COLIJN OVER VAN HEUTSZ.
Minister II. Colijn schrééf in Eigen
Haard, een artikel over cud-Goiiv.-Gene
raal Van Heutsz.
Ha eerst meel- speciaal hot -werk van
den heer Van Heutsfc te hebben geteekend,
schrijft de heer Colijn:
„Ik moge nu, in den vorm van een paar
persoonlijke herinneringen, ook nog iets
zeggen over .zijn persoonlijkheid.
En dan herinnert hij, van den buitenkant
gezien, sterlc aan Dr. Kuyper.
Evenals deze door velen gehaat en ver
afschuwd, werd ook Van Heutsz, in zijn
grooten tijd, door anderen met groote aan
hankelijkheid vereerd. En er zouden meer
punten van overeenkomst zijn aan te wij
zen; in karaktertrek en intellect.
Doch liever volsta ik met een enkele per
soonlijke herinnering en dan zulk eene
die mijzelf het meest heeft getroffen.
Ruim 10 jaren genoot ik het voorrecht
zijn medewerker te zijn en het grootste
deel daarvan verkeerde ik met hem op
het nauwst. Zijn zwakheden bleven mij
niet verborgen; zijn sprekende karakter
trekken wekten een enkele maal neiging
tot verzet, maar in den regel ging er be
koring van uit.. Zijn onmiskenbare groot
heid en in den diepsten grond altijd nobele
geaardheid drong tot bewondering.
De eerste kennismaking van den toen-
mali gen jongen Luitenant met den reeds
met roem omstraalden Luitenant-Kolonel
Van Heutsz was voor den eerste niet be
moedigend. In aanmerking gebracht voor
een betrekking, waarbij Van Heutsz een
beslissend woord te spreken had, werd
aanvankelijk een ander aangewezen. „Ik
weet alleen van hem dat hij „bidt", zoo
luidde het oordeel, „maar niet dat „bij
ook vechten kan. En de laatsten heb ik
„noodig". Toen hij er echter op gewezen
werd, dat de jonge officier reeds op Lom
bok zijn sporen verdiend had en toen ik
enkele dagen later onder het persoonlijk
bevel van Van Heutsz aan een actie tegen
den vijand deel nam, werd met gelijke
duidelijkheid van het veranderd inzicht
blijk gegeven. „Nu ik zie dat ge bet wer
ken met het bidtfen vereenigt, kan ik u
gebruiken".
Van dat oogenblik af tot aan mijn ver
trek uit Indië in 1909 kort voor zijn
aftreden als Gouverneur-Generaal heb
ik hem, in ongestoord vertrouwen, van
nabij ged:end.
Voor wie hem met toewijding terzijde
stonden was hij een even toegewijd chef.
Somtijds buitengewoon ■veeleischend, geen
zwarigheden duldend, 'niets onmogelijk
-achtend, maar tegelijk gul met zijn lof
■wanneer een moeilijke taak tol een goed
©inde was gebracht.
Ook had hij een ruimheid van opvatting
als in de militaire wereld niet altijd wordt
aangetroffen.
Toen hij mij in 1Ö00 aanzocht om, on
der gelijktijdige bevordering hij keuze tot
kapitein, als zijn adjudant op le treden,
opperde ik daartegen aanvankelijk bezwa
ren. Ik achtte mij om sociale redenen voor
dien post niet zeer geschikt. Dansen en
kaarten deed ik niet en de generaal zocht
op zijn tocht wel'- eens verstrooiing in.het
kaartspel!terwijl naar Indischen trant,
hij partijen ten Gouvernementshuize vaak
gedanst werd.
Het antwoord kwam per keerende post
cn het was in den gewonen tranL „Niet
tor zake dienend; het lag niet in mijn
voornemen TJ voor bevordering hij keuze
voor te dragen wegens bedrevenheid in
dans of kaartspel".
