[Tweede Blad Zaterdag 4 October 1924 i „IK BEN HET." Want zij zagen hein allen-, en werden ontroerd; en ter stond. sprak hij met hen, en zeide tot hen: Zijb wel gemoed ik ben het; vreest niet. Marcus 6: 50. De ontroering van Jezus' discipelen, toen zij den Heere op bet water zagen .wandelen, is al es zins begrijpelijk. Vooreerst, ihet ongewone van het schouw spel, een menisch op het water te zien gaan. Iets, dat ieder onzer met verbazing zou gadegeslagen hebben. Zelfs in -onzen •tijd, met al zijn uitvindingen op 't gebied ider techniek, zouden we er tóch nog ver steld van staan, ils iemand een middel Jdaartoe had uitgezonden. Maar hier ge schiedde het zonder middel. Doch behalve dait waren de omstandig heden er wel naar om hun verbazing tot ontroering en angst te doen overslaan. Het was omtrent de vierde nachtwake, nog vóór de morgenschemering aanbrak, zoo dat zij de gedaante, die hun voorbijging inlet of nauwelijks konden onderkennen. Daarbij hadden ze nu den geheel en pacht over geworsteld met tegenwind om het scheepske vooruit te krijgen. Hun zenuwen waren overspannen. En dan is de igeest bij-zonder vatbaar voor indrukken. En eindelijk, het nog algemheen heer- fechend bijgeloof aan spoken en geestver schijningen, waarvan zij niet vrij waieu, zooals het Evangelieverhaal uitdrukkelijk doet blijken. Juist dit is voor ons besef het sluitende 'dat zij Jezus' gedaante aanzagen voor een spooksel Maar er was toch ook m* r. En de die per liggende oorzaak van hun angstige ontroering wordt ons ontdekt door de woorden, waarmede dit verhaal besluit: zij hadden niet gelet op het wonder der Jb"ooden, want hun hart was verhard. Ze waren op Jezus' bevel schiep gegaan On afgevaren aan den avond van den vori- igen dag, terwijl Jezus zelf aan den oever bleef om de schare van zich te laten, d e hij zoo wonderdadig had gespijzigd met d° v-'jf brooden en de twee visschv.n. Maar hoewel ze op Jeeps' woord waren afgevaren, hadden ze op hun tocht niet met Jezus gerekend. Ze meenden, dat ze aan zichzelveu waren overgelaten. En ze overlegden niet, dat hij ook nu machtig en getrouw was om hen te beveiligen. Hadden zo naar hem uitgezien, dan zthi •zijn verschijning op het water hen wel hebben, verwonderd, maar het zou een bl'jde verwondering geweest zijn, waarin ze de vervulling van hun verlangen naar Jezus zouden hebben verkregen. Toch is het opmerkelijk, dat er van Jezus' lippen geen woord van verwijt Jwordt vernomen. Integendeel, zoodra hij hun ontroering bemerkt, spreekt hij hun toe. Zooa's een moeder, the do donkere s'-aapkamer van haar kinderen binnentreedt, oen enkel woord zegt, opdat haar lieve kleinen aan het geluid van de stem mogen bemerken, dat het moeder te! Maar ook wat Jezus zegt, is zoo vol teedere geruststelling. Eerst: Zijt welgemoed, om de ontroering Van hun gemoed te st-'-llen. Zoo geheel menscheliik, zoom's wij het ook doen om iemand, die in hevige ontroering of op- weiding verkeert, te kalmeeren. Dan zegt hij de reden, waarom ze hun or'i-oeri.ng moeten laten varen: Ik ben het En eindelijk verdrijft hij alle overb'djf- so1 van de vrees, die hun bevangen hield, met de woorden: Vreest niet! Vooral dat: Ik ben het, moest hun vól kernen geruststellen. En van Petrus weten wc u;t het Evangelie van Mattheus, dalt hij meteen in het andere uiterste kwam zoo echt Petrus weer, want hij zeilde: Heere, indien gij het zijt, zoo gebied mii'j tot u te kom"n op het water. Toen durfde h'ï alle;s wel! Dat enkele woord:.Ik ben het, deed al les af; daarmede we:rd alles op eens a-ö- lö.pi\s voor he.n. En daaruit