ÉMÜÉÈCnl Tweede Blad toch veel gebeurd en ook wel i'ets veran derd zijn. Na dit nader te hebben aangetoond, vervolgt het blad: Hebben wij een woord te veefl gezegd, met de verklaring, &at de troonrede van 1924 in blijden toonaard was gestemd? Ge wis niet. Zeker, met onverzwakte®, ijver moet naar verdere bezuiniging worden ge streefd; er zal zelfs nog een n'euwe be lasting, en wel op we e 1 d e-v e r te rin gen worden ontworpen maar daar zal vermindering van sommige te zeer druk kende directe belastingen tegenover staan. En, om toch vooral in optimistische® toon te besluiten, stelt de laatste verkla ring der Troonrede vast, dat „de gang van zaken in Curacao in menig opzicht tot voldoening stemt." Be Troonrede-1924 is oen woord van blijdschap. Be aankondiging van de nieuwe regeling van de ziekte- en ongevallenverzekering had de Ned. voor veel liefs, in deze Troonrede gemist. In de Troonrede van 1918 werd gezegd: „Aan de iai 1913 tot stand gekomen ver zekeringswetten zal zonder vertraging uitvoering worden gegeven". De openings rede van 1922 verklaarde: „Onderschei dene voorstellen ter vereen'/oüdig'ng van de verzekeringswetgeving zullen U berei ken." En heden, September 1924, is bij den Hoogen Baad van Arbeid aanhangig het voorontwerp eener regeling, die de onge vallenverzekering dreigt te schaden, d'iie omtrent de ziekteverzekering de wet van 1913 totaal verloochent, en die, i'n plaats van vereenvoudiging, zou leiden tot duh- he'e administratie en onzekerheid der ver zekering: Laat ons hopen, dat het aan gekondigd ontwerp de Sta'ten-Generaal nimmer bereikt. Behoudens deze enkele zinsnede, zal de heden uitgesproken troonrede niet na'aten hij de bevolking eene stemming van ge rustheid en voldoening te wekken. Het •herstel van het financi'eetl evenwicht, in buitengewoon tempo, eis chip in men'g opzicht pijnlijke maatregelen en moest slachtoffers maken. Be toon der Troon rede verlevendigt de- hoop, dat aan het geen wat al te pijnlijk dreigt, nog iets zal kunnen worden verzacht." Be Rotterdammer (A.-R.) looft het in de Troonrede dat zij weintg toe zeggingen bevat en besluit hare beschou wingen aldus: „Wat van Indnë gezegd wordt, getuigt van een geregelde en gunstige ontwik-i keling. Voor Suriname ge'dt dit echter niet. Be indruk die de Troonrede geeft, Is als de redevoeringen van Minister Buys: eenvoudi tr en bondag, zakelijk en oprecht. B:t ge'dt den vorm. Wat den inhoud betreft, geeft het Ka binet datgene waaraan thans in de eer ste plaats behoeft© bestaat. Hetgeen een groote lof is." Be N. Haagsche C r t. (A-B.) be treurt even'afis de Standaard dat van stemplicht en staatsloterij niet gerept is. Zién indrukken samenvattend zegt bet blad: „Ons s'uitend budget is dn uitzicht. B:,t te hebben verkregen "zal waarschijnlijk eerst in de toekomst ten vol'e wordien ge waardeerd en in zi'jn beteekents erkend. Beeds tnu kunnen we dankbaar de goede gevolgen opmerken van hot wedergekeerd vertrouwen in de financieele leiding van ons land. Laat in de komende maanden, dat ver trouwen, door eensgezinde samenwerking, met name van de rechtenzede, nog wor den versterkt. Het beter gezinde deel van ons volk zal haar daarvoor dank weten en die waar deering ook toonen, wanneer na heit slui tend budget de nieuwe noodzakelijke voor waarden worden geschapen, die voor liet herstel van de volkswelvaart onmisbaar zijn." Het Handelsblad (libheeft woor den van lof. „In één opzicht stelt deze Troonrede teleur. Die van verleden jaar bevatte een zeer belangrijke uiting.de belangrijk ste van alle, docht ons toon over de dringende noorzakelijkheid