,r Asn hel einde der Week"!
Zoo hebben we dan in de afgeloopen
[week nog eens teruggedacht aan den tijd
•van tien jaar geleden, toen de wereldpoli
log uitbrak.
Aan die week van spanning, waarin
voor een lange reeks van jaren, over het
lat van Europa de beslissing viel.
De lucht,was zwaar geladen met electri-
citeit, ten slotte sloeg de bliksem uit de
♦wolken neer.
Heel Europa werd in vuur en vlam ge-
fcei; als door een wonder bleef Nederland,
lhet belendende perceel, zooals het dezer
'dagen uitgedrukt werd, voor den wereld
brand gespaard.
i En thans is het ai weer vijf jaar „vrede",
j Maar 't is er een vrede naar.
i In het hegin (en ook nog aan het eind)
Van den oorlog kon men nog al eens de
Voorspelling hooren, dat Europa, als een
maal de elementen uitgewoed waren, een
nieuwe periode van bloei en vrede zou te-
'gamoet gaan.
1 De mensch is van nature optimist en
idealist, een herinnering aan het- verloren
tparadijs.
Hoe zijn evenwel al die mooie voorspel-»
li ogen gelogenstraft!
LWe kunnen wel met Da Costa zeggen:
„Is het vrede, omdat de donder zweeg
1 van st moordverspreidend kruit?
Is de oorlog in zijn vaart, ook in zijn
I bron gestuit?"
"Want'er is geen tijdperk aangebroken,
waarin het recht bcve de macht zegevierde.
Integendeel. Meer dan ooit zien we, dat
toacht hoven recht gaat.
1 Er zijn nog altijd, twee partijen, over
winnaars en overwonnenen.
De eersten hebben te dicteeren en de
laatsten te gehoorzamen. Hoogstens mogen
teij per gratie eens een vraag stellen be
treffende het hoe van dit gehoorzamen.
1 Zoo is het ook nu met de Londen-
'eohe Conferentie.
Geen sprake van, dat alle naties als ge^
lijkgerechtigden aan de besprekingen zou
den mogen deelnemen.
Eerst moeten de geallieerden het onder-*
ling eens zijn over de verschillende kwes--
ties, en dan zullen de Duitschers ter con
ferentie genoodigd worden.
Zeker, dan mogen ze ook wel wat in 't
m'dden brengen, doch im Groszen und
Ganzen zullen ze toch voor de zaak gesteld
Worden, om *t met een historisch woord te
'zeggen: slikken of stikken.
En dat is ook niet te verwonderen.
't Kost immers al zoo veel moeite voor
'de geallieerden om het onderling
eens te worden. En stelt u dan eens voor,
als 't zoover was, dat door de komst der
Duitschers alles weer op losse schroeven
szou gezet worden! Dan was 't heelemaal
een onbegonnen werk.
De Londensche Conferentie heeft de ge-
heele afgeloopen week vergaderd, een en
kelen keer in voltallige zitting, doch meest
in commissievergaderingen.
De berichten luidden nu eens gunstiger,
dan weer ongunstiger, doch in totaal ge
nomen hebben de besprekingen goeden
voortgang gemaakt en is men over vrijwel
'al'o kwesties tot overeenstemming geko
men.
Het oogenblik zal dan. ook niet verre
meer zijn dat de Duitschers ter conferentie
zullen uitgenodigd worden.
Dit zal in elk geval wel in den loop der
Volgende week geschieden.
Behalve dc. kwestie, aan de oplossing
waarvan de conferentie te Londen is ge
wijd, het herstelvraagstuk, zijn er nog tal
'van andere problemen, die als gevolg van
den wereldoorlog ontstaan zijn en die oim
'een oplossing roepen.
Denk slechts aan die mysterieuze groots
'beid in het Oosten van Europa, aan Rus-
1 a n d.
Ilct Eurcpeescho vraagstuk zal niet
Worden opgelost zor.der dat ook in Rus?
'land weer geordende toestanden zullen
•ontstaan zijn. En het schijnt, dat die tijd
nog verre is.
