Dagblad voor Leiden en Omstreken. ODRANT ABONNEMENTSPRIJS In Lelden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaalf2.50 Per week f 0.19 Franco per post per kwartaal. f2.9P 5de JAARGANG. - MAANDAG 7 JULI 1924 No. 1253 BureauHooigracht 35 - Leiden Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936 ADVERTENTlE-PRIJö Gewone advertentiën per regel 221/* cent. Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief. Bij contract, belangrijke reductie. i Kleine advertentiën bij vooruitbeta ling van ten hoogste 30 woorden, worden dagelijks geplaatst ad 50 cent. V Moord en zelfmoord. Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceert omtrent de gewelddadige le- vensberoovingen droeve cijfers, die wel in ataat zijn tot nadenken te stemmen. In 1923 bedroeg het aantal gerechte lijk geconstateerde gewelddadige levens- beroovin<ren door misdrijf 63, docr zelf moord 517. Onder de laatstgenoemde kwamen voor 360 mannen en 157 vrouwen. Van de mannen waren er ongehuwd 138, ge huwd 161, gehuwd geweest 61. Voor de vrouwen waren deze cijfers Tesp. 57, 73 en 27. Van het totaal der zelfmoordenaars hadden er 174 geen beroep, van 31 was het beroep onbekend, 71 behoorden tot de landbouwende bevolking, 130 tot den arbeidersstand. 64 waren werkzaam in den handel, 30 ambtenaren of beoefe naars van vrije beroepen en 17 huisbe dienden. In 176 gevallen werd zelfmoord ge pleegd door verdrinking, in 231 gevallen door ophanging en verwurging, in 33 ge vallen door vuurwapenen, in 18 door snijdende werktuigen, in 20 door vergift, in 18 door verstikking door kolendamp, gas enz. en 21 gevallen op andere wijze." Dat zijn treurige cijfers. In één jaar tijds in ons kleine landje 63 moorden. Een bewijs, dat de eerbied voor het le ven van den naar Gods beeld geschapen mensch vermindert en dat met de stellige eischen van Gods wet geen rekening wordt gehouden. Huiveringwekkend groot is bet aantal zelfmoorden. Het leven is moeilijk. De zorgen zijn vaak zoo groot. En-als er dan geen geloof is in de voorzienigheid Gods, die ons uit zijne Vaderhand alle dingen doet toeko men, dan wordt de last schier niet te dra gen en komt men er toe er maar een eind aan te maken. Op een droeve zedelijke verwording wij zen deze cijfers. Maar ook op de Toeping van de Chris tenheid om in zooveel donkerheid het licht van het Evangelie van Gods genade te la ten schijnen. Vloeken. Een verblijdend verschijnsel is zeker wel de toenemende act'e tegen het vloeken. De vorige week werd gemeld dat te Delft een voorstel tot invoering van een vloek- verbod door leden van diverse partijen, ook van links werd gesteund. En thans bevat het liberale Handelsblad een Zondagmorgenheschouwing over het vloeken, waaraan het volgende is ontleend: „Een paar jaar geleden was in het over kapte gedeelte van het spoorstation té Amersfoort een aanplakbiljet, waarop met groofe letters gedrukt stond: „Gelooft gij in het bestaan van een Al machtig God? Heb dan eerbied voor Hem en gebruik niet ijdel, onnoodig of ondoor dacht Zijn Naam. Gelooft gij niet in het bestaan van een Almachtig God, gebruik dan ook niet Zijn Naam. want gij maakt daardoor uzelf bespottelijk, en kwetst an deren er mee." Deze dictie trof mij, als zeer gelukkig gekozen. Daarom herhaal ik ze hier. "Want ook ik heb een afkeer van alle soorten van vloeken. Ik wil zwijgen over het werkelijke vlóé ken, in woede, toorn of haat. Dit is, ethisch gesproken, zonder twijfel het erg ste. Want daarbij worden de schrikkelijke woorden, d:e men uitspreekt, zooal niet in hun volle, oorspronkelijke beteekenis, dan toch eenigszins'in de richting daarvan, hoosaardig gemeend. Daarnaast echter hooren wij dagelijks om ons heen iets wat men