bleek ook, dat al was hun jge'oof voor een wijle ingesluimerd, ze het 1 toch niet geheel verloren haddón. Ze had den met Jezus niet gerekend. Maar nu ze hem voor af.oh zien, nu keert op eens alles om. En nu is het allies weer goed. Dat woord: Ik ben het, heeft Jezus nóg eens bij een andere gelegenheid gesproken Het was i-n Gethsemané, teen de dienaars van het Sanhedrin kwamen om hem ge vangen te nemen. Maar toen was de uit werking juist het tegenover gestelde. Toen werden de stoutmoedigen bevreesd; ze gin gen achterwaarts, en vielen, ter aarde. Hier worden de vreesachtigen gesterkt en bemoedigd. Want zoo vreeselijk als Jezus' verschij ning is voor zijn vijanden, zoo vertroos tend en zalig is ze voor de zijnen. Jezus vereemigt voor de zijnen altijd weer zijn macht met zijn liefde. Hij heeft zijn macht niet om hen te verderven, maar iom ze te behouden-en te redden- En alle vrees en ontzetting, die hen soms aangrijpt, als ze de blijken van zijn macht en grootheid zten, komt miot van 'heim, maar van hun -eigen ongeloovigheid. Doch ook die ongeloovigheid weerhoudt hem niet i-n zij.n tcedere en trouv7e liefde. Ze maakt ons wel onbekwaam en -ook on waardig, om zijn liefde te genieten. Maar voor hem is ook die ongelioo-vighe'd geen beletsel om ons te zoeken en te redden. En zoodra als Jezus z'ch maar laat gel den in zijn macht en liefde, valt liet dek sel on-s van de oogen. En uit do donker ste du:sternis wordt het helder licht voor ons als op den mid lag. Dan, a's we hem weer ontwaren in zijn macht en liefde beide, is alle vrees uitge dreven, en weten we ons weer veilig on der zijn hoede, als zijn eigendom. Want zeker, Jezus verschijnt ons niet, zooals hij in dien gedenkwaardigen na nacht aan zijn discipelen verscheen. Wij •zien hem niet in zij.n wondermacht, zoo- -als zij hem zagen. En aH'e poging, om dit toch op de eene of andere manier door zoogenaamde vergeestelijking eruit te w:l- 2en halen, doet het Schriftwoord geweld aan. Maar dat behoeft ook niet. Want boo als Christus toen zijn macht toonde door over de onstuimige go'veil te wandelen zonder dat h'j zelfs noodig had ze eerst te stilten, zoo is hij nu, aan des Vaders rechterhand gezeten, met niet m:nder macht toegerust. Dat zal eenmaal blijken op den dag van zijn wederkomst, als aller oog hem zal z:en, zoowel degenen, die hem verwachten tot zaligheid, als degenen, die hem ver werpen. Dan zal hij weer zeggen: Ik ben het. En weer zal zijn. verschijning zijn vijanden verschrikken. En hoe zal het u dan z:jn, lezer? Ver vult die gedachte u met blijdschap? Ook nu zijn er ouder degenen, die toch zijn naam belijden, die met vrees aan den dag denken. Met vrees, niet ai'een om de ontzettende dingen, die dan zullen gebeu ren. Maar ook met vrees over wat hun dan zal overkomen. En zie, daarin blijkt de onvolkomenheid ook van uw ge'oof. Indten ge toch niet itwi'jfeldet aan zijn trouw als uw Zaligma ker, dan zou de blijdschap over dat weder- *»en alle vrees in uw hart stillen. In zooverre vindt gij ook in dlïe ontstel de discipelen uw. ei gen beeld weer. Waar het ook voor u op aankomt is, dat ge uw geloof moet oefenen. Dat niet te doen, was de fout van die discipelen. Ze meenden aan zichzelven over-ge'aten te z:jn, en toen vertrouwden ze niet op hun Heere. En ditzelfde overkomt ook ons zoo dik wijls in ons leven. Zelfs in on.s werken voor den Heere en voor zijn zaak. Dat verblindt onze oogen, zoodat we Hem niet vinden in onzen weg, in ons ieed, in onzen strijd. Alles hangt er voor ons telkens weer aan, dat wij toch het oog en oor des ge- loofs