Nooit heeft hij mij in al die, jaren iets
gevraagd te doen wat tegen mijn overtui
ging zou hebben ingedruischt. Zelf op
religieus terrein volstrekt onverschillig,
was hij wars van alle vijandschap. Ook
hierin was hij breed van opvatting.
Het laatst heb ik hem ontmoet in
Januari van dit'jaar in Zuid-Tirol.
Naar het lichaam een wrak.
Met een helderen geest.
Gaarne vertoevend in het Verleden, joch
voor het He der. allerminst onverschillig.
Toen ;k als Minister van Financiën op
trad had hij mij geschreven: Uw aanvaar
den van die portefeuille be toeken t slagen!
Ik veroorloofde mij in Januari mijn twijfel
dienaangaande kenbaar te maken, omdat
wii het ditmaal niet saam zouden kunnen
afdoen. Maar hij wilde van dien twijfel
niet hooren. ,.De tegenstand, dien ge on
dervindt heteekent alleen, dat het minder
vlug-zal gaan, maar geensz'ns dat het niet.
zal gaan".
Zijn vertrouwen was .grooter dan het
mijne. Tk heb hem in stilte daarvoor ge
dankt. Omdat er uit bleek dat het vertrou
wen van mijn ouden chef, dien ik jaren
lang met raad én "daad ter zijde mocht
staan, nog ongebroken was.
Allerlei herinnering welt onder het
schrijven dezer regelen weer op. En alle
wijzen heen naar een rechtschapen karak
ter, naar een man met sterk rechtsgevoel,
naar een man die zeker ook gebreken had,
■geen geringe zelfs, maar van wien als
eindoordeel gelden mag, dat hij tot de
allergrootsten van ons geslacht behoort.
DE RIJWIELBELASTING.
Denk om de plaatjes.
Sinds 16 Juli j.l., zijn de rijwielmorken
verkrijgbaar aan de post-, bij- en hulp-
postkantoren. Reeds direct den eersten dag
gingenzé a raison van drie gulden per
stuk uit de posttrommels vlot over in han
den van de rijwielhouders.
Onze eerste indruk van het glanzende
langwerpig koperen plaatje, zegt het
Hdbl. is, dat het wel een keurig net
voorwerpje is, dat zelfs het duurst© luxe
rijwiel niet zal ontsieren, maar dat het
practisch weinig zal beantwoorden aan het
doel: middel tot controle, dat de verschul
digde belasting is betaald.
Immers eisclit het mi nis ter i cel e voor
schrift, dat hot plaatje met de daarop
voorkomende teekening naar buiten, naar
alle zijden goed zichtbaar moet worden
bevestigd aan de balhoofdbuis, aan een
der buizen van bet stuur of aan de boven
huis van bet frame binnen .15 cm. afstand
yan hf,t stuur.
PsakhsSs In foéf gelaat aSsmede ruwe en ropde vlekjes
veipwijdepi men mei PURQL. Bij Apoih. en Drogisten,
vVerschiIlende rijwielen nu hebben aan
de balhoofdbuis reeds een koperen ver
siersel of een verguld fabrieksmerk en bo
vendien is men gewoon of door den nood
gedwongen om bij regenweer de fietscape
over het stuur te slaan, zoodat in veel ge
vallen het controlemerk moeilijk herkon-
baar of zelfs aan het oog onttrokken zal
zijn.
Overigens leent bet fragile van het be-
lastingmerk zich niet bijzonder tot een
moeilijk verbreekbare bevestiging. Den
eersten dag vernam men reeds van ont
vreemding. Het feit. dat het plaatje een
waarde vertegenwoordigt van drie gulden,
maakt de verleiding groot tot diefstal bij
een tijdelijk onbeheerd laten staan van het
rijwiel en bij vervoer per spoor of boot.
Naar men verwacht, zal de wet den 1
'Aug. in werking treden.
Gedurende de maand Augustus zullen
de ambtenaren zich dan nog onthouden
van het instellen van bekeuringen doch
zullen zij volstaan met 't geven van waar
schuwingen. Na verloop van de eerste vier
weken zullen bekeuringen worden inge
steld wegens liet rijden zonder belasting-
merk. Inbeslagneming en opbrenging van
het rijwiel kan daarbij plaats hebben.