onwerke'liik- vloeken kan noemen, iets wat uit een ethisch oogpunt minder diep gaat, maar voor een fijngevoelig oor niet minder weer zinwekkend is. Sommige menschen meenen dat zij dit smakeloos gebrujk af en toe noodig heb ben, b.v. om hij hun orders aan onderge schikten bijzondere kracht bij te zetten. Doch zouden zij welbezien, ook op een on beschaafd personeel, niet meer indruk maken met gekuischte taal dan met ruwe termen, waaraan rume gemoederen in hun eigen omgeving maar al te zeer gewend zijn? In een taalkundige voordracht hoorde ik eens de zeer juiste opmerking maken: dat het losweg gebruik van vloekwoorden doorgaans voorkomt uit gemakzucht. Men geeft zich op een oogenhlik van verbazing, of ergernis, niet de noodige moeite om een voor de gelegenheid passend hijvoegelijk naamwoord te zoeken en grijpt dan maar naar een voor de hand liggenden „kracht term", die dus alles behalve van kracht, maar veeleer van zwakheid ge tuigt. Jammer genoeg, dat zulke termen zoo „voor de hand liggen". En het jammerst dat dit allermeest het geval is met het woord: „God". In hoe menigen familiekring kan men opmerken dat, naarmate het gesprek levendiger wordt, dit woord, „zonder eTg" uitgespro ken, niet van do lucht is! Het schijnt een bijna algemeene behoef te te zijn, er een stopwoord op na te hou den. Maar waarom daartoe dan niet bever een ander.gekozen dan het in onze en aan verwante talen allerlieilig'st woord? Afgezien van alle confessioneel gefolofs- verschil, moet het stuitende daarvan toch wel gevoeld worden door elk, die eenige ka» raktervroomheid in zich heeft, in den een of anderen vorm van bescheiden kieschheid jegens het Onbegrijpbare, dat „alle verstand te hoven gaat", 'En waar die drijfveer, zeldzamerwMze, geheel mocht ontbreken, zou men dan maar niet vast beginnen, uit een oogpunt van beschaafdheid die ruwe gewoonte in zich te bestrijden? STADSNIEUWS. Oe vacature- prof. Pijper. Naar men uit goede bron verneemt, is binnenkort de benoeming van prof, dr. A. Eekhof, thans buitengewoon hoogleeraar in de geschiedenis van het Gereformeerd protestantisme aan de Leidsche Universi teit, tot gewoon hoogleraar in de geschie denis van den Ckristelijken godsdienst aan dezelfde universiteit .als opvolger van prof. dr. F. Pijper, te wachten. N.V. Ee'ectriciteits- en Gas-Mij. v h. Pe Vries en Stevens. In de Zaterdagmiddag gehouden verga dering der aandeelhouders werd het divi dend bepaald op 6 pet. (6 pet.) De heer J. J. de Jongh werd als com missaris herkozen. Leidsch-Po'. Muziekgezelschap. Op Dinsdag 8 Juli 1924 des avonds te 7.30 uur geeft bovengenoemd Muziekgezel schap een concert in den tuin (bij ongun- st;g weder in een der zalen) van het Kon. Mil. Invalidenhuis, gelegen aan den Hoo- gen Rijndijk, door het Muziekgezelschap aan de inwonenden van het Zaterdagmiddag, om twaalf uur had in het Plantsoen een ongeval plaats. De 16-jarige J. H., een weesjongen, kwam met twee fietsen uit de richting van de Doezastraat. Voor hem reed een sleepers wagen, be stuur door A. H. uit Leiderdorp. Terzijde van den weg liepen twee dames, waarvap. één op het smalle trottoir. Waarschijnlijk in de^ meening dat er ruimte genoeg was, reeds hij door, waar bij hij echter in aanraking kwam met een der dames, met het gevolg, dat hij kwam te vallen, en onder den wagen ge raakte. Hij klaagde over pijn in dep rug, en had een bloedende wond aan de linker kaak hekomen. Den bestuurder van den wagen treft geen schuld; de dames zijn onbekend ge bleven. j i Een Haagsche chauffeur, W. B., trof Zaterdagmiddag op den Haagweg twee jongens aan, respect. 