COLIJN OVER VAN HEUTSZ. Minister II. Colijn schrééf in Eigen Haard, een artikel over cud-Goiiv.-Gene raal Van Heutsz. Ha eerst meel- speciaal hot -werk van den heer Van Heutsfc te hebben geteekend, schrijft de heer Colijn: „Ik moge nu, in den vorm van een paar persoonlijke herinneringen, ook nog iets zeggen over .zijn persoonlijkheid. En dan herinnert hij, van den buitenkant gezien, sterlc aan Dr. Kuyper. Evenals deze door velen gehaat en ver afschuwd, werd ook Van Heutsz, in zijn grooten tijd, door anderen met groote aan hankelijkheid vereerd. En er zouden meer punten van overeenkomst zijn aan te wij zen; in karaktertrek en intellect. Doch liever volsta ik met een enkele per soonlijke herinnering en dan zulk eene die mijzelf het meest heeft getroffen. Ruim 10 jaren genoot ik het voorrecht zijn medewerker te zijn en het grootste deel daarvan verkeerde ik met hem op het nauwst. Zijn zwakheden bleven mij niet verborgen; zijn sprekende karakter trekken wekten een enkele maal neiging tot verzet, maar in den regel ging er be koring van uit.. Zijn onmiskenbare groot heid en in den diepsten grond altijd nobele geaardheid drong tot bewondering. De eerste kennismaking van den toen- mali gen jongen Luitenant met den reeds met roem omstraalden Luitenant-Kolonel Van Heutsz was voor den eerste niet be moedigend. In aanmerking gebracht voor een betrekking, waarbij Van Heutsz een beslissend woord te spreken had, werd aanvankelijk een ander aangewezen. „Ik weet alleen van hem dat hij „bidt", zoo luidde het oordeel, „maar niet dat „bij ook vechten kan. En de laatsten heb ik „noodig". Toen hij er echter op gewezen werd, dat de jonge officier reeds op Lom bok zijn sporen verdiend had en toen ik enkele dagen later onder het persoonlijk bevel van Van Heutsz aan een actie tegen den vijand deel nam, werd met gelijke duidelijkheid van het veranderd inzicht blijk gegeven. „Nu ik zie dat ge bet wer ken met het bidtfen vereenigt, kan ik u gebruiken". Van dat oogenblik af tot aan mijn ver trek uit Indië in 1909 kort voor zijn aftreden als Gouverneur-Generaal heb ik hem, in ongestoord vertrouwen, van nabij ged:end. Voor wie hem met toewijding terzijde stonden was hij een even toegewijd chef. Somtijds buitengewoon ■veeleischend, geen zwarigheden duldend, 'niets onmogelijk -achtend, maar tegelijk gul met zijn lof ■wanneer een moeilijke taak tol een goed ©inde was gebracht. Ook had hij een ruimheid van opvatting als in de militaire wereld niet altijd wordt aangetroffen. Toen hij mij in 1Ö00 aanzocht om, on der gelijktijdige bevordering hij keuze tot kapitein, als zijn adjudant op le treden, opperde ik daartegen aanvankelijk bezwa ren. Ik achtte mij om sociale redenen voor dien post niet zeer geschikt. Dansen en kaarten deed ik niet en de generaal zocht op zijn tocht wel'- eens verstrooiing in.het kaartspel!terwijl naar Indischen trant, hij partijen ten Gouvernementshuize vaak gedanst werd. Het antwoord kwam per keerende post cn het was in den gewonen tranL „Niet tor zake dienend; het lag niet in mijn voornemen TJ voor bevordering hij keuze voor te dragen wegens bedrevenheid in dans of kaartspel". Nooit heeft hij mij in al die, jaren iets gevraagd te doen wat tegen mijn overtui ging zou hebben ingedruischt. Zelf op religieus terrein volstrekt onverschillig, was hij wars van alle vijandschap. Ook hierin was hij breed van opvatting. Het laatst heb ik hem ontmoet in Januari van dit'jaar in Zuid-Tirol. Naar het lichaam een wrak. Met een helderen geest. Gaarne vertoevend in het Verleden, joch voor het He der. allerminst onverschillig. Toen ;k als Minister van Financiën op trad had hij mij geschreven: Uw aanvaar den van die portefeuille be toeken t slagen! Ik veroorloofde mij in Januari mijn twijfel