Het opmaken van een proces-verhaal kan
men echter nog voorkomen, door met den
ontvanger der accijnzen een transactie aan
te gaan. Deze ontvangers kunnen daarbij
een© voor elk geval naar mat© van den
ernst van het feit te bepalen boete vorde
ren. Een bedrag van drie gulden geldt als
een normal© boete voor bet geval, dat er
noch verlichtend© noch verzwarende om
standigheden zijn.
Hoofden van gezinnen, die voor hun be
roep of bedrijf een rijwiel noodig hebben
en niet in de rijksinkomstenbelasting voor
■bet loopende belastingjaar /Jjn of worden
aangeslagen kunnen een kosteloos rijwiel-
merk on 1 vangen.
Wie aanspraak meent te hebben op. zulk
een kostelooze verstrekking, doet daartoe
in persoon een schriftelijke aanvraag ten
kantore van den ontvanger der accijnzen.
Met bet kostelooze merk kenbaar aan
een ronde, opening wordt tevens een
strook van dé aanvrage, ingevuld en on-
derteekend, uitgereikt. Deze strook is het
bewijs, dat aan den berijder van een ïij-
wiel mot een gratis merk, zoodanig merk
inderdaad is uitgereikt.
Kinderrijwielen, mits niet op luchtban
den óf banden van grooter omvang dan
vijf centimeter, eb driéwielige rijwielen,
kennelijk bestemd voor gebruik door. ge
brekkige personen, behoeven geen rijwiel-
merk te voeren. Verder zijn vrijgesteld
dienstrijwielen van militairen van de
post en telegraaf en van de rijks- en ge
meentepolitie. Onbezoldigde rijksveldwach
ters genieten geen vr'jstelling.
GEMENGD NIEUWS
DE STORM VAN GISTERMORGEN.
De ramp der visschersvloot op de
Westerschelde.
Vele opvarenden verdronken.
Omtrent het noodweer, dat gistermorgen
op de Schelde heeft gewoed, woTdt nader
gemeld
De Vlissingsche visschersvloot, die gis
termorgen vroeg met betrekkelijk goed
weer is uitgevaren, werd tegen 7 uur plot
seling overvallen door noodweer. De zes
was zeer woest en de kleine vaartuigen
verkeerden in grooten nood. Zeilen werden
stuk geslagen en de kleine open vaartuig
jes waren de speelbal van de golven.
Dadelijk werd bet ergste gevreesd en deze
vrees bleek niet ongegrond, want het is
zeker dat verschillende vaartuigen met de
opvarenden zijn omgeslagen.
De Arn 17 en de Vliss 2 en 20 werden
vaststaand als verloren gemeld. Er worden
nog verschillende vaartuigen vermist en
ook zijn er reeds enkele op het strand ge
slagen.
De reddingsboot is vertrokken om hulp te
vcrleenen.
Een der, visschers verklaart, dat hij een
vaartuig met 'de vier opvarenden in de
diepte zag verdwijnen. Hij kon met het
no'odweer geen hulp ver Iconen.
De ramp heeft heel wat gezinnen in die
pen rouw gedompeld.
Het blijkt, dat niet minder dan vijf
visschersbooten in den storm zijn vergaan.
Vier van deze booten zijn omgeslagen, ter
wijl een .vijfde nabij Zoutelande is ge
strand. De ramp bacl plaats ter hoogte van
de boei van Galle. Veertien of vijftien
mcnschenlevens zijn zeer waarschijnlijk
met deze ramp, die Vlissingen en Arne-
muiden Heft, verloren gegaan.
Twee der gezonken booten bebooren te
Vlissingen thuis en werden bevaren door
leden der familie Jasperse; de drie andere
booten zijn afkomstig uit Arnemuiden, en
waren bemand met leden van de families
Meerman en de Nooyer.