13 en 16 jaar oud. De jongens vroegen of ze een eindje mochten meerijden, wat toegestaan werd. Onderweg - bleek, dat ze uit Amsterdam kwamen, en zp niet huis durfden komen, uit vrees voor straf wegens diefstal van wortelen. Te Leiden aangekomen, stopte de chauf feur voor het politiebureau, en leverde hij het tweetal af aan de politie, die er voor zorgde, dat ze weer spoedig in ide ouderlijke woning konden terugkeeren. Zondagmiddag heeft in de Vestesfraat een ernstige vechtpartij plaats gehad. Aanleiding ertoe gaf de 68-jarige tim merman W. F. de K., die, in kennelijken staat, verkeerende, naar zijn vrouw wilde slaan. Twee stiefzoons, R. L. L. de B. en K. W., die hiervan getuige waren namen het voor de vrouw op, waarbij W. zijn vader met een ketting bewerkte. Deze wilde zich wre ken op den oudsten zoon, die hij met een geopend mes in de hand op straat nazette. Op 't onverwachts koerde L. de B. zich om, trok z^jn schoen uit, en gaf zijn ach tervolger daarmee een zoodam'gen klap op het hoofd dat hij zich onder geneeskundi ge behandeling moest stellen. Na door dr, S., van den Eerste Hulp dienst te zijn verhonden, werd hij in het Acad. Ziekenhuis verder behandeld, en vandaar naar zijn woning teruggebracht. De heer G. A. Rademaker, tot arts bevorderd, is bestemd tot reserve-officier van gezondheid 2e kl. bij het leger hier te lande. Voor het voorloopïg machinistendi ploma slaagden N. J. Stavast en J. J. Ro man, alhier. Mej. Lydïa Kocmans, candidaat in do theologie aan de Rijksuniversiteit, is door den kerkeraad der Ned. Herv. gemeente van Hoogkerk en Leegkerk benoemd tot hulppredikante, voorloopig voor een jaar. In de Stedelijke Werkinrichting z'jn in de week van 29 Juni tot en met 5 Juli opgenomen: 168 volwassen personen en 12 kinderen; totaal 180. BINNENLAND BEZUINIGING QP HET H. 0. Het rapport der staatscommissie. Bij K. B. van 24 Februari 1923 wérd in gesteld een Staatscommissie aan welke werd opgedragen na te gaan of en zoo ja, hoe kostenbesparing op het openb. hooger ondorw. kan worden verkregen, zander het peil van dit onderwijs in het algemeen te verlagen, de verhouding tusschen open haar en hijzonder hooger onderwijs nader kan worden geregeld, zoodat het hij zon der universitair onderwijs zich naar zijn aard beter zal kunnen ontwikkelen, dan op het oogenhlik het geval is. Aan het nu verschenen verslag de zer commissie ontleenen wij het volgende: De commissie is van oordeel, dat de Landhóuwhoogeschool te Wageningen en de "Veeartsenijkundige hoogeschool te Utrecht behooren te ressorteeren onder het departement van Onderwijs. In groote meerderheid neigde de Staats commissie ten aanizien van de Veeartse-, nijkundige Hoogeschool er reeds spoedig toe om te ad viseer en over te gaan tot een nauwe vereeniging van deze hoogeschool met de eveneens te Utrecht gevestigde uni versiteit. De commissie is verder van meening, dat opheffing van een der Rijksuniversiteiten niet zou leiden tot een aanmerkelijke kos tenbesparing. Wel zal een goed doorge voerde rolverdeeling tusschen de universi teiten dit op den duur bewerkstelligen. Wat de kwestie betreft om meer onder ling verhand te brengen tusschen de uni versiteiten en de hooge schoen door instel ling van een centraal curatorium, acht de Staatscommissie een dergelijk instituut niet gewenscht. Wel acht zij een geregeld overleg tusschen het departement en de colleges van curatoren van veel gewicht. Ook heeft de commissie een onderzoek in gesteld; naar aanle'ding van de klachten, dat de onderwijsgebouwen het Rijk zoo veel gekost hebben. Een sub-commissie bevond, dat de onderwijsgebouwen, in den laatsten tijd gesticht, a's welke noodeioos duur moeten worden aangemerkt o.a. is het gebouw voor analytisohe schei kunde te Delft, op b;jzonder weelderige wijze zijn ingericht Evenmin