Abdijsiroop
Stop dien hoest...
Tweede Biad
Zaterdag 20 Septemberl924
Leven en Overvloed hebben
ik ben. gekomen, opdat
zij het leven hebben, en over
vloed hebben. Joh. X: 10.
Weten is nog geen hebben; evenmin als
doen gelijk staat met zijn.
Het zijn gaat aan het doen vooraf, en
zoo ie ook het hebben de -wortel van het.
weten.
Weten leidt nooit tot hebben, maaT heb
ben komt tot klaarheid van bewustzijn in
het weten. i
Wij komen in het be-zit van de zaak ni'et
door studie noch door herseninspanning,
maar door to k r ij g e n, door te o n t v a n-
g en.
Het ontvangend orgaan is het geloof; het
instrument van mededeeling is: het Evan
gelie.
Wij worden de zaligheid deelachtig door
het geloof, maar, het is God die in ons
werkt, beide het willen en het werken naar
Zijn welbehagen.
God gééft; wij krijgen. En als we krij
gen, dan ontvangen we véél, alles,
overvloed.
Hebt gij?
Wat hebt gij? Het Koninkrijk en de za
ligheid? Zoolang gij die nog m:st, hebt
gij eigenlijk nog niets. Want het Konink
rijk sluit ill het eeuwige leven, en de za
ligheid omvat dien overvloed van genade,
die met de vergeving der zonden aanvangt
en eindigt met de hemelsche blijdschap
hiernamaals.
Wat hebt gij? Het geloof, eh de liefde,
en de hoop? Rechtvaard;gmaking en hei
ligmaking? Het. gebed en de gemeenschap
der heiligen? Kennis en kracht, vertrou
wen en toewijding zoo er een.ige Hof is
en zoo er eenige' deugd is, is zij niet van
iGod?
Want wat heibt gij, dat gij niet 'hebt ont
vangen? En zoo gij het ontvangen hebt,
iwat roemt gij, alsof gij het n:et ontvangen
had-t?
Maar vélen, de meesten hebben veel meer
neiging, en waarschijnlijk ook wel roden,
tot klagen dan tot roemen.
Waarom? Wel, de meesten dér Christe
nen, die ge zoo ontmoet om u heen, wéten
veel, maar hébben weinig. En daar kan
per slot van rekening, hoe hoog wij de
waarde des wetens, ook in zake geloof en
godsdienst schatten, niemand zich bevre
digd bij voelen.
Wij moeten het weten, zékeir óók wéten,
goed en vast en klaar; maar dat kunnen
wij alleen, wanneer wij het óók en eerst
■hébben.
Wij moeten het ontvangen hebben
door. het geloof, uit het Evangelie.
Ik spreek vaag en onbestemd; ik heb
dat gedaan met opzet.
Want ik wil niet verstaan maar begre
pen worden.
Wat geeft het of mijn voorstellingen al
du'delijk zijn, als de ernst daarin uitge
drukt en de mysteriën die er door verte
genwoordigd worden, niet doordringen tolt
uw ziel?
Maar wie innerlijk leven heeft en ook
wie innerlijk leven zoekt, die zal mij be
grijpen.
Want waar de diepte der ziel, hare diep
ste nooden worden aangeraakt, daar lui sl
iert zij.
En of haar dit nu tot jubelen dan wél
tot schreten beweegt, zal haar aanvanke
lijk wel gansch onverschillig laiten, indien
er slechts woorden gesproken worden, uit
en bot haar wezen zelf.
Maar nu wij?
Onze tekst spreekt van leven hebben,
ïnéér nog, van overvloed hebben.
Wie het leven heeft, heeft nét van pas
genoeg voor zichzelven; hi'j komt niet te
kort. maar houdt ook niet over.
Wie overvloed heeft, heeft meer dan hij
pp kan; anderen, zij.n naasten, kan hij
van zijn voorraad meedeelen en in zijn
rijkdom doen genieten.
En nu nog eenmaal de vraag: Heht gij?
Het. leven, of ook den overvloed? Of mis
schien geen van beide?
Wat begeert gij den overvloed of slechts
het leven?
Het een is niet van het ander af to
scheiden.
