Dagblad voor Leiden en Omstreken.
ODRANT
ABONNEMENTSPRIJS
In Lelden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaalf2.50
Per week f 0.19
Franco per post per kwartaal. f2.9P
5de JAARGANG. - MAANDAG 7 JULI 1924 No. 1253
BureauHooigracht 35 - Leiden Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936
ADVERTENTlE-PRIJö
Gewone advertentiën per regel 221/* cent.
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief.
Bij contract, belangrijke reductie.
i Kleine advertentiën bij vooruitbeta
ling van ten hoogste 30 woorden, worden
dagelijks geplaatst ad 50 cent.
V Moord en zelfmoord.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
publiceert omtrent de gewelddadige le-
vensberoovingen droeve cijfers, die wel in
ataat zijn tot nadenken te stemmen.
In 1923 bedroeg het aantal gerechte
lijk geconstateerde gewelddadige levens-
beroovin<ren door misdrijf 63, docr zelf
moord 517.
Onder de laatstgenoemde kwamen
voor 360 mannen en 157 vrouwen. Van
de mannen waren er ongehuwd 138, ge
huwd 161, gehuwd geweest 61. Voor de
vrouwen waren deze cijfers Tesp. 57, 73
en 27.
Van het totaal der zelfmoordenaars
hadden er 174 geen beroep, van 31 was
het beroep onbekend, 71 behoorden tot
de landbouwende bevolking, 130 tot den
arbeidersstand. 64 waren werkzaam in
den handel, 30 ambtenaren of beoefe
naars van vrije beroepen en 17 huisbe
dienden.
In 176 gevallen werd zelfmoord ge
pleegd door verdrinking, in 231 gevallen
door ophanging en verwurging, in 33 ge
vallen door vuurwapenen, in 18 door
snijdende werktuigen, in 20 door vergift,
in 18 door verstikking door kolendamp,
gas enz. en 21 gevallen op andere wijze."
Dat zijn treurige cijfers.
In één jaar tijds in ons kleine landje 63
moorden.
Een bewijs, dat de eerbied voor het le
ven van den naar Gods beeld geschapen
mensch vermindert en dat met de stellige
eischen van Gods wet geen rekening wordt
gehouden.
Huiveringwekkend groot is bet aantal
zelfmoorden.
Het leven is moeilijk. De zorgen zijn
vaak zoo groot. En-als er dan geen geloof
is in de voorzienigheid Gods, die ons uit
zijne Vaderhand alle dingen doet toeko
men, dan wordt de last schier niet te dra
gen en komt men er toe er maar een eind
aan te maken.
Op een droeve zedelijke verwording wij
zen deze cijfers.
Maar ook op de Toeping van de Chris
tenheid om in zooveel donkerheid het licht
van het Evangelie van Gods genade te la
ten schijnen.
Vloeken.
Een verblijdend verschijnsel is zeker wel
de toenemende act'e tegen het vloeken.
De vorige week werd gemeld dat te Delft
een voorstel tot invoering van een vloek-
verbod door leden van diverse partijen,
ook van links werd gesteund.
En thans bevat het liberale Handelsblad
een Zondagmorgenheschouwing over het
vloeken, waaraan het volgende is ontleend:
„Een paar jaar geleden was in het over
kapte gedeelte van het spoorstation té
Amersfoort een aanplakbiljet, waarop met
groofe letters gedrukt stond:
„Gelooft gij in het bestaan van een Al
machtig God? Heb dan eerbied voor Hem
en gebruik niet ijdel, onnoodig of ondoor
dacht Zijn Naam. Gelooft gij niet in het
bestaan van een Almachtig God, gebruik
dan ook niet Zijn Naam. want gij maakt
daardoor uzelf bespottelijk, en kwetst an
deren er mee."
Deze dictie trof mij, als zeer gelukkig
gekozen.
Daarom herhaal ik ze hier.
"Want ook ik heb een afkeer van alle
soorten van vloeken.
Ik wil zwijgen over het werkelijke vlóé
ken, in woede, toorn of haat. Dit is,
ethisch gesproken, zonder twijfel het erg
ste. Want daarbij worden de schrikkelijke
woorden, d:e men uitspreekt, zooal niet in
hun volle, oorspronkelijke beteekenis, dan
toch eenigszins'in de richting daarvan,
hoosaardig gemeend.
