Abdijsiroop Stop dien hoest... Tweede Biad Zaterdag 20 Septemberl924 Leven en Overvloed hebben ik ben. gekomen, opdat zij het leven hebben, en over vloed hebben. Joh. X: 10. Weten is nog geen hebben; evenmin als doen gelijk staat met zijn. Het zijn gaat aan het doen vooraf, en zoo ie ook het hebben de -wortel van het. weten. Weten leidt nooit tot hebben, maaT heb ben komt tot klaarheid van bewustzijn in het weten. i Wij komen in het be-zit van de zaak ni'et door studie noch door herseninspanning, maar door to k r ij g e n, door te o n t v a n- g en. Het ontvangend orgaan is het geloof; het instrument van mededeeling is: het Evan gelie. Wij worden de zaligheid deelachtig door het geloof, maar, het is God die in ons werkt, beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen. God gééft; wij krijgen. En als we krij gen, dan ontvangen we véél, alles, overvloed. Hebt gij? Wat hebt gij? Het Koninkrijk en de za ligheid? Zoolang gij die nog m:st, hebt gij eigenlijk nog niets. Want het Konink rijk sluit ill het eeuwige leven, en de za ligheid omvat dien overvloed van genade, die met de vergeving der zonden aanvangt en eindigt met de hemelsche blijdschap hiernamaals. Wat hebt gij? Het geloof, eh de liefde, en de hoop? Rechtvaard;gmaking en hei ligmaking? Het. gebed en de gemeenschap der heiligen? Kennis en kracht, vertrou wen en toewijding zoo er een.ige Hof is en zoo er eenige' deugd is, is zij niet van iGod? Want wat heibt gij, dat gij niet 'hebt ont vangen? En zoo gij het ontvangen hebt, iwat roemt gij, alsof gij het n:et ontvangen had-t? Maar vélen, de meesten hebben veel meer neiging, en waarschijnlijk ook wel roden, tot klagen dan tot roemen. Waarom? Wel, de meesten dér Christe nen, die ge zoo ontmoet om u heen, wéten veel, maar hébben weinig. En daar kan per slot van rekening, hoe hoog wij de waarde des wetens, ook in zake geloof en godsdienst schatten, niemand zich bevre digd bij voelen. Wij moeten het weten, zékeir óók wéten, goed en vast en klaar; maar dat kunnen wij alleen, wanneer wij het óók en eerst ■hébben. Wij moeten het ontvangen hebben door. het geloof, uit het Evangelie. Ik spreek vaag en onbestemd; ik heb dat gedaan met opzet. Want ik wil niet verstaan maar begre pen worden. Wat geeft het of mijn voorstellingen al du'delijk zijn, als de ernst daarin uitge drukt en de mysteriën die er door verte genwoordigd worden, niet doordringen tolt uw ziel? Maar wie innerlijk leven heeft en ook wie innerlijk leven zoekt, die zal mij be grijpen. Want waar de diepte der ziel, hare diep ste nooden worden aangeraakt, daar lui sl iert zij. En of haar dit nu tot jubelen dan wél tot schreten beweegt, zal haar aanvanke lijk wel gansch onverschillig laiten, indien er slechts woorden gesproken worden, uit en bot haar wezen zelf. Maar nu wij? Onze tekst spreekt van leven hebben, ïnéér nog, van overvloed hebben. Wie het leven heeft, heeft nét van pas genoeg voor zichzelven; hi'j komt niet te kort. maar houdt ook niet over. Wie overvloed heeft, heeft meer dan hij pp kan; anderen, zij.n naasten, kan hij van zijn voorraad meedeelen en in zijn rijkdom doen genieten. En nu nog eenmaal de vraag: Heht gij? Het. leven, of ook den overvloed? Of mis schien geen van beide? Wat begeert gij den overvloed of slechts het leven? Het een is niet van het ander af to scheiden. Wife het