Wife het leven door Christus deelach
tig wordt, heeft ook den overvloed; omge
keerd wie geestelijken invloed, niet slechts
voorwendt, maar waarlijk hééft, die heeft
dat en kan dat alleen hebben uit Hem,
die ons leven is en uit Wiens volheid wij
ontvangen genade voor genade.
Leven en Overvloed, wat hebben we
eigenlijk aan hot geloof, als we dat niet
hebben.
Met een karig deel kunnen we ons hier
niet tevreden stellen.
Geestelijke bezuiniging is nimmer een
n o o"d z a k e l i'j k kwaad, en geloofsma-
gerheid metterdaad schandelijke
armoe.
Want het behoeft niet; het mag niet.
Nooit en nimmer is hot aan God te wij
ten, maar altoos aan onszelven.
In geen enkel opzicht is het voor reke
ning van Christus te stellen, maar eenig
en alDeen te wijten aan ónze laksheid, aan
ónze aairdsehgezindheid.
Laat ons dan „wederom oprichten de
trage handen en de slappe knieën. En
maakt rechte paden voor uwe voeten op
dat hetgene kreupel is, niet verdraa:d
worde. Jaagt den vrede na met allen, en
de heiligmaking, zonder we'ke niemand
den Heere zien zal; toeziende, dat nie
mand veracht ere van de genade-Gods; dat
niet eenige wortel der bitterheid, opwaarts
spruiitendo beroerte make, en door dezen
velen verontreinigd worden." (Hebr. XII:
13—15).
I-Ipt geloof en de genade onzes Góds is
zulk een heilige en heerlijke zaak.
Indien wij er mee tevreden konden zijn
enkel het leven te hebben, hoe zouden wij
dan ooit anderen kunnen bewegen tot het
geloof?
Indien w:j enkel met een minimum van
genade vrede hebben, boe kunnen wij dan
ooit tot eer van God leven en ten prijs
van onzen Zaligmaker?
Zullen de menschen der wereld het ge-
'ooven dat wij anders z:jn, dat wij méér
hebben, wanneer zij daar nooit iets van
merken, en niets van zien?
Het is zeer waar opgemerkt, bescha
mend waar, dat de onchristelijkheid van
tveed Christenen liet groote sfruikelb'ok
■vormt voor de zoekende zielen om tot het
geloof te komen.
En evenzeer waar is hef, dat de ongees-
telfjkheid der Kerk de oorzaak, althans
de aanleiding is, dat velen zich teleurge
steld en verbitterd van haar afwenden.
Het is een gew.ikste truc van Satan om
van deze wakheid der geloovigen en dit
gebrek der Kerjc partij te trekken.
Dat de oogen toch eens meer o-pen gin
gen voor deze dingen,, dat de Satanslisten
wat meer doorzon werden.
Eerst komt hij aanschuifelen op zijden
■sokken en in het onschuldigste kleed van
verleidel ijke bekoring om de Christenen
zich uitwendig te doen aanpassen aan de
wereld.
Dan weet hij ze te doen zwijgen van
de hoogere dingen.
Al verder ontsteekt hij ze innerlijk al
lengs tot den onheibgen gloed naar de wè-
reldsche begeerlijkheden.
En, eenmaal zoover gevorderd, ts hét
een kleinigheid de oogen der jongeren en
aankomende lidmaten te openen voor de.
daling van' het levenspeil der Christenen,
waardoor hun leven nipt klopt met hun
belijdenis.
En wat doen deze?
Zich erover bedroeven en zich bekeeren?
Dat kunt ge denken, neen! z:j ergeren
er zich over en onder net geroep van-on
duldbaar Farizeïsme wenden zij van de
kerk hunner opvoed'ng zich af om met
een oprechtheid die doet sidderen de we
reld in te gaan.
Wereldsche wijsheid wordt aangenomen,
wereïdsche omgang wordt gezocht, we
reldsche beschouwingen en gebruiken wor
den overgenomen en... als God het niet
verhoedt zijn zo in mteder dan geen tijd
voor Kerk en Christendom verlóren.
Want, weet ge, de lieden der wereld val
len zoo mee, en de „broeders en zusters"
valten zoo tegen.