richten op Hem. Dan zullen we in onze ziel voelen indalen het vertroostend en bemoed'gend woord van zijn lippen: Ik ben het. ALLEEN OP UW GENADE. Ey-laesl ick ben een worm, {Ju" een oversond'gh menscli, j vr#* - Oock heden op den dagh, schoon ick het anders wensch. Hoe kan ick, l-ieve God, hoe kan ick U behagen, Ick vinde sondigh werek, Wol •oock in mijn beste dagen, 'wjï 't Is Uw' genaed' alleen, daer is geen ander raet, -^wjl 't Is Uw' genaed' alleen, ■daer op mi jn hope stae't; 't Is Uw' genaed' a'Ieen, en onverdienden zegen, Daer in irjjn eenigh heyl en toevlucht is ge'Jegen. Indien ons dit o-ntgingh daer is geen t wijf fel aen, Eylaes! geen levend' menscli en kon voor U bestaen, Wy daerc-m, in ons selfs bedroeft, en huyten rade, Wy steunen, lieve God, alleen op Uw' genade. 1 JACOB CATS. KERK ER SCHOOL NED. HERV. KERK Drietallen. Te Gravenhage (vac. Bieskaar): B. Batelaan te Zeist; S. van Dorp, te Utrecht en P. van Toorn te Rot terdam. (Nieuwe predikantsplaats): G. Bolkestein te Apeldoorn; G. Oorthuys te Rotterdam en J. Ravesloot te Driebergen. Aangenomen. Naar BolswardJ. C. Loor te Vorchten. Bedankt. Voor Rouveen: H. A. de Geus te Veenen-daal Voor Wirdum: P. C. van Doorn, cand. te Sitswerd. GEREF. KERKEN Beroepen. Te SchowwerzijlG. Staal Jr., cand. te Zwolle Aangenomen. Naar Culemborg: G. Staal Jr., cand. te Zwolle Bedankt. Voor Oldekerlc Zalk, Vrees wijk, Rottevalle, Elburg, Kollummerpomp en Schouwerzijl: G. Staal Jr., cand. te Zwolle. Bedankt. Voor Suawoude: H. R. Pel te Stadskanaal CHR. GEREF. KERK Beroepen. Te Boskoop: J. P. Mete ring te Nieuwoort; te Kornhorn: J. L. de Vries te Rijnsburg. GEREF. GEMEENTEN Bedankt. Voor Ridderkerk: R. Kok te Aagtekerke. Dr. J. W. F. Gobius du Sart. f Na een ongesteldheid van enkele weken is gistermiddag te Woudrichem. overleden dr. J. W. F. Gobius du Sart. Sinds 1895 predikant der Ned. Berv. Gemeente al daar; voor dien tijd predikant te Nieuw en Sint Joostland. Het normatief karakter van de Bergrede. Op de Friesche Predikantenconferentie zal Ds. E. Beukema, van Niawier, aan de hand van onderstaande stellingen referee- ren over ,,Hct normatief karakter van de Bergrede." 1. Voorwoord. Vooral door den groe ten. oorlog en de Christelijke, sociale be weging, is het normatief karakter der Bergrede een punt van vernieuwde bespre king geworden. 2. Beginsel. Als Gereformeerden hou den wij het normatief karakter der Berg rede vast, omdat deze woorden een ge deelte vau Gods Woord zijn, en wel van het N. Testament, waarvan dus geen oude bedee/ing iets wegneemt; terwijl de vraag, of deze woorden bijzonder bepaalde op drachten bevatten voor de discipelen als eerste evangeliepredikers. ontkennend moet beantwoord. Wat de verklaring be treft, zal de regel om. Schrift met Schrift te vergelijken, ook hier niet megen ver waarloosd. 3. Motief en doel. Zoowel het mo tief, cm de verkeerde opvatting van Gods wet in leer en leven dcor de wetgeleerden en Pharizeën te bestrijden, als het doel, om den weg en wandel voor de burgers van het Koninkrijk der hemelen aan. te wijzen, verscherpen het normatief karak ter van de Bergrede. 4. Recht verstand. De normenAder Bergrede kunnen alleen recht verstaan worden en in beginsel toegepast door wie met Christus op den berg geklommen is van de dankbaarheid, die een kind Gods zijnen hemelschen vader te brengen heeft. 5. Toepassing. Daar de Bergrede een stuk Christelijk leven, omvat moeten de normen, erin vervat, gehandhaafd in ons persoonlijk leven, gepropageerd in de Christelijke maatschappij, en getoond aan de wereld. 