leven door Christus deelach tig wordt, heeft ook den overvloed; omge keerd wie geestelijken invloed, niet slechts voorwendt, maar waarlijk hééft, die heeft dat en kan dat alleen hebben uit Hem, die ons leven is en uit Wiens volheid wij ontvangen genade voor genade. Leven en Overvloed, wat hebben we eigenlijk aan hot geloof, als we dat niet hebben. Met een karig deel kunnen we ons hier niet tevreden stellen. Geestelijke bezuiniging is nimmer een n o o"d z a k e l i'j k kwaad, en geloofsma- gerheid metterdaad schandelijke armoe. Want het behoeft niet; het mag niet. Nooit en nimmer is hot aan God te wij ten, maar altoos aan onszelven. In geen enkel opzicht is het voor reke ning van Christus te stellen, maar eenig en alDeen te wijten aan ónze laksheid, aan ónze aairdsehgezindheid. Laat ons dan „wederom oprichten de trage handen en de slappe knieën. En maakt rechte paden voor uwe voeten op dat hetgene kreupel is, niet verdraa:d worde. Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder we'ke niemand den Heere zien zal; toeziende, dat nie mand veracht ere van de genade-Gods; dat niet eenige wortel der bitterheid, opwaarts spruiitendo beroerte make, en door dezen velen verontreinigd worden." (Hebr. XII: 13—15). I-Ipt geloof en de genade onzes Góds is zulk een heilige en heerlijke zaak. Indien wij er mee tevreden konden zijn enkel het leven te hebben, hoe zouden wij dan ooit anderen kunnen bewegen tot het geloof? Indien w:j enkel met een minimum van genade vrede hebben, boe kunnen wij dan ooit tot eer van God leven en ten prijs van onzen Zaligmaker? Zullen de menschen der wereld het ge- 'ooven dat wij anders z:jn, dat wij méér hebben, wanneer zij daar nooit iets van merken, en niets van zien? Het is zeer waar opgemerkt, bescha mend waar, dat de onchristelijkheid van tveed Christenen liet groote sfruikelb'ok ■vormt voor de zoekende zielen om tot het geloof te komen. En evenzeer waar is hef, dat de ongees- telfjkheid der Kerk de oorzaak, althans de aanleiding is, dat velen zich teleurge steld en verbitterd van haar afwenden. Het is een gew.ikste truc van Satan om van deze wakheid der geloovigen en dit gebrek der Kerjc partij te trekken. Dat de oogen toch eens meer o-pen gin gen voor deze dingen,, dat de Satanslisten wat meer doorzon werden. Eerst komt hij aanschuifelen op zijden ■sokken en in het onschuldigste kleed van verleidel ijke bekoring om de Christenen zich uitwendig te doen aanpassen aan de wereld. Dan weet hij ze te doen zwijgen van de hoogere dingen. Al verder ontsteekt hij ze innerlijk al lengs tot den onheibgen gloed naar de wè- reldsche begeerlijkheden. En, eenmaal zoover gevorderd, ts hét een kleinigheid de oogen der jongeren en aankomende lidmaten te openen voor de. daling van' het levenspeil der Christenen, waardoor hun leven nipt klopt met hun belijdenis. En wat doen deze? Zich erover bedroeven en zich bekeeren? Dat kunt ge denken, neen! z:j ergeren er zich over en onder net geroep van-on duldbaar Farizeïsme wenden zij van de kerk hunner opvoed'ng zich af om met een oprechtheid die doet sidderen de we reld in te gaan. Wereldsche wijsheid wordt aangenomen, wereïdsche omgang wordt gezocht, we reldsche beschouwingen en gebruiken wor den overgenomen en... als God het niet verhoedt zijn zo in mteder dan geen tijd voor Kerk en Christendom verlóren. Want, weet