voor de ge- heele menschhead, om de internationale vraagstukken tot oplossing te brengen. Nu had_ men toch mogen verwachten dat de Troonrede van 1924, uitgesproken kort na de conferentie van Londen, niet ©enige woorden had gezinspeeld op de toch on miskenbare, eij het dan ook nog maar aanvankelijke verheldering van den toe stand, die ook op dit punt het belang rijkste in vergelijking met verleden jaar is waar te nemen. Doch hieromtrent wordt geheel gezwegen. Verzuim? Of overmatig© voorzichtigheid? De Telegraaf (Vrijz.) is ontstemd omdat van wat te Geneve gebeurde geen melding wordt gemaakt en oefent critiek omdat wel van bezuiniging maar niet van reorganisatie van den staatsdienst gespro ken wordt. Aan een beschouwing van de N. B o 11. G r t. (lib.) ijs het volgende ontleend: „Wat nu verder van de troonrede te zeggen. Het sobere stuk geeft ons geen aanleiding tot critiek. Het is iets blijmoe diger, dan wij in de laatste jaren gewoon waren. Be regeering zag eienige „opleving" niet alleen in handel en nijverheid, doch ook in den landbouw. Voor sommigen zal dit laatste een,e eenigsziins verrassende mededeeling z'jn. Heeft dan ook onze landbouw of its misschien tuinbouw bedoeld? stil gelogen? Of wilde de re geering slechts zeggen, dat dö regenzomer toch per slot van rekening geen kwaad heeft gedaan?" Het Volk (S. D. A. P.) tenslotte, be- tsogt dat de troonrede in het teeken der meest jammerlijke reactie staat. KERK EN SCHOOL GEREF. KERKEN. Beroepen. Te Elburg: G. Staal, cand. te Zwolle. C'HR. GEREF. KERK. Beroepen. Te MeppelP. de Smit te Nieuwe-Pekela. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal. Te Sliedrecht: H. Kieviet Jzn. te Veenendaal en A. de Blois te Vlaardingen. Afscheid, bevestiging, intrede. Zondagmorgen had in de Ned. Herv. Kerk te Rotterdam de bevestiging plaats van D s. P. G. de V ey Mestdagh, uit Wassenaar overgekomen. De bevestiger Ds. P. J. F. van Voorat Vader had tot tekst Matth. 10: 36, en sprak naar aan leiding van dit woord over: hoe Jezus de. schare ziet; wat Jezus voor de schare doet; en hoe hij met innerlijke ontferming zich tot hen neigt. Aan het einde werd den be vestigden dienaar toegezongen Ps. 134: 3. Des avonds vulde opnieuw esn groote schare belangstellenden het groote kerk gebouw, toen de bevestigde dienaar zijn intrede deed. Hij had tot tekst gekozen Genesis 13: 14 en behandelde de leiding Gods, de beloften en de heerlijkheid daar- D s. A. Fetter, predikant der Ned. Herv. gemeente te Den Helder nam Zon dag j.l. na een ambtsvervulling van ruim -40 jaar afscheid van zijn gemeente Tot tekst was gekozen: Joh 2: 17. Ds. J. Bergman nam Zondagmid dag j,L afscheid van de Evang. Luth. Ge meente te Groede, met een predikatie over Hand. 20 vs. 24. Ds. D. Emil Boeke nam Zondag jl. afscheid van de Vereeniging tot Evan gelisatie te Scliage n. naar aanleiding van Hand. 20 vs. 32. Zondagmiddag nam Ds. J. Duiven. Geref. .predikant te Meeden, na een- geze- genden arbeid van drie jaar, afscheid van zijne gemeente en had daartoe tot tekst gekozen Fil. 1: 27. D s. G. H. de Jonge, van Vrijhoe- ven-Capelle, die het beroep naar de Geref. Kerk van l.utjegast aannam, hoopt Zon dag 19 October a.s. afscheid te nemen van zijne tegenwoordige gemeente. D s. S. J. Vogelaar, em.-predikant te Zeist, hoopt a.s. Zondagmiddag 21 Sep tember zijn intrede te doen bij de Geref. Kerk van Heemse (gem. Ambt Barden- berg) na des voormiddags bevestigd te zijn door Ds. W. Steunenberg, van Hee- renveeri. D s. S. J. de Hoest, overgekomen van Bunschoten, deed Zondagmiddag zijn intrede bij de Ned. Herv. Gem. te Garijp en sprak naar aanleiding van Ps. 4 vs. 7, na des morgens te zijn bevestigd door Ds. C. Kroon, van Woudsend. die tot tekst had Richt. 