NieiiweleidsclieCouranl
Tweede Blad
Woensdag 3 December 1924
j »E GESCHIEDENIS HERHAALT ZICH
j" In het vorig nummer van ons blad zegt
do Waarheidsvriend hebben wij
een uitspraak uit een der werken van
Calvijn opgenomen, (ook door ons overge
nomen), waaruit duidelijk en klaar 't
standpunt blijkt dat de groóte Hervormer
jegens de Roomschen in het maatschappe
lijk en staatkundig leven innam.
De Roomschen stonden Calvijn nader
dan de libertijnen en daarmede nam hij
een houding aan, die, zou zij in onze da
gen zóó zijn naar voren gebracht, den
Gcneefschen Godgeleerde niet weinig den
tegenstand en do vijandschap zou hebben
i doen ervaren van sommige groepen van
ons volk, die zich er nu met- nadruk op
i beroemen geesteskinderen bij uitnemend-
heid van den Gereformeerden theoloog te
zijn.
Calvijn zou gebrandmerkt zijn geworden
als een vijand van de Kerk Gods, als een
die om God noch godsdienst gaf.
Men onderscheid© intuaschen wel. dat
wij hierboven Calvijn's standpunt weer
gaven met betrekking tot zijn gevoelen
over de Roomschen ten opzichte v&n den
staat en de maatschappij.
Op hot terrein van de Kerk stond hij
natuurlijk geheel anders.
Daar kruiste Calvijn gelijk hij
j schreef het zwaard met- hen, die de
Kerk ondermijnden.
Daar gaf de Hervormer evengoed als
t ieder goed Gereformeerde geen pardon,
maar liet. Zboals „de Institutie" dit 'zoo
heerlijk leert, het heldere geluid van de
leer der vrije genade hooren.
Calvijn bestreed Rome niet met anti
papistische, maar met geestelijke wape
nen.
Calvijn maakte onderscheid wanneer hij
het had over de Kerk of over het leven in
staat en maatschappij.
En diezelfde houding van Calvijn vinden
wij ook nagevolgd bij verschillende van
de Gereformeerde Vaderen
Wij. noemen er hier twee, en wel met
opzet de godgeleerden Olevianus en Beza,
do eerste, die de medeopsteller was van
den Heidelbergschen Catechismus, en de
laatste die bekend is als een der voor
naamste Gereformeerden uit den Hervor
mingstijd.
Zij beiden schreven in dezen geest: Ge
bruik uw gezag naar de voorwaarden,
waarop gij het bezit. De Roomschen zijn
geen heidenen: wij staan tot hen als Juda
fcit Israël.1'
Volgens Groen van Prinslerer stond
Prins Willem, de Vader des Vaderlands,
op één lijn met Olevianus en Beza.
En naar deze geschiedschrijver mede
deelt. schreef de Prins, dat de Gerefor
meerden hem verweten omgekocht te zijn
door de Roomschen met giften en beloften.
„Sommige Hervormden, zoo verhaalt
Groen, hielden het uitroeien der Roomsche
Kerk voor onvoorwaardelijke verplichting;
de Papist was hun een Heiden en Canaa-
niet; doet de afgodendienaars uit uw mid
den weg; sluit met hen geen verbond
Van hier de wederstand tegen de Religie
vrede en tegen het huldigen van een Room
schen vorst."
„Maar Oranje met de zijnen, zoo gaat
nir. Groen verder, dachten er anders over."
Nog een jaar voordat de Prins te Delft
word doodgeschoten, werd hij door som
migen uitgescholden voot „verrader" en
„inhaler der Roomsche Franschen"
Merkwaardige overeenkomst tusschen
den tijd, waarin Prins Willem leefde, die
met den Potentaat der Potentaten een
vast verbond had gemaakt, en de dagen
waarin wij thans verkeeren.
De geschiedenis herhaalt zich.
Immers met dezelfde felheid als waar
mede in zijn tijd Prins Willem van de Ge
reformeerde Vaderen werd bestreden,
worden tegenwoordig diegenen te lijf ge
gaan, die hun kracht niet zoeken in het
gebruik maken van anti-papistische wape
nen. maar voor hunne bestrijding van Ro
me de middelen aanwenden welke in het
goestelijk tuighuis te vinden zijn.
Maar de groepen onder ons volk die
anti-papistische politiek drijven, hebben
dan ook niet bet recht zich te beroepen
op den Vader des Vaderlands.