Zoo is het metterdaad.
Een gevallen vrouw, beweren de deskun
digen is veel erger dan een gevallen man.
Zoo is ook een innerlijk ontkerstend
Christen veel erger dan een openbaar we
relddienaar.
Dat de Christenheid dan hare stera&iën
weer terugzoeke.
Wat. hebben wij, dat de wereld niet;
heeft?
Een onbewegelijk koninkrijk en den
Geest dte uit God i.s.
Den Geest die uit God is r.opdat wij
zouden weten de dingen dte ons van God
geschonken zijn." (1 Cor. IÏ:12.
Een onbewegelijk Koninkrijk: daarom
„Haat ons de genade vasthouden, door de
welke wij weteehage'ijk Gode mogen d:e-
nen, met eerbied en Godvruchtigheid."
(Hebr. XII:28).
DE VRCOLIJKE REIZIGER.
Wijk, wereldsch gewemell
Ik moot naar den hemel,
Verhinder me niet!
Weg, zonden, zwijgt lusten 1
Ik wil hier niet rusten
In 'svijands gebied.
'k Zal bosschen en stroomen
En rotsen niet schromen,
Maar 't veilige pad
Kloekmoedig betreden,
Dat Jezus beneden
In 't reizen betrad.
Met Hem wil ik zwerven,
En 't wereldsch goed derven;
Wat geef ik om schijn!
'k Zoek schatten van waarde,
En wil hier op aarde
Een vreemdeling zijn.
Verkeere ik in 't eenzaam
Met Jezus gemeenzaam,
Dan wensch ik-, niets meer.
En reis ik met andren:
Wij troosten malkandren:
En leven den Heer.
Hoe dichter ik nader
Aan 't huis van mijn Vader,
Hoe sterker ik hijg
Naar de eeuwige woning,
Het feest van mijn kroning,
En 't eind van den krijg!
En wat zou mij hindren?
'k Zie de uurtjes reeds mindren
Laat 't wereldsch gedruisch
Mijn moed niet verslappen:
Nog weinige stappen,
En dan.ben ik thuis!
VAN ALPHEN
B€EHK EM SCHOOL
NED. HER.V. KERK.
Beroepen: Te Aalburg en Heesbeen
E. Schimmel te Jaarsveld Te Raterson
(Amerika) J. Bouman, godsdienstonder
wijzer te Stellendam. Te Berkhout J. N.
v. d. Heijden van Berkwoude.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Aarlanderveen W. S.
Pontier te Maasdijk Te Uithóorn D. 1L
Wielenga te Baambrugge.
GEREF. GEMEENTEN.
Tweetal: Te Rijss^n H. Kjevie-t te
Veenendaal en A. Roelofsen te Zeist.
Tijd iseen kostbaar ding.
Tijd is geld, zegt het spreekwoord,
dat door dr. H. Bavinck verdiept is tot:
„tijd ie genade". Maar de spreekwoor
den vinden niet altijd weerklank in onze
ziel. Soms is dab terecht, veel spreekwoor
den zijn gecondenseerde leugen.
Maar soms ook moesten we er meer aan
dénken. -Als iémand, zegt Ds. Schilder in
De Bazuin mij een.kerkbode toezendt;
uit een groote stads-kèrlc niet 3 predikan
ten en dan daarin de aandaj.it vestigt op
de preekbeurten, waarin te lezen valt:
Woensdag zooveel September in precies
dezelfde kerk n.m. 1-30. huwelijksinzegening
van ds. A., n.m. 2.30 huwelijksbevestiging
van ds. B.; en n.m. 3.30 huwelijksbevesti
ging van ds. C.
Dan denk ik: wat een tijdsbesparing
voor kosters, organisten, ouderlingen, do-
minees> diakenen, als we wat meer van
het stadhuis afkeken en wat minder onze
lievelingetjes erop nahielden. Tijd is iu
elk geval een kostbaar ding.
De vader d;ir Zondagsscholen.
In het „Correspondentieblad" orgaan
van de vereeniging van Ghr. Onderwijzer-s
en. Onderwijzeressen, deelt Ds. J. C. Rull-
Jiianii bijzonderheden, mede uit de ge
schiedenis van den Schoolstrijd.
