CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN In 's levens branding I ■MjmmerTÏÏ? AB ONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal i 2.50 Per weeki 0.19 Franco per post per kwartaal I 2.90 BUREAUHooigracht 35 Leiden Tel. 1278, Postgiro 58936, Postbox 20 ADVERTENTIE-PRIJS Gewone advertentiën per regel 2272 cent Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarieL Bij contract, belangrijke reductie. Kleine advertentiën bij vooruitbetaling van ten hoogste 30 woorden, worden dage lijks geplaatst ad 40 cent. Tc veel winkeliers? In de Haagsche Kamer van Koop- handel en Fabrieken werden enkele opmerkingen gemaakt die ook voor an dere plaatsen van beteekenis kunnen zijn. Het aantal faillissementen is buiten gewoon groot. Dat is een slecht verschijnsel, maar een verschijnsel dat nog weinig zegt voor de beoordeeling van den algemee- nen toestand. Hier werken ook andere factoren. In het jaarverslag werd gewezen op het feit, dat de helft van de win keliers, die in het laatste jaar fail liet werden verklaard, bestond uit personen, die sedert één of twee jaar te 's-Gravenhage een winkel hadden geopend. Dit moge een ernstige waar schuwing zijn aan allen, die niet beschikken over voldoende kapitaal, vakkennis en ervaring om een win kel te beginnen in deze aaai winkels zoo ovenhjke gemeente. De heer Kropveld merkte op, dat de secretaris aanwijzingen heeft ge geven, die eigenlijk voor het geheele land gelden. De stijging van het aan tal winkeliers is onrustbarend en zal onvermijdelijk deze treurige gevol gen met zich sleepen. De bona fide handel zal z.i. door deze waarschu wing aan onberaden winkeliers zeer gebaat zijn. De handeldrijvende middenstand neemt een belangrijke plaats in, in het maatschappelijke leven. Zonder dien middenstand zal de maatschappij zooals die "thans bestaat, niet behoorlijk kunnen functionneeren. Maar nu is het eenbelang zoowel voor de winkeliers als voor de con sumenten. dat de distributiekosten niet nbodeloos worden opgevoerd, wat noodzakelijk het geval moet zijn in dien het aantal winkeliers onbeperkt wordt uitgebreid. Niet iedereen bezit de noodige vak- jsn warenkennis om als winkelier op te treden. En niet iedereen bezit het noodige kapitaal om een winkel te beginnen en in stand te houden. Wie lichtvaardig zich als winkelier vestigt kan niet behoorlijk behartigen de belangen van het publiek en ver meerdert op roekelooze wijze het aan tal faillissements-candidaten. De waarschuwing van de Haagsche Kamer van Koophandel verdient daar om ernstige behartiging. STADSNIEUWS. Gemeenteraad. De Raad dezer gemeente zal a.s. Maan dag 26 Januari 1925 des namiddags tï twee. uur vergaderen. De vergadering zal zoo noodig des avonds worden voortgezet. Te behandelen-onderwerpen: ie. Benoeming van een stads-gencss- heer voor het tijdvak 1 Februari 1925 tot 1 Februari '1926. (16) 2e. Benoeming van een Regentes van het Geref. Minne- of Arme Oude M'aw- nen- en Vrouwenhuis. (323 en 4) 3e. Voorsteltot verhuring van efc« e-tal vertrekken in het voormalig Inva lidenhuis, aan het Leidsche Politie-Mu- ziek'gezelschap. (19) 4e. Voorstel tot verhuring van de bo venverdieping van den Noordelijken vleu gel van het gebouw 's Gravenstein, aan de Vereeniging tot stichting en instand houding van een instituut voor Indtsdhe Archaeologies aan de Rijks-Universiteit te Leiden, genaamd „Instituut Kern". (20) 5e. Voorstel tot openbaren verkoop van eenige op de Stadstimmerwerf aan wezige, buiten gebruik gestelde voorwer pen en materialen. (2) 6e. Voorstel