Zeker, tegenover Rome behoort dc
strijd te worden aangebonden, maar dan
moet dit geschieden op 't terrein, waarop
dit behoort
Daarbij moet onderscheid worden ge
maakt of men zich bevindt op het ter
rein van de Kerk of op dat van den staat
en de maatschappij
En als dan do strijd gestreden wordt,
dan staan de Gereformeerden ontegenzeg
gelijk het sterkst; immers zij zijn het, die
het krachtigst opkomen voor de absolute
souvereiniteit Gods.
KERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te llijnsaterwoude (toez.):
C. v. d. Wal, cand. te Bameveld; te Heem
stede (hülppred.): H. van Oyen, oand. te
Utrecht; te Koekange: B. H. v. d. Berg,
cand. te Utrecht; te Oostwoud: J. Diep-
huis te Garmerwoude.
Bedankt. Voor Spanbroek (t-oez-): J.
Eikema te Benningbroek. voor Ernst
(Geld.), W. R. Boerendans te Harmelen.
GEREF KERKEN.
Tweetal. Te Utrecht: F. C. Meijster
te Rotterdam en G. R. Kuiper te Haar
lem; te Burum: H. Boswijk te Go-ast en
H. P. M. G. de Walle te Oenkerk.
Beroepen. To Enumatil: S. Idema te
Winsum.
Aangenomen. Naar Kralingsche
Veer: H. Veldkamp te Anna Jacoba Pol-
der.
Bedankt. Voor Wagenborgen (pred.
dir.)P. Bos te Stadskanaal.
GEREF. GEMEENTEN.
Beda nkt.. Voor Charlois, A. de Blois
te Vlaardingen.
EVANG. LUTH GEMEENTE.
Aangenomen. Naar Middelburg
Vlissingen: J. N. Bieger te Stadskanaal.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
D s. J. H. B e u m e e, gekomen van
Sleeuwijk. werd Zondag door Ds. G.
Wiersma van MusseJkanaal bevestigd in
de Geref. Kerk van 2de Exloërmond, met
een predicatie over Openb. 1: 16. De
nieuwe leeraar deed 's middags intrede,
sprekende over Judas 20: 21. Tal van toe
spraken volgden, waarna de gemeente
hem de zegenbede uit Ps. 134 toezong.
Cand. H. R. Evenhuis werd Zon
dag bevestigd als voorganger bij de
Herv. Evangelisatie te Groningen, door
prof dr. H. Bleekcr, aldaar, die tot tekst
had Ef6: *15.
Des avonds deed de bevestigde intrede
met een predicatie waarvoor hij de stof
ontleende aan Hand. 3: 10.
Ds. HLi W. te Winkel heeft Zon
dag met een leerrede over Hebr. 13, 3 af
scheid genomen van de Ned. Herv. Gem.
te Vollenhove. Op verzoek van Ds. Swaan.
die den vertrekkenden leeraar hartelijk
toesprak zong de gemeente de zegenbede
uit Ps. 121.
Ds. J. H. Geselschap Waft., die
eervol emeritaat verkreeg, nam Zondag
afscheid van de Ned Herv. Gem. te
Vaassen, met een predicatie over Lucas
22: 32a. Eenige ambtsbroeders en ver
schillende autoriteiten woonden de plech
tigheid bij.
Zondag heeft Ds. G. C. de Kloet,
die het beroep naar den Helder aannam,
afscheid genomen van do Ned. Herv. Ge
meente te Purmerend.
Na de afscheidspreek, over Deuterono-
minm 30: 19b. werd Ds. de Kloet toege
sproken door ouderling G. A. Bos.
De gemeente zong den vertrekkenden
leeraar Ps. 121: 4 toe.
BINNENLAND
Actras in het Kleedingbedrijf.
Naar wij vernemen, is door de Hoofdbe
sturen van 'de werknemersbonden in de
Kledingindustrie, in een gezamenlijke
vergadering, welke gehouden werd op '2
December, besloten, dc overeenkomsten
voor het heeren- en dameskleedingbedrijf
op tb zoggen.
Dit besluit werd genomen, na hekomen
machtiging van de afdeclingen der respec
tieve bonden.