Zoo schetst hij thans het leven van Dr.
Capadose, den tot het Christedom bekeer
den Israëliet, die als geneeshe-er tegen in
enting waarschuwde en vooral dn den
Kerkelijken strijd als een der mannen van
het Reveil vooraan stónd. Ds. Rullmann
deelt vervolgens een én ander mee van
Dr. Capadose's verbiijf in .Scherp enzeel,
waar samenkomsten met de Christgeibo-
vigen werden gehouden, zijn vertoeven in
Zwitserland, waar hij zijn bckeeringsge-
schiedönj'is te hoek stolde, welk werk in
vele talen verscheen, en zijn leven te Den
Haag tot z;jn dood.
Van Capadose's leven te Den Haag ver
telt Ds. Ruhnann het volgende:
Pas uit Scherpenzeel terug, had Capa
dose in 1836 te Den Haag 'n kleinen jon
gen in' zijn d'enst, die eiken morgen bood
schappen voor hem deed. Alleen op Zon
dag niet. Toen de knaap nu op zekeren
Maandagmorgen weer kwam, vroeg Capa
dose hem wat hij 's Zondags deed. En nu
•b'eek het, dat de jongen den 'dag des
Heeren meerendeels in verveling door
bracht. Zijn heer stelde hem toen voor,
•den volgenden Zondagmiddag om 1 uur
bij hem te komen. Zoo gezegd, zoo gedaan
De kleine vent werd hij mijnheer in de
kamer gelaten. Dit vond hij fijn. Toen bad
Capadose met hem, en vertelde hem
voorts van den Heere Jezus, die op aarde
gekomen is oin zondaren zalig te maken.
En ons kereltje luisterde met spanning.
Acht dagen later bracht de knaap zijn
zusje mee, en den dorden Zondag nog vier
speelkameraadjes. Ook helde er toen om
1 uur bij den heer Capadose een moeder
aan, met haar kinderen biij zich, om te
vragen, of zij ook op de Zondagsschool
mochten komen. En ze werden allen met
genoegen toegelaten. Zoodoende waren
daar, in minder dan zes weken, al 'tus-
sohen de dertig en veertig kinderen hij een
Tegelijkertijd schreef Capadose in een
Christelijk tijdschrift een artikel over de
noodzakelijkheid van zulke Zondagsscho
len. Hi.j wees op de droéve gesteldheid der
meeste huisgezinnen in godsdienstig op
richt; op den jammerlijken toestand van
iet schoolwezen, waar alle positi'ef Chris-
voordat Uw verkoudheid ontaardt
in een ernstige en moeilijk te
genezen borstaandoening. Neem de
kleine oorzaken weg en voorkom al
dus de groote gevolgen met de vet*
zachtende en genezende Akker's
tandem was uitgesloten, en op het gernfg
'aantal schoolmeesters, hij wie een Chris
telijke gezindheid viel waar 'te nemen.
Daarom wekte hij zijn lezers op, 's Zon
dags in hun huizen een aantal kinderen
te verzamelen om met hen over God en
Zijn dienst te spreken, onderhoudend en
naar kinderlijke bevatting, meer op het
hart dan op het verstand werkende.
Deze opwekking vond allerwegen gehoor
De ZondagschooL door Capadose in de
-Residentiestad opgericht, werd na ge voted
van dtad tot stad en van dorp tot dorp. En
tzno is Capadose geworden: de vader van
diet hedendaagsche Zondag-schoolwezen.
BgggBiEm.aaiD
De Plattelandersbond.
Op de vergadering van leden van den
Plattelandersbond, welke gisteren te
Utrecht_ in het Gebouw van K. en W. is
gehouden en geleid werd door den heer
Braat, waren, naar men ons meldt, vele
vooraanstaande mannen uit den Bond,
komende uit alle streken van Nederland,
aanwezig.
Achtereenvolgens werd geprotesteerd
tegen de onbeholpen redactie van „De
Plattelander", dlie echter wel los van den
Bond staaf, doch waarvan men iets an
ders verwachtte; tegen het niet tijdig op
treden tegen de obstructie itn den Bond
door den heer Schrage, voorzitter van het
Centraal Bondsbestuur en tegen de venij
nige schrijfwijze van den heer Watjes.