Daarnaast echter hooren wij dagelijks
om ons heen iets wat men onwerke'liik-
vloeken kan noemen, iets wat uit een
ethisch oogpunt minder diep gaat, maar
voor een fijngevoelig oor niet minder weer
zinwekkend is.
Sommige menschen meenen dat zij dit
smakeloos gebrujk af en toe noodig heb
ben, b.v. om hij hun orders aan onderge
schikten bijzondere kracht bij te zetten.
Doch zouden zij welbezien, ook op een on
beschaafd personeel, niet meer indruk
maken met gekuischte taal dan met ruwe
termen, waaraan rume gemoederen in hun
eigen omgeving maar al te zeer gewend
zijn?
In een taalkundige voordracht hoorde ik
eens de zeer juiste opmerking maken: dat
het losweg gebruik van vloekwoorden
doorgaans voorkomt uit gemakzucht. Men
geeft zich op een oogenhlik van verbazing,
of ergernis, niet de noodige moeite om een
voor de gelegenheid passend hijvoegelijk
naamwoord te zoeken en grijpt dan maar
naar een voor de hand liggenden „kracht
term", die dus alles behalve van
kracht, maar veeleer van zwakheid ge
tuigt.
Jammer genoeg, dat zulke termen zoo
„voor de hand liggen".
En het jammerst dat dit allermeest het
geval is met het woord: „God". In hoe
menigen familiekring kan men opmerken
dat, naarmate het gesprek levendiger
wordt, dit woord, „zonder eTg" uitgespro
ken, niet van do lucht is!
Het schijnt een bijna algemeene behoef
te te zijn, er een stopwoord op na te hou
den.
Maar waarom daartoe dan niet bever
een ander.gekozen dan het in onze en aan
verwante talen allerlieilig'st woord?
Afgezien van alle confessioneel gefolofs-
verschil, moet het stuitende daarvan toch
wel gevoeld worden door elk, die eenige ka»
raktervroomheid in zich heeft, in den
een of anderen vorm van bescheiden
kieschheid jegens het Onbegrijpbare, dat
„alle verstand te hoven gaat",
'En waar die drijfveer, zeldzamerwMze,
geheel mocht ontbreken, zou men dan
maar niet vast beginnen, uit een oogpunt
van beschaafdheid die ruwe gewoonte in
zich te bestrijden?
STADSNIEUWS.
Oe vacature- prof. Pijper.
Naar men uit goede bron verneemt, is
binnenkort de benoeming van prof, dr. A.
Eekhof, thans buitengewoon hoogleeraar
in de geschiedenis van het Gereformeerd
protestantisme aan de Leidsche Universi
teit, tot gewoon hoogleraar in de geschie
denis van den Ckristelijken godsdienst aan
dezelfde universiteit .als opvolger van prof.
dr. F. Pijper, te wachten.
N.V. Ee'ectriciteits- en Gas-Mij. v h. Pe
Vries en Stevens.
In de Zaterdagmiddag gehouden verga
dering der aandeelhouders werd het divi
dend bepaald op 6 pet. (6 pet.)
De heer J. J. de Jongh werd als com
missaris herkozen.
Leidsch-Po'. Muziekgezelschap.
Op Dinsdag 8 Juli 1924 des avonds te
7.30 uur geeft bovengenoemd Muziekgezel
schap een concert in den tuin (bij ongun-
st;g weder in een der zalen) van het Kon.
Mil. Invalidenhuis, gelegen aan den Hoo-
gen Rijndijk, door het Muziekgezelschap
aan de inwonenden van het
Zaterdagmiddag, om twaalf uur had
in het Plantsoen een ongeval plaats.
De 16-jarige J. H., een weesjongen,
kwam met twee fietsen uit de richting van
de Doezastraat.
Voor hem reed een sleepers wagen, be
stuur door A. H. uit Leiderdorp. Terzijde
van den weg liepen twee dames, waarvap.
één op het smalle trottoir.
Waarschijnlijk in de^ meening dat er
ruimte genoeg was, reeds hij door, waar
bij hij echter in aanraking kwam met
een der dames, met het gevolg, dat hij
kwam te vallen, en onder den wagen ge
raakte.
Hij klaagde over pijn in dep rug, en
had een bloedende wond aan de linker
kaak hekomen.
Den bestuurder van den wagen treft
geen schuld; de dames zijn onbekend ge
bleven. j i
Een Haagsche chauffeur, W. B., trof
Zaterdagmiddag op den Haagweg twee
jongens aan, respect. 13 en 16 jaar oud.