Wel komén er voortdurend, en ook de
'afgeloopen week weer, allerlei berichten
Kiit dit land betreffende oneenigheid tus-
ischen de leiders en ontevredenheid onder
'het volk, betreffende opstanden, doch het
'schijnt, dat de leiders der proletarische
'dictatuur al die gevaren kunnen bezwe
ren. Zij maken op de meest hardhandige
Kvijze een einde aan alle oppositie, die
irich tggen hun bewind keert.
I En op den Balkan is het nog steeds
een heksenketel', niet minder dan voor den
•oorlog.
En evenals vroeger, ligt dit gedeelte van
Europa in de invloedssfeer van Rusland.
Do laatste dagen kwamen b.v. uit Boel-;
'garijo verschillende berichtenbetreffende
éen communistische samenzwering, die
'daar op touw gezet zou worden en die
doet vreezen, dat binnen afzienbaren tijd
'de communistische dictatuur zou uitgeroep
♦pen word .m.
Zoo is dan de toestand van Europa na
Den jaren verwarring, vijf jaren oorl'og en
vijf jaren „vrede", nog niet anders dan
met het woerd „chaos" te karakteriseeren.
Er zijn al zooveel conferenties gehouden
én er is al zooveel gedaan om verbetering
fn den toestand te brengen, en'het is alles
•op mislukking uitgeloopen.
Het is, of God de menschheiid dwingt af
'te zien van eigen kracht en het van Hem
He verwachten, en of Hij haar de bede op
'de l.'ppen wil leggen: „Da pacem, Domino,
'in diebus nostril, Geef vrede, o Heere, in
ion zé dagen." j
EEN LES DER GESCHIEDENIS.
f li.
1 In ons vorig artikel zagen wo do stad
ontstaan als handeldrijvende gemeen
schap te midden ©ener landbouwende be
volking.
Doch bijna van den beginne af aan is
er naast den handel nog een ander be
drijf ontslaan, n.l. dat van den handwerks
man.
Hot is een productievorm, die afhanke
lijk is van wat de landbouw, de veeteelt
en' do mijnbouw opleveren; de voortbreng
selen van deze drie worden door het nieu
we bedrijf bewerkt. Toch is dit spoedig
onontbeerlijk voor den landbouwer, reeds
hierom wijl de behoeften zich uitzetten1
haar mate de ontwikkeling der industrie
voortschrijdt. 1
Zoo is dan de stad. niet meer slechts de
bewaarplaats der goederen en het cen
trum van in- en uitvoer, doch zij begint
ook zelve voort te brengen. Zij fabriceert
de gebruiks- en ook dp luxe-artikelen, en
ide buitenman gaat er heen om te koop-en
en. te verkoopen en verschaft op die wijze
brood aan een menigte menschen: hand
werkslieden, en als de ontwikkeling gaat
in de richting van het grootbedrijf: fabri
kanten en arbeiders.
Op die wijze wordt de basis van de
stad wel breeder docli het blijft noodza
kelijk, dat heb evenwicht bewaard blijft.
Dit is van economisch standpunt gere
deneerd gemakkelijk te begrijpen. Want
de boer kan immers slechts uitgeven, wat
hij kan verteren ,of, met andere woorden:
dat deel van zijn productie, dat hij niet
voor het onderhoud van zich en zijn gezin!
noodig heeft, moet overeenkomen met zijn
vertering, doch tegelijk moet het voldoen
de zijn om den handel in de stad te doen
voortbestaan.
Mochten deze twee grootheden! elkaar
niet dekken, dan is tweeërlei mogelijk.
Of, wanneer de boer te weinig uitgeeft,
zal de koopman zijn winkel moeten slui
ten bij gebrek aan klanten, of, wanneer hij
te veel verteert, zal hij zichzelf ruïnee-
ren.
Doch dit is een zeer eenvoudige redenee
ring, die past bij nog primitieve -verhou
dingen.
