CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN
In 's levens branding
I
■MjmmerTÏÏ?
AB ONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal i 2.50
Per weeki 0.19
Franco per post per kwartaal I 2.90
BUREAUHooigracht 35 Leiden
Tel. 1278, Postgiro 58936, Postbox 20
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone advertentiën per regel 2272 cent
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarieL
Bij contract, belangrijke reductie.
Kleine advertentiën bij vooruitbetaling
van ten hoogste 30 woorden, worden dage
lijks geplaatst ad 40 cent.
Tc veel winkeliers?
In de Haagsche Kamer van Koop-
handel en Fabrieken werden enkele
opmerkingen gemaakt die ook voor an
dere plaatsen van beteekenis kunnen
zijn.
Het aantal faillissementen is buiten
gewoon groot.
Dat is een slecht verschijnsel, maar
een verschijnsel dat nog weinig zegt
voor de beoordeeling van den algemee-
nen toestand.
Hier werken ook andere factoren.
In het jaarverslag werd gewezen
op het feit, dat de helft van de win
keliers, die in het laatste jaar fail
liet werden verklaard, bestond uit
personen, die sedert één of twee jaar
te 's-Gravenhage een winkel hadden
geopend. Dit moge een ernstige waar
schuwing zijn aan allen, die niet
beschikken over voldoende kapitaal,
vakkennis en ervaring om een win
kel te beginnen in deze aaai winkels
zoo ovenhjke gemeente.
De heer Kropveld merkte op, dat
de secretaris aanwijzingen heeft ge
geven, die eigenlijk voor het geheele
land gelden. De stijging van het aan
tal winkeliers is onrustbarend en zal
onvermijdelijk deze treurige gevol
gen met zich sleepen. De bona fide
handel zal z.i. door deze waarschu
wing aan onberaden winkeliers zeer
gebaat zijn.
De handeldrijvende middenstand
neemt een belangrijke plaats in, in
het maatschappelijke leven.
Zonder dien middenstand zal de
maatschappij zooals die "thans bestaat,
niet behoorlijk kunnen functionneeren.
Maar nu is het eenbelang zoowel
voor de winkeliers als voor de con
sumenten. dat de distributiekosten
niet nbodeloos worden opgevoerd, wat
noodzakelijk het geval moet zijn in
dien het aantal winkeliers onbeperkt
wordt uitgebreid.
Niet iedereen bezit de noodige vak-
jsn warenkennis om als winkelier op
te treden.
En niet iedereen bezit het noodige
kapitaal om een winkel te beginnen
en in stand te houden.
Wie lichtvaardig zich als winkelier
vestigt kan niet behoorlijk behartigen
de belangen van het publiek en ver
meerdert op roekelooze wijze het aan
tal faillissements-candidaten.
De waarschuwing van de Haagsche
Kamer van Koophandel verdient daar
om ernstige behartiging.
STADSNIEUWS.
Gemeenteraad.
De Raad dezer gemeente zal a.s. Maan
dag 26 Januari 1925 des namiddags tï
twee. uur vergaderen.
De vergadering zal zoo noodig des
avonds worden voortgezet.
Te behandelen-onderwerpen:
ie. Benoeming van een stads-gencss-
heer voor het tijdvak 1 Februari 1925
tot 1 Februari '1926. (16)
2e. Benoeming van een Regentes van
het Geref. Minne- of Arme Oude M'aw-
nen- en Vrouwenhuis. (323 en 4)
3e. Voorsteltot verhuring van efc«
e-tal vertrekken in het voormalig Inva
lidenhuis, aan het Leidsche Politie-Mu-
ziek'gezelschap. (19)
4e. Voorstel tot verhuring van de bo
venverdieping van den Noordelijken vleu
gel van het gebouw 's Gravenstein, aan
de Vereeniging tot stichting en instand
houding van een instituut voor Indtsdhe
Archaeologies aan de Rijks-Universiteit te
Leiden, genaamd „Instituut Kern". (20)
5e. Voorstel tot openbaren verkoop
van eenige op de Stadstimmerwerf aan
wezige, buiten gebruik gestelde voorwer
pen en materialen. (2)
6e. Voorstel tot overneming in eigen
dom en onderhoud bij de gemeente van
eenige perceelsgedeelten aan de Witte
laan en de Roode laan. (5)
7. Voorstel tot overneming in eigen
dom en onderhoud bij de gemeente van
een strook grond, gelegen tusschen den
Idoogen Morschweg en de rooilijn op het
kadastrale perceel gemeente Leiden, Sec
tie P., No. 818. (6)
8e. Voorstel tot overneming in eigl-a»
dom en onderhoud bij de gemeente van
eenige strookjes grond, gelegen tusschen
de voortuintjes, der op de Perceelen Sec
tie P. nis. 871, 872, 873 en 794 ged. te
stichten woningen en de na demping van
de Zandsloot ter plaatse, te vormen nieu
we weggrens, van den Rijnsburgerweg.