De jongens vroegen of ze een eindje
mochten meerijden, wat toegestaan werd.
Onderweg - bleek, dat ze uit Amsterdam
kwamen, en zp niet huis durfden komen,
uit vrees voor straf wegens diefstal van
wortelen.
Te Leiden aangekomen, stopte de chauf
feur voor het politiebureau, en leverde
hij het tweetal af aan de politie, die er
voor zorgde, dat ze weer spoedig in ide
ouderlijke woning konden terugkeeren.
Zondagmiddag heeft in de Vestesfraat
een ernstige vechtpartij plaats gehad.
Aanleiding ertoe gaf de 68-jarige tim
merman W. F. de K., die, in kennelijken
staat, verkeerende, naar zijn vrouw wilde
slaan.
Twee stiefzoons, R. L. L. de B. en K. W.,
die hiervan getuige waren namen het voor
de vrouw op, waarbij W. zijn vader met
een ketting bewerkte. Deze wilde zich wre
ken op den oudsten zoon, die hij met een
geopend mes in de hand op straat nazette.
Op 't onverwachts koerde L. de B. zich
om, trok z^jn schoen uit, en gaf zijn ach
tervolger daarmee een zoodam'gen klap op
het hoofd dat hij zich onder geneeskundi
ge behandeling moest stellen.
Na door dr, S., van den Eerste Hulp
dienst te zijn verhonden, werd hij in het
Acad. Ziekenhuis verder behandeld, en
vandaar naar zijn woning teruggebracht.
De heer G. A. Rademaker, tot arts
bevorderd, is bestemd tot reserve-officier
van gezondheid 2e kl. bij het leger hier te
lande.
Voor het voorloopïg machinistendi
ploma slaagden N. J. Stavast en J. J. Ro
man, alhier.
Mej. Lydïa Kocmans, candidaat in do
theologie aan de Rijksuniversiteit, is door
den kerkeraad der Ned. Herv. gemeente
van Hoogkerk en Leegkerk benoemd tot
hulppredikante, voorloopig voor een jaar.
In de Stedelijke Werkinrichting z'jn
in de week van 29 Juni tot en met 5 Juli
opgenomen: 168 volwassen personen en 12
kinderen; totaal 180.
BINNENLAND
BEZUINIGING QP HET H. 0.
Het rapport der staatscommissie.
Bij K. B. van 24 Februari 1923 wérd in
gesteld een Staatscommissie aan welke
werd opgedragen na te gaan of en zoo ja,
hoe kostenbesparing op het openb. hooger
ondorw. kan worden verkregen, zander het
peil van dit onderwijs in het algemeen te
verlagen, de verhouding tusschen open
haar en hijzonder hooger onderwijs nader
kan worden geregeld, zoodat het hij zon
der universitair onderwijs zich naar zijn
aard beter zal kunnen ontwikkelen, dan op
het oogenhlik het geval is.
Aan het nu verschenen verslag de
zer commissie ontleenen wij het volgende:
De commissie is van oordeel, dat de
Landhóuwhoogeschool te Wageningen en
de "Veeartsenijkundige hoogeschool te
Utrecht behooren te ressorteeren onder
het departement van Onderwijs.
In groote meerderheid neigde de Staats
commissie ten aanizien van de Veeartse-,
nijkundige Hoogeschool er reeds spoedig
toe om te ad viseer en over te gaan tot een
nauwe vereeniging van deze hoogeschool
met de eveneens te Utrecht gevestigde uni
versiteit.
De commissie is verder van meening, dat
opheffing van een der Rijksuniversiteiten
niet zou leiden tot een aanmerkelijke kos
tenbesparing. Wel zal een goed doorge
voerde rolverdeeling tusschen de universi
teiten dit op den duur bewerkstelligen.
Wat de kwestie betreft om meer onder
ling verhand te brengen tusschen de uni
versiteiten en de hooge schoen door instel
ling van een centraal curatorium, acht de
Staatscommissie een dergelijk instituut
niet gewenscht. Wel acht zij een geregeld
overleg tusschen het departement en de
colleges van curatoren van veel gewicht.
Ook heeft de commissie een onderzoek in
gesteld; naar aanle'ding van de klachten,
dat de onderwijsgebouwen het Rijk zoo
veel gekost hebben.