dienaangaande kenbaar te maken, omdat wii het ditmaal niet saam zouden kunnen afdoen. Maar hij wilde van dien twijfel niet hooren. ,.De tegenstand, dien ge on dervindt heteekent alleen, dat het minder vlug-zal gaan, maar geensz'ns dat het niet. zal gaan". Zijn vertrouwen was .grooter dan het mijne. Tk heb hem in stilte daarvoor ge dankt. Omdat er uit bleek dat het vertrou wen van mijn ouden chef, dien ik jaren lang met raad én "daad ter zijde mocht staan, nog ongebroken was. Allerlei herinnering welt onder het schrijven dezer regelen weer op. En alle wijzen heen naar een rechtschapen karak ter, naar een man met sterk rechtsgevoel, naar een man die zeker ook gebreken had, ■geen geringe zelfs, maar van wien als eindoordeel gelden mag, dat hij tot de allergrootsten van ons geslacht behoort. DE RIJWIELBELASTING. Denk om de plaatjes. Sinds 16 Juli j.l., zijn de rijwielmorken verkrijgbaar aan de post-, bij- en hulp- postkantoren. Reeds direct den eersten dag gingenzé a raison van drie gulden per stuk uit de posttrommels vlot over in han den van de rijwielhouders. Onze eerste indruk van het glanzende langwerpig koperen plaatje, zegt het Hdbl. is, dat het wel een keurig net voorwerpje is, dat zelfs het duurst© luxe rijwiel niet zal ontsieren, maar dat het practisch weinig zal beantwoorden aan het doel: middel tot controle, dat de verschul digde belasting is betaald. Immers eisclit het mi nis ter i cel e voor schrift, dat hot plaatje met de daarop voorkomende teekening naar buiten, naar alle zijden goed zichtbaar moet worden bevestigd aan de balhoofdbuis, aan een der buizen van bet stuur of aan de boven huis van bet frame binnen .15 cm. afstand yan hf,t stuur. PsakhsSs In foéf gelaat aSsmede ruwe en ropde vlekjes veipwijdepi men mei PURQL. Bij Apoih. en Drogisten, vVerschiIlende rijwielen nu hebben aan de balhoofdbuis reeds een koperen ver siersel of een verguld fabrieksmerk en bo vendien is men gewoon of door den nood gedwongen om bij regenweer de fietscape over het stuur te slaan, zoodat in veel ge vallen het controlemerk moeilijk herkon- baar of zelfs aan het oog onttrokken zal zijn. Overigens leent bet fragile van het be- lastingmerk zich niet bijzonder tot een moeilijk verbreekbare bevestiging. Den eersten dag vernam men reeds van ont vreemding. Het feit. dat het plaatje een waarde vertegenwoordigt van drie gulden, maakt de verleiding groot tot diefstal bij een tijdelijk onbeheerd laten staan van het rijwiel en bij vervoer per spoor of boot. Naar men verwacht, zal de wet den 1 'Aug. in werking treden. Gedurende de maand Augustus zullen de ambtenaren zich dan nog onthouden van het instellen van bekeuringen doch zullen zij volstaan met 't geven van waar schuwingen. Na verloop van de eerste vier weken zullen bekeuringen worden inge steld wegens liet rijden zonder belasting- merk. Inbeslagneming en opbrenging van het rijwiel kan daarbij plaats hebben. Het opmaken van een proces-verhaal kan men echter nog voorkomen, door met den ontvanger der accijnzen een transactie aan te gaan. Deze ontvangers kunnen daarbij een© voor elk geval naar mat© van den ernst van het feit te bepalen boete vorde ren. Een bedrag van drie gulden geldt als een normal© boete voor bet geval, dat er noch verlichtend© noch verzwarende om standigheden zijn. Hoofden van gezinnen, die voor hun be roep of bedrijf een rijwiel noodig hebben en niet in de rijksinkomstenbelasting voor ■bet loopende belastingjaar /Jjn of worden aangeslagen kunnen een kosteloos rijwiel- merk on 1 vangen. Wie aanspraak meent te hebben op. zulk een kostelooze verstrekking, doet daartoe in persoon een schriftelijke aanvraag ten kantore van den ontvanger der accijnzen. Met bet kostelooze merk kenbaar aan een ronde, opening wordt