Van de thans Ioopende contracten eindi
gen sommige op 15 Febr. 1925; andere op
15 Maart 1925.
Aan de werkgeversbonden is bereids
medegedeeld, dat de bonden van werkne
mers geneigd zijn. .over het afsluiten van
een n;euw contract te onderhandelen en
Regen, sneeuw of koude hinderen u niet,
zoo uw schoeisel goed in orde is.
Wij berekenen voor: 2629
HEEREN ZOOLEN en HAKKEN f 1.90
DAMES f 1.55
Lederh.L. v. ESCH W zn., Donkersteeg 5
dat -zij" tjidig voorstellen zullen formulee
ren betreffende den inhoud van deze nieu
we overeenkomst.
De werkfoozenkas-en.
Naar het Centrum verneemt, heeft de
poging, welke de wethouders der vier
groóte gemeenten bij den minister van ar
beid, hiPndel en nijverheid hebben in het
werk gesteld om verlenging te verkrijgen
van den duur van de uitkeer ng der werk
lozenkassen. niet tot het gewenschte re
sultaat geleid.
Uit de R. K. Staatspartij.
„De Tijd" ontving het onderstaande be
richt:
„Naar wij vernemen, zou mr. A. baron
van Wijnbergen in parlementairen kring
als zijn voornemen te kennen hebben ge
geven, zich bij de volgende verkiez:ngen
nief meer voor het Primaatschap der Twee
de Kamer beschikbaar te stellen."
Bij informatie bij den heer Van Wijn-'
bergen deelde deze aan het b'ad mede. dat
bovenstaand bericht geheel uit de lucht is
gegrepen. Hij kwalificeerde het als „mal
ligheid".
De verhooginq van den tabaksaccijns.
Volgens het Voorloopig Verslag der Eer-'
ste Kamer verklaarden verscheidene leden
bezwaar te moeten maken tegen de voorge
stelde accijnsverhooging.
Zij u'tten de vrees, dat de reeds bestaande
werkloosheid door deze verbooging nog
zal toenemen, terwijl z'j door verminderd
verbruik een lagere onbrengs* verwachten.
Nog werd door de tegenstanders be
toogd. dat de minister deze gelegenheid
had behooren aan te grijpen om een einde
te maken aan liet banderollestelsel. De be
lasting had volgens hen moeten worden
geheven aan de -bron, n.I. op de tabaksveï-
lingen.
De melkprijs in Zuid-Holland.
De Bond van Melkveehouders in Zu:d-
Holland heeft Maandagmorgen een verga
dering gehouden ter bespreking van den
melkprijs.
De voorzitter, de heer A. N. Vaandrager,
herinnerde er aan, dat de melkhandel
ieeds verschillende weken er over geklaagd
heeft, dat de melkprijs te hoog was, waar-
ha er een voorstel van deze zijde kwam,
om den prijs met een cent te verlagen.
Dit voorstel heeft den bond via het georga
niseerd overleg bereikt, doch er werd geen
overeenstemming verkregen. Desondanks
heeft de handel den prijs met ingang van
19 Nov. j.l. met een cent per liter verlaagd.
De voorzitter deelde voorts mede, dat de
melkhandel een algemeene vergadering
heeft gehouden, waarin besloten werd,
het ingenomen standpunt te blijven inne
men en bij de verlaging van een cent te
volharden.
Na langdurige conferenties is de melk
handel ten slotte bereid gevonden, de melk
prijsverlaging ged?elfel;jk weer ongedaan
te makgn en een hal ven cent te verhoogen.
Het hoofdbestuur heeff hiermede genoe
gen genomen, ol'echts voot den Leïdschen
kring zal een restrictie worden gemaakt.
Spr. ontraadde de vergadering, actie te
gaan voeren en adviseerde het voorstel
van den melkhandel aan te nemen.
Uit de- discussies, die daarna volgden,
bleek, dat verschillende afdeel'ingen het
wenschelijk achtten, niet met het voorstel
van den melkhandel accoord te gaan en de
levering van melk te staken.
De vergadering bleek het hierover niet
eens te kunnen worden, waarop de voorzit
ten de bijeenkomst voor eenigen tijd
schorste tot het plegen van onderling over
leg.
Na heropening der vergadering deeMe
de voorzitter mede, dat lvet hoofdbestuur
zich niet tegen een actie zal verzetten. Dc
verantwoordelijkhe'd daarvoor wenschte
het echter niet te dragen.
Na nog eenige discussie werd besloten,
het voorstel tot verhooging met een lialven
cent por liter te aanvaarden.
