,r Asn hel einde der Week"! Zoo hebben we dan in de afgeloopen [week nog eens teruggedacht aan den tijd •van tien jaar geleden, toen de wereldpoli log uitbrak. Aan die week van spanning, waarin voor een lange reeks van jaren, over het lat van Europa de beslissing viel. De lucht,was zwaar geladen met electri- citeit, ten slotte sloeg de bliksem uit de ♦wolken neer. Heel Europa werd in vuur en vlam ge- fcei; als door een wonder bleef Nederland, lhet belendende perceel, zooals het dezer 'dagen uitgedrukt werd, voor den wereld brand gespaard. i En thans is het ai weer vijf jaar „vrede", j Maar 't is er een vrede naar. i In het hegin (en ook nog aan het eind) Van den oorlog kon men nog al eens de Voorspelling hooren, dat Europa, als een maal de elementen uitgewoed waren, een nieuwe periode van bloei en vrede zou te- 'gamoet gaan. 1 De mensch is van nature optimist en idealist, een herinnering aan het- verloren tparadijs. Hoe zijn evenwel al die mooie voorspel-» li ogen gelogenstraft! LWe kunnen wel met Da Costa zeggen: „Is het vrede, omdat de donder zweeg 1 van st moordverspreidend kruit? Is de oorlog in zijn vaart, ook in zijn I bron gestuit?" "Want'er is geen tijdperk aangebroken, waarin het recht bcve de macht zegevierde. Integendeel. Meer dan ooit zien we, dat toacht hoven recht gaat. 1 Er zijn nog altijd, twee partijen, over winnaars en overwonnenen. De eersten hebben te dicteeren en de laatsten te gehoorzamen. Hoogstens mogen teij per gratie eens een vraag stellen be treffende het hoe van dit gehoorzamen. 1 Zoo is het ook nu met de Londen- 'eohe Conferentie. Geen sprake van, dat alle naties als ge^ lijkgerechtigden aan de besprekingen zou den mogen deelnemen. Eerst moeten de geallieerden het onder-* ling eens zijn over de verschillende kwes-- ties, en dan zullen de Duitschers ter con ferentie genoodigd worden. Zeker, dan mogen ze ook wel wat in 't m'dden brengen, doch im Groszen und Ganzen zullen ze toch voor de zaak gesteld Worden, om *t met een historisch woord te 'zeggen: slikken of stikken. En dat is ook niet te verwonderen. 't Kost immers al zoo veel moeite voor 'de geallieerden om het onderling eens te worden. En stelt u dan eens voor, als 't zoover was, dat door de komst der Duitschers alles weer op losse schroeven szou gezet worden! Dan was 't heelemaal een onbegonnen werk. De Londensche Conferentie heeft de ge- heele afgeloopen week vergaderd, een en kelen keer in voltallige zitting, doch meest in commissievergaderingen. De berichten luidden nu eens gunstiger, dan weer ongunstiger, doch in totaal ge nomen hebben de besprekingen goeden voortgang gemaakt en is men over vrijwel 'al'o kwesties tot overeenstemming geko men. Het oogenblik zal dan. ook niet verre meer zijn dat de Duitschers ter conferentie zullen uitgenodigd worden. Dit zal in elk geval wel in den loop der Volgende week geschieden. Behalve dc. kwestie, aan de oplossing waarvan de conferentie te Londen is ge wijd, het herstelvraagstuk, zijn er nog tal 'van andere problemen, die als gevolg van den wereldoorlog ontstaan zijn en die oim 'een oplossing roepen. Denk slechts aan die mysterieuze groots 'beid in het Oosten van Europa, aan Rus- 1 a n d. Ilct Eurcpeescho vraagstuk zal niet Worden opgelost zor.der dat ook in Rus? 