6 vs. 14. D s. R. Hamming, overgekomen van Doorn, werd Zondag jl. bevestigd bij de Geref. Kerk van Middelburg door den oudsten dienaar dier Gemeente, Ds. L. Bouma, die tot tekst had Matth. 13 vs. 52, Na des morgens bevestigd te zijn door zijn vader Ds. L. Kuiper, van Kampen, met een predikatie over Psalm 126: 5 en 6, deed Zondag D s. J. H. Kuiper, ge komen van Winsum (Fr.) zijn intrede bij de Geref. Kerk van Dragten, sprekende naar aanleiding van Joh. 173. Na des morgens bevestigd te zijn Woensdag 17 Sept. 1924 De Pers over de Troonrede. De gasteren uitgesproken Troonrede wijst dn haar bondigheid op het naderetod einde van deze parlementaire periode. In verband daarmede hebben ook de be schouwingen in de bla'dlen niiet den om vang dien ze anders wel plegen te hebben. Als naar gewoonte, laten we enkele van de meeat belangrijke uitspraken hiejr vol gen. De Standaard wijst op de lichtpun ten in diit staatsstuk en vervolgt dan: Wat toegezegd was, is dan verkregen. De beteekenis van dit slagen kan niet licht worden overschat. Ons volk heeft Tondom zich bij andere volken de ontzettende gevolgen gezien van de ontreddering der financiën en de bope- looze verbreking van het financieele even wicht. Dit gevaar bedreigde ook ons volk. Welnu, thans mag geconstateerd, dat het onmiddellijk dre:,gend gevaar zal zijn ge stuit als de arW&id, die nog voorligt, tot stand komt. Het wordt terecht eten lichtpunt ge- jwemd. Maar terecht wordt ook gewaarschuwd, 'dat wij er nog niiet zijn en dat met on verzwakt en ijver naar verdere bezuini ging dient te worden gestreefd, ten einde de voorwaarden te scheppen, welke voor het herstel der volkswelvaart onmisbaar zijn. In verband hiermee staat ook de toe zegging der wetsontwerpen tot heffing eener belasting op weeldevertering, waar op van verschillende zijden reeds weïd aangedrongen, en tot verlaging van som mige te zeer drukkende directe belastin gen. Krachtige bezuiniging en goede verhou dingen in ons belastingsteflsel zijn nood- zaklijk, wil ons volk zich den weg tot een goede toekomst zelf niet versperren. De Troonrede geeft in dit opzicht ge lukkig wederom geen onzeker geluid en zij mag er op wijzen, dat wij op den goeden weg een heel eind- zijn gevorderd." Geheel aroldaan is d© Standaard echteer niet. Wij willen, aldus ons hoofdorgaan, niet 'verhelen, dat er niettemin voor ons ook een-'ge reden is tot teleurstelling. Wij hadden toch de aankondiging ver wacht van een voorstel tot afschaf fing van den stemplicht. Het schijnt ons onhoudbaar toe een wet te zien handhaven, welker over tred '(ng, door duizenden, door d® vingers wordt ge zien. En om het beginsel, dat wij tegen staan. èn om het in werkelijkheid krachte loos maken van de wet, behoorde een ednd aan den stemplicht te worden gemaakt. Nu de Troonrede er van zwijgt, vreezen wij wel, ofschoon er misschien nog reden tot eenige hoop is, dat er van een voor stel dier Regeering in het komende jaar geen sprake zal kunnen zijn. En dat bejammeren wij. Eenigszins anders staat het met een andere leemte, waarop wij moeten wij zen. Het zou ons aangenaam zijn geweest als &e Troonrede had gesproken van een voor stel tot geleidelijke afschaffing van de S taats loterij. Wij meenen echter an herinnering te moigen brengen, dat de Minister van Fi nanciën een en andermaal heeft kenbaar gemaakt, dat van hem een zoodanig voor stel te verwachten was. En dit sterkt ons in de hoop, dat het wegblijven der