GEMEENTERAAD LEIDEN
(Vervolg).
B. en W. hebben genoeg blijk gegeven
van hun goéden wil ten dezen, maar zij
zullen zich natuurlijk nooit kunnen ver
eenigen met een uitlegging van het G. 0.
volgens welke er niets meer te marchan-
deeren, alleen maar toe te geven valt. Spr.
laakt de houding van de organisaties bij de
invoering ran de 48-urige werkweek,
waarbij men van echt overleg niets wilde
weten. Spr. wil eerlijk aansturen op een
goede toepassing van het G. 0., maar daar
voor moet hij dan ook een beroep doen op
de medewerking der afgevaardigden van
de organisaties. Spr. heeft hen altijd be
leefd en hoffelijk behandeld en zal dat ook
in 't vervolg doen. Hoewel Spr. in waar
deering van den arbeid niet te kort wil ko
men, kan Spr. het toch niet eens zijn met
den heer v. Stralen en «allen die den be
drijfsleider bij het overleg op één lijn wil
len stellen met den arbeider. De eerste
moet elk onderdeel van zijn bedrijf kunnen
beoordeelen, de ander is slechts aanspra
kelijk voor het z'jne Een Gemeentelijke
brandassurantie als door den heer Wit-
mans aangevoerd, zou een verbazend
groote strop ten gevolge hebben.
Replieken.
De Voorzitter verzoekt niet op iede
re kleinigheid in te gaan, en namen3
iedere partij slechts één of twee personen
te laten spreken.
De heer v. Stralen valt den heer Zui-
dema aan
De Voorzitter: Ga nu niet onderling
kibbelen. Huurt dan de Stadszaal liever
af. (Teekenen van instemming).
De heer D u bb e 1 d e ra a n: Dat hadt n
gis'eren moeten zeggen.
De V o o r z i 11 e r: Ik vind in het hand
haven van de orde nooit eenige medewer
king!
De heer v Stralen gelooft niet dat
Rijk en Gemeente Christelijk worden be
stuurd: anders zou hij daar geen bezwaar
tegen hebben.
De heer Knuttel: Och, kom.
De heer v. Stralen gebruikt dó critiek
van de Staatk. Geref. partij om te bewij
zen dat de A. R. politiek niet meer deugt.
De heer Wilbrink: Dus daar ben jij
voor? (Gelach).
De V o o rz i 11 e r verzoekt „u" tegen
elkaar te zeggen.
Onder een regen van interrupties be
weert Spr. dat Amsterdam democratisch
wordt bestuurd. Het optreden van weth. de
Miranda moet men niet als maatstaf ne
men.
Er wordt hier niets voor sociale maat
regelen uitgegeven, dus is de waarschu
wing van de Miranda hier niet noodig. In
Amsterdam is dat anders.
De heer Wilmer: Noemt u een paar
voorbeelden.
De heer v. Stralen rindt het vreemd
dat menschen met een loon van f 16 nog
belasting betalen, terwijl men bezwaar
maakt tegen de zakelijke bedrijfsbelasting
die maar een halve cent per arbeider be
draagt.
De heer Oost'dam: Dat is niet juist
gesteld:
De Voorzitter: U heeft toch mijn
verdediging van de afschaffing gehoord?
Het gaat niet om een cent meer of nrnder, -
maar om vermeerdering van den alge-
me e n e n welvaart.
De heer v. Strale.n vindt het vreemd
dat het coDoge van B. en W. voor een'ge
jaren eenstemmig voor de Zakelijke Be-
drvifbeiasting was.
De Voorzitter: Toen was ik er te
gen. maar ik was ziek.
De heer Oostdam: De minderheid
was ziek.
De heer v. Stralen pleit dan voor een
verhoogden aftrek voor het noodzakelijk
levensonderhoud. In andere plaatsen,
vooral Amsterdam is d:e veel hooger
De Voorzitter: Nu, laat eens hoo
ren. hoeveel dan
Stemmen: Ja, toe nou, hoeveel?
De heer v. Stralen heeft de cijfers
niet bij zich.
De heer Dubbeldeman: Breng ze
vanavond mee. Janl
De Voorzitter merkt op. dat door
het groote percentage van minder gesi
tueerde inwoners hier ter stede het nro-
trressieverschil n;et groot genoeg is. Dat
komt ervan als men de rijke lui weg
jaagt.