'land weer geordende toestanden zullen •ontstaan zijn. En het schijnt, dat die tijd nog verre is. Wel komén er voortdurend, en ook de 'afgeloopen week weer, allerlei berichten Kiit dit land betreffende oneenigheid tus- ischen de leiders en ontevredenheid onder 'het volk, betreffende opstanden, doch het 'schijnt, dat de leiders der proletarische 'dictatuur al die gevaren kunnen bezwe ren. Zij maken op de meest hardhandige Kvijze een einde aan alle oppositie, die irich tggen hun bewind keert. I En op den Balkan is het nog steeds een heksenketel', niet minder dan voor den •oorlog. En evenals vroeger, ligt dit gedeelte van Europa in de invloedssfeer van Rusland. Do laatste dagen kwamen b.v. uit Boel-; 'garijo verschillende berichtenbetreffende éen communistische samenzwering, die 'daar op touw gezet zou worden en die doet vreezen, dat binnen afzienbaren tijd 'de communistische dictatuur zou uitgeroep ♦pen word .m. Zoo is dan de toestand van Europa na Den jaren verwarring, vijf jaren oorl'og en vijf jaren „vrede", nog niet anders dan met het woerd „chaos" te karakteriseeren. Er zijn al zooveel conferenties gehouden én er is al zooveel gedaan om verbetering fn den toestand te brengen, en'het is alles •op mislukking uitgeloopen. Het is, of God de menschheiid dwingt af 'te zien van eigen kracht en het van Hem He verwachten, en of Hij haar de bede op 'de l.'ppen wil leggen: „Da pacem, Domino, 'in diebus nostril, Geef vrede, o Heere, in ion zé dagen." j EEN LES DER GESCHIEDENIS. f li. 1 In ons vorig artikel zagen wo do stad ontstaan als handeldrijvende gemeen schap te midden ©ener landbouwende be volking. Doch bijna van den beginne af aan is er naast den handel nog een ander be drijf ontslaan, n.l. dat van den handwerks man. Hot is een productievorm, die afhanke lijk is van wat de landbouw, de veeteelt en' do mijnbouw opleveren; de voortbreng selen van deze drie worden door het nieu we bedrijf bewerkt. Toch is dit spoedig onontbeerlijk voor den landbouwer, reeds hierom wijl de behoeften zich uitzetten1 haar mate de ontwikkeling der industrie voortschrijdt. 1 Zoo is dan de stad. niet meer slechts de bewaarplaats der goederen en het cen trum van in- en uitvoer, doch zij begint ook zelve voort te brengen. Zij fabriceert de gebruiks- en ook dp luxe-artikelen, en ide buitenman gaat er heen om te koop-en en. te verkoopen en verschaft op die wijze brood aan een menigte menschen: hand werkslieden, en als de ontwikkeling gaat in de richting van het grootbedrijf: fabri kanten en arbeiders. Op die wijze wordt de basis van de stad wel breeder docli het blijft noodza kelijk, dat heb evenwicht bewaard blijft. Dit is van economisch standpunt gere deneerd gemakkelijk te begrijpen. Want de boer kan immers slechts uitgeven, wat hij kan verteren ,of, met andere woorden: dat deel van zijn productie, dat hij niet voor het onderhoud van zich en zijn gezin! noodig heeft, moet overeenkomen met zijn vertering, doch tegelijk moet het voldoen de zijn om den handel in de stad te doen voortbestaan. Mochten deze twee grootheden! elkaar niet dekken, dan is tweeërlei mogelijk. Of, wanneer de boer te weinig uitgeeft, zal de koopman zijn winkel moeten slui ten bij gebrek aan klanten, of, wanneer hij te veel verteert, zal hij zichzelf ruïnee- ren. Doch dit is een zeer eenvoudige redenee ring, die past bij nog primitieve -verhou dingen. De toestand wordt gecompliceerder, vooral nadat het geld zijn intrede in de maatschappij heeft gedaan. Want het geld is gemakkelijker te leenen en ter leen te geven dan een voorwerp of eeni product. Zoo ontstaat weer een nieuw beroep, dat van bankier. De geldhandel kapitaliseert wat op de productie is be spaard. Men zou graan niet langer dan een jaar in een pakhuis kunnen bewaren, het zou bederven. Maar het- kapitaal blijft gedu rende eeuwen ter beschikking. De geldbank is veiliger dan de graan schuur. Zoo komt de stad hoe langer zoo meer tot ontwikkeling en welvaart; kun sten en wetenschappen beginnen tot bloei te komen doordat er een elite ontstaat, die zich do weelde kan permitteeren er zich mee bezig te houden, en ook wel om het - practische nut. En het evenwicht zal zich steeds vanzelf herstellen, indien het tijdelijk verbroken mocht zijn, door de wisselwerking van vraag en aanbod- Maar de stad! wordt