Drie moties werden achtereenvolgens
aangenomen, uitsprekende:
le. ontevredenheid over 't werk van den
heer Schrage;
2e. ontevredenheid over de redactie van
„De Plattelander";
3e. wenscheTijkhefd van royement ala
lid van den Bond van den heer Watjes. 1
Besloten werd dit aan de betrokken pord
sonen mede te deelen.
Voorts werd besloten een nieuw weekJ
blad uit te geven, genaamd „De Niieuwa
Plattelander", waarvan de heer Braat re|
dacteur zal zijn en *de heer mr. C. Yeri
voorn te Herwijnen het administratfevaf
gedeelte op zich al nemen.
Van splitsing van den Bond ie geeqj
sprake. i N
De werkzaamheden der Tweede Kamer.
Zooals reeds gemeld is, zal de Tweedd
Kamer 9 October a.s. weer in openbard
zitting bijeenkomen waarbij* dan, behalve
de Tariefwet, verschillende andere wets-j
ontwerpen aan de orde zijn gesteld, di®
eerst afgehandeld zullen worden.
Dit zijn, naar de Tele gr. meldt, o.a.J
een suppletoire begrooting. waarbij in to
taal 11 millioeni gulden meer voor 192^
aangevraagd wordt wegens overschrijding
der begrooting van onderwijs, Kunsten enj
Wetenschappen; het ontwerp tot wijziging,
der Arbeidswet 1919, met het doel, den^
arbeid in 't volcontinubedrijf definitief in
eenl drieploegenstelsel mogelijk te maken3;
een ontwerp tot goedkeuring van de op 11
Juli 1923 .te Den Haag getroffen voorloog
pige luchtvaartschikking tusschen Neder
land, Groot-Brittannië en Ierland; het onte'
werp regelende het regeeringscrediet aan.
de Handelskamer; wetsontwerpen tot wij<
ziging van de organisatie en de rechtsple
ging bij bet Hoog Militair Gerechtshof eni
tot afschaffing der approbatie van vonnis-'
sen bij dispositiën door krijgsraden ge
wezen en in verband daarmede toekenning!
van hooger beroep aan de auditeurs-mili
tair en aan de fiscaals en de suppletoir®
oorlogsbegrooting voor 1924, waarbij da
wijziging i®1 de officiersopleiding &on d&
orde is.
De belasting op sioaren.
Het bestuur van den AntT-ïabaks-Ac
cijns-Bond heeft vandaag den minister vanl
financiën meegedeeld, dat heb met groote
voldoening heeft kennis genomen van kefe
gewijzigde standpunt door Z.Exc. ten aan
zien van de voorgenomen verhooging van!
den accijns op sigaren ingenomen. Den mi
nister dank zeggende voor deze tegemoet
koming, verzocht genoemd bestuur hem,,
in aansluiting aan het Z.Exc. door den
Nederl. Bond van Sigarenwinkeliers in Ne
derland gerichte verzoek, zoo spoedig doem
lijk maatregelen te doen nemen, waardóór
het verkoopen van sigaren beneden den!
op de banderoll© vermelden, prijs wordt on
mogelijk gemaakt.
„De Tribune."
Het nummer van ,,De Tribune" van gis
teravond bevat de mededeeling dat, als tie
Communistische Partij er deze week niet
in slaagt den teruggang van het abonne
mentental tot stilstand te brengen, liet
onmogelijk zal zijn het blad te handhaven.
EEN GOEDE OOGST If4 'T ZICHT
Wij zijn, schrijft de Waarhei e. s-
vriend, een nieuw jaar, hel la ais'o in
-deze parlementaire periode, ingetreden.
Meestal geeft zulk een jaar voor oi.va
wetgeving veel politieke winst.
Wat :n vorige jaren werd voorbcre d,
wordt in het laatste jaar gewoon'ijk ute
gedaan.
Zoo staat er op de agenda van de Twee
de Kamer nog heel wat, dat wij hopn, dat
zal worden ingeoogst.