js do noodige zuinigheid betracht bij de stichting van het nieuwe gebouw voor weg- en water bouwkunde aldaar en het gebouw voor on derwijs in scheikunde in den Wippolder te Delft. Ook is dit h^t. geval geweest hij de stick ing van het Anatomisch Instituut voor de Veeartsen!jkuivdige Hoogeschool. Algemeen is de Staatscommissie van oordeel, dat er geen bezwaar tegen be staat, de mogelijkheid ie openen om ook het candidaatsexamen. afge'egd ten over staan van een faculteit van een bijzondere universiteit, voor zoover zij is aangewezen voor het doctoraal examen, dat op bedoeld candidaatsexa.men volgt, te erkennen, in d:en zin, dat op dit candidaatsexamen aansluit een doctoraal examen, aan een 'Openbare universiteit of aan een andere bijzondere universiteit af te leggen. Om gekeerd zal op een cand;daatsexamen. af gelegd aan een openbare universiteit, moe ten kunnen volgen een doctoraal examen aan een bijzondere universiteit. Men meen de te weten, dat het reeds de bedoeling was van de ontwerpers van het nieuwe Academisch Statuut om het mogeliik fe maken, dat de examens, afgelegd aan de Vrije Universiteit, ook zouden ge'den voor de openbare universiteiten. Een voorstel tot wijziging van enkele artikelen van de hooger onderwijswet is hij d:t verslag gevoegd. Hierdoor zou hpt mogelijk worden, de gedachte tot uitvoe ring te brenven. dat de examens, afge legd aan de Vrije Universiteit, ook zou den gelden voor de openbare universitei ten. Eenparig is de commissie van oordeel, dat er hij den hirdigen financieel en toe stand van ons land* in de eerstvolgende ja ren geen sprake kan z'jn aan de bijzon dere universiteiten, financieelen steun uit 's Rijks kas te verleenen. In meerderheid acht zij het voorsteden van een regeling voor de toekomst thans voorbarg. Meent men, dat het tijdstip voor een po sitieve uitspraak thans gekomen is. dan verklaren nu reeds eenige leden dezer meerderheid, dat zij voor financ-'eelen steun aan het bijzonder universitair on derwijs niet gelijke moreele gronden kun nen aanwezig achten, als ook gelden vol gens hun meening voor het lager en mid delbaar onderwijs. De minderheid, die zich in beginsel verklaart voor het verleenen Van financieelen 'steun aan het hij zond er universitair onderwijs meenit, dat hot de taak van de commissie is, zich thans uit Aan het Zoeklicht T Leiden, 6 Juli 1924 In de Telegraaf vond ik de volgende oir* hei'spellende voorspelling: Naar ons uit parlementaire kringen ge* meld wordt, heeft de nieuwe Tariefwet bij het onderzoek in de afdeelingen van de Tweede Kamer sterken tegenstand ont* moet, niet alleen bij alle linker groepen, doch ook bij rechtsche Kamerleden, n.l, bij de Christel'"jk Historischen. Blijft deze fractie bij haar pricipieel verzet (gelijk dat ook tot uiting is gekomen bij de ver*, lenging van het Schoenenwetje) dan wor*, den de kansen op aanneming van het ont* i werp ongunstig geacht. Een zonderlinge manier van bericht-* geverij is dat. Ja, als de Chr. H:st. tegenstemden en de geheele linkerzijde stemt natuur- t 1 ij k tegen, dan is het lot van het ont* werp heslist, en behoeft er van ongunstige kansen zelfs niet gesproken te worden. Overigens heb ik van principieel verzet- 't gaat hier over een heel andere ma terie dan bij het Schoenenwetje in C. H. kringen nooit iets bemerkt. En ik geloof dan ook n et dat de kansen van 't ontwerp, dat in onderdeden al'icht nog wel gewiizigd zal worden, zoo slecht staan als de Telegraaf het doet voorkomen OBSERVATOR te spreken ovser het al of niet verleenen van dien steun en betreurt het, dat hear inzicht niet door de meerderheid van de leden gedeeld is. Herdenking Mobilisatie 1914. Ten, einde misverstand weg te nemen