aan kondiging in de Troonrede niet beteekent, jKlat hetgeen reeds werd toegezegd, zal uit blijven. De Nederlander (C. H.) merkt o.m. het volgende op: Zonder ©enige aarzeling mag verklaard worden, dat bovenstaande Troonrede, waarmede het nieuwe zittingjaar van de Skaten Generaal-heden door Hare Maje steit de Koningin werd geopend, in blij den toonaard is 'gestemd. Het. was dezelf de heldere, duidelijke, door-Nederlandlers- zoo-gaaraie-gehoorde stem, die zich een jaar geleden richtte tot de leden der beide Kamers; maar toch was het geluid ge heel anders. En vergelijkt men het woord van he den met de openingsrede, in September J922 door Minister Buys uitgesproken, dc^r ^,egt men: er moet in die twee jaren FEUILLtëTOH De Sterren hadden gelogen. Verhaal uit den dertigjarigen oorlog. 64) „In geenen deele, heer hertog!"- ant woordde de overste. „Ga dan tot den koning, overste, en bid Zijne Majesteit in ons aller naam, dat hij een harnas aantrekkel Gij hebt invloed op den koning: gelieve dien te gebruiken!'y „Ik zaT kist wagen; doch ik kan Uwe her togelijke Hoogheid niet beloven, dat ik' slagen zaL j Zooals ieder weet, draagt jd'e koning niet gaarne een harnas, wijl het hem' sedert zijne laatste verwonding niet ge makkelijk is. Intusschen, ik wil het beproeven." Von Mitzau begaf zich naar de konink lijke tent en liet zich bij Gustaaf aan dienen. „Wat wenscht gij, overste?" vroeg de koning. „Is het nog zoo mistig, of trekt de nevel op?" „De morgendamp hangt nog even Zwaar op het veld, Sirel Daarom meende ïk nog den moed te mogen, hebben tot Uw® Majesteit te komen!" „En wat wildet gij van mij, heer von Mitzau?" vroeg de koning andermaal. „Uwe Majesteit gelieve toch te bedenken hoe kostbaar haar leven is voor ons allen, voor haar volk, voor onze soldaten en de Duitsche Protestanten!" „Wat meent gij, heer von Mitzau?" „Ik bid Uwe Majesteit, in naam van al hare generaals, dat zij zich met een har nas dekke!" antwoordde de overste. „God is mijn harnas, heer ©verste! Zeg dat aan mijne generaals! Doch kom, ik ga met u naar buiten, om naar het weder te zien!" Von Mitzau begreep, dat alle verder aandringen vruchteloos zou zijn, en ver liet den koning, waarna hij den hertog het vruchteloöze van zijn pogen berichtte.. Ook bij den vijand gebruikte men den tijd, om zich te beter voor te bereilden. Wallenste'in had beproefd te paar'd te blijven'; doch de jicht, welke hem.' plaagde, noodzaakt© hem van het paard te stijgen en van een draagstoel gebruik te maken. Evenmin al's de Zweedsche koning had hij zich den ernst van hot oogenblik ont veinsd. Zijn© adjudanten vlogen heen en weer, om zijne orders over te brengen, en aan houdend zond hij renboden uit, om te zien, of Fappenheim naderde. Doch deze liet zich vergeefs 'wachten. 't Was elf uur. De nevel scheurde. De stralen der najaarszon schitterden in de blinkende kurassen en op de helmen der keizerlijken. Nog eens reed Gustaaf Adolf langs het front van zijn leger en deelde zijne laat ste bevelen uit. „Nu gaat het er op los, kinderen!" Tiep hij uit en, den blik omhoog slaa.ndé, ver volgde hij: „God besture ons! Heere Jezus help mij strijden tot eer Uws Naams!" Daarop zwaaide hij zijn degen boven het hoofd, plaatste zich aan de spits zijner ruiterij en riep luide: „Voorwaarts!" „God met ons!" barstten de Zweden uit en vlogen tegen den vijand in. „Jezus! Maria!" weergalmde het aan de overzijde en de ruiters van den Frieidlan- der snelden, hun tegen. De kanonnen van Walenstein maaiden vreeselijk in de gelederen dér Zweden; 'doch reeds bij don eersten aanval gelukte het dezen de keizerlijken van den straat weg te verdrijven en den weg te veroveren Straks hebben de Zweden ook de ge lederen van Wallensteins Voetknechten doorgebroken. 