tot overneming in eigen dom en onderhoud bij de gemeente van eenige perceelsgedeelten aan de Witte laan en de Roode laan. (5) 7. Voorstel tot overneming in eigen dom en onderhoud bij de gemeente van een strook grond, gelegen tusschen den Idoogen Morschweg en de rooilijn op het kadastrale perceel gemeente Leiden, Sec tie P., No. 818. (6) 8e. Voorstel tot overneming in eigl-a» dom en onderhoud bij de gemeente van eenige strookjes grond, gelegen tusschen de voortuintjes, der op de Perceelen Sec tie P. nis. 871, 872, 873 en 794 ged. te stichten woningen en de na demping van de Zandsloot ter plaatse, te vormen nieu we weggrens, van den Rijnsburgerweg. (7) 9e. Voorstel inzake den voorkoop van het ten behoeve van de uitbreiding van het stationsemplacement ter onteigening aangewezen kadastrale perceel, gemeen te Leiden, Sectie L No. 1268. (10) 10. Voorstel tot overneming in eigen dom en onderhoud bij de gemeente van eenige perceelen grond in de Waard (21) 11e. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gem.-Blad No. 18) op het Rijden. (22) F2e. Verordening, tot wijziging v4.11 de verordening van 15 Mei 1922 (Gem.- Blad No. 38), houdende aanwijzing van de dagen, de urén en plaatsen voor het houden van de verschillende markten en van veilingen van ooft. (14) 13e. Voorstel tot wijziging en aanvul ling van de op 19/23 Mei 192 met de gemeente Leimuiden gesloten overeen komst betreffende dé levering van elec- triciteit in da gemeente Leimuiden door de Stedelijke Elcctricifeitsfabriak te Lei den. (8) 14e. Voorstel inzake het aangaan van een overeenkomst van borgtocht voor daarvoor in aanmerking komende reken plfchtige ambtenaren en hunne plaats vervangers, met de verzekeringsmaat schappij „Fatum". (17) 15e. Voorstel: a. tot verkoop aan de Woningbouw vereniging „Ons Doel" van een terrein gelegen tusschen de Pieter de la Court- straat en de Witte laan; b. lot het aanvaarden van een voorschot uit 's Rijks kas in varband met de uit voering van een plan der in sub a ge noemde vereeniging tot den bouw van 29 beneden en 31 bovenwoningen en 2 winkel woningen c. tot het verstrekken aan de onder sub a genoemde vereeniging van het voorschot in sub b bedoeld; d. tot vaststelling van den desbetref- betref fenden begrotingsstaat. (24) 16e. Voorstel van de Commissie van Beheer om het Openbaar Slachthuis te machtigen tot het doen vernieuwen vcL. den vloer in de runderslachthal van hei Openbaar Slachthuis. (11) 17. Voorstel tot vaststelling van de bij drage ïn de kosten van het bijzonder vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102 der Lager Onderwijswet 1920, over het jaar 1923. (12) 18. Voorstel tot het instellen van beroep bij de Kroon van de beslissing van Ged. Staten, op de beroepen ingesteld door het bestuur de R.K. Par. Jongensscho len onder R. K. Par. Kerkbestuur, te gen de Raadsbesluiten van 16 Juni 1924, waarbij medewerking werd geweigerd voor den aanleg eener centrale verwarmings installatie in een 4-tal'scholen. (13) 19e. Voorstel^om burgemeester enWd--- houders te mSthtigen het onderwijzend personeel van het Gymnasium, de Hoo- gere Burgerschool met 5-jarigen curiae de Hoogere Burgerschool 'voor Meisjes en de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen, met ingang van 1 Ja nuari 1925, te betalen op den voet van de 'met ingang van dien datum ingevoer de resp. in te voeren salarisregelingen voor het onderwijzend personeel der Rijles 'Kweekscholen. (18) 20e. Voorstel om te besluiten, dat de betrekking van adjunct-directeur van den Markt- en