ge, de lieden der wereld val len zoo mee, en de „broeders en zusters" valten zoo tegen. Zoo is het metterdaad. Een gevallen vrouw, beweren de deskun digen is veel erger dan een gevallen man. Zoo is ook een innerlijk ontkerstend Christen veel erger dan een openbaar we relddienaar. Dat de Christenheid dan hare stera&iën weer terugzoeke. Wat. hebben wij, dat de wereld niet; heeft? Een onbewegelijk koninkrijk en den Geest dte uit God i.s. Den Geest die uit God is r.opdat wij zouden weten de dingen dte ons van God geschonken zijn." (1 Cor. IÏ:12. Een onbewegelijk Koninkrijk: daarom „Haat ons de genade vasthouden, door de welke wij weteehage'ijk Gode mogen d:e- nen, met eerbied en Godvruchtigheid." (Hebr. XII:28). DE VRCOLIJKE REIZIGER. Wijk, wereldsch gewemell Ik moot naar den hemel, Verhinder me niet! Weg, zonden, zwijgt lusten 1 Ik wil hier niet rusten In 'svijands gebied. 'k Zal bosschen en stroomen En rotsen niet schromen, Maar 't veilige pad Kloekmoedig betreden, Dat Jezus beneden In 't reizen betrad. Met Hem wil ik zwerven, En 't wereldsch goed derven; Wat geef ik om schijn! 'k Zoek schatten van waarde, En wil hier op aarde Een vreemdeling zijn. Verkeere ik in 't eenzaam Met Jezus gemeenzaam, Dan wensch ik-, niets meer. En reis ik met andren: Wij troosten malkandren: En leven den Heer. Hoe dichter ik nader Aan 't huis van mijn Vader, Hoe sterker ik hijg Naar de eeuwige woning, Het feest van mijn kroning, En 't eind van den krijg! En wat zou mij hindren? 'k Zie de uurtjes reeds mindren Laat 't wereldsch gedruisch Mijn moed niet verslappen: Nog weinige stappen, En dan.ben ik thuis! VAN ALPHEN B€EHK EM SCHOOL NED. HER.V. KERK. Beroepen: Te Aalburg en Heesbeen E. Schimmel te Jaarsveld Te Raterson (Amerika) J. Bouman, godsdienstonder wijzer te Stellendam. Te Berkhout J. N. v. d. Heijden van Berkwoude. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Aarlanderveen W. S. Pontier te Maasdijk Te Uithóorn D. 1L Wielenga te Baambrugge. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Te Rijss^n H. Kjevie-t te Veenendaal en A. Roelofsen te Zeist. Tijd iseen kostbaar ding. Tijd is geld, zegt het spreekwoord, dat door dr. H. Bavinck verdiept is tot: „tijd ie genade". Maar de spreekwoor den vinden niet altijd weerklank in onze ziel. Soms is dab terecht, veel spreekwoor den zijn gecondenseerde leugen. Maar soms ook moesten we er meer aan dénken. -Als iémand, zegt Ds. Schilder in De Bazuin mij een.kerkbode toezendt; uit een groote stads-kèrlc niet 3 predikan ten en dan daarin de aandaj.it vestigt op de preekbeurten, waarin te lezen valt: Woensdag zooveel September in precies dezelfde kerk n.m. 1-30. huwelijksinzegening van ds. A., n.m. 2.30 huwelijksbevestiging van ds. B.; en n.m. 3.30 huwelijksbevesti ging van ds. C. Dan denk ik: wat een tijdsbesparing voor kosters, organisten, ouderlingen, do- minees> diakenen, als we wat meer van het stadhuis afkeken en wat minder onze lievelingetjes erop nahielden. Tijd is iu elk geval een kostbaar ding. De vader d;ir Zondagsscholen. In het „Correspondentieblad" orgaan van de vereeniging van Ghr. Onderwijzer-s en. Onderwijzeressen, deelt Ds. J. C. Rull- Jiianii bijzonderheden, mede uit de ge schiedenis van den Schoolstrijd. Zoo schetst hij thans het leven van Dr. Capadose, den tot het Christedom bekeer den Israëliet, die