Een sub-commissie bevond, dat de
onderwijsgebouwen, in den laatsten
tijd gesticht, a's welke noodeioos
duur moeten worden aangemerkt
o.a. is het gebouw voor analytisohe schei
kunde te Delft, op b;jzonder weelderige
wijze zijn ingericht Evenmin js do noodige
zuinigheid betracht bij de stichting van
het nieuwe gebouw voor weg- en water
bouwkunde aldaar en het gebouw voor on
derwijs in scheikunde in den Wippolder
te Delft.
Ook is dit h^t. geval geweest hij de stick
ing van het Anatomisch Instituut voor de
Veeartsen!jkuivdige Hoogeschool.
Algemeen is de Staatscommissie van
oordeel, dat er geen bezwaar tegen be
staat, de mogelijkheid ie openen om ook
het candidaatsexamen. afge'egd ten over
staan van een faculteit van een bijzondere
universiteit, voor zoover zij is aangewezen
voor het doctoraal examen, dat op bedoeld
candidaatsexa.men volgt, te erkennen, in
d:en zin, dat op dit candidaatsexamen
aansluit een doctoraal examen, aan een
'Openbare universiteit of aan een andere
bijzondere universiteit af te leggen. Om
gekeerd zal op een cand;daatsexamen. af
gelegd aan een openbare universiteit, moe
ten kunnen volgen een doctoraal examen
aan een bijzondere universiteit. Men meen
de te weten, dat het reeds de bedoeling
was van de ontwerpers van het nieuwe
Academisch Statuut om het mogeliik fe
maken, dat de examens, afgelegd aan de
Vrije Universiteit, ook zouden ge'den voor
de openbare universiteiten.
Een voorstel tot wijziging van enkele
artikelen van de hooger onderwijswet is
hij d:t verslag gevoegd. Hierdoor zou hpt
mogelijk worden, de gedachte tot uitvoe
ring te brenven. dat de examens, afge
legd aan de Vrije Universiteit, ook zou
den gelden voor de openbare universitei
ten.
Eenparig is de commissie van oordeel,
dat er hij den hirdigen financieel en toe
stand van ons land* in de eerstvolgende ja
ren geen sprake kan z'jn aan de bijzon
dere universiteiten, financieelen steun uit
's Rijks kas te verleenen. In meerderheid
acht zij het voorsteden van een regeling
voor de toekomst thans voorbarg.
Meent men, dat het tijdstip voor een po
sitieve uitspraak thans gekomen is. dan
verklaren nu reeds eenige leden dezer
meerderheid, dat zij voor financ-'eelen
steun aan het bijzonder universitair on
derwijs niet gelijke moreele gronden kun
nen aanwezig achten, als ook gelden vol
gens hun meening voor het lager en mid
delbaar onderwijs. De minderheid, die zich
in beginsel verklaart voor het verleenen
Van financieelen 'steun aan het hij zond er
universitair onderwijs meenit, dat hot de
taak van de commissie is, zich thans uit
Aan het Zoeklicht T
Leiden, 6 Juli 1924
In de Telegraaf vond ik de volgende oir*
hei'spellende voorspelling:
Naar ons uit parlementaire kringen ge*
meld wordt, heeft de nieuwe Tariefwet bij
het onderzoek in de afdeelingen van de
Tweede Kamer sterken tegenstand ont*
moet, niet alleen bij alle linker groepen,
doch ook bij rechtsche Kamerleden, n.l,
bij de Christel'"jk Historischen. Blijft deze
fractie bij haar pricipieel verzet (gelijk
dat ook tot uiting is gekomen bij de ver*,
lenging van het Schoenenwetje) dan wor*,
den de kansen op aanneming van het ont* i
werp ongunstig geacht.
Een zonderlinge manier van bericht-*
geverij is dat.
Ja, als de Chr. H:st. tegenstemden en
de geheele linkerzijde stemt natuur- t
1 ij k tegen, dan is het lot van het ont*
werp heslist, en behoeft er van ongunstige
kansen zelfs niet gesproken te worden.
Overigens heb ik van principieel verzet-
't gaat hier over een heel andere ma
terie dan bij het Schoenenwetje in C.
H. kringen nooit iets bemerkt.
En ik geloof dan ook n et dat de kansen
van 't ontwerp, dat in onderdeden al'icht
nog wel gewiizigd zal worden, zoo slecht
staan als de Telegraaf het doet voorkomen
OBSERVATOR
te spreken ovser het al of niet verleenen
van dien steun en betreurt het, dat hear
inzicht niet door de meerderheid van de
leden gedeeld is.
Herdenking Mobilisatie 1914.