De reddingsboot Maria Cornelia van
Blankopbeim, die gistermorgen terstond
is uitgevaren, is teruggekeerd met vier
overlevenden van de boot, welke bij Zoute
lande gestrand is.
Van de gezonken booten is slechts één
opvarende. Meerman geheet en, gered.
Ook van de zijde van de Marine wer
den onmiddellijk alle noodzakelijke maat
regelen genomen. De mijnenlegger „Jac.
van Mecrlandt" werd uitgezonden met or
der om te kruisen op de Deprloo en Het
Oostgat, waar do ramp zou zijn geschied.
Do torpedoboot Z. 4, die juist onderweg
naar Vlissingen was, kreeg langs radio-
telegr.afiscben weg opdracht eveneens in de
buurt van Westkapclle te gaan zien of
assistentie nog mogelijk was.
Inmiddels werd vernomen, dat de af-
haalkotler van hot Loodswezen een der
schipbreukelingen zou hebben gered.
Hoewel de visschers van Arnemuiden in
deze laatste plaats zijn gedomicilieerd,
oefenen zij hun bedrijf uit te Vlissingeu.
Een aantalhunner vestigt zich zelfs ge
durende het seizoen in Vlissingen, van
waar zij eiken morgen uitvaren.
Donderdagavond zijn zij echter vrijwel
zonder vangst teruggekomen en daar het
goed weer was, gingen ze tegen den*nacht
opnieuw in zee. De storm, die in den mor
gen losbrak, heeft de vloot dan ook over
vallen. Do kléine garnalenschepen, waarom
het hier gaat, hebben tegen hevigen storm
betrekkelijk weinig weerstandsvermogen;
de bemanning van zulk eeh scheepje be-
staat in den regel uit twee a drie per
sonen.
Uit Domburg wordt gemeld, dat daar in
den vroegen morgen drie vissckersscheep-
jes zijn gestrand. Twee wisten weer vlot
te komen. Van het derde scheepje was
korten lijd later niets meer te zien. Ver
moed wordt, dat het met man en muis is
vergaan.
De „Tel." verneemt nader uit Vlissin
gen: i
Van ongekende kracht en hevigheid is
de orkaan geweest, die nabij Vlissingen
heeft gewoed.
Uit de verhalen, welke men van bet
volk in de haven l^)ort, blijkt, dat de vis
schers door den hevigen storm volkomen
.verrast zijn. Zelfs in Vlissingen heeft men
de gevolgen van de plotselinge windhoos
ondervonden. Van den St. Jacobstoren is
een wijzerplaat afgewaaid, die op straat
terecht is gekomen, gelukkig zonder iemand
te treffen, en elders werd een groote win
kelruit van „Eigen Hulp" door de kracht
van den wind ingedrukt.
Het is dan ook alleszins begrijpelijk, dat
de kleine vaartuigen van de visschersvloot,
met hun natte zeilen en uitgeworpen net
ton, het hard te verantwoorden hebben ge
had.
Het staat thans vrijwel vast, dat drie
vaartuigen gekapseisd zijn, n.l. de VI. 20,
de VI, 2 en de Am. 27.'
Het was onmogelijk, elkaar bij te staan;
ieder had met zichzelf genoeg te stellen.
Sommigen verspeelden de zeilen, anderen
bet roer en allen- kregen averij en hadden
de grootste moeite om het voor den wind
te houden.
Nog sterker dan in andere visschers-
plaatsen, zijn de Vlissingsche en Arncmui-
denscbe visschers één groote familie.""liet
mecrendeel is aan elkaar verwant. Men
kan zich dus voorstellen, wat het voor ben
betcekende en hoe. ernstig de toestand was,
dat zij genoodzaakt waren bet „ieder voor
•zich" toe te passen.