als geneeshe-er tegen in enting waarschuwde en vooral dn den Kerkelijken strijd als een der mannen van het Reveil vooraan stónd. Ds. Rullmann deelt vervolgens een én ander mee van Dr. Capadose's verbiijf in .Scherp enzeel, waar samenkomsten met de Christgeibo- vigen werden gehouden, zijn vertoeven in Zwitserland, waar hij zijn bckeeringsge- schiedönj'is te hoek stolde, welk werk in vele talen verscheen, en zijn leven te Den Haag tot z;jn dood. Van Capadose's leven te Den Haag ver telt Ds. Ruhnann het volgende: Pas uit Scherpenzeel terug, had Capa dose in 1836 te Den Haag 'n kleinen jon gen in' zijn d'enst, die eiken morgen bood schappen voor hem deed. Alleen op Zon dag niet. Toen de knaap nu op zekeren Maandagmorgen weer kwam, vroeg Capa dose hem wat hij 's Zondags deed. En nu •b'eek het, dat de jongen den 'dag des Heeren meerendeels in verveling door bracht. Zijn heer stelde hem toen voor, •den volgenden Zondagmiddag om 1 uur bij hem te komen. Zoo gezegd, zoo gedaan De kleine vent werd hij mijnheer in de kamer gelaten. Dit vond hij fijn. Toen bad Capadose met hem, en vertelde hem voorts van den Heere Jezus, die op aarde gekomen is oin zondaren zalig te maken. En ons kereltje luisterde met spanning. Acht dagen later bracht de knaap zijn zusje mee, en den dorden Zondag nog vier speelkameraadjes. Ook helde er toen om 1 uur bij den heer Capadose een moeder aan, met haar kinderen biij zich, om te vragen, of zij ook op de Zondagsschool mochten komen. En ze werden allen met genoegen toegelaten. Zoodoende waren daar, in minder dan zes weken, al 'tus- sohen de dertig en veertig kinderen hij een Tegelijkertijd schreef Capadose in een Christelijk tijdschrift een artikel over de noodzakelijkheid van zulke Zondagsscho len. Hi.j wees op de droéve gesteldheid der meeste huisgezinnen in godsdienstig op richt; op den jammerlijken toestand van iet schoolwezen, waar alle positi'ef Chris- voordat Uw verkoudheid ontaardt in een ernstige en moeilijk te genezen borstaandoening. Neem de kleine oorzaken weg en voorkom al dus de groote gevolgen met de vet* zachtende en genezende Akker's tandem was uitgesloten, en op het gernfg 'aantal schoolmeesters, hij wie een Chris telijke gezindheid viel waar 'te nemen. Daarom wekte hij zijn lezers op, 's Zon dags in hun huizen een aantal kinderen te verzamelen om met hen over God en Zijn dienst te spreken, onderhoudend en naar kinderlijke bevatting, meer op het hart dan op het verstand werkende. Deze opwekking vond allerwegen gehoor De ZondagschooL door Capadose in de -Residentiestad opgericht, werd na ge voted van dtad tot stad en van dorp tot dorp. En tzno is Capadose geworden: de vader van diet hedendaagsche Zondag-schoolwezen. BgggBiEm.aaiD De Plattelandersbond. Op de vergadering van leden van den Plattelandersbond, welke gisteren te Utrecht_ in het Gebouw van K. en W. is gehouden en geleid werd door den heer Braat, waren, naar men ons meldt, vele vooraanstaande mannen uit den Bond, komende uit alle streken van Nederland, aanwezig. Achtereenvolgens werd geprotesteerd tegen de onbeholpen redactie van „De Plattelander", dlie echter wel los van den Bond staaf, doch waarvan men iets an ders verwachtte; tegen het niet tijdig op treden tegen de obstructie itn den Bond door den heer Schrage, voorzitter van het Centraal Bondsbestuur en tegen de venij nige schrijfwijze van den heer Watjes. Drie moties werden achtereenvolgens aangenomen, uitsprekende: le. ontevredenheid over 't werk van den heer Schrage; 2e. ontevredenheid over de redactie van „De Plattelander"; 3e. wenscheTijkhefd van royement ala lid van den Bond van den heer Watjes. 