De toestand wordt gecompliceerder,
vooral nadat het geld zijn intrede in de
maatschappij heeft gedaan.
Want het geld is gemakkelijker te leenen
en ter leen te geven dan een voorwerp of
eeni product. Zoo ontstaat weer een nieuw
beroep, dat van bankier. De geldhandel
kapitaliseert wat op de productie is be
spaard.
Men zou graan niet langer dan een jaar
in een pakhuis kunnen bewaren, het zou
bederven. Maar het- kapitaal blijft gedu
rende eeuwen ter beschikking.
De geldbank is veiliger dan de graan
schuur. Zoo komt de stad hoe langer zoo
meer tot ontwikkeling en welvaart; kun
sten en wetenschappen beginnen tot bloei
te komen doordat er een elite ontstaat, die
zich do weelde kan permitteeren er zich
mee bezig te houden, en ook wel om het
- practische nut.
En het evenwicht zal zich steeds vanzelf
herstellen, indien het tijdelijk verbroken
mocht zijn, door de wisselwerking van
vraag en aanbod-
Maar de stad! wordt grooter, en door
dat zij te veel menschen moet voeden,
wordt het voedsel duur en schaarsch.
De velden produceercn niet meer genoeg
om de stad te onderhouden.
Dan zal de stad de burgers en boeren
bewapenen en door veroveringen zal zij
haar gebied uitbreiden. Zij zal een provin
cie onderwerpen, een koninkrijk, ten slot
te een geheel werelddeel.
Toch zal zij ook op die wijze niet kun
nen ontkomen aan deze economische na
tuurwet, dat het getal der burgers, die le
ven van handel of industrie, die dus
op de een of andere wijze leven van den
arbeid van den boer, op geenerlei wijze
de krachten van dien boer kunnen te bo
ven gaan.
Want er bestaat een' evenredigheid, nauw
keurig en "te becijferen, hoewel varieerend
in verband' met klimaat en tijdperk, tus-
schen het totaal der burgors en dat der
landbouwers.
De stad. echter, of liever de steden, kun
nen hun ontwikkeling niet tob stilstand
brengen. Zij worden allo jaren- uitgestrek
ter. door den' toeloop van allen, die een
aangenaam en veilig leven wenschen en
een gemakkelijken arbeid, gemakkelijker
dan dien op het land.
Totdat het maximum bereikt is, doch
tegelijkertijd is het dan overschreden.
Het symptoom hiervan is het ontbreken
van evenwicht in de Stautsbegrooting. Dé
uitgaven zijn meer dan de inkomsten.
Dan begint de inflatiepolitiek. Men geeft
meer geld uit dan men uitgeven kan. Eu
het geld daalt in waarde.
Want natuurlijk kan men 'door meer
„geld" te maken, het aantal landbouwers
niet vermeerderen en evenmin hun produc
tie
Wol vermindert de waarde van het geld
en schijnt het daardoor, of de prijzen de
hoogte in gaan.
Doch in werkelijkheid zit de zaak zoo:
de hoeveelheid van het ruilmiddel moet
overeenkomen met de hoeveelheid verkoop
bare productie, en dit evenwicht herstelt
zich dan.
De ministers evenwel zien slechts de go-
volgen. en niet de oorzaken; zij schrijven
maximumprijzen voor, doch tegelijkertijd
gaan zij voort meer geld te maken dan in
de gegeven omstandigheden geoorloofd is.
Met het gevolg, dat de handel begint te
verdwijnen, want de boer geeft zijn koren
niet tegen een' prijs, die is beneden het
geen hem echter toekomt, en als hij het al
eenigen tijd doet, zal hij heb slechts doen
door overmacht gedwongen en zoolang
dat geweld zal duren.
Men zal hem bijna, zijn gelieelen oogst
afnemen en hem slechts het strikt nood
zakelijke laten, doch dit zal tot gevolg
hebben, dat de productie nog zal vermin
deren en het kwaad nog erger worden.