grooter, en door dat zij te veel menschen moet voeden, wordt het voedsel duur en schaarsch. De velden produceercn niet meer genoeg om de stad te onderhouden. Dan zal de stad de burgers en boeren bewapenen en door veroveringen zal zij haar gebied uitbreiden. Zij zal een provin cie onderwerpen, een koninkrijk, ten slot te een geheel werelddeel. Toch zal zij ook op die wijze niet kun nen ontkomen aan deze economische na tuurwet, dat het getal der burgers, die le ven van handel of industrie, die dus op de een of andere wijze leven van den arbeid van den boer, op geenerlei wijze de krachten van dien boer kunnen te bo ven gaan. Want er bestaat een' evenredigheid, nauw keurig en "te becijferen, hoewel varieerend in verband' met klimaat en tijdperk, tus- schen het totaal der burgors en dat der landbouwers. De stad. echter, of liever de steden, kun nen hun ontwikkeling niet tob stilstand brengen. Zij worden allo jaren- uitgestrek ter. door den' toeloop van allen, die een aangenaam en veilig leven wenschen en een gemakkelijken arbeid, gemakkelijker dan dien op het land. Totdat het maximum bereikt is, doch tegelijkertijd is het dan overschreden. Het symptoom hiervan is het ontbreken van evenwicht in de Stautsbegrooting. Dé uitgaven zijn meer dan de inkomsten. Dan begint de inflatiepolitiek. Men geeft meer geld uit dan men uitgeven kan. Eu het geld daalt in waarde. Want natuurlijk kan men 'door meer „geld" te maken, het aantal landbouwers niet vermeerderen en evenmin hun produc tie Wol vermindert de waarde van het geld en schijnt het daardoor, of de prijzen de hoogte in gaan. Doch in werkelijkheid zit de zaak zoo: de hoeveelheid van het ruilmiddel moet overeenkomen met de hoeveelheid verkoop bare productie, en dit evenwicht herstelt zich dan. De ministers evenwel zien slechts de go- volgen. en niet de oorzaken; zij schrijven maximumprijzen voor, doch tegelijkertijd gaan zij voort meer geld te maken dan in de gegeven omstandigheden geoorloofd is. Met het gevolg, dat de handel begint te verdwijnen, want de boer geeft zijn koren niet tegen een' prijs, die is beneden het geen hem echter toekomt, en als hij het al eenigen tijd doet, zal hij heb slechts doen door overmacht gedwongen en zoolang dat geweld zal duren. Men zal hem bijna, zijn gelieelen oogst afnemen en hem slechts het strikt nood zakelijke laten, doch dit zal tot gevolg hebben, dat de productie nog zal vermin deren en het kwaad nog erger worden. Weldra komt de tijd, dat boeren en handwerkslieden, handel en industrie zich aan den invloed der maximumprijzen beginnen te ontworstelen. En wel, doordat heb geld als ruilmiddel wordt uitgescha keld. De boer geeft zijn koren slechts, wan neer hij een daarmee in waarde overeen komend artikel ontvangt: een paar schoe nen, een meubelstuk of iets dergelijks. Men is weer tot den ruilhandel terugge keerd. - En de stad krimpt in: allen die van sa larissen moeten leven), zonder iets te pro- duceeren en: zender over een kapitaal te beschikken', in welken' vorm ook, verlaten de stad, indien zij het kunnen of sterven van honger. En langzaam,' te midden van ernstige crises, bloedige opstanden en' schokkende catastrophen herstelt zich het evenwicht. Doch in zulk een toestand is de stad de gemakkelijke prooi van den vijand, die zich van haar zal meester maken en zich in haar vestigen of wel haar geheel ver woesten'. Ziedaar de fictieve geschiedenis van de stad, zooals Prof. Jordan haar heeft ge construeerd. Wie de historie van onzen tijd bewust heeft medegeleefd, zal in meer dere trekken punten van overeenkomst met toestanden in onzen' tijd hebben opge merkt. In een volgend artikel zullen wij na gaan,. in hoeverre de historische gegevens betreffende deni val van het Romeinsche rijk met deze fictieve geschiedenis van de ontwikkeling van den stad-staat overeen komen'. v- BINNENLAND De gemeenterekening van Rotterdam Een saldo van bijna 2 millioen Verschenen is de rekening der inkom sten en uitgaven van de gemeente Rotter dam voor den dienst van' 1923. De werkelijke ontvangsten hébben be dragen voor den gewonnen dienst fr76.389.911.71 Vi; voor den buitengewonen dienst f94.123.480 39; totaal f 17Qtfl3.392. 