1 Besloten werd dit aan de betrokken pord sonen mede te deelen. Voorts werd besloten een nieuw weekJ blad uit te geven, genaamd „De Niieuwa Plattelander", waarvan de heer Braat re| dacteur zal zijn en *de heer mr. C. Yeri voorn te Herwijnen het administratfevaf gedeelte op zich al nemen. Van splitsing van den Bond ie geeqj sprake. i N De werkzaamheden der Tweede Kamer. Zooals reeds gemeld is, zal de Tweedd Kamer 9 October a.s. weer in openbard zitting bijeenkomen waarbij* dan, behalve de Tariefwet, verschillende andere wets-j ontwerpen aan de orde zijn gesteld, di® eerst afgehandeld zullen worden. Dit zijn, naar de Tele gr. meldt, o.a.J een suppletoire begrooting. waarbij in to taal 11 millioeni gulden meer voor 192^ aangevraagd wordt wegens overschrijding der begrooting van onderwijs, Kunsten enj Wetenschappen; het ontwerp tot wijziging, der Arbeidswet 1919, met het doel, den^ arbeid in 't volcontinubedrijf definitief in eenl drieploegenstelsel mogelijk te maken3; een ontwerp tot goedkeuring van de op 11 Juli 1923 .te Den Haag getroffen voorloog pige luchtvaartschikking tusschen Neder land, Groot-Brittannië en Ierland; het onte' werp regelende het regeeringscrediet aan. de Handelskamer; wetsontwerpen tot wij< ziging van de organisatie en de rechtsple ging bij bet Hoog Militair Gerechtshof eni tot afschaffing der approbatie van vonnis-' sen bij dispositiën door krijgsraden ge wezen en in verband daarmede toekenning! van hooger beroep aan de auditeurs-mili tair en aan de fiscaals en de suppletoir® oorlogsbegrooting voor 1924, waarbij da wijziging i®1 de officiersopleiding &on d& orde is. De belasting op sioaren. Het bestuur van den AntT-ïabaks-Ac cijns-Bond heeft vandaag den minister vanl financiën meegedeeld, dat heb met groote voldoening heeft kennis genomen van kefe gewijzigde standpunt door Z.Exc. ten aan zien van de voorgenomen verhooging van! den accijns op sigaren ingenomen. Den mi nister dank zeggende voor deze tegemoet koming, verzocht genoemd bestuur hem,, in aansluiting aan het Z.Exc. door den Nederl. Bond van Sigarenwinkeliers in Ne derland gerichte verzoek, zoo spoedig doem lijk maatregelen te doen nemen, waardóór het verkoopen van sigaren beneden den! op de banderoll© vermelden, prijs wordt on mogelijk gemaakt. „De Tribune." Het nummer van ,,De Tribune" van gis teravond bevat de mededeeling dat, als tie Communistische Partij er deze week niet in slaagt den teruggang van het abonne mentental tot stilstand te brengen, liet onmogelijk zal zijn het blad te handhaven. EEN GOEDE OOGST If4 'T ZICHT Wij zijn, schrijft de Waarhei e. s- vriend, een nieuw jaar, hel la ais'o in -deze parlementaire periode, ingetreden. Meestal geeft zulk een jaar voor oi.va wetgeving veel politieke winst. Wat :n vorige jaren werd voorbcre d, wordt in het laatste jaar gewoon'ijk ute gedaan. Zoo staat er op de agenda van de Twee de Kamer nog heel wat, dat wij hopn, dat zal worden ingeoogst. Wij noemen slechts het wetsontwerp tot bestrijding van de zedelijke en mat schappelijke gevaren van de