Havendienst weder zal wor den vervuld. (15) 2je. Voorstel inzake het aangaan vaa. een geldleening, groot fi.coo.ooo. (23) 22e. Vaststelling van het Primitief-Ko hier der Schoolgelden voor hst Middel baar- en Hooger Onderwijs, dienst 1924 —1925, (3) De proleet Ezechiël. Qisteravond trad in de Hooigrachtkerk voor het Chr. Comité voor Winterlezingen op Ds. J. Doum a, Geref. pred. te 's Gravenhage, die tot onderwerp had: De profeet Ezechiël. Spr opende de samenkomst mat het laten zingen van Psalm 68:16 en ging daarna voor in gebed, waarna hij aan ving met zijn rede. Onder de mannen, die God gebruikt heeft ,om ons zijn openbaring bekend ta maken, nemen de prpfeten een geheel eenige plaats in. Zij zijn niet slechts* ver licht door den Geest, doch spreken uit den Geest; daartoe gebruikt de Heere menschen van onderscheiden persoonlijk heid, terwijl eveneens de middelen, waar van Hij zich bedient om hun die open baring bekend te maken, zeer verschil lend zijn. Het boek' van Ezechiël is een bijzon - der duister boek, volgens den Talmoed komen er gedeelten in voor, die de mensch niet mag lezen voor hij zijn d:? tigste jaar voleind heeft. Toch 'is dit boek een nadere beschou wing overwaard, daarom zal spr zijn hoor ders bepalen bij Ezechiëls persoon en tijd, zijn taak en roeping, 1 zijn karakter en beteekenis. Aan de rivier de Chebar, een zijrivier van den Euphraat,was een Joodsche ko lonie van weggevoerden tijdens de re geering van koning Jojachin. Tot die kolonisten behoorde ook Eze chiël en hij nam onder hen een vooraan staande plaats in. Hij was een tijdgenoot van Jeremia, doch in tegenstelling met dezen laatste, die zijn tempelredenen hield voor duizenden, was zijn blik meer op het individu gericht; hij had een her dersambt bij uitnemendheid. De grondtoon van Ezechiëls prediking is de heiligheid Gods, die hij vooreerst cchets van de negatieve zijde als niet dul dende het onrecht, vandaar dat in zij_ boek voortdurend voorkomt het refrein: „Zij zullen weten, dat Ik "de Heere ben". Men vindt bij hem niet den teeder-gew meenzamen omgang met den Heere, die in de Psalmen zoo aantrekt; hij voelt in de eerste plaats den afstand, die et is tusschen God en de menschen. Daar om komt in dit. boek 95 maal de uit drukking „Menschenkind" voor. De heiligheid van God handhaaft zich tegenover de zonden van het volk. Eze chiël teekent die spnde vqoral als on reinheid en ontrouw, men denke aan de geschiedenis van Ohola en Oholiba in hoofdstuk 23. Het boek van Ezechiël valt in twee groote deelen uiteen. In het eerste, dat van vóór de verwoei ,ting van Jeruzalem dateert, kondigt de profeet het oordeel en de gerichten Gods aan bestaande in de verdelging van Je ruzalem door Nebukadnezar. Op welke wijze heeft hij dien zwaret. last vervuld? Op velerlei wijze. Aanslui» tend aan het spreekwoord: „De vaders hebben onrijpe druiven gegetën en de tanden der kinderen zijn stomp gewor- 'den", wijst Ezechiël er op, dat er niet slechts is een solidariteit in de -schuld en diensvolgens in de straf, doch dat er aan den anderen kant ook is een per soonlijke verantwoordelijkheid en ieder zal geoordeeld worden naar zijn eigen werken. Ook moet de profeet zijn prediking tot het volk brengen in een viertal symbo lische handelingen, die ons in de hoofd stukken 4 en 5 beschreven worden. Zelfs Ezechiël zelf wordt tot een tee- ken gesteld: hij moet in afzondering gaan en niet dan bij uitzondering mag hij spre ken, en de Heere néémt zij'n. vrouw van hem weg, zonder dat hij mag rouwkla- gen. Waartoe dit