't Was, of de persoonlijke aanwezigheid der veldheeren de balans telkens deed overslaan. Plotseling rent do ruiterij uit het cen trum van den Friedlander op het Zweëd- schei voetvolk los en drijft dit van den straatweg terug. 1 door Ds. J. C. Brussaard, van Bloemen- daal, met een predikatie over Jeremia 1» 6 en 7, deed des middags cand. G. B. Wurth, zijn intrede bij de Geref. Kerk van Oost- en West-Souburg. Cand. A. C. van U c h e 1 e n, van Hilversum, hoopt Zondag 26 Oct. zijn in trede te deen in de Ned. Herv. Gemeente te Paesens (Fr.), na bevestigd te zijn door zijn vader, Ds. N. P. E. G. van Uchelen, van Hilversum. Cand. J. C. Ne el e man. van Rot terdam, deed Zondag jj. zijn intrede bij de Ned. Herv. Gem. te Eikerzee, na des voormiddags half 11 bevestigd te zijn door Ds. Jac. Poort, van Almen-Harfsen. Gand. J. W. van Tol, van Assen, deed Zondag j.l. zijn intrede bij de Geref. Kerk van Scha rend ij ke, na bevestigd te zijn door Ds. T. Gerber. van Assen, die tot tekstwoord had Psalm 28 v's. 9. Staan de zong de Gemeente haar nieuwen leer- aar Psalm 134 vs. 3 toe. 's Middags deed Ds. J. W. van Tol zijn intrede met een predikatie over 1 Kon. 3 vers 9a. D s. T j. Tak, gekomen van Fijnaart, werd Zondag tot zijn ambt bij de Ned. Herv. Gem. te Zevenhuizen (Z.-H.) inge leid door Ds. K. H. E. Gravemeijer, van Den Haag, met een rede over Ezech. 37 vs. 3, 4 en 7a. Des namiddags hield de be vestigde een prediking over 1 Cor. 1 vs. 23 en 24. Ds. G. v. Dijk Az. Den 17en September zal bet 25 jaar ge leden zijn, dat Ds. G. v. Dijk Az.% Ned. Herv. pred. te Lisse, in het ambt werd be vestigd en zijn intrede deed te Loosdorp. Deze gemeente diende hij van 1899-—1904 cm daarna zijn intrede te doen te Nieu- wolda. Van hier vertrok bij in 1910 naar Spannum ca., welke gemeente een 11-tal jaren van zijn herderlijk werk genoot. Daa/na vertrok hij naar Lisse, alwaar hij sinds 1921 mag arbeiden in het Koninkrijk Gods. Ds. D. van Popta. Naar de N e d e r 1. verneemt, is de toe stand van Ds. D. van Popta, emeritus pred. bij de Ned. Herv. Kerk. in Den Haag woonachtig, thans van dien aard, dat men vreest, dat herstel uitgesloten moet wor den geacht. Ds. J. H. Geselschap. Ds. J. H. Geselschap, predikant der Ned. Herv. Gemeente te Yaassen, heeft met ingang van 1 Nov. emeritaat, aange vraagd. Ds. Geselschap werd 8 Mei 1881 te Dassen. tot zijn ambtswerk ingeleid, vanwaar hij in 1884 naar Axel vertok. In 1891 begroette Berkel hem als haar herder en leeraar. Sinds 6 Miaart. 1898 dient hij de gemeente Vaas sen. Beroepingswerk. Men meldt het Vad. cat te 's-Graven- hage pogingen worden aangewend oni in een der twee vacatures bij de Ned. Herv. gemeente als predikant te beroepen ds. H. O. Roscam Abbing van Arnhem. Ouderlingen en Diakenen der Chr. Geref. Kerk. De 5de conferentie van Ouderlingen en Diakenen der Chr. Geref. Kerk, is de vorige week te Utrecht gehouden. De voorzitter, de heer G. IJskes, van Zaandam, opende te 10.30 uur deze samen komst-door te laten zingen Psalm 84 vers 3t ging voor in gebed en las vervolgens Genesis 32 122. De voorzitter roept den aanwezigen een hartelijk welkom toe, waarna de waarn. secretaris de notulen leest van de vorige conferentie, welke onder dankzegging ge arresteerd worden. Nadat de penningmeester een overzicht geleverd had van den stand der financiën, wordt de lieer A. Prins in de gelegenheid gesteld zijn referaat te leveren getiteld: „Kerk en Sociale