tevens een strook van dé aanvrage, ingevuld en on- derteekend, uitgereikt. Deze strook is het bewijs, dat aan den berijder van een ïij- wiel mot een gratis merk, zoodanig merk inderdaad is uitgereikt. Kinderrijwielen, mits niet op luchtban den óf banden van grooter omvang dan vijf centimeter, eb driéwielige rijwielen, kennelijk bestemd voor gebruik door. ge brekkige personen, behoeven geen rijwiel- merk te voeren. Verder zijn vrijgesteld dienstrijwielen van militairen van de post en telegraaf en van de rijks- en ge meentepolitie. Onbezoldigde rijksveldwach ters genieten geen vr'jstelling. GEMENGD NIEUWS DE STORM VAN GISTERMORGEN. De ramp der visschersvloot op de Westerschelde. Vele opvarenden verdronken. Omtrent het noodweer, dat gistermorgen op de Schelde heeft gewoed, woTdt nader gemeld De Vlissingsche visschersvloot, die gis termorgen vroeg met betrekkelijk goed weer is uitgevaren, werd tegen 7 uur plot seling overvallen door noodweer. De zes was zeer woest en de kleine vaartuigen verkeerden in grooten nood. Zeilen werden stuk geslagen en de kleine open vaartuig jes waren de speelbal van de golven. Dadelijk werd bet ergste gevreesd en deze vrees bleek niet ongegrond, want het is zeker dat verschillende vaartuigen met de opvarenden zijn omgeslagen. De Arn 17 en de Vliss 2 en 20 werden vaststaand als verloren gemeld. Er worden nog verschillende vaartuigen vermist en ook zijn er reeds enkele op het strand ge slagen. De reddingsboot is vertrokken om hulp te vcrleenen. Een der, visschers verklaart, dat hij een vaartuig met 'de vier opvarenden in de diepte zag verdwijnen. Hij kon met het no'odweer geen hulp ver Iconen. De ramp heeft heel wat gezinnen in die pen rouw gedompeld. Het blijkt, dat niet minder dan vijf visschersbooten in den storm zijn vergaan. Vier van deze booten zijn omgeslagen, ter wijl een .vijfde nabij Zoutelande is ge strand. De ramp bacl plaats ter hoogte van de boei van Galle. Veertien of vijftien mcnschenlevens zijn zeer waarschijnlijk met deze ramp, die Vlissingen en Arne- muiden Heft, verloren gegaan. Twee der gezonken booten bebooren te Vlissingen thuis en werden bevaren door leden der familie Jasperse; de drie andere booten zijn afkomstig uit Arnemuiden, en waren bemand met leden van de families Meerman en de Nooyer. De reddingsboot Maria Cornelia van Blankopbeim, die gistermorgen terstond is uitgevaren, is teruggekeerd met vier overlevenden van de boot, welke bij Zoute lande gestrand is. Van de gezonken booten is slechts één opvarende. Meerman geheet en, gered. Ook van de zijde van de Marine wer den onmiddellijk alle noodzakelijke maat regelen genomen. De mijnenlegger „Jac. van Mecrlandt" werd uitgezonden met or der om te kruisen op de Deprloo en Het Oostgat, waar do ramp zou zijn geschied. Do torpedoboot Z. 4, die juist onderweg naar Vlissingen was, kreeg langs radio- telegr.afiscben weg opdracht eveneens in de buurt van Westkapclle te gaan zien of assistentie nog mogelijk was. Inmiddels werd vernomen, dat de af- haalkotler van hot Loodswezen een der schipbreukelingen zou hebben gered. Hoewel de visschers van Arnemuiden in deze laatste plaats zijn gedomicilieerd, oefenen zij hun bedrijf uit te Vlissingeu. Een aantalhunner vestigt zich zelfs ge durende het seizoen in Vlissingen, van waar zij eiken morgen uitvaren. Donderdagavond zijn zij echter vrijwel zonder vangst teruggekomen en daar het goed weer was, gingen ze tegen den*nacht opnieuw in zee. De storm, die in den mor gen losbrak, heeft de vloot dan ook over vallen. Do kléine garnalenschepen, waarom het hier gaat, hebben tegen hevigen storm betrekkelijk weinig weerstandsvermogen; de bemanning van zulk eeh scheepje be- staat in den regel uit twee a drie per sonen. Uit Domburg wordt