6. Misverstand, a. door verenging Door Anabaptisten. Tolstoïanen en alle be rusting-menschen wordt schade gedaan aan de hooge normen der Bergrede, door ze ten eerste uit het verband te rukken, en 2. door ze voor te stellen als de eenige deugden, in het N. T. gewezen. Zij mis- i kennen ook de macht der blijvende zonde. b. door veriuiming. Erger is het ruime i standpunt a la Bismarck van allen, die hart en hand meenen te kunnen scheiden, tusschen binnkamer en buitenwereld een deur plaatsen, wel willen weten van ge zindheid, maar niet van Christelijke da den. j 7 Slqtwoord. Juist de Gereformeer- i de als Calvinist is in staat en heeft de roeping het normatief karakter der Berg rede vast te houden, omdat hij uitgaat van de totale en absolute souvereiniteit Van Gods wil over gansch ons leven. In moei lijke gevallen hebben wij steeds te beden ken, dat de poort eng is en de weg nauw, dit tot het leven leidt; ook dit is een woord van de Bergrede. Het „navertellen" van de preek. Ds. H. Veldkamp, van Anna Jacoba-Pol- der, die op zijn buitenlandsche reis o m. Görlitz bezocht, om er het Gereformeerde leven in Silezië te leeren kennen, hoorde daar pastor Herman Graefe preeken. Naar aanleiding van het feit. dat hij die preek niet meer navertellen kan schrijft ds. V. nu in de „Zeeuwsche Kerkbode" het vol gende Ik zou mot den besten wil ter wereld niet meer kunnen „navertellen" wat de do- miné dien morgen heeft gepreekt en ik vind dit ook keelemaal niet noodig. Vele mensehen schijnen als eisch te stel len voor eigen geestelijk leven en. voor heb preekgehalte, dat ze de preek moeten kun nen navertellen. Kunnen ze dat niet, dan hebben ze er niots aan gehad, of de preek was niet goed. Nu lijkt me die eisch tamelijk onbillijk, onder voorwaarde echter, dat de predi kant door z'n preekmethode geen aanlei ding geeft, dat er niets van mee te nemen is, welke methode ik zou willen, noemen de „golfmethode", d.w.z. de kunst om van z'n preek een golvende zee te maken, vol afge zaagd e termen en klanken, waarbij de^ hoorder het eigenaardig gevoel krijgt van „in een boot te zitten", terwijl de woorden van heel ver tot hem komen, zooals de va ge geluiden van de stad doordringen op ©en eenzamen weg. Dit dan daargelgten, geloof ik niet, dat het erg is, dat een hoorder de preek niet onthoudt. Ik zou niet meer weten, wat ik de vorige week eiken dag gegeten heb, maar ben er tooh door gevoed. Zóó worden we zonder bewuste bijblijvende kennis door 't Woord Gods gevoed. En daarom schaam ik me heelemaal niet te zeggen, dat ik een juisten inhoud van die preek niet meer weet. Maar wel weet ik, dat er gebouwd werd, op een zeer hecht fundament, en wel dit: ,.uit genade zijb gij zalig geworden." De roemtaal van den prodiker, waarin ons hart meeroemen kon, was: de uitgesloten roem: ,,Alle roem is uitgesloten, Onverdiende zaligheen Heb ik van mijn God genoten; 'k Roem in vrije gunst alleen." Soep in de kerk? i Weer een nieuwigheid? We weten 'b niet. Vroeger hebben we wel eens gehoord, dab er te Parijs een kerk moet zijn, waar men de arme zwer vers ter vroegkerk lokt met ©en krenten brood. 