10J't. De uitgaven bedragen voor den gewo nen dienst f 74.490.376.02/4voor den buitengewonenen dienst f 128.579.313.40Yi, totaal f 203.069.689.43. Op den gewonen dienst bedraagt dus het batig saldo f 1.899.535.69, terwijl de bui tengewone. dienst een nadeelig saldo van f 34.455.833 aanwijst. In totaal heeft het dienstjaar 1923 dus een tekort opgeleverd van f 32.455.833.01 K. De Rijwielbelasting in werking gatreden. Gisteren is de wet op de Rijwielbelas ting in werking gelreden. Zij die nog geen plaatje op hun fiets hebben, worden thans nog niet beboet. Gedurende deze maand onthouden de ambtenaren zich namelijk, blijkens een Kon. besluit, nog van het in stellen van processen-verbaal, ten einde bet publiek in de gelegenheid te stellen zich met de bepalingen der wet bekend te maken. De ambtenaren der invoerrechten en accijnzen en de rijks- en gemeente politie, bepalen zich dus thans tot het ge ven van waarschuwingen. Van 1 September af is de ambtenaar bevoegd, wanneer hij iemand op oen fiets ziet, zonder rijwiolmerk, dezen aan te houden. Hij kan dan den overtreder er op wijzen, dat deze een strafvervolging kan voorkomen door met hem een transactie aan te gaan. Dc overtreder gaat mee naar den ontvanger. Deze beoordeelt het feit, en legt hem, wanneer er geen verzwaren de omstandigheden zijn, een boete op van f 3, tevens den raad gevende, een rijwiel- merk te koopen. Het nieuwe rijwielmerk geldt, tot 1 Ja nuari van het volgend jaar. Dan zal er een nieuw merk komen. Of dit van een andere kleur zal zijn, dan wel voorzien wordt van het jaartal 1925, is nog niet be kend. Wel zal, naar de T e 1 e g r. weet te vertellen, getracht worden, het een dus danig uiterlijk te geven, dat bet minder gemakkelijk is na te maken dan het tegen woordige. Een vergeten monument Jaren geleden, ter gelegenheid van de Hildebrand-herdenking te Haarlem, is een prijsvraag uitgeschreven voor een monu ment, dat de berinnering bewaren zou aan den schrijver der onsterfelijke „Camera Obscura". Er kwamen verschillende ant woorden op deze prijsvraag in en één er van werd bekroond en de bekroonde kreeg opdracht het monument, te ontwerpen. Er werd zelfs een plek aangewezen in den Haarlemmer Hout, waar het gedenkteekèn zou worden geplaatst, maar sedert ver nam men er niet veel van. Thans komt het „Haarlemsch Dag blad" er nog eens aan herinneren. Het blad schrijft: „Het was maar een toeval. Of was het eigenlijk toch géén toeval? Wij hadden op de redactie juist aan el kaar gevraagd: „hoe staat het toch met de beeldjes uit de Camera Obscura voor de fontein in den Hout?" Een lid van het comité werd opgezocht. Hij kon ons niet inlichten, had er in langen tijd niets van gehoord. Toen vroegen we elkaar: „hoe lang zou het wel geleden zijn, dat de prijsvraag werd gehouden en de opdracht gegeven?" Nu vergist niemand zich zoo gemakke lijk als een journalist in het verleden. Als hij denkt, dat het maanden waren, zijn het soms weken, als hij meent van een paar jftar, dan waren het er wel eens zes. Wij dachten, dat de opdracht dateerde van vijf of zeven jaar geleden. Neen, het leek er niet op. Want, blade rende in den jaargang 1914-, vonden wij op Maandag 28 Juli, dat het precies tien jaar geleden was. Op den kop af. Tien jaar. De termijn voor een jubileum. En wij lazen er bij, dat een onzer, den be kroonden beeldhouwer geïnterviewd had. Hij was zeer verheugd. „Zooiets