(7)
9e. Voorstel inzake den voorkoop van
het ten behoeve van de uitbreiding van
het stationsemplacement ter onteigening
aangewezen kadastrale perceel, gemeen
te Leiden, Sectie L No. 1268. (10)
10. Voorstel tot overneming in eigen
dom en onderhoud bij de gemeente van
eenige perceelen grond in de Waard
(21)
11e. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van 23 Mei 1912
(Gem.-Blad No. 18) op het Rijden. (22)
F2e. Verordening, tot wijziging v4.11 de
verordening van 15 Mei 1922 (Gem.-
Blad No. 38), houdende aanwijzing van
de dagen, de urén en plaatsen voor het
houden van de verschillende markten en
van veilingen van ooft. (14)
13e. Voorstel tot wijziging en aanvul
ling van de op 19/23 Mei 192 met de
gemeente Leimuiden gesloten overeen
komst betreffende dé levering van elec-
triciteit in da gemeente Leimuiden door
de Stedelijke Elcctricifeitsfabriak te Lei
den. (8)
14e. Voorstel inzake het aangaan van
een overeenkomst van borgtocht voor
daarvoor in aanmerking komende reken
plfchtige ambtenaren en hunne plaats
vervangers, met de verzekeringsmaat
schappij „Fatum". (17)
15e. Voorstel:
a. tot verkoop aan de Woningbouw
vereniging „Ons Doel" van een terrein
gelegen tusschen de Pieter de la Court-
straat en de Witte laan;
b. lot het aanvaarden van een voorschot
uit 's Rijks kas in varband met de uit
voering van een plan der in sub a ge
noemde vereeniging tot den bouw van
29 beneden en 31 bovenwoningen en 2
winkel woningen
c. tot het verstrekken aan de onder
sub a genoemde vereeniging van het
voorschot in sub b bedoeld;
d. tot vaststelling van den desbetref-
betref fenden begrotingsstaat. (24)
16e. Voorstel van de Commissie van
Beheer om het Openbaar Slachthuis te
machtigen tot het doen vernieuwen vcL.
den vloer in de runderslachthal van hei
Openbaar Slachthuis. (11)
17. Voorstel tot vaststelling van de bij
drage ïn de kosten van het bijzonder
vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102 der
Lager Onderwijswet 1920, over het jaar
1923. (12)
18. Voorstel tot het instellen van beroep
bij de Kroon van de beslissing van Ged.
Staten, op de beroepen ingesteld door
het bestuur de R.K. Par. Jongensscho
len onder R. K. Par. Kerkbestuur, te
gen de Raadsbesluiten van 16 Juni 1924,
waarbij medewerking werd geweigerd voor
den aanleg eener centrale verwarmings
installatie in een 4-tal'scholen. (13)
19e. Voorstel^om burgemeester enWd---
houders te mSthtigen het onderwijzend
personeel van het Gymnasium, de Hoo-
gere Burgerschool met 5-jarigen curiae
de Hoogere Burgerschool 'voor Meisjes
en de Kweekschool voor Onderwijzers en
Onderwijzeressen, met ingang van 1 Ja
nuari 1925, te betalen op den voet van
de 'met ingang van dien datum ingevoer
de resp. in te voeren salarisregelingen
voor het onderwijzend personeel der Rijles
'Kweekscholen. (18)
20e. Voorstel om te besluiten, dat de
betrekking van adjunct-directeur van den
Markt- en Havendienst weder zal wor
den vervuld. (15)
2je. Voorstel inzake het aangaan vaa.
een geldleening, groot fi.coo.ooo.