Weldra komt de tijd, dat boeren en
handwerkslieden, handel en industrie
zich aan den invloed der maximumprijzen
beginnen te ontworstelen. En wel, doordat
heb geld als ruilmiddel wordt uitgescha
keld.
De boer geeft zijn koren slechts, wan
neer hij een daarmee in waarde overeen
komend artikel ontvangt: een paar schoe
nen, een meubelstuk of iets dergelijks.
Men is weer tot den ruilhandel terugge
keerd. -
En de stad krimpt in: allen die van sa
larissen moeten leven), zonder iets te pro-
duceeren en: zender over een kapitaal te
beschikken', in welken' vorm ook, verlaten
de stad, indien zij het kunnen of sterven
van honger.
En langzaam,' te midden van ernstige
crises, bloedige opstanden en' schokkende
catastrophen herstelt zich het evenwicht.
Doch in zulk een toestand is de stad de
gemakkelijke prooi van den vijand, die
zich van haar zal meester maken en zich
in haar vestigen of wel haar geheel ver
woesten'.
Ziedaar de fictieve geschiedenis van de
stad, zooals Prof. Jordan haar heeft ge
construeerd. Wie de historie van onzen
tijd bewust heeft medegeleefd, zal in meer
dere trekken punten van overeenkomst met
toestanden in onzen' tijd hebben opge
merkt.
In een volgend artikel zullen wij na
gaan,. in hoeverre de historische gegevens
betreffende deni val van het Romeinsche
rijk met deze fictieve geschiedenis van de
ontwikkeling van den stad-staat overeen
komen'. v-
BINNENLAND
De gemeenterekening van Rotterdam
Een saldo van bijna 2 millioen
Verschenen is de rekening der inkom
sten en uitgaven van de gemeente Rotter
dam voor den dienst van' 1923.
De werkelijke ontvangsten hébben be
dragen voor den gewonnen dienst
fr76.389.911.71 Vi; voor den buitengewonen
dienst f94.123.480 39; totaal f 17Qtfl3.392.
10J't.
De uitgaven bedragen voor den gewo
nen dienst f 74.490.376.02/4voor den
buitengewonenen dienst f 128.579.313.40Yi,
totaal f 203.069.689.43.
Op den gewonen dienst bedraagt dus het
batig saldo f 1.899.535.69, terwijl de bui
tengewone. dienst een nadeelig saldo van
f 34.455.833 aanwijst. In totaal heeft het
dienstjaar 1923 dus een tekort opgeleverd
van f 32.455.833.01 K.
De Rijwielbelasting in werking gatreden.
Gisteren is de wet op de Rijwielbelas
ting in werking gelreden. Zij die nog geen
plaatje op hun fiets hebben, worden thans
nog niet beboet. Gedurende deze maand
onthouden de ambtenaren zich namelijk,
blijkens een Kon. besluit, nog van het in
stellen van processen-verbaal, ten einde
bet publiek in de gelegenheid te stellen
zich met de bepalingen der wet bekend te
maken. De ambtenaren der invoerrechten
en accijnzen en de rijks- en gemeente
politie, bepalen zich dus thans tot het ge
ven van waarschuwingen.
Van 1 September af is de ambtenaar
bevoegd, wanneer hij iemand op oen fiets
ziet, zonder rijwiolmerk, dezen aan te
houden. Hij kan dan den overtreder er op
wijzen, dat deze een strafvervolging kan
voorkomen door met hem een transactie
aan te gaan. Dc overtreder gaat mee naar
den ontvanger. Deze beoordeelt het feit,
en legt hem, wanneer er geen verzwaren
de omstandigheden zijn, een boete op van
f 3, tevens den raad gevende, een rijwiel-
merk te koopen.
Het nieuwe rijwielmerk geldt, tot 1 Ja
nuari van het volgend jaar. Dan zal er
een nieuw merk komen. Of dit van een
andere kleur zal zijn, dan wel voorzien
wordt van het jaartal 1925, is nog niet be
kend. Wel zal, naar de T e 1 e g r. weet
te vertellen, getracht worden, het een dus
danig uiterlijk te geven, dat bet minder
gemakkelijk is na te maken dan het tegen
woordige.