De heer v. Stralen bestrijdt verder
den heer Zuidema wien hij verwijt dat
hij slechts in naam democraat'is en niet
voor de arbeidersbelangen opkomt.
Het Burgerlijk Armbestuur noemt Spr.
buitengewoon krenterig bij de uitkeering.
Vroeger nam de heer Heemskerk die nor
men ook niet voor zijn rekening, en, dat
'hij er nu blijkens zijn zwijgen geen be
zwaar meer tegen heeft, acht Spr. een
svmptoon van ..afzakken". (Gelach).
Het aanwez:ge pauperisme is volgens
Spr. de schuld van de beruchte Leidsche
werkgevers.
Wanneer men het in nog meerdere mate
liet aankomen op de kerkelijke of burger
lijke phïlantropie, zouden de arbeiders
nog slechter af zijn dan nu.
Spr. heeft drn h°er Sanders lee-'eri hor
schouwen als een tegenstander van ge
meentelijke werkverschaffing
Het lag niet in Spr.'s bedoeling een mo
tie van wantrouwen tegen het Burg. Arm
bestuur te laten aannemen (Teekenen van
verwondering).
Wat het Georg. overleg betreft kan Spr.
niet inzien waarom de arbeidt n>t even
goed tot dc vergaderingen van de hedvij's-
commlssies kan worden toegelaten als de
bedrijfsleider. De commissarissen weten er
toch ook niet altijd genoeg van af. en de
directeur verto'kt ook wel eens louter de
meening van den adjunct-d'rectfur of zoo
iemand
Spr. heeft gehoord dat men niet altijd te
vreden is over de dienstcommissies.
De Voorzitter: „Men" is nooit te
vreden.
De heer r. Stralen heeft het ook
slechts gehoord.
De heer Huurman: Dan moet je het
hier ook niet zeggen.
De heer v. Stralen vaart nog even uit
tegen weth. Mulder, waarbij de Voorz.
hem aanraadt eenige zelfkennis te be
trachten.
De heer Witmans zal aan het ver
zoek van den Voorz. om kort te zijn, vol^
doen. (Geroep: wat 'n brave jongen.) Spr.
laakt het indienen van de moties en voor-»
stellen v. d. Heuvel. Spr. kan wel zien
dat de heer v. d. Heuvel nog weinig er
varing heeft. Ieder weet dat de door hem
genoemde verbeteringen noodig zijn, maar
voorloopig is dit veilig genoeg in handen
van het dag. bestuur. De heer Zuidema
heeft veel gezegd dat buiten de politiek
dezer gemeente omgaat. Spr. bestrijdt de
cijfers van den Voorz. inzake de woning-
voorziening.
In de eerste 9 maanden van dit jaar
hebben 154 menschen, die wegens huwe
lijk of vestiging een woning zochten, er
geen kunnen vinden. In aanbouw of voor
bereiding zijn 768 woningen. Spr. acht
het gewenscht dat zoo noodig (I) in '26
een geheel nieuw blok wordt bijgebouwd.
Spr. besluit met zijn afkeuring uit te
spreken over de huid'ge regeling van de
opcenten op de inkomstenbelasting.
De heer Dubbeldeman stelt weth.
Mulder aansprakelijk voor onvoldoende af
werking vap de gemeentewoningen.
De Voorzitter: Daar heeft u in eer
ste instantie niets over gevraagd. Begin
nu niet over 'n paar kolken.
De beer Dubbeldeman zegt slechts
op meer ijver te willen aandringen ten aan
zien van den woningbouw. Spr herhaalt
zijn bezwaar terzake van de gebrekkige ge
gevens die door den weth. worden ver
strekt. Er zijn voor de nieuwe 248 wonin
gen wel 1500 liefhebbers.
De Voorzitter: Dat reet nie's
De heer Heemskerk: We willen al
len we! een mooie woning hebben voor een.
rijksdaalder.
De Voorzitter: Er zijn er genoeg in
aanbouw.
Dc heer Dubbeldeman keurt het af
dat de Voorz. ronduit heeft durven zeggen
dat men maar ongestoord doorgaa' met
trouwen omdat de steun zoo gemakke'i'k is
Dé Voorzitte r houdt dit vol. (Tee
kenen van instemming.)
Wat de geste'dheid der wonineen be
treft, Spr. kwam eenigen tijd geleden bij
een oud vrouwtje met een minder mooie
woning en toen Spr. vroeg of ?t beviel,
kreeg hij ten antwoord: dominee, we zijn
maar arme menschen (Daverend ge
lach).