alles? Elke profetie draagt de kleur van het land, waarin zij uit gesproken is. Ezechiël treedt op in het machtige wereldrijk van Babel, dat alleen maar- een oog had voor het geweldige en het groteske; alleen een reuzenna- tuur als hij is tegen die taak opgewas sen. De niets en niemand ontziende ge strengheid van Ezechiël komt bij hem niet voort uit een ongevoelige, koude, harde natuur; zijn ziel beeft soms onder den lcoden last zijner roeping. Welk een wereld van zelfverloochening ligt er ach ter een woord als dit: „Ik deed gelijk mij bevolen was". Gods openbaring aan Ezechiël draagt in eerste en laatste instantie ean boven natuurlijk karakter, daarom kon hij zijn de bezielde getuige van Gods heiligheid. Spr liet vervolgens zingen Ps. 1116 en zette daarna zijn rede voort. De verwoesting van Jeruzalem bracht een algeheelen omkeer teweeg, het volk werd nu ten prooi aan een volslagen* moedeloosheid. Dan wordt Ezechiëls mond geopend, om tegenover die sombere ver twijfeling weer hope te wekken. Daar komt nog iets bij: Israël is nu blootgesteld aan de zuigkracht van het imperialisme. Het aardsche wereldrijk is de satanische caricatuur van ->het rijk van Christus: het is gegrond op het recht van den sterkste. De leidslieden en de geschoolde vak lieden werden'uit Jeruzalem naar Bajiel weggevoerd, waar zij in aanraking kwa men met een hoogstaande cultuur. Ook was nu naar de beschouwing dier dagen gebleken, dat Jehovah het verloren had tegen de goden van Babel. Groot is het gevaar, dat het volk zich zelf in dat wereldrijk verliezen zal. Nu treedt Ezechiël we:r op met de prediking van Gods heiligheid, doch nu naar de positieve zijde, teneinde het volk op te heffen uit zijn moedeloosheid. De Heere houdt Zijn verbond, Hij is ge« trouw, Hij is <le goede Herder. De opstanding van Israël wordt door Ezechiël geteekend in het visioen van de vallei der doodsbeenderen (ho'ofdstuk 37 Dan komt de zwaarste strijd, de wereld macht zal zich nogmaals concentreeren in het laatst der dagen in den Gog en den Magog, doch Christus zal de macht van den Antichrist verbreken. In de laatste acht hoofdstukken van zijn boek teekent de profeet in een 'heer lijk visioen het herstel van den tempel en Kanaan als weer een theocratisch land, en het laatste woord van het boek is. „De Heere is aldaar". Ezechiël teekent hier de heerlijkheid van het Nieuwe Verbond: de Heere is bij Zijn volk en nu is het goed. Van Ezechiëls leven weten wij niets, al bestaan vele legenden daaromcren^ doch 'deze zal spr niet mededeelen als zijnde zonder waarde. Spr wijst tenslotte op den invloed van Ezechiël. Hij tre^t lijnen, die maar be hoeven te worden doorgetrokken naar het leven van onzen tijd. Wij leven in dagen, waarin ook de wereldmacht zich is gaan verheffen, wij zien chaos, ver wildering, verwoesting bovenal van gees telijke waarden. Zullen we zijn als zoovelen, die ver twijfelen in donker pessimisme Zullen we zijn als die anderen, die zich niets aan trekken van de groote vragen, doch al leen maar vr%en: „Hoe sla ik me c/ dcor Het geestelijke voorop, dat is de bood schap van Ezechiël, ook aan onzen tijd. Dan kunnen wij optimistisch zijn, want het Koninkrijk Gods zal triomfeeren, om dat de Koning van dat Rijk het gewon nen heeft. Spr liet ten sjotte zingen Ps. 998 en ging daarna voor in dankgebed. Leidsche radic-vereeniging. Er zit groei in de Leidsche Vereeni ging. Dank zij het doorzettingsvermogen van het Comité, datmet de regeling van de eerstnoodige werkzaamheden werd be last, zijn deze nu reeds alle achter