zij vermeld, dat het de bedoeling is om uit de in te zamelen gelden alleen te steuren hen, die in de oorlogsjaren onder de wa penen zijn geweest en die, voor hun per soon, hun gezin of hun bedrijf in bijzon dere mate hebben ondervonden nadeel an, welke aanwijsbaar het gevolg zijn van de vervulling van militairen dienst geduren de dien tijd. Of een fonds kan worden gevormd uit de rente waarvan de bedoelde steun kan worden gegeven dan wel volstaan zal moeten worden met toekenning van eeni ondersteuning in eens of gedurende be perkten tijd, zal van de opbrengst der in zameling afhangen. Rijnland's boezemwater. Naar uit inlichtingen ter bevoegd er plaatse blijkt is Rijnland's gemaal te Half* weg hersteld, althans was het mogelijk het in 1924 veel en flink te laten werken. Blijkbaar zegt de N. R. Crt., heeft ie eeuwenoude instelling Rijnland het niet erg gevonden, de lezers van de jaarversla gen een jaartje te laten wachten op be richt omtrent het trillende gemaal. Een minder deftige instelling had bij volledig of zoowat volledig herstel van dit zeer ernstige euvel niet nagelaten in het jaar verslag van zijn vreugde, op zijn minst ia een noot, blijk te geven. Dat trots dit vele en flinke malen de toestand om en in Haarlem zoo allerdroe vigst is, bewijst, dat Rijnland's afweermid delen te-gen de verzoutingen niet in staat zijn, of zoo gebruikt te worden dat zij niet in staat zijn die te bedwingen. Want hier kan de Schuld niet dan misschien; voor een zeer klein deel op een ander (Stork) geschoven worden. Forensenbelasting. Naar het Weekbl. der dir. bel., invoerr.) en acc. verneemt, beginnen 'verschillend a gemeenten foremsenaanslagen op te leg gen aan. ambtenaren der belastingen, wier, rayons zich over eenige gemeenten uit strekken, en die geacht worden meer dan <FEl»ILl>:tOW De Sterren hadden gelonei. Verhaal uit den dertigjarigen oorlog. 12) Nu ontstond er een woeste strijd. De jeugdige prins werd door een sabel houw getroffen en van het paard gewor pen. Het volvende oogenhlik zat hij weder te paard, doch om te zien, hoe de zijnen vloden en hijzelf door dé ruiterij van Pappenheim gevangengenomen werd. Moedig streden de Moraviërs met den graaf van Schlick aan de spits en ze zou den waarschijnlijk het veld behouden heb ben, indien niet de 6000 Hongaren, die de achterhoede vormden, en hoegenaamd aan geen krijgstucht gewend waren, hunne wapens nedergeworpen hadden en ge vlucht waren in de richting, waarin de Moraviërs kampten. Tegen zulks een dubbelen storm waren deze niet bestand. Nog had de klok van de hoofdkerk geen één uur geslagen, of de slag was verloren. De Winterkoning, zooals de vijanden 6potfend den Bokeemsclien vorst noemden, omdat hij den eenen winter gekroond, den anderen onttroond was, had zijn land en zijn vrijheid verloren. Rustig zat de koning aan den middag- disc.h, toen een ruiter tot hem kwam, om hem te berichten, dat de slag aangevan gen was. Hij stond op en maakte zich gereed om naar het slagveld te rijden. Nog eer hij aan de poort was, kwam de oude prins Christiaan van Anhalt, die in den strijd zijn hoed verloren had, hem te gemoet en meldde hem, dat de s'ag verlo ren was. i Frederik behoefde er zelfs niet meer aan te twijfelen, Immers van alle zijden zag men solda ten en officieren tegen de wallen opklau teren, om zich binnen de stad te redden. Toen men echter zag, dat de keizerlijken de vluchtelingen niet najaagden, opende men de poort en liet ze binnen, nadat men de zekerheid had bekomen, dat er ginds niets meer te winnen, slechts te verliezen viel. Wij wagen het niet. het tooneel aan de geopende poort te.beschrijven, toen de burgers der stad onder de terugkeerenden hunne betrekkingen gewond