heb ik nog nooit gehad, ziet u. En het is een heerlijk werk om uit te voeren, vooral ook omdat het zoo iets echt Nederlandsch is. Ik heb acht be kende figuren uit de Camera voor de beeldjes op de fonteinbak gekozen wat zijn dat echte, mooie, heerlijke typen om weer te geven!" Zoo sprak de jonge beeldhouwer. En onze redacteur werd er mee enthousiast over! Maar tot nu toe heeft nog nooit iemand ze aanschouwd, die acht heer-. lijk© typen: Nurks, het diaconiehuisman netje, van der Hoogen, Suzette Noiret, Bruis, Stastok Jr., Stastok Sr.,..en Teun de Jager. Tien jaar. Een jubileum. We moesten het liever maar niet vieren. Hoe zouden we ons moeten houden? De dag is nu ge lukkig toch al voorbij. En dan verder maar hopen op de toekomst. Als het eens vijf—twintig jaar geworden is, dus op 28 Juli 1938, zouden we dan kans hebben..?" Uit het Sociale Leven De afvloeiing, Het. bestuur van den Centralen' Bond van Nederlandsch Post-, Telegraaf- en Telefopnpersoneel (C. B. P. T. T.) meldt „Aan de pers is van officieele zijde, een mededeèling toegezonden, waarin getracht wordt het persbericht over de audiëntie van den Centralen Nederiandschen Amb- tenaarsbond met dén Minister van Wa terstaat, in verband met de afvloeiing bij het hoofdbestuur der Posterijen en Tele grafie, tegen te spreken. „Ons bestuur acht het niet wenschelijk zich over hetr meeningsverschil tusschen den Minister van Waterstaat en het be stuur van den C. N. A. B. onder deze om standigheden te uiten. „Wel meent ons bestuur de volgende vragen aan het publiek ter beoordeeling te mogen voorleggen: „Wanneer juist is hetgeen de Minister van Waterstaat op de vragen van het Tweede Kamerlid Van Braambeek, mede deelde," dat reeds in Juni ©en beroeps-in stantie noodig werd geoordeeld, dan vra gen wij, waarom dit verzwegen is door Z. Exc., zoowel bij do ontslagaanzegging aan de 100 hoofdbestuursambtenaren, als op de audiënties, welke ons bestuur op 4 en 18 Juli met Z. E. mocht hebben. Op beide audiënties werd door ons bestuur met klem op een onderzoek naar de ont slag-aanzegging aangedrongen. Een be sliste toezegging gaf de Minister ook toen niet. ,,In de tweede plaats wordt nu officieel toegegeven, dat niet de door de Reg. in hoofdzaak overgenomen afvloeiingsrege ling is toegepast, maar van de uitzonde ring, die de geschiktheidsfactor in deze régeling bedoelde te zijn, een nieuwe, een algemeene regeling is gemaakt. „Ook dit is niet ter kennis gebracht van de ambtenaren, die hun ontslag-aan zegging ontvingen. „Het ware zeker de rust onder het perso neel, werkzaam bij liet hoofdbestuur der posterijen en telegrafie ten goede geko men, wanneer in dezen meer menschk'un- dig door den Minister van Waterstaat ware opgetreden." LEIDSGHE PENKRASSEN Amice. Onwillekeurig ga ik, terwijl ik dit brief je schrijf, met mijne gedachten tien jaren terug, toen ik, evenals zoovele anderen, werd opgeroepen cm in werkelijken dienst te komen. 't Waren dagen vol! emoties en beroe ring. Er was geen tijd om zaken af le wikke len en voorbereidingen te .treffen, de op-* roep kwam en er moest onmiddellijk ge hoorzaamd. Nog levendig, herinner ik me, hoe wo door honderden en honderden uit geleide gedaan naar liet-station trokken om per eerste gelegenheid naar de aange wezen garnizoensplaats te vertrekken. Waar men ook was en waar men. ook Invam, men zag niets dan militairen, die allen slechts één doel hadden: zoo spoedig mogelijk de plaats van bestemming te be reiken. Het is me in die dagen herhaaldelijk op gevallen hoe de stemming onder de bur gers veel meer gedrukt was, dan bij hen die in dienst werden geroepen. Men zou 't veeleer andersom verwacht hebben. Niemand wist toch wat de dag van morgen brengen zou en hoe spoedig de scherpe pa tronen die onmiddellijk werden uitgereikt, dienst