vraagstukken". Twee ge dachten wenecht spreker naar voren te brengen, en wel ten eerste, wat te ver slaan onder sociale vraagstukken, en ten tweede wat is de Toeping der Kerk. Zeer breedvoerig zet de heer Prins deze gedachten uiteen, waarin zonneklaar uit komt de onvastheid van alles, wat de mensch wil builen God, maar daarentegen het rotsvaste van Gods woord en ordinan tiën. Een zeer geanimeerde bespreking volgde op de behandeling van dit onderwerp, zoo zelfs, dat in de namiddagsamenkomst. nog eenige oogenblikken gewijd werden aan het onder de oogen zien van verschillende pro blemen en vraagstukken, die nog onopge lost gebleven waren. Daarna ontving de lieer B. Nederlof ge legenheid zijn referaat te houden, getiteld: ,,De Geestelijke stroomingen en het Ouder- lingenambt". Het voetvolk dreigt te vluchten. D© bevelhebber doet den koning ij'ings aanzeggen, dat zijne lieden niet in staat fcij.n een. •nieuwen aanval van den s veel sterkeren vijnand te weerstaan. Nauwelijks hoort Gustaaf het, of hij geeft zijn paard de .sporen en ijlt vooruit, terwijl hij eene afdeel'ing ruiters gebiedt hem to volgen. Doch reedis is hij den zijnen 'vooruitge sneld; slechts de hertog van Lauenbe.rg en een page kunnen hem bijhouden. Zie, reeds wappert zijn vederbos aan de spits der terugwijkende troepen. Dat geeft hun moed. Met hun koning stormen zij op de ruiters van den Fried lander in. Doch Gustaaf is hun voor. Hij staat midden onder de keizerlijke ruiters en dezen omsingelen hem al meer. Do 'zijnen snellen toe om hem te redden 't Is te laat! Zijn paard ontvangt een schot in den hals en holt 'woedend voort. Bijna op hetzalfd'o oogenblik verbrij zelt een tweedo kogel Gustaafs linkerarm. De hertog van Lauenberg beproeft den koning uit den strijd te voeren, doch een keizerlijk ruiter, die den koning op tien schreden nadert, schiet hem door den ruggegraat. Gustaaf zinkt van het paard, maar z'jn voet haakt in den stijgbeugel en het ont stelde ros sleept zijn meester een eind- iweegs voort. De inleider wenscht deze twee gedachten afzonderlijk naar voren: te brengen, en be paalt zijn gehoor achtereenvolgens bij de Geestelijke strocmingen en wel: ten eerste haar oorsprong, ten tweede haar wezen, ten derde haar voortgang en ten vierde haar gevolgen, om daarna bij het Ouderlingen- ambt stil te staan, waarbij hij een viertal gedachten wenscht te ontwikkelen en wel ten eerste de oorsprong daarvan, ten tweede het wezen, ten derde het werk en ten vierde de uitkomst. Ook dit referaat oogstte den dank der vergadering, nadat op verschillende zaken nog even de aandacht gevestigd was. Een tweetal onderwerpen werden voor het volgend jaar opgegeven en namen ge noemd van de broeders die deze zullen be handelen. Besloten wordt het volgend jaar de con ferentie weer te Utrecht te doen plaats hebben. De regelingsccmmissie wordt herkozen en inplaats van den heer v. d. Burg gekozen de heer de*Vroome. De voorzitter sloot dezS welgeslaagde conferentie. De heer Ras eindigde met dankgebed, na dat gezongen was Psalm 72 vers 11. Saiatiga-zending. In het gebouw Bethel der Stads-zending te Utrecht heeft gistermiddag vanwege de Saiatiga-zending een samenkomst plaats gehad, waarin de zendelingen dr. Van der Ley, mevr. Van der Ley, dr. Sigel en zus ter Zimmerbeuel vóór hun vertrek naar het zendingsveld afscheid hebben geno men. Nadat ds. Couvée de samenkomst had geopend hebben gesproken dr. Van. der Ley, zuster A. Ooms. die zoo juist met zuster A. Siderius van het zendingsveld zijn teruggekeerd, en dr. Sigel, die zijn toespraak in het Duitsch hield. Zuster Ooms