't Zou dus nog zoo vreemd niet zijn, als men in koude dagen de behoeftige straat passan ten onder het bereik van het Evangelie wilde brengen, door hun een bord soep te presenteeren. Maar we hebben iets anders op 't oog. We lezen ergens, dat bij een. Kerkeraad een schrijven inkwam van een propagan dist der Maggi-Soepfabrieken om de kerk- zaal te mogen huren voor een reclame-de monstratie. Och, waarom ook niet? We zijn toch niet Roomsch. We vinden onze kerken en kerkzalen heelemaal geen heiligdommen. Ze zijn niets meer dan ver gaderplaatsen der Gemeente. We houden er ook onze win térlezingen, zanguit voerin gen en onze bazars! Waarom dan geen soep-demonstratie Dan, wie beeft er iets tegen op soep? En wie wil er niet eens 'n maggi-soepje proe ven? Naar zoo'n demonstratie kan elk gemeentelid gaan. Wie weet of de Kerke raad er niet queue gaat maken! Niets op tegen natuurlijk, als de broeders maar niet ambtshalve lepelen willen.. Want dan zouden ze 't met de Dordtsche Kerken orde aan den stok krijgen. (Rott.) KINDEREN BANG MAKEN. Hebt gij uw kinderen wel eens bang ge maakt' Do gewoonte bestaat bij meer dan één ouder, om als een zijner kinderen, stool is geweest, het bang te makent Er zS3 ouders, die dan niet wijzen op 't verkeerde en zondige van hun handelwijze, noch ooj trachten om berouw over het bedreven kwaad.op te wekken^ maar gaan dreigei* En waarmee? Dan wordt gezegd: ik za] je eens in een donkere kast opsluiten; je moet een poos in die donkere kelder opgeborgen worden; of: ik laat je geheel alleen thuis en moeder gaat weg. Er zijn meer dergelijke uitdrukkingen, waardoor bange vrees in 't hart wordt gewekt; en het aantal ouders is niet gering, dat in dezen zeer vindingrijk schijnt te zijn. Er wordt helaas, op verre na niet vermoed, welke een kwaad ook deze handelwijze tegenover onze kinderen stichten kan Dat er »ooveel®volwassen menschen zijn, die vol vrees zijn, als ze in 't donker verkee- ren, is mee een gevolg van de verkeerde opvoeding, die zij in hun jeugd hebben ge noten. Wat brengt ge met dit vreesaanjagen, met dit bangmaken teweeg? zoo wordt in de ,,Baarnsche Kerkbode" gevraagd. En de vrager antwoord dan: Dat ge uw kin deren verwijdert van uzelf en niet 't minst van God. Ge maakt ze daardoor niet bang voor de overtreding van Gods geboden of bang voor uw rechtmatige toorn en uw straf; want dit is heilzaam, maar ge maakt ze bang voor denkbeeldige dingen. Ge leert hen stelselmatig aan dat „don ker" verbinden de gedachte van „onaan genaamheid" en wekt daardoor een slaaf- sche vrees in hun hart op. Waarom zijn zooveel kinderen bang om in 't donker naar bed te gaan? Waarom willen ze zoo graag licht bij zich hebben? Waarom durven ze menigmaal niet een donkore kamer binnengaan, om even daar uit iets voor u weg te halen? Waarom houden ze u zoo krampachtig vast, als ge met hen langs een donkeren weg huis waarts keert? Waarom zijn ze weer zoo blij. als ze licht zien? Omdat ge hen vrees hebt ingeboezemd voor al wat donker is. Ze zien in 't don ker allerlei spoken, allerlei gedachten. Zien ze vanuit de verte op den weg een lage struik, dan verslijten ze het voor een roover, die op den loer ligt. Springt een dier over den weg, dan waart een huive ring hun door de leden. Die vrees blijft hen bij. Ze gaat met hen 't leven in. En als ze volwassen zijn: kun- ner ze zich er soms nog niet aan ontwor stelen. Daarom liebne.;. wij onze kindek-en nooit bang te maken voor dingen, die niet be staan. Want daardoor ontnemen we hen den moed; den zedelijken moed dien ze zoo noodig hebben op hun levensweg. Moed hebben ze noodig. om nben te zeggen tegen den verleider of verleidster, die hen van 't spoor van Gods geboden tracht af te voeren. Moed cm hun mee ning te verdedigen tegenover de vijan ica van God of tegenover valscho vrienden. Moed om op te komen voor den naam en uak des Heeren. In vertrouwen op God moeten we hen opkweeken tot menschen, die niet met slaafsche vrees zijn bezield. Een treffend voorbeeld van de schade lijke gevolgen van dat bang