Wij noemen slechts het wetsontwerp
tot bestrijding van de zedelijke en mat
schappelijke gevaren van de biosnoop; 0
afschaffing van den vacrinedwang on da
regeling van de positie der onderwifcer<\s-
sen aan lagere scholen, die een hu we'ijk
aangaan.
Voorts zijn nog aanhang'g het oniwerp-
Zondagswet en de aanvuTng en w'jzte'ng
van de begrafeniswet (maatrege'en t:-T-n
lijkverbranding), van welke wetsvo<v-
drachten wij vertrouwen, dal zij na eer. ve
wijziging zuleln worden aan de ord ge
steld.
En eindelijk hebben wij goede verwach
ting, dat binnen enkele weken ontwerpen
zullen worden ingediend tot afschaff ng
van de Staatsloterij en den stempl'ehf.
Men zicit, een heelo sere van woMe" jLo
regelingen, die sinds jaren hangende
en waarvan ons volle hoopt, dat zij einde
lijk' den weg naar 't Staatsblad zullen vin
den.
A's nu maar de rechterzijde voet ^:j
stuk houdt en de Kamers snel werken s
er kans, dat vóór de verkiezingen van lrt
volgend jaar heel wat wordt brnnenee-
haald, dat voor het gees'el jk en zede" ;k
welzijn van ona volk goeda vruchten kan,
wegdragen.
De Sterren hadden relogen.
Verhaal uit den derligjarigen. oorlog.
66)
Drie zijner getrouwen voerden hem van
het slagveld naar den Ple'issenburdht.
Daar vernam hij de tijding van Gustaaf
Adolfs dood.
Nog eenmaal vloog daar een blijde glans
,over zijn gelaat,
„Ik weet, dat ik sterven moet, doch ik
scheid met vreugde uit hét leven, omdat
deze onverzoenlijke vijand Van mijn ge
loof op éénen dag met mij viel."
Nog dienzélfden nacht stierf ki'j.
Eer de avond echter ove-r Lü'tzen gedaald
,wras, hadden de keizerlijken met achterla
ting van banieren en geschut het slagveld
verlaten.
Wallenstein was met zijne eigen scharen
en die van Pappenheim naar Leipzig ge
trokken. u i
De Zweden waren overwinnaars.
Doch welk eene overwinning! Tien du3te
jfcend doodën bedekten hét veld en daar
ónder lag de bloem der Zweden, en dor
keizerlijken en onder die allen moest ook
het lijk van hun geliefden koninlg zich be-
yinden.
"Welnu, zij hadden hun heldenwoord va>n
den morgen aan liem met de hun eigcii
trouw gestand gedaan.
Thans eerst konden zij hem zoeken.
Misvormd door de vele wonden, vertre
den onder de hoeven der paarden en door
de vluchtende benden, vond men hem ein
delijk liggen.
Men richtte den „Zwedensteen" op hij
de plaats, waar hij viel.
Hét lijk werd gebalsemd en het hart
aan zijne diep bedroefde gade gezonden,
die zteh straks naar Wittenberg begaf,
waar men het lijk tentoongesteld had en
duizenden bij duizenden hunne tranen van
dankbaarheid en liefde vergoten hij het
zien van den held, die allés om Gods wil
yoor de Duitisohe Hervormden ten beste
gegeven had-
Van hier wer'd Let stoffelijk ovërfechot
des konings naar Stockholm overgebracht,
„Gaarne had ik Zijne Zweedsche Maje-
teiit een langer leven en een aangenamer
terugkomst in zijn land gegund, indien
het in Duitschland slechts vréde géwor
dén was!" zeide keizer Ferdinand, toen
?nen hem don behloeden kolder zijns
ivijanids toonde.
Oprechter dan 's keizers droefheid was
■die van den koninklijken ballfng, Fréderik
van de Paltz, die den laats ten ti.jd koning
,Gustaaf overal gevolgd was."
De tijding van 's konings dood greep
hem zoozeer aan, dat bij krank werd en
dertien dagen na zijn koninklijken be
schermer stierf.