Ten, einde misverstand weg te nemen zij
vermeld, dat het de bedoeling is om uit
de in te zamelen gelden alleen te steuren
hen, die in de oorlogsjaren onder de wa
penen zijn geweest en die, voor hun per
soon, hun gezin of hun bedrijf in bijzon
dere mate hebben ondervonden nadeel an,
welke aanwijsbaar het gevolg zijn van de
vervulling van militairen dienst geduren
de dien tijd.
Of een fonds kan worden gevormd uit
de rente waarvan de bedoelde steun kan
worden gegeven dan wel volstaan zal
moeten worden met toekenning van eeni
ondersteuning in eens of gedurende be
perkten tijd, zal van de opbrengst der in
zameling afhangen.
Rijnland's boezemwater.
Naar uit inlichtingen ter bevoegd er
plaatse blijkt is Rijnland's gemaal te Half*
weg hersteld, althans was het mogelijk
het in 1924 veel en flink te laten werken.
Blijkbaar zegt de N. R. Crt., heeft ie
eeuwenoude instelling Rijnland het niet
erg gevonden, de lezers van de jaarversla
gen een jaartje te laten wachten op be
richt omtrent het trillende gemaal. Een
minder deftige instelling had bij volledig
of zoowat volledig herstel van dit zeer
ernstige euvel niet nagelaten in het jaar
verslag van zijn vreugde, op zijn minst ia
een noot, blijk te geven.
Dat trots dit vele en flinke malen de
toestand om en in Haarlem zoo allerdroe
vigst is, bewijst, dat Rijnland's afweermid
delen te-gen de verzoutingen niet in staat
zijn, of zoo gebruikt te worden dat zij
niet in staat zijn die te bedwingen. Want
hier kan de Schuld niet dan misschien;
voor een zeer klein deel op een ander
(Stork) geschoven worden.
Forensenbelasting.
Naar het Weekbl. der dir. bel., invoerr.)
en acc. verneemt, beginnen 'verschillend a
gemeenten foremsenaanslagen op te leg
gen aan. ambtenaren der belastingen, wier,
rayons zich over eenige gemeenten uit
strekken, en die geacht worden meer dan
<FEl»ILl>:tOW
De Sterren hadden gelonei.
Verhaal uit den dertigjarigen oorlog.
12)
Nu ontstond er een woeste strijd.
De jeugdige prins werd door een sabel
houw getroffen en van het paard gewor
pen.
Het volvende oogenhlik zat hij weder te
paard, doch om te zien, hoe de zijnen
vloden en hijzelf door dé ruiterij van
Pappenheim gevangengenomen werd.
Moedig streden de Moraviërs met den
graaf van Schlick aan de spits en ze zou
den waarschijnlijk het veld behouden heb
ben, indien niet de 6000 Hongaren, die de
achterhoede vormden, en hoegenaamd aan
geen krijgstucht gewend waren, hunne
wapens nedergeworpen hadden en ge
vlucht waren in de richting, waarin de
Moraviërs kampten.
Tegen zulks een dubbelen storm waren
deze niet bestand.
Nog had de klok van de hoofdkerk geen
één uur geslagen, of de slag was verloren.
De Winterkoning, zooals de vijanden
6potfend den Bokeemsclien vorst noemden,
omdat hij den eenen winter gekroond, den
anderen onttroond was, had zijn land en
zijn vrijheid verloren.
Rustig zat de koning aan den middag-
disc.h, toen een ruiter tot hem kwam, om
hem te berichten, dat de slag aangevan
gen was.
Hij stond op en maakte zich gereed om
naar het slagveld te rijden.
Nog eer hij aan de poort was, kwam de
oude prins Christiaan van Anhalt, die in
den strijd zijn hoed verloren had, hem te
gemoet en meldde hem, dat de s'ag verlo
ren was. i
Frederik behoefde er zelfs niet meer aan
te twijfelen,
Immers van alle zijden zag men solda
ten en officieren tegen de wallen opklau
teren, om zich binnen de stad te redden.
Toen men echter zag, dat de keizerlijken
de vluchtelingen niet najaagden, opende
men de poort en liet ze binnen, nadat men
de zekerheid had bekomen, dat er ginds
niets meer te winnen, slechts te verliezen
viel.
Wij wagen het niet. het tooneel aan de
geopende poort te.beschrijven, toen de
burgers der stad onder de terugkeerenden
hunne betrekkingen gewond weder ontvin
gen, of vernamen dat ze in den strijd ge
vallen waren.