vertelde een en ander van haar zen- dingspos-fc en noemde het onderwijs een be langrijke factor in liet werk der zending. Zuster Zimmerbeutel zong enkele Duit sche liederen. EEN NIEUWE VLOOTWET. Naar aanleiding van de uitspraak in ue Troonrede, dat andermaal voorstellen zullen worden gedaan tot regeling van de sterkte en de samenstelling der zeemacht en tot verdeeling van de kosten daarvan over de Staatsbegrootfrig en -de Begrooting van Nederlandsoh-Ind'ë, zegt de Stan daard: „De Begeering zegt een n:euwe Vlootwet foe, een toezegging, die door somnrge te genstanders in hun 9trijd tegen Begeeriug en Rechterzijde zal worden misbruikt, maar die niet mocht achterblijven. De plicht gebiedt hier en hij moet zonder omzien worden gevo'gd." De Maasbode (R. K.) wijst er op, dat deze mededeling nret verrast en zegt: „Immers in haar verklaring van 15 Ja nuari, bij haar eerste wederverschijnen in, de Kamer na de Vlootwetcri.ris, heeft do Regeering reeds zich in denzelfden zin uil gesproken. Toen toch bleek, dat de Regeering zie.* bij de uitspraak der Kamer wilde neerleg gen. Reeds toen echter deed z:j er op vo'gea* „Middelerwijl zal de Regeering de verzor ging van de maritieme verdaging op nieuw ter hand nemen. Zij behoudt zich Toor dienaangaande spoedig nadere voor- stel'en in te dienen." Wie zoo positief het financieel herstel voorop schoof kon eigenlijk, log'»"® bij- vend, over nieuwe vloot-voorstel'on z<»ó niet spreken. Doch een goed verstaander begrijpt, dat zulk een staatsstuk a's ren Troonrede of een eerste regerringsverkha- rinig niét aus einem Gusz tot stand komt, maar dikwijls de kenmerken van zijn sa menstelling draagt. Twijfelen, dat het herstel van ons bud-' getair ovenwicht niet geheel vóór zou gaan, deden wij i«n het bogin dr? jaars n et. En dus ook thans nog niet. Wild? do Regeering in Januari haar geweten ont lasten dcor aankondiging van nieuw» vLootvoorstellen, ook thans is aan haar verklaring oi. net veel grootero beteeke nis te hechten. Zij zal aan de door haar eenmaal aangenomen vo'gorde moeten vasthouden. Eerst budigetair evenwicht, da® nieuwe vTont-voorstellen. Bat even wicht is in aantocht. Wij nemen hot gaar ne aan. Maar veiliger is het te zoggen: eerst zien. En wij-verwachten, dat Regeering en Kamer bedoelen aan ontwerpen aangaan de viool-voorziening het karakter van ontwerp niet eerder te ontnemen, dan dat het budget in orde is." Be stalmeester van den hertog jaa.d den moordenaar des kon-ngs een kogel door het hoofd; zijn moéster, de her-tog van ■Lauenberg, neemt lafhartig de vlucht. Eindelijk raakt 'skonings voet uil den stijgbeugel bevrijd. Gustaaf bevind t z'ch met z:jn trou wen page, den edelknaap Leubelfing. den achttien jarigen zoon van een aanz'enl'jken Neurenberger, alleen tuschon de drommen der vijandelijke ruiters. Terstond stijgt de odel-knaap van het paard en smeekt den kouing zijne laat ste krachten in te spannen, om het paard te bestijgen en zich naar de zijnen te be geven. Gustaaf strekt de handen naar hem uit, doch de trouwe jongeling kan het zware lichaam niet opheffeu. Baar naderen drie vijandel'jke ruiters. „Wie is die gewonde?'' vragen zij. „Een officier!" antwoordt de edelknaap, doch zijn verbleekt gelaat en zijve ang stige trekken verraden hem- „Meent gij ons te misleiden, knaap? Denkt gij. dat wij een ofiicier v.ict van een gewoon ruiter kunnen ondors. heiden?" grauwde een d°r ruiter® en s hoot don edelknaap door het been, zoodat hij ter aarde zonk. „Tk ben Gustaaf AdoÜf!" stamelde do kouing. „Spaar m'jn leven!" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5