Een vergeten monument
Jaren geleden, ter gelegenheid van de
Hildebrand-herdenking te Haarlem, is een
prijsvraag uitgeschreven voor een monu
ment, dat de berinnering bewaren zou aan
den schrijver der onsterfelijke „Camera
Obscura". Er kwamen verschillende ant
woorden op deze prijsvraag in en één er
van werd bekroond en de bekroonde kreeg
opdracht het monument, te ontwerpen. Er
werd zelfs een plek aangewezen in den
Haarlemmer Hout, waar het gedenkteekèn
zou worden geplaatst, maar sedert ver
nam men er niet veel van.
Thans komt het „Haarlemsch Dag
blad" er nog eens aan herinneren.
Het blad schrijft:
„Het was maar een toeval. Of was het
eigenlijk toch géén toeval?
Wij hadden op de redactie juist aan el
kaar gevraagd: „hoe staat het toch met
de beeldjes uit de Camera Obscura voor
de fontein in den Hout?"
Een lid van het comité werd opgezocht.
Hij kon ons niet inlichten, had er in
langen tijd niets van gehoord.
Toen vroegen we elkaar: „hoe lang zou
het wel geleden zijn, dat de prijsvraag
werd gehouden en de opdracht gegeven?"
Nu vergist niemand zich zoo gemakke
lijk als een journalist in het verleden. Als
hij denkt, dat het maanden waren, zijn
het soms weken, als hij meent van een
paar jftar, dan waren het er wel eens zes.
Wij dachten, dat de opdracht dateerde
van vijf of zeven jaar geleden.
Neen, het leek er niet op. Want, blade
rende in den jaargang 1914-, vonden wij
op Maandag 28 Juli, dat het precies tien
jaar geleden was. Op den kop af. Tien
jaar. De termijn voor een jubileum. En
wij lazen er bij, dat een onzer, den be
kroonden beeldhouwer geïnterviewd had.
Hij was zeer verheugd.
„Zooiets heb ik nog nooit gehad, ziet u.
En het is een heerlijk werk om uit te
voeren, vooral ook omdat het zoo iets
echt Nederlandsch is. Ik heb acht be
kende figuren uit de Camera voor de
beeldjes op de fonteinbak gekozen wat
zijn dat echte, mooie, heerlijke typen om
weer te geven!"
Zoo sprak de jonge beeldhouwer. En
onze redacteur werd er mee enthousiast
over! Maar tot nu toe heeft nog nooit
iemand ze aanschouwd, die acht heer-.
lijk© typen: Nurks, het diaconiehuisman
netje, van der Hoogen, Suzette Noiret,
Bruis, Stastok Jr., Stastok Sr.,..en Teun
de Jager.
Tien jaar. Een jubileum. We moesten
het liever maar niet vieren. Hoe zouden
we ons moeten houden? De dag is nu ge
lukkig toch al voorbij. En dan verder
maar hopen op de toekomst. Als het eens
vijf—twintig jaar geworden is, dus op 28
Juli 1938, zouden we dan kans hebben..?"
Uit het Sociale Leven
De afvloeiing,
Het. bestuur van den Centralen' Bond
van Nederlandsch Post-, Telegraaf- en
Telefopnpersoneel (C. B. P. T. T.) meldt
„Aan de pers is van officieele zijde, een
mededeèling toegezonden, waarin getracht
wordt het persbericht over de audiëntie
van den Centralen Nederiandschen Amb-
tenaarsbond met dén Minister van Wa
terstaat, in verband met de afvloeiing bij
het hoofdbestuur der Posterijen en Tele
grafie, tegen te spreken.
„Ons bestuur acht het niet wenschelijk
zich over hetr meeningsverschil tusschen
den Minister van Waterstaat en het be
stuur van den C. N. A. B. onder deze om
standigheden te uiten.