(23)
22e. Vaststelling van het Primitief-Ko
hier der Schoolgelden voor hst Middel
baar- en Hooger Onderwijs, dienst 1924
—1925, (3)
De proleet Ezechiël.
Qisteravond trad in de Hooigrachtkerk
voor het Chr. Comité voor Winterlezingen
op Ds. J. Doum a, Geref. pred. te
's Gravenhage, die tot onderwerp had:
De profeet Ezechiël.
Spr opende de samenkomst mat het
laten zingen van Psalm 68:16 en ging
daarna voor in gebed, waarna hij aan
ving met zijn rede.
Onder de mannen, die God gebruikt
heeft ,om ons zijn openbaring bekend ta
maken, nemen de prpfeten een geheel
eenige plaats in. Zij zijn niet slechts* ver
licht door den Geest, doch spreken uit
den Geest; daartoe gebruikt de Heere
menschen van onderscheiden persoonlijk
heid, terwijl eveneens de middelen, waar
van Hij zich bedient om hun die open
baring bekend te maken, zeer verschil
lend zijn.
Het boek' van Ezechiël is een bijzon -
der duister boek, volgens den Talmoed
komen er gedeelten in voor, die de
mensch niet mag lezen voor hij zijn d:?
tigste jaar voleind heeft.
Toch 'is dit boek een nadere beschou
wing overwaard, daarom zal spr zijn hoor
ders bepalen bij Ezechiëls persoon en
tijd, zijn taak en roeping, 1 zijn karakter
en beteekenis.
Aan de rivier de Chebar, een zijrivier
van den Euphraat,was een Joodsche ko
lonie van weggevoerden tijdens de re
geering van koning Jojachin.
Tot die kolonisten behoorde ook Eze
chiël en hij nam onder hen een vooraan
staande plaats in. Hij was een tijdgenoot
van Jeremia, doch in tegenstelling met
dezen laatste, die zijn tempelredenen hield
voor duizenden, was zijn blik meer op
het individu gericht; hij had een her
dersambt bij uitnemendheid.
De grondtoon van Ezechiëls prediking
is de heiligheid Gods, die hij vooreerst
cchets van de negatieve zijde als niet dul
dende het onrecht, vandaar dat in zij_
boek voortdurend voorkomt het refrein:
„Zij zullen weten, dat Ik "de Heere ben".
Men vindt bij hem niet den teeder-gew
meenzamen omgang met den Heere, die
in de Psalmen zoo aantrekt; hij voelt
in de eerste plaats den afstand, die et
is tusschen God en de menschen. Daar
om komt in dit. boek 95 maal de uit
drukking „Menschenkind" voor.
De heiligheid van God handhaaft zich
tegenover de zonden van het volk. Eze
chiël teekent die spnde vqoral als on
reinheid en ontrouw, men denke aan de
geschiedenis van Ohola en Oholiba in
hoofdstuk 23.
Het boek van Ezechiël valt in twee
groote deelen uiteen.
In het eerste, dat van vóór de verwoei
,ting van Jeruzalem dateert, kondigt de
profeet het oordeel en de gerichten Gods
aan bestaande in de verdelging van Je
ruzalem door Nebukadnezar.
Op welke wijze heeft hij dien zwaret.
last vervuld? Op velerlei wijze. Aanslui»
tend aan het spreekwoord: „De vaders
hebben onrijpe druiven gegetën en de
tanden der kinderen zijn stomp gewor-
'den", wijst Ezechiël er op, dat er niet
slechts is een solidariteit in de -schuld
en diensvolgens in de straf, doch dat er
aan den anderen kant ook is een per
soonlijke verantwoordelijkheid en ieder
zal geoordeeld worden naar zijn eigen
werken.
Ook moet de profeet zijn prediking tot
het volk brengen in een viertal symbo
lische handelingen, die ons in de hoofd
stukken 4 en 5 beschreven worden.
Zelfs Ezechiël zelf wordt tot een tee-
ken gesteld: hij moet in afzondering gaan
en niet dan bij uitzondering mag hij spre
ken, en de Heere néémt zij'n. vrouw van
hem weg, zonder dat hij mag rouwkla-
gen.