den rug. Sinds de oprichting op 2 Jauuari werden alweer een drietal vergaderingen gehouden, waarvan dis van gisteravond in de Graanbeurs het vervolg was. De heer I. Snoek, voorzitter, opends met een woord van welkom, en gaf daar na het woord aan den secretaris, W. Tl), v. Hugten, dis zijn notulen van de vo rige vergadering ongewijzigd zag vast gesteld. Het middelpunt van de agenda was een lezing van den heer LI. M. v. cj Bos over: „De afstemming van het on* vangtoestel", een bij uitstek practisch on derwerp dus, dat ieder radio-beoefenatL' interesseert. De spreker had zijn lezing in popu- lairen stijl gesteld, zoodat ieder amateur gemakkelijk een inzicht in ds beteekenis van het gesprokene kon krijgen. Spr zette uiteen, hos het ontvangtoestel is samengesteld uit verschillende spoe len en stroomkringen, in welke de ener gie geinduceerd en gemoduleerd wordt De ontvangen aethér-triilingcn worden in het ontvangtoestel omgevormd tot luchttrillingen, oftewel geluid, clat in de telefoon hoorbaar erk verstaanbaar word; Om echter met de uitgezonden tril lingen contact te krijgen, is hel noodig de freqüentie of spanning van de in het ontvangtoestel aanwezige energie op ge lijke hoogte te brengen met die van het uitzendstation. Deze regeling wordt nu uitgedrukt in het bepalen van de „golf lengte", d.i. de omvang van de uitge zonden trilling. FEUILLETON. (Uit het Engelsch)). 18) Een modern humorist heeft gezegd: >Als ge twijfelt, spreek dan de waar heid." Maar Douglas was geen humo rist, en eer de dag ten einde was, had hij feitelijk het tegenovergestelde be sluit genomen. „Ik kan geen goed doen. door mij met de zaak te bemoeien", zeïde hij op hitteren toon tot zichzelf. „Ik zou haar willen redden als ik kon, maar ik kan niet. Verachtelijk als de ellendeling is, zou zij misschien gelukkiger met hem ,dan zonder hém zijn. Hij zou zich zelf met liefde hebben opgeofferd, indien hij daardoor Floss Gresham had kun- hen redden, maar aangezien daar niet dp minste kans op scheen te bestaan, Ploeg hij den eenigen weg in, clie voor ïem open scheen. Zoo gingen twee of drie weken voor bij, gedurende welken tijd hij wanho pige pogingen aanwendde zijn liefde voor Floss Gresham te overwinnen en sijn hart to verharden. Het was over het algemeen een hopelooze taak. Zijn hart was te diep gewond om in een maand of een jaar te kunnen genezen. Daarenboven, gaf juist het gevaar, waarin zij verkeerde, voedsel aan de vlam zijner hartstocht. Hij stelde haar zich voortdurend voor blindelings haar verderf tegemoet snellend, terwijl hij, o wanhoop, niet bij machte was .haar te redden. Iedere week bracht haar nader bij den gevreesden trouwdag, en hoe dreigender het gevaar werd, des te grooter scheen zijn liefde te wor den, en des te vuriger zijn begeerte, haar te kunnen redden. Des Zaterdags, als het kantoor vroeg werd gesloten, maakte hij lange wan delingen naar het andere einde der stad, in de hoop, dat hij haar zien zou. Hij was overtuigd, dat dit ongeveer -het onzinnigste was, wat hij doen kon dat hij, indien hij zijn liefde voor haar overwinnen wilde, zich zoo ver mogelijk van haar verwijderd zou moe ten houden en toch wandelde hij op zettelijk in de richting van Newlands, en bad bijna, dat hij haar door het een of ander toeval mocht tegenkomen, maar slechts ééns werd zijn bede ver hoord. Het was op Nieuwjaarsdag, dat zij zich plotseling van aangezicht tot aangezicht tegenover elkander bevon den. Hij zou haar voorbij zijn geloo- pen, zonder haar te herkennen, want hij had haar nog nooit