De koning keerde naar het paleis .terug.
Was het om te beraadslagen, wal Irm
te doen stond, ol vreesde hij wellicht, n it
de ongelukkigen. ^-er leven hij zoo licl. -
vaardiglijk op spel had gezet, zich
straks in woede tegen hem keer en zou
den?
In de woning van den landrechter Wer
ner zat men zwijgend bijeen.
Reeds had de ongelukstijding het huis
bereikt, maar men had aangaande Garl
noch Frans iets vernomen. Wilhelm was
wedergekeerd, doch nadat hij aan de deur
vernomen had, dat de beide vrienden niet
teruggekeerd waren, had hij zich terstond
weder naar de poort begeven.
Onmiddellijk had de landrechter zijn
twee dienaren gelast hem te volgen, daar
hijzelf heter vond de meisjes ndet alleen
te laten.
De knechten hadden Wilhelm eerst bij
de poort ingehaald.
Samen begaven zij zich naar hui ten,
mot het vaste voornomen Carl en Franz te
zoeken, en niet terug te keeren, eer zij
hen gevonden hadden.
Wilhelm was door den koning naar het
leger der Bohemers gezonden, die, zooals
onze lezers zich herinneren zullen, reeds in
den aanvang door de vlucht der Honga
ren genoodzaakt waren, van het slagveld
te wijken.
Daardoor was hij onder de eersten ge
weest, die de muren van Praag bereikt
hadden.
Hij wist echter, dat Carl in het park ge
streden had en begaf zich naar die zijde.
Nog eer hij aan de plaats van den strijd
gekomen was, ontmoette hij beiden.
Frans en Garl hadden zich met den
graaf von Thnrn en vele andere officieren
tegen de vluchtende Hongaren gesteld, om
hen te bewegen in den strijd weder te kee
ren, doch vruchteloos hadden zij gebeden
en gedreigd.
Nog hadden zij, hoe gering In aantal ook
getracht, hunne stelling te behouden.
Een keizerlijk ruiter had Frans met een
sabelhouw van het paard geveld.
Carl had den ruiter doorschoten, doch
ontving een trap van het steigerend paard,
zoodat ook hij ter aarde zonk.
Een oogenhlik was hij bewusteloos en
dit was wellicht zijn geluk.
Toen hij de oogen opsloeg, was de stel
ling verlaten.
Het lot van den slag was al heslist.
Hij zag naar zijn vriend, die, uit den
schouder bloedende, naast hem lag.
Zelf gevoelde hij hevige pijn in de borst.
Doch met inspanning van al zijne krach
ten richtte hij zich op en overzag het
veld. G:nds in het keizerlijk leger hoorde
hij gejubel opgaan.
In de richting naar de stad bewogen
zich groote menigten voorwaarts.
Hij begreep alles in een oogwenk en be
sloot zijn vriend mede te voeren.
Hij beproefde Frans bij te brengen door
hem het gelaat te besproeien met het wa
ter uit zijn veldflesch en na eenige oogen-»
blikken sloeg deze dan ook de oogen op.
Nu deed Carl hem drinken en toodra
Frans het bewustzijn verkregen had, (X
de hij hem mede, hoe de zaken stonden. I
,Xaat ons trachten saam de stad to be* j
reiken," zeide Garl.
„Ik kan niet! Ga gij alleen-, Carl, en laat
mij! Zorg voor mijne zuster, indien menj
mij doodt, eer ge weerkomt."
„Spreek daarvan niet! Komaan, ik zal
u helpen! AI3 gij hier blijft, blijf ik ook 1
en we komen beiden om."
De laatste woorden schenen een krach ti*
gen invloed op den gewonde uit te oefenen.
Hij richtte zich op en, door Carl go*
steund, stond hij, doch zou weer geval*
len zijn, indien Carl hem niet vastgehou*
den had.
„Ik zal u dragen," zeide deze. „Ga nu
als een kind op mijn schouders rusten!"
„Gij kunt niet!" stamelde Frans.
„Ik kan! Het moet, Frans! Zie, het gaati
al! Zou ik uwe zuster onder de oogen tre-i
den en zeggen, dat ik u hier gelaten hadf J
Nooit!"
Geruimen tijd had Carl het volgehouden,?
doch zijne kracht raakte uitgeput, toen hij;
in de verte Wlhe'.m zag naderen.
(Wordt verro!;!).