De h'er S p e n d e 1: Dat pleit voor je!
De Voorzitter: 't Mensch wist niet
wie u was natuurVjk.
De heer Dubbeldeman: 'k Had ook
niet gezegd, dat ik dominee was (Her
nieuwd gelach). Spr. zal zich liever aan 't
advies van de gezondheidscomraiss:e hou
den
De Voorzitter: 'k Zie 't nog liever
zelf.
De heer Dubbeldeman betoogt dat
de huisvaders de stamkrocejes worden :n-
gedreven door de ongeriefelijkê woningen.
Den beer Zu'dema antwoordt spr. dat
spr.'s fractie niet moér zidke ver-gaande
eischen stelt, omdat de mental-t?tt van den
raad zulks vruchteloos maakt. Als 't wat
gaf zou Spr. nog wel een grooter moncl op
zetten. (7;p heer Zuidema: daar ben» u
nooit bang voor geweest)). Spr merkt nog
legenover den heer Wilmer op dat. vele pa
troons van het bestaan en de levenswijze
van hr.n arbeiders geen kenn:s dragen.
Spr. slaat nog alt'jd op het standpunt van
den klassenstrijd. Echter predik* hij hem
niet, doch constateert aUeen dat hij er
is.
De heer Knuttel: I3 dat sociaal de
mocratisch?
De heer Dubbeldeman: Och. in
Rusland propageeren ze der. klassenstrijd
toch ook niet.
FEUILLETON
De Zegepraal van het Kruis.
39)
Hij zeide niets moor, want terwijl hij
over den dood sprak, alsof hij bereid was
hem manmoedig onder de oogen te treden,
werd hij reeds alleen bij het noemen daar
van door zulk eenen angst bevangen, dat
hij mot blijdschap elk uitzicht om slechts
te kunnen blijven leven, aangegrepen zou
hebben, al ware het ook dat hij altijd on
der dien knellenden last van ellende en
folteringen, waaronder hij op dit oogenblik
dreigde te bezwijken, moest gebukt gaan,
liever dan zich voor den Techtersloel van
een rechtvaardig en vertoornd God te be
vinden!
De oudste der gerechtsdienaars stoorde
de jonge lieden, hun herinnerende dat de
tijd kort was, en dat hij stellige bevelen
had ontvangen, om den schuldige nog do-
zon nacht naar Liverpool over te brengen.
Doch getroffen over den toestand van
Edith, bood hij haar vriendelijk aan, haar
ceno vrouw te zenden om haar naar hare
vrienden te vergezellen, terwijl hij tracht
te haar de dringende noodzakelijkheid te
doen gevoelen, om onverwijld naar hare
woning terug te koeren.
MMiine vrienden!" riep Edith met een
wanliopigen blik uit, „ik heb geen vrien
den, en waar zou ik heengaan? Kan ik
niet naar dezelfde gevangenis gaan, waar
hij gebracht wordt? Neen, gij zult ons niet
scheiden, en betzelfde schav-ot zal aan ons
beider lijden een .einde maken, en gelijk
tijdig de schuld on-zer zonden betalen."
„Jeugdige vrouw!" antwoordde de
vreemdeling met zachtheid, ,gij weet niet
wat gij zegt. Keer tot uw familie terug, on
gelukkig meisje! want wij kunnen niets
voor u doen. Ons bevelschrift betreft alleen
den heer Forrester, en wij durven u n:et
met hem medenemen."
Daarop verzocht hij Eduard zich gereed
te maken, om binnen eenige oogenbldkken
te vertrekken, en met ecne kiesohheid, die
men zelden bij politiedienaars aantreft,
zeide hij tot zijnen makker, dat hij de ka
mer buiten do deur zou bewaken, en dat
hij den gevangene niet moest storen voor
dat hij terugkwam.
De ongelukkige jongelieden aldus alleen
gelalen, staarden elkander zwijgend aan,
niet in staat den onbcschrijfelijken angst
uit lo drukken, waaronder hunne harten
dreigden te bezwijken. Eindelijk kwam
Eduard tot het bewustzijn van hunnen el-
lendigen toestand, dewijl hij de noodzake
lijkheid gevoelde de korte oogénblikken,
die hun nog overschoten, te gebruiken; en
zonder den tijd te verspillen in nutlelooze
redeneeringen, om op de beste wijze in de
veiligheid van Eclith te voorzien of haar
te troosten, smeekte hij haar kalm, maar
'ernstig, zonder uitstel naar hare moeder
te gaan, terwijl hij haar tevens zijne por
tefeuille gaf. waarin zich verscheidene
aanzienlijke banknoten bevonden, om in
hare tegenwoordige behoeften te voorzien.