Was het zelfs later op den dag moei
lijk, het juiste aantal slachtoffers en hun
namen te constateeren, in den aanvang
waren de geruchten van zóó ontstellenden
aard, dat de omvang van de ramp niet te
benaderen viel. De welwillende commissa
ris van politie, die zich onder de bevol
king in de haven bad begeven, werd er
wanhopig onder, daar de meest tegenstrijd
dige verklaringen wérden afgelegd, ter
wijl, door de steeds wisselende beman
ningen, de officieele opgaven niet te con
troleeren waren.
Als zeker kan - worden aangenomen, dat
de VI. 2 en VI. 20 zijn vergaan. De VI. 2
is ingeschreven onder dén naam van „Eli
sabeth" op 2 Mei 1908. De eigenaar is
KI. Blaasser, terwijl de bemanning uit
vier koppen bestond.
De VI. 20 is een hoogaars, ingeschreven
in 1911; eigenaar schipper G. Jaspersen
en was eveneens met vier koppen bemand.
Langzamerhand kwamen onder groote
belangstelling van de geheele, in angstige
spanning wachtende bevolking op het ba-
venhoofd, so-mmige vermist gewaande
schepen binnen, of kreeg men. telegrafisch
bericht over bet veilig biimenloopen van
de vaartuigen in andere havens.
De windhoos, die, zooals gezegd, ook te
Vlissingen was waargenomen, had onder
de bevolking een -grooten schrik doen ont
staan en vol belangstelling spoedde men
zich naar de haven.
Even over halfnegen kwamen de eerste
schepen de haven binnen en zij begaven
zich allereerst naar het loodswezen om te
rapporleeren, dat buiten nog vele schepen
waren, die in ernstige moeilijkheden ver
keerden.
Dadelijk daarop werd de reddingboot
„Maria Carolina Blankenheim", met vijf
koppen bemand, onder bevel van schip
per W. H. Pielers in zee gelaten.
Geven wij thans liet Woord aan een der
opvarenden van do reddingsboot:
„Wij waren", zoo verhaalde hij, „nau
welijks buiten, of wij kwamen langs zwaar
gehavende schepen: één was or zeifs met
slukgereten zeilen. Wij hebben ze allemaal
gepraaid of zij ook assistentie noodig had
den, maar zij riepen terug, dat er buiten
schepen in nood zaten, die onze hulp
meer noodig hadden".
„Omgeslagen schepen hebben wij niet
gezien. Al zoekende zagen wij een vaartuig
op Zoutelande op het strand zitten. Het
bleek even later de Arn. 38 te zijn. Zij zat
leelijk en het was duidelijk, dat zij met
hoog water tegen de haven kapot zou slaan
Wij naderden de boot zoo dicht mogelijk,
maar al te dicht kon ook niet, daar an
ders bet gevaar bestond, dat wij zelf vast
zouden raken.
Even later hadden wij een lijn naar
de Arn. 38 geschoten; maar wij misten
en de lijn dreef weg.
Toen -is een matroos van do reddingsboot
Crucq, over boord gesprongen en al zwem
mende, met een lijn om zijn middel, bij
de Arn. 38 gekomen. De opvarenden van
de Arn. 38 weigerden echter zich langs de
lijn in zee te laten. Wij hebben toen zéér
grootq moeite gehad om de boot vlot te
krijgen. "Wij draaiden op het anker en zet
ten de schroef er op. Zoo slaagdon wij er
na eenigen tijd in, de Arn. 38 vlot te krij
gen cn behouden te Vlissingen binnen te
brengen. Wij hebben verder geen gelegen
heid gehad assistentie te verleenen".
Tot zoover het verhaal van den reddings'
bootman.
Ten slotte constateerde men, dat 16 man
vermist werden, toen de loodsboot, onder
1 leiding van kapitein T. van der Struijs,
meldde, dat hij een schipbreukeling van
d© Arn. 27 aan boord had. Zoodoende wa
ren er nog 15 vermisten.
De beer Van der Struijs was zoo wel
willend; ons bet verhaal van de redding te
doen.