weder ontvin gen, of vernamen dat ze in den strijd ge vallen waren. De koning keerde naar het paleis .terug. Was het om te beraadslagen, wal Irm te doen stond, ol vreesde hij wellicht, n it de ongelukkigen. ^-er leven hij zoo licl. - vaardiglijk op spel had gezet, zich straks in woede tegen hem keer en zou den? In de woning van den landrechter Wer ner zat men zwijgend bijeen. Reeds had de ongelukstijding het huis bereikt, maar men had aangaande Garl noch Frans iets vernomen. Wilhelm was wedergekeerd, doch nadat hij aan de deur vernomen had, dat de beide vrienden niet teruggekeerd waren, had hij zich terstond weder naar de poort begeven. Onmiddellijk had de landrechter zijn twee dienaren gelast hem te volgen, daar hijzelf heter vond de meisjes ndet alleen te laten. De knechten hadden Wilhelm eerst bij de poort ingehaald. Samen begaven zij zich naar hui ten, mot het vaste voornomen Carl en Franz te zoeken, en niet terug te keeren, eer zij hen gevonden hadden. Wilhelm was door den koning naar het leger der Bohemers gezonden, die, zooals onze lezers zich herinneren zullen, reeds in den aanvang door de vlucht der Honga ren genoodzaakt waren, van het slagveld te wijken. Daardoor was hij onder de eersten ge weest, die de muren van Praag bereikt hadden. Hij wist echter, dat Carl in het park ge streden had en begaf zich naar die zijde. Nog eer hij aan de plaats van den strijd gekomen was, ontmoette hij beiden. Frans en Garl hadden zich met den graaf von Thnrn en vele andere officieren tegen de vluchtende Hongaren gesteld, om hen te bewegen in den strijd weder te kee ren, doch vruchteloos hadden zij gebeden en gedreigd. Nog hadden zij, hoe gering In aantal ook getracht, hunne stelling te behouden. Een keizerlijk ruiter had Frans met een sabelhouw van het paard geveld. Carl had den ruiter doorschoten, doch ontving een trap van het steigerend paard, zoodat ook hij ter aarde zonk. Een oogenhlik was hij bewusteloos en dit was wellicht zijn geluk. Toen hij de oogen opsloeg, was de stel ling verlaten. Het lot van den slag was al heslist. Hij zag naar zijn vriend, die, uit den schouder bloedende, naast hem lag. Zelf gevoelde hij hevige pijn in de borst. Doch met inspanning van al zijne krach ten richtte hij zich op en overzag het veld. G:nds in het keizerlijk leger hoorde hij gejubel opgaan. In de richting naar de stad bewogen zich groote menigten voorwaarts. Hij begreep alles in een oogwenk en be sloot zijn vriend mede te voeren. Hij beproefde Frans bij te brengen door hem het gelaat te besproeien met het wa ter uit zijn veldflesch en na eenige oogen-» blikken sloeg deze dan ook de oogen op. Nu deed Carl hem drinken en toodra Frans het bewustzijn verkregen had, (X de hij hem mede, hoe de zaken stonden. I ,Xaat ons trachten saam de stad to be* j reiken," zeide Garl. „Ik kan niet! Ga gij alleen-, Carl, en laat mij! Zorg voor mijne zuster, indien menj mij doodt, eer ge weerkomt." „Spreek daarvan niet! Komaan, ik zal u helpen! AI3 gij hier blijft, blijf ik ook 1 en we komen beiden om." De laatste woorden schenen een krach ti* gen invloed op den gewonde uit te oefenen. Hij richtte zich op en, door Carl go* steund, stond hij, doch zou weer geval* len zijn, indien Carl hem niet vastgehou* den had. „Ik zal u dragen," zeide deze. „Ga nu als een kind op mijn schouders rusten!" „Gij kunt niet!" stamelde Frans. „Ik kan! Het moet, Frans! Zie, het gaati al! Zou ik uwe zuster onder de oogen tre-i den en zeggen, dat ik u hier gelaten hadf J Nooit!" Geruimen tijd had Carl het volgehouden,? doch zijne kracht raakte uitgeput, toen hij; in de verte Wlhe'.m zag naderen. (Wordt verro!;!).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 1