten. Het was een won dervol tooneel, beschouwd van af zijn hooge standplaats, en gedurende een paar seconden boeide het hém. 'Toeli keek hij naar boven en ontdek te tot zijn ontzetting dat het touw ver dwenen was. Een oogenbiik later zag hij iets door de luclvL zweven en achter hem neer vallen. Iemand had een steen gewor pen, waaraan een iouw bevesiigd was. Hij begreep dadelijk, wat het beduidde, en een oogenbiik later had hij een lang touw opgehaald. De kinderen waren nog altijd bewus teloos. Of zij levend of dood waren wist hij niet, hij bond ze samen alsof ze twee groote poppen waren, toen liet hij ze van het valluik afzakken en be gon het touw te vieren. Het scheen een eindeloos eifid touw. dat hij door zijn handen liet glijdenj en het gewicht dreigde hem ten laatste van zijn standplaats af to trekken. Hij kreeg ook weder een gevoel, alsof zijn bewustzijn hem zou gaan verlaten, en de menigte werd weder onduidelijk en wazig. Een oogenbiik meer en hij zou zich voorover in de ruimte hebben gestort, toen werd het gewicht van het touw' afgenomen, en een luide juichkreet werd gehoord, die voor een oogenbiik het geloei der vlammen overstemde. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 1