gemeld, dat daar in den vroegen morgen drie vissckersscheep- jes zijn gestrand. Twee wisten weer vlot te komen. Van het derde scheepje was korten lijd later niets meer te zien. Ver moed wordt, dat het met man en muis is vergaan. De „Tel." verneemt nader uit Vlissin gen: i Van ongekende kracht en hevigheid is de orkaan geweest, die nabij Vlissingen heeft gewoed. Uit de verhalen, welke men van bet volk in de haven l^)ort, blijkt, dat de vis schers door den hevigen storm volkomen .verrast zijn. Zelfs in Vlissingen heeft men de gevolgen van de plotselinge windhoos ondervonden. Van den St. Jacobstoren is een wijzerplaat afgewaaid, die op straat terecht is gekomen, gelukkig zonder iemand te treffen, en elders werd een groote win kelruit van „Eigen Hulp" door de kracht van den wind ingedrukt. Het is dan ook alleszins begrijpelijk, dat de kleine vaartuigen van de visschersvloot, met hun natte zeilen en uitgeworpen net ton, het hard te verantwoorden hebben ge had. Het staat thans vrijwel vast, dat drie vaartuigen gekapseisd zijn, n.l. de VI. 20, de VI, 2 en de Am. 27.' Het was onmogelijk, elkaar bij te staan; ieder had met zichzelf genoeg te stellen. Sommigen verspeelden de zeilen, anderen bet roer en allen- kregen averij en hadden de grootste moeite om het voor den wind te houden. Nog sterker dan in andere visschers- plaatsen, zijn de Vlissingsche en Arncmui- denscbe visschers één groote familie.""liet mecrendeel is aan elkaar verwant. Men kan zich dus voorstellen, wat het voor ben betcekende en hoe. ernstig de toestand was, dat zij genoodzaakt waren bet „ieder voor •zich" toe te passen. Was het zelfs later op den dag moei lijk, het juiste aantal slachtoffers en hun namen te constateeren, in den aanvang waren de geruchten van zóó ontstellenden aard, dat de omvang van de ramp niet te benaderen viel. De welwillende commissa ris van politie, die zich onder de bevol king in de haven bad begeven, werd er wanhopig onder, daar de meest tegenstrijd dige verklaringen wérden afgelegd, ter wijl, door de steeds wisselende beman ningen, de officieele opgaven niet te con troleeren waren. Als zeker kan - worden aangenomen, dat de VI. 2 en VI. 20 zijn vergaan. De VI. 2 is ingeschreven onder dén naam van „Eli sabeth" op 2 Mei 1908. De eigenaar is KI. Blaasser, terwijl de bemanning uit vier koppen bestond. De VI. 20 is een hoogaars, ingeschreven in 1911; eigenaar schipper G. Jaspersen en was eveneens met vier koppen bemand. Langzamerhand kwamen onder groote belangstelling van de geheele, in angstige spanning wachtende bevolking op het ba- venhoofd, so-mmige vermist gewaande schepen binnen, of kreeg men. telegrafisch bericht over bet veilig biimenloopen van de vaartuigen in andere havens. De windhoos, die, zooals gezegd, ook te Vlissingen was waargenomen, had onder de bevolking een -grooten schrik doen ont staan en vol belangstelling spoedde men zich naar de haven. Even over halfnegen kwamen de eerste schepen de haven binnen en zij begaven zich allereerst naar het loodswezen om te rapporleeren, dat buiten nog vele schepen waren, die in ernstige moeilijkheden ver keerden. Dadelijk daarop werd de reddingboot „Maria Carolina Blankenheim", met vijf koppen bemand, onder bevel van schip per W. H. Pielers in zee gelaten. Geven wij thans liet Woord aan een der opvarenden van do reddingsboot: „Wij waren", zoo verhaalde hij, „nau welijks buiten, of wij kwamen langs zwaar gehavende schepen: één was or zeifs met slukgereten zeilen. Wij hebben ze allemaal gepraaid of zij ook assistentie noodig had den, maar zij riepen terug, dat er buiten schepen in nood zaten, die onze hulp meer noodig hadden". „Omgeslagen schepen hebben wij niet gezien. Al zoekende zagen wij een vaartuig op Zoutelande op het strand