biosnoop; 0 afschaffing van den vacrinedwang on da regeling van de positie der onderwifcer<\s- sen aan lagere scholen, die een hu we'ijk aangaan. Voorts zijn nog aanhang'g het oniwerp- Zondagswet en de aanvuTng en w'jzte'ng van de begrafeniswet (maatrege'en t:-T-n lijkverbranding), van welke wetsvo<v- drachten wij vertrouwen, dal zij na eer. ve wijziging zuleln worden aan de ord ge steld. En eindelijk hebben wij goede verwach ting, dat binnen enkele weken ontwerpen zullen worden ingediend tot afschaff ng van de Staatsloterij en den stempl'ehf. Men zicit, een heelo sere van woMe" jLo regelingen, die sinds jaren hangende en waarvan ons volle hoopt, dat zij einde lijk' den weg naar 't Staatsblad zullen vin den. A's nu maar de rechterzijde voet ^:j stuk houdt en de Kamers snel werken s er kans, dat vóór de verkiezingen van lrt volgend jaar heel wat wordt brnnenee- haald, dat voor het gees'el jk en zede" ;k welzijn van ona volk goeda vruchten kan, wegdragen. De Sterren hadden relogen. Verhaal uit den derligjarigen. oorlog. 66) Drie zijner getrouwen voerden hem van het slagveld naar den Ple'issenburdht. Daar vernam hij de tijding van Gustaaf Adolfs dood. Nog eenmaal vloog daar een blijde glans ,over zijn gelaat, „Ik weet, dat ik sterven moet, doch ik scheid met vreugde uit hét leven, omdat deze onverzoenlijke vijand Van mijn ge loof op éénen dag met mij viel." Nog dienzélfden nacht stierf ki'j. Eer de avond echter ove-r Lü'tzen gedaald ,wras, hadden de keizerlijken met achterla ting van banieren en geschut het slagveld verlaten. Wallenstein was met zijne eigen scharen en die van Pappenheim naar Leipzig ge trokken. u i De Zweden waren overwinnaars. Doch welk eene overwinning! Tien du3te jfcend doodën bedekten hét veld en daar ónder lag de bloem der Zweden, en dor keizerlijken en onder die allen moest ook het lijk van hun geliefden koninlg zich be- yinden. "Welnu, zij hadden hun heldenwoord va>n den morgen aan liem met de hun eigcii trouw gestand gedaan. Thans eerst konden zij hem zoeken. Misvormd door de vele wonden, vertre den onder de hoeven der paarden en door de vluchtende benden, vond men hem ein delijk liggen. Men richtte den „Zwedensteen" op hij de plaats, waar hij viel. Hét lijk werd gebalsemd en het hart aan zijne diep bedroefde gade gezonden, die zteh straks naar Wittenberg begaf, waar men het lijk tentoongesteld had en duizenden bij duizenden hunne tranen van dankbaarheid en liefde vergoten hij het zien van den held, die allés om Gods wil yoor de Duitisohe Hervormden ten beste gegeven had- Van hier wer'd Let stoffelijk ovërfechot des konings naar Stockholm overgebracht, „Gaarne had ik Zijne Zweedsche Maje- teiit een langer leven en een aangenamer terugkomst in zijn land gegund, indien het in Duitschland slechts vréde géwor dén was!" zeide keizer Ferdinand, toen ?nen hem don behloeden kolder zijns ivijanids toonde. Oprechter dan 's keizers droefheid was ■die van den koninklijken ballfng, Fréderik van de Paltz, die den laats ten ti.jd koning ,Gustaaf overal gevolgd was." De tijding van 's konings dood greep hem zoozeer aan, dat bij krank werd en dertien dagen na zijn koninklijken be schermer stierf. En met hen allen treurde Andrea von Mi'tzau én beweende haar dapperen broe der. die op don straatweg gevallen was, bij het springen der keizerlijke kruitwa