zouden moeten doen. Vermoedelijk was di.t een gevolg van do actie die er was bij de militairen en waar door ze minder gelegenheid hadden rustig na te denken, terwijl voor de burgerij al thans de eerste dagen rustig afwachten de 'hoofdzaak was. Ik herinner me nog, dat het, hoewel we vroeg van huis gingen, in den middag was eer we ons garnizoen bereikten. En toen we daar kwamen was het al dadelijk aanpakken, wilden we althans 'n behoor lijke rustplaats hebben voor den nacht. Er was een groote kale, tamelijk vuile loods, die ons als woon- en slaapvertrek werd aangewezen. Maar tafels en banken waren er niet en van een nachtleger was geen sprake. Het eerste wat we dus hadden te doen was het lokaal bewoonbaar te maken. Hooge eischen werden niet gesteld. De zaal werd „stofschoon" gemaakt zooals onze huismoeders dat noemen, en daarna werd uit een kazernelokaal in de buurt eenvoudig een hoop stroo gehaald en langs do wanden over den vloer uitge spreid. Nadat een volgende expeditie nog een verzameling dekens had opgeleverd, was de mèubileering in orde en kon 't was intussohen avond geworden aan 'slapen wérden gedacht. 1 Veel is er dien eersten nacht niet gesia-* pen. Niet zoozeer omdat voor 'n spoedige®, oorlog gevreesd werd, maar meer omdat leder zijn kleine en groote zorgen mee naar do kazerne had genomen. Daar was ter een, wiens vt»iw ernstig ziek lag, zoo Zelfs dat het ergste gevreesd werd. Een ander had pas zijn vrouw door den dood Verloren en vroeg zich af, hoe het met z'n kinderen, die inderhaast bij familieleden waren ondergebracht zou gaan. En weer 'anderen hadden hunne zaken, waarvoor •ze meenden onmisbaar te zijn en die 'ze nu met ondergang bedreigd zagen. Eindelijk kwam cr rust, maar het duur-» deniet lang of we werden opgeschrikt 'door een inval van een troep miliciens, dié! pas waren aangekomen en wier nachtlege*)# "naar later bleek, in hoofdzaak naar ons} lokaal was verhuisd, 't Was voor de beV* toofden een onaangenaam geval, maar er.J zat voor hen niets anders op, dan'zich in> 't onvermijdelijke te schikken. Trouwens! vergeleken bij anderen die omdat alles/ 'overvol was, op de publieke straten eeni> rustplaats hadden gevonden, verkeerden f ze nog in gunstige conditie. {i 's Morgens heel -vroeg werden we ge-n wekt, door uitrukkende troepen. Daar, gin-ÏV gen ze de artilleristen, bepakt en gezakt/j Van top tot teen gewapend. De trompettert") schetterden en de kanonnen daverden oveix de hobbelige straten. Waarheen gingen ze? We wisten hef! niet. We wisten alleen dat ze uittrokken# óm zoo noodig de aanvallen af te slaan erif le strijden voor Vórstin en vaderland. Oljf ér ernstige gevaren dreigden en of ze mis-ó schien den dood tegemoet gingen, niemandft 'die het kon zeggen. Alleen was bekend ge-K worden, dat de-oorlog onvermijdelijk was) én dat er een zeer groote kans bestond, dat] 'ook wij in den oorlog zouden worden be-v frolcken. r Zoo brak de, ik mag wel zeggen, histo^T rische Zondag aan, toen' ondanks alle ver-K warring de kerken schier te klein waren) om de scharen te bevatten, toen zulke f Indrukwekkende oogenblikken werden) doorleefd en toen de donker dreigendq' luchten als het ware meewerkten om de spanning te vergrooten. Wij echter bemerkten van 'dat alles heel; weinig. De verblijfplaatsen moesten in or-ri 'de worden gemaakt, de wapens nagezien,; dekens gehaald en gebracht, en alles wat) er in zoo'n militaire huishouding nog meer 'te doen is. Van kerkgaan was geen sprake en vani een kerkstemming nog minder. Eer we er aan dachten was het avond en toen een or-K der afkwam dat de troep bij gedeelten de! kazerne voor enkele uren mocht verlaten, toen beschouwden we dat als een ontspan-; ning en waren we veel minder onder den1-, indruk, dan men aanvankelijk zou hebben' Verwacht. Ik ga geen mobilisatie-herinneringen schrijven, amice. Mijn verhaal! zou lang; worden en eentonig en weinig interessant, 'omdat ieder zijn eigen herinneringen heeft1 uit die veelbewogen dagen. 