maken, deelt een Engelsch schrijver aldus mede: ,,Ik heb in Philadelphia een kind ge kend, dat een idioot is geworden voor zijn leven. Het was zoo'n prachtige, mooie, verstandige jongen, voor hij door een dienstbode ongelukkig werd gemaakt. Toen het kind ongeveer drie jaar oud wes werd het eens door de ouders onder de hcode van een kindermeisje thuisgelaten, terwijl zij uitgingen. Het kind was wat lastig, jengelde om zijn ouders en het meisje werd er geen raad mee, of ze ver loor haar geduld. Om het kind stil te krij gen. dreigde ze het, dat ze het naar het hok zou brengen en ten laatste, toen het toch niet stil was, sloot ze het op in esn kast, deed de deur op slot en ging dc ka mer uit. Na een paar minuten kwam zo terug en vond het kind in een stuip Het kwam na eenigen tijd weer bij, maar nu bleek, dat het kind idioot wes ge worden. Toen de ouders, die twee dagen en twee nachten uit geweest waren v<-or een pleizierreisje, terug kwamen, vertelde het meisje hun. dat het kind een stuip had gehad. Maar hoe dat gekemen was, vernamen ze niet. Eerst jaren later, toen het meisje op haar sterfbed lag, vernamen ze wat er gebeurd was. Do vtouw kon niet sterven, zonder het aan de ouders te heb ben meegedeeld en hun vergeving gevraagd to hebben voor wat ze in haar onverstand had gedaan". Ouders, maakt daarom uw km. eren nooit op deze wijze banc FEUILLETON Da Zegepraal van het Kruis •2) Hij werd spoedig gemeenzaam onder toijn eigen volk, dat hem met een gemengd (gevoel van eerbied, liefde en vrees be* ■schouwde, even als zij hunne profeten van de tijden van ouds zouden gedaan hebben; want bij al zijne koene en hooghartige onversaagdheid was er zooveel edele pp-* rechtheid en, waar hij beminde, te* •vons zooveel zachte teederheddi in zijn ge* moed, dat niemand het karakter van de* teen jeugdigen en stoutmoedigen Jood kon haten, en er slechts weinigen waren, die hem niet liefhadden. r. Hij trad in hét huwelijk met clie doch* ter van oenen aanzienlijken over site detr Joden, en vestigde zich in Gottiingen, mót' [het doel om meer algemeenen invloed! on* der de vele Joden te verkrijgen, die Ün Ölat [gedeelte yan Duitschland woonden, Eenige maanden nochtans maakten eéü jöind'e aan dón voorspoed van zijne d'wase* lijk gekozen' 'loopbaan! Want nauwelijks ontdekte da geestelijke macht ider provin-i Oie den storm, waarmede hare kerk bp* dreigd werd, of dj verkreeg vrijheid, 'del jyerd^dg $egen§ flp* roer tegen de Joden gestrengelijk te ver ordenen. Imlah nu door hetzelfde volk verl'aten, dat hem vroeger zoo hartelijk' ondersteund had', verliet de landstreek; zijn edelmoedig hart bezweek voor de ondankbaarheid van hen, aan wier welzijn en 'herstelling 'hij zich met zulk een noodlottig gevolg ge wijld had. j Hij had zijn eenig kind: verloren, een zoon, die zoo menige heerlijke verwach* ting in hem had doen ontstaan; maar hij hield, zich zoozeer van toekomstige groot* beid verzekerd, dat hij zelfs in zijne ver* ïatenhel'd het herstel van zijne machJt in Öe geboorte van eenen verwhehtea erfge* naam als zeker (beschouwde. Maar hel'aas! hij zou vernederd Worden, en dó raadsbesluiten Gods door een nog zWaarideren schok leeren; want hij werd andermaal vader, maar van 'n* dochter, en diezelfde ure ontnam hem zijn eersten en gTOotsteni aardsehen schat ss hij werd we duwnaar. (Hij was bijna geneigd 'de geboorte van doit lieve kind te vervloeken, wier sekse lond'er dó Jo.den eerder als een schande dan als een' zegen beschouwd wordt, maar wanneer hij het ïn de vreedzame onschuld •der Mndióhóid zaig_ slapen, dan