Edith gaf" een gil en bedekte haar ge
laat met hare beide handen op het geacht
van de portefeuille, waarin zij deu nood-
lottigen brief gezièn had, waarmede hij
haar bedrogen had, en haar had aange
spoord om hem, tot hun beider verderf, te
volgen.
Zij vergat alle andere dingen, en her
nieuwde hare verwijtingen op eenen toon,
die de ziel van den ongelukkigen misdadi
ger verscheurde.
„Neen, Eduard!" zeide zij, „voor hoe
laag gij mij ook houdt, zoq zal ik echter
geen cent van uw onrechtvaardig verkregen
geld aanraken. Ik kan den honger, den be
delstaf, alles verdragen, uitgenomen zulk
eene schande!"
„Edith!" antwoordde Eduard, geduldig
de ver wij tingen verdragende, die hij ge
voelde maar al te zeer verdiend te hebben,
heb medelijden met mij, want de dood is
gemakkelijker te verdragen dan uwe ver
achtelijk© blikken. Ik smeek u om der wille
van onze vroegere liefde, weiger mij niet
de laatste gunst, welke ik u aan deze zijde
der eeuwigheid vraag. N^em dit geld, bid
ik u, en keer naar uwe woning terug, in-
d'en gij niet bij de knag:ngcn van een
schuldig geweten de vreeselijke folterin
gen, u aan kommer en ellende blootgesteld
te z»en, wiK voegen: en indien g:j kunt,
vergeet dan den ongelukkige, die weldra
ten koste van zijn leve» voor al zijne mis
daden boeten zal.
Verlaat mij nu, Edith! en laat ons niet
met bitterheid van elkander scheiden, want
gij zoudt mij vergeven en medelijden met
mij hebben, indien gij wist. hoe vreeselijk
en pijnigend het vooruitzicht van den dood
voor zulk eene ziel als de mijne is!"
„De dood!" herhaalde Edith. terwijl al
de kracht harer leederheid en liefde weder
in hare borst ontwaakte bij de herinnering
aan het vreeselijke vonnis. waarmede
Forrester maar al te zeker bedreigd werd;
„hoe! zullen zij u werkelijk het leven be
nemen? Neen, zij kunnen ons niet schei
den, en ons bevelen elkander nimmer
weder te zien; maar gij zult niet... gij
moet niet zulk een dood sterven? Wij
moeten beiden nog leven, om ons met God
le verzoenen; want wat zou èr van ons
worden, indien wij in dit oogenblik op
geroepen werden om voor Hom te ver
schijnen? Ach, Eduard! Hoe hébt gij eene
daad kunnen bedrijven, die zulko vreese
lijke gevolgen na zich sloopt? Het ware
ons beter geweest van honger om te ko
men dan te wezen wat wij nu zijn!" Dit
zeggende, stond zij op. terwijl z:j de krul
len. d;e over hare gloeiende wyigen geval
len waren ,naar achter wierp; zij scheen
eensklaps eene dubbcce mate van geest
kracht ontvangen to hebben Zij zette ha
ren hood op, nam het geld, dat zij eenige
oogenblikkee van te voren met verachting
van de hand gewezen had. en scheen ge-
li pel met eene nieuwe gedachte' vervuld te
zijn.
„Nu Eduard," zeide zij kalm, „laat ons
geen tijd verRezen. maar zeg mij schielijk,
welke middelen wij moeten aanwenden om
uw leven te reddeD. Uw oom kan niet, mag
niet weigeren, het sf te koopen, het moge
hom kosten wat het wil. Zeg mij dus, waar
ik hem vinden kan. en op mijne knieën zal
ik zijne vergiffenis voor u afsmeeken!"
Eduard wendde z'jne «"Ogen treurig van
haar af. als wilde hij de wanhoop zijner
ziel uitdrukken, en antwoordde haar:
„Er is geen hoop op genade voor mij.
mijne Edith! want de eenige man die mij
redden kon, is juist degene dien ik ver
raden heb.
(Wordt vervolgd