met haar man tel en bont om en met een hoed op gezien, en zij zag er heel anders uit dan in huis. „Goedén middag, mijnheer Wyburn, veel heil en zegen in 't nieuwe jaar!" Hij schrikte alsof een kogel hem trof en toen bloosde hij als een schoolmeis je. Hij herkende haar stem onmiddel lijk, en zij trof zijn hart als een psalm. „Goeden middag, juffrouw Gresham, dit is een onverwacht genoegen" en zij drukten elkander de hand en het was Douglas, alsof zijn hart een oogenblik stil stond. „Waart u op weg naar Newlands? Zoo ja, dan ga ik met u terug. We heb ben al iederen dag naar een bezoek van u uitgezien. Hoe verkeerd ik had bijna gezegd wreed van u ons zoo plotseling en onverwacht te verlaten!" „Ik verlangde weer aan 'twerk te gaan en en u bedierf mij door al te veel vriendelijkheid." „En u zijt weer naar uw kantoor teruggekeerd?" „Ja, en het werken doet mij goed." „U ziet er ook best uit; maar nu gaat u toch naar Newlands nu u zoo dicht bij zijt, nietwaar? Het zal mijn oom veel genoegen doen u te zien." „Dank u, Ik had geen plan een be zoek op Newlands te brengen. Ik had geen ander doel dan een kleine wan deling." „Enfin, het doet er niet toe, wat u van plan waart", zeide zij met een vroo lijken lach. „Daar u zonder verlof zijt heengegaan, moet u onder geleide terugkeeren." „Ik zou u voor niets ter wereld in uw plannen willen storen", wierp hij tegen. „U waart op weg in do tegenover gestelde richting." „Ik heb geen enkele afspraak, die er op aankomt", antwoordde zij. „Be denkt u dus als het u belieft geen be zwaren meer, of ik zal gaan denken, dat u iets tegen ons heeft." Douglas wendde geen pogingen meer aan, zijn schoone verleidster te weer streven. Hij had een wonderlijk gevoel van machteloosheid in haar bijzijn. Hij wist, dat hij alles zou doen, wat zij vroeg, zonder zich er tegen te verzet ten, en dat het hem een genot zou zijn, het te doen. Zij liepen samen naar Newlands, en hij had een gevoel alsof de lucht hem droeg. Voor het oogenblik was hij in den zevenden hemel. Hij wist, dat hij straks weder in de dorre woestijn' zou zijn, dat hij voor deze korte straal van zonneschijn duur zou moeten betalen. Hij was weder de dwaze mug, die wordt aangetrokken door het licht; la ter zou hij zuchten over de pijnlijk zen gende vleugels. Maar dat was hem thans onverschillig. Smart in de toe komst was niets, vergeleken bij tegen woordig geluk. Als men zoo weinig vreugde had als hij, was het dwaas heid er van te genieten, als zij hem werd aangeboden. Hij opende dus zijn hart voor den vreemden en zinbeko- renden invloed, die zich van hem mees ter maakte. Voor het oogenblik was hij de gelukkigste man van de wereld. Floss was zoo vriendelijk en vrij en gezellig, als het haar aard was te zijn. Zij had zichzelve geheel uit 't hoofd gepraat, dat hij ooit verliefd op haar was gewast. „Het was alles mijn ijdelheid", zeide zij later tot zichzelve. „Hij gaf er niets om, en deed mij geen enkele vraag over de zaak." Echt meisjesachtig, was zij een wei nig beleedigd over zijn schijnbare on verschilligheid. Daarenboven had zij zichzelve nooit ontkend, dat hij be paald zeer belangwekkend was. Het was niet alleen, dat hij een bijzonder knappe jonge man was, maar hij had zooveel gelezen en was zoo goed op de hoogte van ale vragen van den dag; en dan kwam hier nog bij, dat beide, zij en de dokter tot de overtuiging waren gekomen, dat hij, niettegenstaande de omstandigheden waarin hij verkeerde, een gentelman was. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1925 | | pagina 1