„Wel meent ons bestuur de volgende
vragen aan het publiek ter beoordeeling te
mogen voorleggen:
„Wanneer juist is hetgeen de Minister
van Waterstaat op de vragen van het
Tweede Kamerlid Van Braambeek, mede
deelde," dat reeds in Juni ©en beroeps-in
stantie noodig werd geoordeeld, dan vra
gen wij, waarom dit verzwegen is door
Z. Exc., zoowel bij do ontslagaanzegging
aan de 100 hoofdbestuursambtenaren, als
op de audiënties, welke ons bestuur op 4
en 18 Juli met Z. E. mocht hebben. Op
beide audiënties werd door ons bestuur
met klem op een onderzoek naar de ont
slag-aanzegging aangedrongen. Een be
sliste toezegging gaf de Minister ook toen
niet.
,,In de tweede plaats wordt nu officieel
toegegeven, dat niet de door de Reg. in
hoofdzaak overgenomen afvloeiingsrege
ling is toegepast, maar van de uitzonde
ring, die de geschiktheidsfactor in deze
régeling bedoelde te zijn, een nieuwe, een
algemeene regeling is gemaakt.
„Ook dit is niet ter kennis gebracht
van de ambtenaren, die hun ontslag-aan
zegging ontvingen.
„Het ware zeker de rust onder het perso
neel, werkzaam bij liet hoofdbestuur der
posterijen en telegrafie ten goede geko
men, wanneer in dezen meer menschk'un-
dig door den Minister van Waterstaat
ware opgetreden."
LEIDSGHE PENKRASSEN
Amice.
Onwillekeurig ga ik, terwijl ik dit brief
je schrijf, met mijne gedachten tien jaren
terug, toen ik, evenals zoovele anderen,
werd opgeroepen cm in werkelijken dienst
te komen.
't Waren dagen vol! emoties en beroe
ring.
Er was geen tijd om zaken af le wikke
len en voorbereidingen te .treffen, de op-*
roep kwam en er moest onmiddellijk ge
hoorzaamd. Nog levendig, herinner ik me,
hoe wo door honderden en honderden uit
geleide gedaan naar liet-station trokken
om per eerste gelegenheid naar de aange
wezen garnizoensplaats te vertrekken.
Waar men ook was en waar men. ook
Invam, men zag niets dan militairen, die
allen slechts één doel hadden: zoo spoedig
mogelijk de plaats van bestemming te be
reiken.
Het is me in die dagen herhaaldelijk op
gevallen hoe de stemming onder de bur
gers veel meer gedrukt was, dan bij hen
die in dienst werden geroepen. Men zou
't veeleer andersom verwacht hebben.
Niemand wist toch wat de dag van morgen
brengen zou en hoe spoedig de scherpe pa
tronen die onmiddellijk werden uitgereikt,
dienst zouden moeten doen.
Vermoedelijk was di.t een gevolg van do
actie die er was bij de militairen en waar
door ze minder gelegenheid hadden rustig
na te denken, terwijl voor de burgerij al
thans de eerste dagen rustig afwachten de
'hoofdzaak was.
Ik herinner me nog, dat het, hoewel we
vroeg van huis gingen, in den middag
was eer we ons garnizoen bereikten. En
toen we daar kwamen was het al dadelijk
aanpakken, wilden we althans 'n behoor
lijke rustplaats hebben voor den nacht.
Er was een groote kale, tamelijk vuile
loods, die ons als woon- en slaapvertrek
werd aangewezen. Maar tafels en banken
waren er niet en van een nachtleger was
geen sprake.
Het eerste wat we dus hadden te doen
was het lokaal bewoonbaar te maken.
Hooge eischen werden niet gesteld. De
zaal werd „stofschoon" gemaakt zooals
onze huismoeders dat noemen, en daarna
werd uit een kazernelokaal in de buurt
eenvoudig een hoop stroo gehaald en
langs do wanden over den vloer uitge
spreid. Nadat een volgende expeditie nog
een verzameling dekens had opgeleverd,
was de mèubileering in orde en kon 't
was intussohen avond geworden aan
'slapen wérden gedacht.