„Wij bevonden ons nabij Calloo-bank",
aldus onze zegsman, „om joodsdiensten te
verrichten en wachtten tot wij zouden wor
den afgelost. Om zeven uur werd de zee
echter, zeer onrustig en er woei een harde
bries. Ik besloot toen, met het oog op de
höoge zee, mijn post te verlaten. Bij het
.naar binnen gaan kwamen wij verschil
lende visschersvaartuigen tegen, welke
met groote moeite trachtten de haven te
bereiken.
Plotseling nam ik waar, dat één der
vaartuigen, naar ik later boorde,, de Arn'.
27, in zinkenden toestand verkeerde. On
middellijk zette ik koers erheen en nader
de het schip tot op vijf meter. Dichter kon
ik niet bijdraaien, daar er dan te veel
gevaar voor ons zou zijn, dat onze schroef
in de uitgeworpen netten verward zou 'ra
ken.
Ik zette onze boot met den kop op zee
en wierp een lijn aan boord van liet zin
kende vaartuig.Een jeugdige matroos van
de Ara. 27 sprong overboord, greep de lijn
en wij slaagden er met groote moeite in
hem aan boord te brengen. Het bleek te
zijn Cornell's Meerman, de zoon van schip
per Meerman.
Hij deelde ons mede, dat zijn vader,
even van te voren in zee was gevallen. Hij
had met zijn vader hand in hand gestaan
ten einde niet. in het water te vallen, maar
op het laatst had zijn vader tot hem ge
zegd: „Ik zal je maar loslaten, jongen,
want wij kunnen ieder voor zich beter op
passen, dan wij te zamen doen". Een
oogenblik daarna zag bij zijn vader in de
diepte verdwijnen.
Er bevonden zich aan boord van de Arn.
27 toen nog tweeman. Wij riepen hun
toe, eveneens den boei te pakken, nadat
we hun dezen opnieuw hadden toegewor
pen. Geen van beiden durfden zij echter
van boord te komen. Ook was het onmo
gelijk, door bet lievige stormweer en den
feilen Noord-Westenwind, een jol over
boord te zetten. En terwijl wij nog in de
nabijheid waren, zagen wij het vaartuig
plotseling in de diepte verdwijnen, zonder
dat bet ons mogelijk was, de beide opva
renden to redden.
Wij zijn toen maar naar Vlissingen te
ruggekeerd en hebben daar rapport uitge
bracht van hetgeen wij hadden meege
maakt."
Tot zoover het verbaal van. den heer
Struijs.
De loodsboot heeft later nog de omge
slagen Arn. 27 nabij Rommekens op het
strand gezet.
Verschillende schepen
gestrand.
Men meldt ons uit IJmuiden:
De vischbotter Helder 20 is nabij Eg-
mond tijdens hevig stormweer gistermor
gen gestrand. De opvarenden zijn gered.
In het Hellegat bij Willemstad is een
tiental schepen gezonken, bclioorende aan
de firma Plouvièr en de maatschappij
„Vrachtvaart".
Nader wordt gemeld:
Omstreeks 10 uur gistermorgen bevonden
zich ter plaatse een 3-tal sleepen met to
taal 7 sleepschepen. Door den plotseling
uitschjetenden wind bestond er geen kant,
de boven binnen te loopen, zoodat 6 der
schepen vol liepen en zonken. Een schip
per kon in de hav.en van Numansdorp
worden binnengebracht.
De opvarenden konden, zoover bekend,
allen worden gered. De „Minister Lely"
van de Rotetrdamsche Tramweg-Maat
schappij redde twee mannen, twee vrou
wen en vier kinderen.
Een der gezonken schepen behóórde aan
de N.V. Plouvier's Transport Co. te Rot
terdam, een aan de Mij. Vrachtvaart te
Rotterdam; twee aan de N.V .v. Haaf ten's
Grint- en Ballast Mij. te Rotterdam en
twee aan de N.V. Mij. Luctor te Dordrecht
Uit Wemeldinge:
De sleepboot Schelde No. 1 is uitgevaren
ter assistentie van een motorschip, dat ge
strand is nabij Gorishoek.