drukte hij (het aan zijn hart, en gevoelde dait hij 8® lü'Gr.b&ra nalentenschjip yan haar, die hier alles voor hem geweest was, wel moest 'liefhebben! Hij 'had niet het minste vermoeden ge had van den dood, die zich haar, welke hij het minste missen kon, ten offer had gekozen; maar de dood kwam ook als een bode der genade tot zijn eigenzinnig hart, want hij knielde neder, en voor de eerste maal onder een gevoel van zijn eigene ver waandheid vernederd, bad hij, dat God hem voor verdere wraak mocht bewaren, en het kind zegenen, dat hij in zijne bit terheid bijna vervloekt had. Ach! ware de naam des Verlossers toen •van zijne lippen gevloeid, wie weet, op welk eene krachtige wijze hij zijne zalig heid in die vreeselijke ure van erkende schaamte van berouw zou uitgewerkt heb ben! Maar, helaas! hij stond op al's een onge- ïoovi'ge, en liet zich nog met het ongeze gend, ongelukkig loon eens ongeloovigen tevreden stellen. Met wantrouwen beschouwd, werd bij met eene waakzaamheid bespied, die met zijnen onafhantelijken geest slecht over* eenkwam; hij besloot daarom, het vaste* lland te verlaten en in Engeland een schuil plaats te zoeken, waarheen hij dan ook terstond zijn kind zond, terwijl hij naar -Duitschland terugkeerde, om er voor goed zijne zaken te vereffenen. £ijae kleine Mirjajn en hare min wer» den aan de zórg van Mendez, een ouden Rabbijn toevertrouwd, die hem zelfs in z:jnen tegenspoed bemind had, en die nu beloofde zich met al den ijver eens vaders van den verantwoordelijken dienst, d'ien men van hem verlangde, getrouw te zullen kwijten. In geval van zijnen dood, of van eene langere scheiding dan hij zich voor genomen had, verlangde Imlah, dat Mirjam naar de strengste voorschriften der Jood- sohe leer zou worden opgevoed, reeds vroegtijdig dn de or.de talen onderwezen, en bovenal altijd verhinderd worden ge meenschap met een Christen te houden. Met deze bevelen aan iemand, dien hij wel bevoegd achtte ze te vervullen, scheid de de ongelukkige Imlah van alles wat hem nu dierbaar was, eu begaf hij zich naar Duitschland, waar hij echteT slechte weinige maanden bleef, eu toen voor goed afscheid nam van het land, waaraan de herinnering zijner gelukkigste dagen ver bonden waren. In eer. land als Engeland, waar iedereen een gelijk recht van onafhankelijkheid be zit, mag de Jood zoowel als de Heidien in onbespiede vrijheid veilig verkeeré.n, en al de voorrechten van den vrede en de veilig heid genieten. Voor Imlah was dit zulk een nieuwe ge waarwording, dat toen hij zich onbewaakt en troos'felora bevond, hij aan de werke lijkheid v&iu de bonte menigte rondom hean zou hebben kunnen twijfelen, en bijna zou gcwensc'ht hebben, dat hij te midden van al die menschen, welke hiü haatte, eene vermaagschaple hand mocht ontdekkm, die het onuitsprekelijke en verborgen leed, dat toe zoo stil in zijn hart besloten lag, mocht gaande maken. Maar geen oog blikte ter z:jde om het zijne te onderzoeken, en hij gi.ng de bonte menigte van duizenden zoo eenzaam on. verlaten voorbfj, alsof geen menschelijk wezen zoozeer met smart vervuld was a s hij. Hij bereikte spoedig de verblijfp'aats van zijn kind, en zijn getrouwe Mendo-a heette zijn ongehikk;gen meester zoo bij* moedig welkom als de treurige omstandig* bedien, zulks toelieten. Wars van de wereld, en het ganscho menschdom hatende, besloot hij eene ver* wijderde eenzame woning op te zoeken waar hij vergeten en onbekend leven kon, en a:ch geheel aan het' geluk zijner jeug* dige Mirjam zou kunnen toewijden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5