gens. Nadat Carl vergeefs beproefd had zijn lijk weder te vinden, onttrok hij zich aan den hloedigen krijg en begaf z:ch tot de zijnen, om Andrea la troosten over het verlies baars broeders en haar tot hul(p te zijn.. Zeni had juist voorspeld. Do gelukster van den Fried1.ander daal de en haar glans verminderde. Of§choon Wallenstéin zich nog steeds onmisbaar en sterk va an de, daar hij op den steun zijner bevelhebbers rekende, die hij met aanzienlijke waardigheden had hekleed en met groote geschenken in geld en goederen had begiftigd, zoo kon hij zich niet ontveinzen, dat z jn glans sterk lüegon te tanen en zijne vrienden aan het hof te Wcenen berichtten hem maar al te .getrouw, hoe men hem aan het keizerlijk hof moede werd en het wantroujven tegen hem steeds groeide. Anderhalf jaar was voorbijgegaan, se dert de slag l>ij Lützen hem van z'ju groot- sten tegenstander had Jjevvijd- en toch, béd verlies van dien slag knaagde als een worm aan zijn levensgeluk. Immers, al had hij den keizer gemeld, dat hij de overwinning behaald had, de keizer en de vorsten liéten hem maar al te zeer gevoelen, hoe zij het tegendeel wis ten en dat ook zij, nu Gustaaf AdoTf ge sneuveld was, het wel zonder Wallenstein meenden te kunnen stellen. Deze laatste gedachte vooral wa.s hem een doorn in het vleesch. Doch er was meer. Z:jne soldaten wis ten het ook, ja. zij vooral wisten het, dat hun veldheer de nederlaag geleden" had, en zij misten voortaan het vertrouwend bewustzijn, dat zege en buit onafscheide lijk aan den naam van den Friedlander verbonden waren. Daarbij was hij gestrenger dan ooit, hard en ruw zelfs, tegen zijne onderhoo- rigen. Zes weken na den slag had hij in Praag een wreed strafgericht doen houden over allen, die, naar zijn beweren, schu d had den aan de nederlaag bij Lützen. Elf officieren werden met het zwaard gedood, vier anderen opgehangen, zeven moesten hun degen aan den beul afgeven en deze verbrak den degen onder de galg ten aanschouwe van het gansche leger, 'terwijl veertig namen van hen. die lum smaad ontvlucht waren, aan de galg pr'jk- - 't Was, voorwaar, geen wonder, dnt m n te We enen niet hoog dweepte met de over winning van Lützen en dat de bel rok k te gen der terechlgcst 'ldcn glooien.kn haat koesterden tegen don „tiran", zooate men a'lengs den hertog ven F Aland 11 >oimdr. Doch niet slechts de hooger gep'aa'steu in hot leger moesten z'jne loenem ndo ruwheid ondervinden, ook de so'du'.m e- voelden zichh oe langer hoe m er door hem geminacht. 1 „Laat het beest ophangen!" dat sclmen het eenige vonn:s te zijn. 't we k do voal- heer velde, indien men bet een of ander vergrijp van een soldaat berichtte en. zon der vorder onderzoek naar de schuld of cle onschuld van den aangeklaagde, gaf hij hem den benl over. Voorzeker, zulk oen man maakte zich den aianm van „tiran" waard. Op zekeren dag ontmoette hij hij ren wandeling buitcm cte legerplaats een sol daat. die z'ch, naar hij me?nde, naai diefj stal schuldig gemaakt brul. Hij greep den man aan en leverde hem den beul over met do woorden: ..Laat het heest ophangen!" De man bewees hem riinc onsohubl, doch do meedoogenlooze ve'dheer zeide: „Zijt gij onschuldig? Welnu, dan ze t ,gij onschuldig hangen, lot een schrik vaor de schuld;:en!" v (Wordt vervolgd.) jr

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5