Waartoe dit alles? Elke profetie draagt
de kleur van het land, waarin zij uit
gesproken is. Ezechiël treedt op in het
machtige wereldrijk van Babel, dat alleen
maar- een oog had voor het geweldige
en het groteske; alleen een reuzenna-
tuur als hij is tegen die taak opgewas
sen.
De niets en niemand ontziende ge
strengheid van Ezechiël komt bij hem
niet voort uit een ongevoelige, koude,
harde natuur; zijn ziel beeft soms onder
den lcoden last zijner roeping. Welk een
wereld van zelfverloochening ligt er ach
ter een woord als dit: „Ik deed gelijk
mij bevolen was".
Gods openbaring aan Ezechiël draagt
in eerste en laatste instantie ean boven
natuurlijk karakter, daarom kon hij zijn
de bezielde getuige van Gods heiligheid.
Spr liet vervolgens zingen Ps. 1116 en
zette daarna zijn rede voort.
De verwoesting van Jeruzalem bracht
een algeheelen omkeer teweeg, het volk
werd nu ten prooi aan een volslagen*
moedeloosheid. Dan wordt Ezechiëls mond
geopend, om tegenover die sombere ver
twijfeling weer hope te wekken.
Daar komt nog iets bij: Israël is nu
blootgesteld aan de zuigkracht van het
imperialisme. Het aardsche wereldrijk is
de satanische caricatuur van ->het rijk
van Christus: het is gegrond op het
recht van den sterkste.
De leidslieden en de geschoolde vak
lieden werden'uit Jeruzalem naar Bajiel
weggevoerd, waar zij in aanraking kwa
men met een hoogstaande cultuur. Ook
was nu naar de beschouwing dier dagen
gebleken, dat Jehovah het verloren had
tegen de goden van Babel.
Groot is het gevaar, dat het volk zich
zelf in dat wereldrijk verliezen zal.
Nu treedt Ezechiël we:r op met de
prediking van Gods heiligheid, doch nu
naar de positieve zijde, teneinde het volk
op te heffen uit zijn moedeloosheid. De
Heere houdt Zijn verbond, Hij is ge«
trouw, Hij is <le goede Herder.
De opstanding van Israël wordt door
Ezechiël geteekend in het visioen van de
vallei der doodsbeenderen (ho'ofdstuk 37
Dan komt de zwaarste strijd, de wereld
macht zal zich nogmaals concentreeren
in het laatst der dagen in den Gog en
den Magog, doch Christus zal de macht
van den Antichrist verbreken.
In de laatste acht hoofdstukken van
zijn boek teekent de profeet in een 'heer
lijk visioen het herstel van den tempel
en Kanaan als weer een theocratisch land,
en het laatste woord van het boek is.
„De Heere is aldaar".
Ezechiël teekent hier de heerlijkheid
van het Nieuwe Verbond: de Heere is
bij Zijn volk en nu is het goed.
Van Ezechiëls leven weten wij niets,
al bestaan vele legenden daaromcren^
doch 'deze zal spr niet mededeelen als
zijnde zonder waarde.
Spr wijst tenslotte op den invloed van
Ezechiël. Hij tre^t lijnen, die maar be
hoeven te worden doorgetrokken naar
het leven van onzen tijd. Wij leven in
dagen, waarin ook de wereldmacht zich
is gaan verheffen, wij zien chaos, ver
wildering, verwoesting bovenal van gees
telijke waarden.
Zullen we zijn als zoovelen, die ver
twijfelen in donker pessimisme Zullen we
zijn als die anderen, die zich niets aan
trekken van de groote vragen, doch al
leen maar vr%en: „Hoe sla ik me c/
dcor
Het geestelijke voorop, dat is de bood
schap van Ezechiël, ook aan onzen tijd.
Dan kunnen wij optimistisch zijn, want
het Koninkrijk Gods zal triomfeeren, om
dat de Koning van dat Rijk het gewon
nen heeft.
Spr liet ten sjotte zingen Ps. 998 en
ging daarna voor in dankgebed.
Leidsche radic-vereeniging.
Er zit groei in de Leidsche Vereeni
ging. Dank zij het doorzettingsvermogen
van het Comité, datmet de regeling van
de eerstnoodige werkzaamheden werd be
last, zijn deze nu reeds alle achter den
rug. Sinds de oprichting op 2 Jauuari
werden alweer een drietal vergaderingen
gehouden, waarvan dis van gisteravond
in de Graanbeurs het vervolg was.