En met hen allen treurde Andrea von
Mi'tzau én beweende haar dapperen broe
der. die op don straatweg gevallen was,
bij het springen der keizerlijke kruitwa
gens.
Nadat Carl vergeefs beproefd had zijn
lijk weder te vinden, onttrok hij zich aan
den hloedigen krijg en begaf z:ch tot de
zijnen, om Andrea la troosten over het
verlies baars broeders en haar tot hul(p
te zijn..
Zeni had juist voorspeld.
Do gelukster van den Fried1.ander daal
de en haar glans verminderde.
Of§choon Wallenstéin zich nog steeds
onmisbaar en sterk va an de, daar hij op
den steun zijner bevelhebbers rekende, die
hij met aanzienlijke waardigheden had
hekleed en met groote geschenken in geld
en goederen had begiftigd, zoo kon hij
zich niet ontveinzen, dat z jn glans sterk
lüegon te tanen en zijne vrienden aan het
hof te Wcenen berichtten hem maar al te
.getrouw, hoe men hem aan het keizerlijk
hof moede werd en het wantroujven tegen
hem steeds groeide.
Anderhalf jaar was voorbijgegaan, se
dert de slag l>ij Lützen hem van z'ju groot-
sten tegenstander had Jjevvijd- en toch, béd
verlies van dien slag knaagde als een
worm aan zijn levensgeluk.
Immers, al had hij den keizer gemeld,
dat hij de overwinning behaald had, de
keizer en de vorsten liéten hem maar al
te zeer gevoelen, hoe zij het tegendeel wis
ten en dat ook zij, nu Gustaaf AdoTf ge
sneuveld was, het wel zonder Wallenstein
meenden te kunnen stellen.
Deze laatste gedachte vooral wa.s hem
een doorn in het vleesch.
Doch er was meer. Z:jne soldaten wis
ten het ook, ja. zij vooral wisten het, dat
hun veldheer de nederlaag geleden" had,
en zij misten voortaan het vertrouwend
bewustzijn, dat zege en buit onafscheide
lijk aan den naam van den Friedlander
verbonden waren.
Daarbij was hij gestrenger dan ooit,
hard en ruw zelfs, tegen zijne onderhoo-
rigen.
Zes weken na den slag had hij in Praag
een wreed strafgericht doen houden over
allen, die, naar zijn beweren, schu d had
den aan de nederlaag bij Lützen.
Elf officieren werden met het zwaard
gedood, vier anderen opgehangen, zeven
moesten hun degen aan den beul afgeven
en deze verbrak den degen onder de galg
ten aanschouwe van het gansche leger,
'terwijl veertig namen van hen. die lum
smaad ontvlucht waren, aan de galg pr'jk-
-
't Was, voorwaar, geen wonder, dnt m n
te We enen niet hoog dweepte met de over
winning van Lützen en dat de bel rok k te
gen der terechlgcst 'ldcn glooien.kn haat
koesterden tegen don „tiran", zooate men
a'lengs den hertog ven F Aland 11 >oimdr.
Doch niet slechts de hooger gep'aa'steu
in hot leger moesten z'jne loenem ndo
ruwheid ondervinden, ook de so'du'.m e-
voelden zichh oe langer hoe m er door
hem geminacht. 1
„Laat het beest ophangen!" dat sclmen
het eenige vonn:s te zijn. 't we k do voal-
heer velde, indien men bet een of ander
vergrijp van een soldaat berichtte en. zon
der vorder onderzoek naar de schuld of
cle onschuld van den aangeklaagde, gaf
hij hem den benl over.
Voorzeker, zulk oen man maakte zich den
aianm van „tiran" waard.
Op zekeren dag ontmoette hij hij ren
wandeling buitcm cte legerplaats een sol
daat. die z'ch, naar hij me?nde, naai diefj
stal schuldig gemaakt brul.
Hij greep den man aan en leverde hem
den beul over met do woorden: ..Laat het
heest ophangen!"
De man bewees hem riinc onsohubl,
doch do meedoogenlooze ve'dheer zeide:
„Zijt gij onschuldig? Welnu, dan ze t
,gij onschuldig hangen, lot een schrik vaor
de schuld;:en!" v
(Wordt vervolgd.) jr