Het visschersvaartuig Phillipine 6,
geladen met mosselen, is in aanvaring ge
weest met de vrachtboot Industrie. De
Phillipine 6 kreeg aanzienlijke averij. De
lading mosselen werd buiten boord ge
worpen. Het schip is op het droge gezet.
Het sleepscbip Leopold, schipper
Zomer, geladen met kolen, is door storm
weer overvallen en is met waterschade aan
do lading binnengesleept.
De tramboot heeft gistermiddag zeven
schipbreukelingen té Zijpe aangebracht.
Gistermorgen strandde te Egmond
aan Zcc een schip, waaraan de bemanning
is gered. Een ander schip is nog in bet
zicht.
Er zitten nog drie visschersvaartuigen
op de kust in de buurt van Zoutelande.
Voor de bemanningen beslaat geen direct
levensgevaar. Zij kunnen pas gored wor
den als de reddingsboot, bij hoog water,-
de schoepjes kan naderen.
Ernstige brand.
Gisternacht is te Laren afgebrand hot
huis van zekeren Majoor, bewoond door
vijf gezinnen.
De bewoners konden allen het branden
de buis verlaten, behalve de 19-jarige C.
Majoor, die zoo vast schijnt te hebben ge
slapen, dat hij niet wakker is gc-worden.
Hij is in de vlammen omgekomen. Een
vijftal paarden en een hooiberg zijn even
eens verbrand.
Uit het Sociale Leven
De Arbeidersbeweging
Wij zien in de arbeidersbeweging de
machtige openbaring van' de wording eencr
nieuwe verhouding in de maatschappij. De
staatkundige en maatschappelijke zelf
standigheid dier brcecle klasse loonarbeid
ders. dat is het ideaal, dat ons bij d©
maatschappelijke en staatkundige hervorm
kegeeren, v00r 00gen staa^,
Wij zijn niet zoo rijk als de socialisten,"'
dat wij een voorstelling hebben van dé
maatschappelijke vormen, waarin het Ie-?
ven zich zal openbaren, wanneer het doel'
bereikt is, maar die armoede verschrikt
ons niet; vooreerst omdat de profetisch©
kracht der socialisten ons wat twijfetochJ
tig voorkomt, en dan, omdat wij onzerzijds
meenen, dat het aan God is, om de geschied
dems te maken en aan de menschen om in]
de wereld hunne roeping te vervullen.
Maar daarom gelooven wij dan ook, dat''
het optreden der arbeiders in hunne be-»;
weging niet beheerscht moet worden doo^i
een toekomst, waarvan zij niets weten/
maar door hunne tegenwoordige roeping.'
Daarom- zijn wij overtuigd, dat de arbeid,
dersbeweging, door zich los te rukken van1
de banden van het recht en- door ziclr
willekeurig .en met geweld een weg te wil
len banen, van den goeden weg afraakt en!
wel verstoren en -vernietigen kan, maar'
niet bouwen.
De arbeider, die al zijn kracht inspant:
om zijn recht te handhaven, zijn recht om
zijn roeping te vervullen in gezin, maat-;
schappij, staat en kerk en daarbij in sa^\
menwerking met anderen kracht zoekt,',
werkt naar onze overtuiging aan de her
vorming der maatschappij.
Hij staat voor het recht en al verliest hij
tijdelijk, hij moet op den duur winnend
Maar wie vooruit wil langs paden van on*
recht, hij kan tijdelijk winnen, maar zijn)
winst gaat voorbij.
Daar is een wet, die sterker is dan de
socialistische wet der maatschappelijke
evolutie, do wet v?n God, die het kwadé
wreekt. TALMA. j\
Ontslag van Ambtenaren. f
De voorzitter en de secretaris van dé:
Anisterdamsche Federatie van Personeel
in Openbaren Dienst hebben aan den gé»
meenteraad geschreven, dat zij niet stij
gende ergernis kennis hebben genomen!
van liet jongste ontslag aan'de gemeente'-
elektriciteitswerken van 50 arbeiders en
van bet in voorbereiding zijnde ontslag
van een ongeveer gelijk aantal arbeiders»
Zij verzoeken den raad. bet daarheen té
leiden, dat de 50 ontslagenen weer worden1:
ie werk gesteld en geen verder ontslag
zal word-en—gegeven. u
Wachtgelders.