1 Veel is er dien eersten nacht niet gesia-*
pen. Niet zoozeer omdat voor 'n spoedige®,
oorlog gevreesd werd, maar meer omdat
leder zijn kleine en groote zorgen mee
naar do kazerne had genomen. Daar was
ter een, wiens vt»iw ernstig ziek lag, zoo
Zelfs dat het ergste gevreesd werd. Een
ander had pas zijn vrouw door den dood
Verloren en vroeg zich af, hoe het met z'n
kinderen, die inderhaast bij familieleden
waren ondergebracht zou gaan. En weer
'anderen hadden hunne zaken, waarvoor
•ze meenden onmisbaar te zijn en die 'ze
nu met ondergang bedreigd zagen.
Eindelijk kwam cr rust, maar het duur-»
deniet lang of we werden opgeschrikt
'door een inval van een troep miliciens, dié!
pas waren aangekomen en wier nachtlege*)#
"naar later bleek, in hoofdzaak naar ons}
lokaal was verhuisd, 't Was voor de beV*
toofden een onaangenaam geval, maar er.J
zat voor hen niets anders op, dan'zich in>
't onvermijdelijke te schikken. Trouwens!
vergeleken bij anderen die omdat alles/
'overvol was, op de publieke straten eeni>
rustplaats hadden gevonden, verkeerden f
ze nog in gunstige conditie. {i
's Morgens heel -vroeg werden we ge-n
wekt, door uitrukkende troepen. Daar, gin-ÏV
gen ze de artilleristen, bepakt en gezakt/j
Van top tot teen gewapend. De trompettert")
schetterden en de kanonnen daverden oveix
de hobbelige straten.
Waarheen gingen ze? We wisten hef!
niet. We wisten alleen dat ze uittrokken#
óm zoo noodig de aanvallen af te slaan erif
le strijden voor Vórstin en vaderland. Oljf
ér ernstige gevaren dreigden en of ze mis-ó
schien den dood tegemoet gingen, niemandft
'die het kon zeggen. Alleen was bekend ge-K
worden, dat de-oorlog onvermijdelijk was)
én dat er een zeer groote kans bestond, dat]
'ook wij in den oorlog zouden worden be-v
frolcken. r
Zoo brak de, ik mag wel zeggen, histo^T
rische Zondag aan, toen' ondanks alle ver-K
warring de kerken schier te klein waren)
om de scharen te bevatten, toen zulke f
Indrukwekkende oogenblikken werden)
doorleefd en toen de donker dreigendq'
luchten als het ware meewerkten om de
spanning te vergrooten.
Wij echter bemerkten van 'dat alles heel;
weinig. De verblijfplaatsen moesten in or-ri
'de worden gemaakt, de wapens nagezien,;
dekens gehaald en gebracht, en alles wat)
er in zoo'n militaire huishouding nog meer
'te doen is.
Van kerkgaan was geen sprake en vani
een kerkstemming nog minder. Eer we er
aan dachten was het avond en toen een or-K
der afkwam dat de troep bij gedeelten de!
kazerne voor enkele uren mocht verlaten,
toen beschouwden we dat als een ontspan-;
ning en waren we veel minder onder den1-,
indruk, dan men aanvankelijk zou hebben'
Verwacht.
Ik ga geen mobilisatie-herinneringen
schrijven, amice. Mijn verhaal! zou lang;
worden en eentonig en weinig interessant,
'omdat ieder zijn eigen herinneringen heeft1
uit die veelbewogen dagen.
't Kan geen kwaad ze nogeens in hef
geheugen terug te roepen. We zullen dan
zien, dat we bijna zonder uitzondering, wel
Teden hebben om te danken.
We wisten in die dagen met vrij groo-»
to 'zekerheid to voorspellen dat een oorlog
als toen was uitgebroken, nooit lang kon
duren, 't Zou zoo praatten we elkaar,
na een geweldige botsing zijn, maar
juist door do hevigheid van de hotsing zou?
een spoedige beslissing gewaarborgd zijn.-
Een verschrikkelijke slachting werd. voor-*/
zien. Maar- de beslissend© slag zou spoedig;
geslagen worden.