't Kan geen kwaad ze nogeens in hef geheugen terug te roepen. We zullen dan zien, dat we bijna zonder uitzondering, wel Teden hebben om te danken. We wisten in die dagen met vrij groo-» to 'zekerheid to voorspellen dat een oorlog als toen was uitgebroken, nooit lang kon duren, 't Zou zoo praatten we elkaar, na een geweldige botsing zijn, maar juist door do hevigheid van de hotsing zou? een spoedige beslissing gewaarborgd zijn.- Een verschrikkelijke slachting werd. voor-*/ zien. Maar- de beslissend© slag zou spoedig; geslagen worden. En we wisten ook te vertellen, da,t heb maatschappelijk leven hopeloos in de war' zou worden gestuurd, en dat op ccono-r misch gebied de grootste rampen tc vree-* zen waren. Ik zie nog voor me, 'n n:et on-* bemiddeld man, die in wanhoop ronddraaf--' de omdat nu alles wat met zooveel moeitö opgebouwd was, zou worden afgebroken en Vernietigd. Toen ik hem enkele jaren la-» ter echter opn:euw ontmoette bleek me dat bij er door den oorlog heelemaal bovenop' "was gekomen en dat hij niet alleen tot de bemiddelden, maar tot de rijken kon wor-»' den gerekend. Zoo hebben we ons toen aan alle kanten) en op alle manieren vergist amice. De oorlog duurde niet zooals verwacht werd enkdie maanden, maar vele jaren.' Maar hoe lang do strijd ook woedde en, hoe dicht het gevaar ook onze grenzen na- derde, voor de directe rampen van denx oorlog blevén wij gespaard. Dc gevaren dia, dreigden werden afgewend. Het kleine Ne-*, derland lag daar als een veilige vluchtheu vel, waar nu eens de Belgen en dan weer de Duitschers en de Franschen en de En-*! gel-schen rust vonden en veiligheid. I En inplaats dat ons bedrijfsleven v/erdj Vernietigd en ons sociale leven niets dan schade ondervond, kwam er' een opbloeiJ. zooals tevoren onbekend was en werd yeellj wat vroeger onmogelijk scheen en onbe_-i "reikbaar werkelijkheid. 1 Ik geef toe, amice, dat er heel wat schijnt geweest is en dat er heel wat schijnverbe-* teringen waren. Maar als we ombevangen!.' bet geheel overzien, dan kan dunkt me" j toch worden geconstateerd, dat het leven,' Van ons vol'k als geheel ik spreek nu! niiet vaii het godsdienstig cn zedelijk leven - op hooger peil is gebracht. En als we een vergelijking maken, men andere landen, dan zullen we wel moeten, 'erkennen, cla.t groote voorrechten ons deel, Verden. Koerden hier -de soldaten na korter of/ langer tijd terug, alle andere landen om ons heen telden hun na dooden bij du.zen-* den en millioenen. Heerscblo hier een betrekkelijke wel-* vaart, in andere landen was Jioygórsnoods en ellende gevolgd tenslotte door revolu-/ tie met al de schrikkelijke gevolgen daar-* van. v 1 Tien jaren zijn voorbijgegaan sinds de) oorlog uilbrak. Er is in dat betrekkelijk korte tijdperk heel 'wat afgespeeld in Euro-»; fca. Maar we moeten ook erkennen, dat in/ 'dat tijdperk rijke zegeningen ons deelj Verden. En tevens, ^at er van dankbaar-», beid voor dié zegeningen bij ons betrekkey) 'lijk weinig te bespeuren valt. 4 Hoe moest het eigenlijk, amice, z'ngeru 'in ons hart. Hoe moest het niet loven iiy 'ons: A Wat zal ik, met Gods gunsten overjaag Dien trouwen Heer, voor Zijn gena y vergelden, -i En toch. wat "is het vaak anders. Zclfa bij onze mobilisatie-overdenkingen. Wat is ér een zoeken soms naar zwart krijt om/ •toch maar vooral op do schaduwzijden de 'aandacht te vestigen. -• 1 Dat moest, amice, onder ons zoo métJ zijn. Inplaats van te zuchten en tc kla-» 'gen hebben we reden te over om God vooi 'Zijne groote zegeningen te loven cn <3 'daDkCn' - SEMTASJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 6