zitten. Het bleek even later de Arn. 38 te zijn. Zij zat leelijk en het was duidelijk, dat zij met hoog water tegen de haven kapot zou slaan Wij naderden de boot zoo dicht mogelijk, maar al te dicht kon ook niet, daar an ders bet gevaar bestond, dat wij zelf vast zouden raken. Even later hadden wij een lijn naar de Arn. 38 geschoten; maar wij misten en de lijn dreef weg. Toen -is een matroos van do reddingsboot Crucq, over boord gesprongen en al zwem mende, met een lijn om zijn middel, bij de Arn. 38 gekomen. De opvarenden van de Arn. 38 weigerden echter zich langs de lijn in zee te laten. Wij hebben toen zéér grootq moeite gehad om de boot vlot te krijgen. "Wij draaiden op het anker en zet ten de schroef er op. Zoo slaagdon wij er na eenigen tijd in, de Arn. 38 vlot te krij gen cn behouden te Vlissingen binnen te brengen. Wij hebben verder geen gelegen heid gehad assistentie te verleenen". Tot zoover het verhaal van den reddings' bootman. Ten slotte constateerde men, dat 16 man vermist werden, toen de loodsboot, onder 1 leiding van kapitein T. van der Struijs, meldde, dat hij een schipbreukeling van d© Arn. 27 aan boord had. Zoodoende wa ren er nog 15 vermisten. De beer Van der Struijs was zoo wel willend; ons bet verhaal van de redding te doen. „Wij bevonden ons nabij Calloo-bank", aldus onze zegsman, „om joodsdiensten te verrichten en wachtten tot wij zouden wor den afgelost. Om zeven uur werd de zee echter, zeer onrustig en er woei een harde bries. Ik besloot toen, met het oog op de höoge zee, mijn post te verlaten. Bij het .naar binnen gaan kwamen wij verschil lende visschersvaartuigen tegen, welke met groote moeite trachtten de haven te bereiken. Plotseling nam ik waar, dat één der vaartuigen, naar ik later boorde,, de Arn'. 27, in zinkenden toestand verkeerde. On middellijk zette ik koers erheen en nader de het schip tot op vijf meter. Dichter kon ik niet bijdraaien, daar er dan te veel gevaar voor ons zou zijn, dat onze schroef in de uitgeworpen netten verward zou 'ra ken. Ik zette onze boot met den kop op zee en wierp een lijn aan boord van liet zin kende vaartuig.Een jeugdige matroos van de Ara. 27 sprong overboord, greep de lijn en wij slaagden er met groote moeite in hem aan boord te brengen. Het bleek te zijn Cornell's Meerman, de zoon van schip per Meerman. Hij deelde ons mede, dat zijn vader, even van te voren in zee was gevallen. Hij had met zijn vader hand in hand gestaan ten einde niet. in het water te vallen, maar op het laatst had zijn vader tot hem ge zegd: „Ik zal je maar loslaten, jongen, want wij kunnen ieder voor zich beter op passen, dan wij te zamen doen". Een oogenblik daarna zag bij zijn vader in de diepte verdwijnen. Er bevonden zich aan boord van de Arn. 27 toen nog tweeman. Wij riepen hun toe, eveneens den boei te pakken, nadat we hun dezen opnieuw hadden toegewor pen. Geen van beiden durfden zij echter van boord te komen. Ook was het onmo gelijk, door bet lievige stormweer en den feilen Noord-Westenwind, een jol over boord te zetten. En terwijl wij nog in de nabijheid waren, zagen wij het vaartuig plotseling in de diepte verdwijnen, zonder dat bet ons mogelijk was, de beide opva renden to redden. Wij zijn toen maar naar Vlissingen te ruggekeerd en hebben daar rapport uitge bracht van hetgeen wij hadden meege maakt." Tot zoover het verbaal van. den heer Struijs. De loodsboot heeft later nog de omge slagen Arn. 27 nabij Rommekens op het strand gezet. Verschillende schepen gestrand. Men meldt ons uit IJmuiden: De vischbotter Helder 20 is nabij Eg- mond tijdens hevig stormweer gistermor gen gestrand. De opvarenden zijn gered. In het Hellegat bij Willemstad is een tiental schepen gezonken, bclioorende aan de firma Plouvièr en de maatschappij „Vrachtvaart". Nader wordt gemeld: Omstreeks 10 uur gistermorgen bevonden zich ter plaatse een 3-tal sleepen met to taal 7 sleepschepen. Door den plotseling uitschjetenden wind bestond er geen kant, de boven binnen te loopen, zoodat 6 der schepen vol liepen en zonken. Een schip per kon in de hav.en van Numansdorp worden binnengebracht. De opvarenden konden, zoover bekend, allen worden gered. De „Minister Lely" van de Rotetrdamsche Tramweg-Maat schappij redde twee mannen, twee vrou wen en vier kinderen. Een der gezonken schepen behóórde aan de N.V. Plouvier's Transport Co. te Rot terdam, een aan de Mij. Vrachtvaart te Rotterdam; twee aan de N.V .v. Haaf ten's Grint- en Ballast Mij. te Rotterdam en twee aan de N.V. Mij. Luctor te Dordrecht Uit Wemeldinge: De sleepboot Schelde No. 1 is uitgevaren ter assistentie van een motorschip, dat ge strand is nabij Gorishoek. Het visschersvaartuig Phillipine 6, geladen met mosselen, is in aanvaring ge weest met de vrachtboot Industrie. De Phillipine 6 kreeg aanzienlijke averij. De lading mosselen werd buiten boord ge worpen. Het schip is op het droge gezet. Het sleepscbip Leopold, schipper Zomer, geladen met kolen, is door storm weer overvallen en is met waterschade aan do lading binnengesleept. De tramboot heeft gistermiddag zeven schipbreukelingen té Zijpe aangebracht. Gistermorgen strandde te Egmond aan Zcc een schip, waaraan de bemanning is gered. Een ander schip is nog in bet zicht. Er zitten nog drie visschersvaartuigen op de kust in de buurt van Zoutelande. Voor de bemanningen beslaat geen direct levensgevaar. Zij kunnen pas gored wor den als de reddingsboot, bij hoog water,- de schoepjes kan naderen. Ernstige brand. Gisternacht is te Laren afgebrand hot huis van zekeren Majoor, bewoond door vijf gezinnen. De bewoners konden allen het branden de buis verlaten, behalve de 19-jarige C. Majoor, die zoo vast schijnt te hebben ge slapen, dat hij niet wakker is gc-worden. Hij is in de vlammen omgekomen. Een vijftal paarden en een hooiberg zijn even eens verbrand. Uit het Sociale Leven De Arbeidersbeweging Wij zien in de arbeidersbeweging de machtige openbaring van' de wording eencr nieuwe verhouding in de maatschappij. De staatkundige en maatschappelijke zelf standigheid dier brcecle klasse loonarbeid ders. dat is het ideaal, dat ons bij d© maatschappelijke en staatkundige hervorm kegeeren, v00r 00gen staa^, Wij zijn niet zoo rijk als de socialisten,"' dat wij een voorstelling hebben van dé maatschappelijke vormen, waarin het Ie-? ven zich zal openbaren, wanneer het doel' bereikt is, maar die armoede verschrikt ons niet; vooreerst omdat de profetisch© kracht der socialisten ons wat twijfetochJ tig voorkomt, en dan, omdat wij onzerzijds meenen, dat het aan God is, om de geschied dems te maken en aan de menschen om in] de wereld hunne roeping te vervullen. Maar daarom gelooven wij dan ook, dat'' het optreden der arbeiders in hunne be-»; weging niet beheerscht moet worden doo^i een toekomst, waarvan zij niets weten/ maar door hunne tegenwoordige roeping.' Daarom- zijn wij overtuigd, dat de arbeid, dersbeweging, door zich los te rukken van1 de banden van het recht en- door ziclr willekeurig .en met geweld een weg te wil len banen, van den goeden weg afraakt en! wel verstoren en -vernietigen kan, maar' niet bouwen. De arbeider, die al zijn kracht inspant: om zijn recht te handhaven, zijn recht om zijn roeping te vervullen in gezin, maat-; schappij, staat en kerk en daarbij in sa^\ menwerking met anderen kracht zoekt,', werkt naar onze overtuiging aan de her vorming der maatschappij. Hij staat voor het recht en al verliest hij tijdelijk, hij moet op den duur winnend Maar wie vooruit wil langs paden van on* recht, hij kan