En we wisten ook te vertellen, da,t heb
maatschappelijk leven hopeloos in de war'
zou worden gestuurd, en dat op ccono-r
misch gebied de grootste rampen tc vree-*
zen waren. Ik zie nog voor me, 'n n:et on-*
bemiddeld man, die in wanhoop ronddraaf--'
de omdat nu alles wat met zooveel moeitö
opgebouwd was, zou worden afgebroken en
Vernietigd. Toen ik hem enkele jaren la-»
ter echter opn:euw ontmoette bleek me dat
bij er door den oorlog heelemaal bovenop'
"was gekomen en dat hij niet alleen tot de
bemiddelden, maar tot de rijken kon wor-»'
den gerekend.
Zoo hebben we ons toen aan alle kanten)
en op alle manieren vergist amice.
De oorlog duurde niet zooals verwacht
werd enkdie maanden, maar vele jaren.'
Maar hoe lang do strijd ook woedde en,
hoe dicht het gevaar ook onze grenzen na-
derde, voor de directe rampen van denx
oorlog blevén wij gespaard. Dc gevaren dia,
dreigden werden afgewend. Het kleine Ne-*,
derland lag daar als een veilige vluchtheu
vel, waar nu eens de Belgen en dan weer
de Duitschers en de Franschen en de En-*!
gel-schen rust vonden en veiligheid. I
En inplaats dat ons bedrijfsleven v/erdj
Vernietigd en ons sociale leven niets dan
schade ondervond, kwam er' een opbloeiJ.
zooals tevoren onbekend was en werd yeellj
wat vroeger onmogelijk scheen en onbe_-i
"reikbaar werkelijkheid.
1 Ik geef toe, amice, dat er heel wat schijnt
geweest is en dat er heel wat schijnverbe-*
teringen waren. Maar als we ombevangen!.'
bet geheel overzien, dan kan dunkt me" j
toch worden geconstateerd, dat het leven,'
Van ons vol'k als geheel ik spreek nu!
niiet vaii het godsdienstig cn zedelijk leven
- op hooger peil is gebracht.
En als we een vergelijking maken, men
andere landen, dan zullen we wel moeten,
'erkennen, cla.t groote voorrechten ons deel,
Verden.
Koerden hier -de soldaten na korter of/
langer tijd terug, alle andere landen om
ons heen telden hun na dooden bij du.zen-*
den en millioenen.
Heerscblo hier een betrekkelijke wel-*
vaart, in andere landen was Jioygórsnoods
en ellende gevolgd tenslotte door revolu-/
tie met al de schrikkelijke gevolgen daar-*
van. v
1 Tien jaren zijn voorbijgegaan sinds de)
oorlog uilbrak. Er is in dat betrekkelijk
korte tijdperk heel 'wat afgespeeld in Euro-»;
fca. Maar we moeten ook erkennen, dat in/
'dat tijdperk rijke zegeningen ons deelj
Verden. En tevens, ^at er van dankbaar-»,
beid voor dié zegeningen bij ons betrekkey)
'lijk weinig te bespeuren valt. 4
Hoe moest het eigenlijk, amice, z'ngeru
'in ons hart. Hoe moest het niet loven iiy
'ons: A
Wat zal ik, met Gods gunsten overjaag
Dien trouwen Heer, voor Zijn gena y
vergelden, -i
En toch. wat "is het vaak anders. Zclfa
bij onze mobilisatie-overdenkingen. Wat is
ér een zoeken soms naar zwart krijt om/
•toch maar vooral op do schaduwzijden de
'aandacht te vestigen. -•
1 Dat moest, amice, onder ons zoo métJ
zijn. Inplaats van te zuchten en tc kla-»
'gen hebben we reden te over om God vooi
'Zijne groote zegeningen te loven cn <3
'daDkCn' - SEMTASJ