De heer I. Snoek, voorzitter, opends
met een woord van welkom, en gaf daar
na het woord aan den secretaris, W. Tl),
v. Hugten, dis zijn notulen van de vo
rige vergadering ongewijzigd zag vast
gesteld.
Het middelpunt van de agenda was
een lezing van den heer LI. M. v. cj
Bos over: „De afstemming van het on*
vangtoestel", een bij uitstek practisch on
derwerp dus, dat ieder radio-beoefenatL'
interesseert.
De spreker had zijn lezing in popu-
lairen stijl gesteld, zoodat ieder amateur
gemakkelijk een inzicht in ds beteekenis
van het gesprokene kon krijgen.
Spr zette uiteen, hos het ontvangtoestel
is samengesteld uit verschillende spoe
len en stroomkringen, in welke de ener
gie geinduceerd en gemoduleerd wordt
De ontvangen aethér-triilingcn worden
in het ontvangtoestel omgevormd tot
luchttrillingen, oftewel geluid, clat in de
telefoon hoorbaar erk verstaanbaar word;
Om echter met de uitgezonden tril
lingen contact te krijgen, is hel noodig
de freqüentie of spanning van de in het
ontvangtoestel aanwezige energie op ge
lijke hoogte te brengen met die van het
uitzendstation. Deze regeling wordt nu
uitgedrukt in het bepalen van de „golf
lengte", d.i. de omvang van de uitge
zonden trilling.
FEUILLETON.
(Uit het Engelsch)).
18)
Een modern humorist heeft gezegd:
>Als ge twijfelt, spreek dan de waar
heid." Maar Douglas was geen humo
rist, en eer de dag ten einde was, had
hij feitelijk het tegenovergestelde be
sluit genomen.
„Ik kan geen goed doen. door mij
met de zaak te bemoeien", zeïde hij op
hitteren toon tot zichzelf. „Ik zou haar
willen redden als ik kon, maar ik kan
niet. Verachtelijk als de ellendeling is,
zou zij misschien gelukkiger met hem
,dan zonder hém zijn. Hij zou zich zelf
met liefde hebben opgeofferd, indien
hij daardoor Floss Gresham had kun-
hen redden, maar aangezien daar niet
dp minste kans op scheen te bestaan,
Ploeg hij den eenigen weg in, clie voor
ïem open scheen.
Zoo gingen twee of drie weken voor
bij, gedurende welken tijd hij wanho
pige pogingen aanwendde zijn liefde
voor Floss Gresham te overwinnen en
sijn hart to verharden. Het was over
het algemeen een hopelooze taak. Zijn
hart was te diep gewond om in een
maand of een jaar te kunnen genezen.
Daarenboven, gaf juist het gevaar,
waarin zij verkeerde, voedsel aan de
vlam zijner hartstocht. Hij stelde haar
zich voortdurend voor blindelings haar
verderf tegemoet snellend, terwijl hij,
o wanhoop, niet bij machte was .haar
te redden. Iedere week bracht haar
nader bij den gevreesden trouwdag, en
hoe dreigender het gevaar werd, des
te grooter scheen zijn liefde te wor
den, en des te vuriger zijn begeerte,
haar te kunnen redden.
Des Zaterdags, als het kantoor vroeg
werd gesloten, maakte hij lange wan
delingen naar het andere einde der
stad, in de hoop, dat hij haar zien zou.
Hij was overtuigd, dat dit ongeveer
-het onzinnigste was, wat hij doen kon
dat hij, indien hij zijn liefde voor
haar overwinnen wilde, zich zoo ver
mogelijk van haar verwijderd zou moe
ten houden en toch wandelde hij op
zettelijk in de richting van Newlands,
en bad bijna, dat hij haar door het een
of ander toeval mocht tegenkomen,
maar slechts ééns werd zijn bede ver
hoord. Het was op Nieuwjaarsdag, dat
zij zich plotseling van aangezicht tot
aangezicht tegenover elkander bevon
den. Hij zou haar voorbij zijn geloo-
pen, zonder haar te herkennen, want
hij had haar nog nooit met haar man
tel en bont om en met een hoed op
gezien, en zij zag er heel anders uit
dan in huis.