tijdelijk winnen, maar zijn) winst gaat voorbij. Daar is een wet, die sterker is dan de socialistische wet der maatschappelijke evolutie, do wet v?n God, die het kwadé wreekt. TALMA. j\ Ontslag van Ambtenaren. f De voorzitter en de secretaris van dé: Anisterdamsche Federatie van Personeel in Openbaren Dienst hebben aan den gé» meenteraad geschreven, dat zij niet stij gende ergernis kennis hebben genomen! van liet jongste ontslag aan'de gemeente'- elektriciteitswerken van 50 arbeiders en van bet in voorbereiding zijnde ontslag van een ongeveer gelijk aantal arbeiders» Zij verzoeken den raad. bet daarheen té leiden, dat de 50 ontslagenen weer worden1: ie werk gesteld en geen verder ontslag zal word-en—gegeven. u Wachtgelders. Het dagelijksch bestuur der „Centrale van vereenigingen van Personeel in 's Rijksdienst" heeft an zijn op 14 Juli t gehouden vergadering besloten, een be- middeliiigs-instituut voor wachtgelders in fcet leven te roepen, dat, ten bate van de wachtgelders, in voortdurende verbinding zal «taan met het Rijks-bemiddelingsbu-.1 reau aan het. Departement van Financiën, De aangesloten vereenigingen hebben, een uiteenzetting van de taak van dit" nieu we- instituut ontvangen, met verzoek om INGEZONDEN (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie) Hcrter.xiugsavcnd MaLKsr.oe 1914. De "Commiss'e voor de Herdenk'ng der Mobilisatie 1914 heeft een Herdenkings- avond georganiseerd op D o n d e r d a g 31' Juli a.s. te 8 uur in de Stadsge hoorzaal. Daar zullen 'n 3-tal zeer begaafde spre kers van verschillende richting zich doen!- hooren. Hunne namen zullen wij nader be kend maken. Het Leidsch Muziekcorps beeft zich wel- willend bereid verklaard eenige muziek nummers ten gehoore te brengen, terwijl Mejuffrouw B. van der Hoeven de aan wezigen van haar schoon stemgeluid zal doen 'genieten. Alle gémobiliseerden uit Leidon en omstreken worden er met hunne dames verwacht. Zij zullen er oude vrienden en kennissen ontmoeten, vriendschapsbanden zullen er worden versterkt, de kennismaking ver-» nieuwd. 'i: Zij zullen zich daar de dagen met elkan-* der doorgebracht, kunnen te binnen bren gen, dagen van lief en leed, prettige daa gen, die zij ook ongetwijfeM met eTcander hebben doorgebracht, want 't is toch ze ker waar dat, hoe onaangenaam de oproep onder de wapenen voor de meesten was, er toch voor hen tijdens hun verblijf onder de wapenen prettige, vriendelijke, zonnige dagen zijn geweest. En bet onaangename, het nadeelige van. de mobilisatie, de schade in het bedrijf, het verlies van een betrekking, ook dat zal er worden herdacht. Want er is een. fonds tot ondersteuning van hen, die nog onder de gevoligen van den oorlog lijden. En ter versterking van dat fonds zuTen op dien Herdenkingsavond vriendelijke jongedames rondgaan om een prentbrief kaart aan te bieden, die betrekking heeft op de mobilisatie en die men voor het luU tel© bedrag van 10 ets. kan koppen. Natuurlijk wordt een grooter bedrag danlkbaar aanvaard, omdat men daarmede zijn wapenbroeders, die tengevolge van de mobilisatie in de verdrukking verkeeren, steunt. Het zal dan voor alle gemobiliseerden een aangename avond z'jn, zonder eert feestavond te worden, hetgeen, gelet op den ernst van hetgeen overdacht wordt, niet zou passen. Het moet een rustige, waardige overdenking blijven. Gemobiliseerden van Leiden én omstreken, wij roepen U dus toe: „Komt allen op naar do Stadsgehoorzaal op 31 Juli a.s." Voor de verkrijging van de toegangshek, wijzen verwijzen wij naar achterstaand©' advertentie. Het Plaatselijk Comité, N. C. De GIJSELA AR. Eere-Voorzittcr j AUG. L. REIMERINGER, Voorzitter.* F. G. ROSIER. Secretaris. M. A. A. STEYNS, Penningmeester.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 7