Het dagelijksch bestuur der „Centrale
van vereenigingen van Personeel in
's Rijksdienst" heeft an zijn op 14 Juli t
gehouden vergadering besloten, een be-
middeliiigs-instituut voor wachtgelders in
fcet leven te roepen, dat, ten bate van de
wachtgelders, in voortdurende verbinding
zal «taan met het Rijks-bemiddelingsbu-.1
reau aan het. Departement van Financiën,
De aangesloten vereenigingen hebben,
een uiteenzetting van de taak van dit" nieu
we- instituut ontvangen, met verzoek om
INGEZONDEN
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Hcrter.xiugsavcnd MaLKsr.oe 1914.
De "Commiss'e voor de Herdenk'ng der
Mobilisatie 1914 heeft een Herdenkings-
avond georganiseerd op D o n d e r d a g 31'
Juli a.s. te 8 uur in de Stadsge
hoorzaal.
Daar zullen 'n 3-tal zeer begaafde spre
kers van verschillende richting zich doen!-
hooren. Hunne namen zullen wij nader be
kend maken.
Het Leidsch Muziekcorps beeft zich wel-
willend bereid verklaard eenige muziek
nummers ten gehoore te brengen, terwijl
Mejuffrouw B. van der Hoeven de aan
wezigen van haar schoon stemgeluid zal
doen 'genieten.
Alle gémobiliseerden uit Leidon en
omstreken worden er met hunne dames
verwacht.
Zij zullen er oude vrienden en kennissen
ontmoeten, vriendschapsbanden zullen er
worden versterkt, de kennismaking ver-»
nieuwd. 'i:
Zij zullen zich daar de dagen met elkan-*
der doorgebracht, kunnen te binnen bren
gen, dagen van lief en leed, prettige daa
gen, die zij ook ongetwijfeM met eTcander
hebben doorgebracht, want 't is toch ze
ker waar dat, hoe onaangenaam de oproep
onder de wapenen voor de meesten was, er
toch voor hen tijdens hun verblijf onder
de wapenen prettige, vriendelijke, zonnige
dagen zijn geweest.
En bet onaangename, het nadeelige van.
de mobilisatie, de schade in het bedrijf,
het verlies van een betrekking, ook dat
zal er worden herdacht. Want er is een.
fonds tot ondersteuning van hen, die nog
onder de gevoligen van den oorlog lijden.
En ter versterking van dat fonds zuTen
op dien Herdenkingsavond vriendelijke
jongedames rondgaan om een prentbrief
kaart aan te bieden, die betrekking heeft
op de mobilisatie en die men voor het luU
tel© bedrag van 10 ets. kan koppen.
Natuurlijk wordt een grooter bedrag
danlkbaar aanvaard, omdat men daarmede
zijn wapenbroeders, die tengevolge van de
mobilisatie in de verdrukking verkeeren,
steunt.
Het zal dan voor alle gemobiliseerden
een aangename avond z'jn, zonder eert
feestavond te worden, hetgeen, gelet op
den ernst van hetgeen overdacht wordt,
niet zou passen. Het moet een rustige,
waardige overdenking blijven.
Gemobiliseerden van Leiden
én omstreken, wij roepen U dus
toe: „Komt allen op naar do
Stadsgehoorzaal op 31 Juli a.s."
Voor de verkrijging van de toegangshek,
wijzen verwijzen wij naar achterstaand©'
advertentie.
Het Plaatselijk Comité,
N. C. De GIJSELA AR. Eere-Voorzittcr j
AUG. L. REIMERINGER, Voorzitter.*
F. G. ROSIER. Secretaris.
M. A. A. STEYNS, Penningmeester.