„Goedén middag, mijnheer Wyburn,
veel heil en zegen in 't nieuwe jaar!"
Hij schrikte alsof een kogel hem trof
en toen bloosde hij als een schoolmeis
je. Hij herkende haar stem onmiddel
lijk, en zij trof zijn hart als een psalm.
„Goeden middag, juffrouw Gresham,
dit is een onverwacht genoegen" en zij
drukten elkander de hand en het was
Douglas, alsof zijn hart een oogenblik
stil stond.
„Waart u op weg naar Newlands?
Zoo ja, dan ga ik met u terug. We heb
ben al iederen dag naar een bezoek van
u uitgezien. Hoe verkeerd ik had
bijna gezegd wreed van u ons zoo
plotseling en onverwacht te verlaten!"
„Ik verlangde weer aan 'twerk te
gaan en en u bedierf mij door
al te veel vriendelijkheid."
„En u zijt weer naar uw kantoor
teruggekeerd?"
„Ja, en het werken doet mij goed."
„U ziet er ook best uit; maar nu gaat
u toch naar Newlands nu u zoo dicht
bij zijt, nietwaar? Het zal mijn oom
veel genoegen doen u te zien."
„Dank u, Ik had geen plan een be
zoek op Newlands te brengen. Ik had
geen ander doel dan een kleine wan
deling."
„Enfin, het doet er niet toe, wat u
van plan waart", zeide zij met een vroo
lijken lach. „Daar u zonder verlof zijt
heengegaan, moet u onder geleide
terugkeeren."
„Ik zou u voor niets ter wereld in
uw plannen willen storen", wierp hij
tegen.
„U waart op weg in do tegenover
gestelde richting."
„Ik heb geen enkele afspraak, die
er op aankomt", antwoordde zij. „Be
denkt u dus als het u belieft geen be
zwaren meer, of ik zal gaan denken,
dat u iets tegen ons heeft."
Douglas wendde geen pogingen meer
aan, zijn schoone verleidster te weer
streven. Hij had een wonderlijk gevoel
van machteloosheid in haar bijzijn. Hij
wist, dat hij alles zou doen, wat zij
vroeg, zonder zich er tegen te verzet
ten, en dat het hem een genot zou zijn,
het te doen.
Zij liepen samen naar Newlands, en
hij had een gevoel alsof de lucht hem
droeg. Voor het oogenblik was hij in
den zevenden hemel. Hij wist, dat hij
straks weder in de dorre woestijn' zou
zijn, dat hij voor deze korte straal van
zonneschijn duur zou moeten betalen.
Hij was weder de dwaze mug, die
wordt aangetrokken door het licht; la
ter zou hij zuchten over de pijnlijk zen
gende vleugels. Maar dat was hem
thans onverschillig. Smart in de toe
komst was niets, vergeleken bij tegen
woordig geluk. Als men zoo weinig
vreugde had als hij, was het dwaas
heid er van te genieten, als zij hem
werd aangeboden. Hij opende dus zijn
hart voor den vreemden en zinbeko-
renden invloed, die zich van hem mees
ter maakte. Voor het oogenblik was hij
de gelukkigste man van de wereld.
Floss was zoo vriendelijk en vrij en
gezellig, als het haar aard was te zijn.
Zij had zichzelve geheel uit 't hoofd
gepraat, dat hij ooit verliefd op haar
was gewast.
„Het was alles mijn ijdelheid", zeide
zij later tot zichzelve. „Hij gaf er niets
om, en deed mij geen enkele vraag
over de zaak."
Echt meisjesachtig, was zij een wei
nig beleedigd over zijn schijnbare on
verschilligheid. Daarenboven had zij
zichzelve nooit ontkend, dat hij be
paald zeer belangwekkend was. Het
was niet alleen, dat hij een bijzonder
knappe jonge man was, maar hij had
zooveel gelezen en was zoo goed op de
hoogte van ale vragen van den dag; en
dan kwam hier nog bij, dat beide, zij
en de dokter tot de overtuiging waren
gekomen, dat hij, niettegenstaande de
omstandigheden waarin hij verkeerde,
een gentelman was.
(Wordt vervolgd).