ÉUWelÉSÉCorat
Tweede Biadj
Zaterdag 5 Juli 1924
tr _Z
Een brandende en lichtende
kaars.
Hij was een brandende en lich
tende kaars en gij hebt u voor een
korten tijd in zijn licht willen ver-
hengen.
Johannes V, 35.
Velen, vooral op het platteland, zullen
$ich zeker uit de oorlogsjaren nog herin-
Heren, hoe de kaarsen opnieuw in eere
Awamen. Een- jaar of wat geleden, scheen
?t een artikel te zijn dat ten doode was
opgeschreven, 't had zijn tijd overleefd,
'*ya3 men geneigd te -zeggen. Immers gas-
3n electrisch licht, en waar men dat niet
had, petroleumlicht, was toch oneindig
heter.
Maar wat kwam het kaarslicht toen
jweer in tol!
De kaarsen genoten de hooge eer tot de
distributie-artikelen te hehooren,
Hebt gij een kaars wel eens aandachtig
hekeken? 't Schijnt zulk een doodsch en
onbeduidend ding.
Maar steek haar aan en hoe geheel an
ders vertoont zij zich! Ja, dan wordt het
sen helder lichtend vlammetje, dat in een
donkere kamer on9 voorgaat met zijn
Schijnsel, dat ons den weg wijst en vrien
delijk helpt.
Wat - is het merkwaardige van een
«kaars? Dit, in de cvlindervormige slang
van vet of was as een geprepareerde pit
van ka toen draden, die, wanneer ze wordt
aangestoken, licht geeft.
Zoo is er in lederen mensch ook iets dat
licht kan geven, dat licht moet ver
spreiden.
Als 't niet in aanraking komt met het
eeuwige Licht, dan zijn wij vrijwel gelijk
•aan een kaars, die, zonder dienst te doen
an de kast ligt en geen schijnsel van -zich
geeft. Wordt 't echter aangestoken, dan
komt er gloed in ons oog en warm wordt
onze ziel.
Jezus vergeleek Johannes -den Dooper
$ens mei eene kaars.
De mond der waarheid zeide van hemj
•Hij was een brandende en lichtende kaars,
2n gij hebt u voor een korte poos in zijn
licht willen verheugen.
Het optreden van Johannes trok dadelijk
algemeen de aandacht Deze jonge pre
diker sprak met buitengewone vrijmoedig
heid; hij liet zich -door niets terughouden
ien wees de verschillende klassen der maat
schappij op hun vele en groot* overtre
dingen.
Toen werden de eenzame Jordaan-cevers
tot eon bevolkt land, zooals wij bij Mat-
theus lezen: Jeruzalem en geheel Judea
ten de geheele omtrek der Jordaan ging tot
liem uit.
Vele wonderbare iooneelen- hebben de
"oevers van deze rivier aanschouwd.
Jozua lieeft de Israëlieten, op hun tocht
uit Egypte naar liet beloofde land, daar
door geleid; NaÊiman, de Syriër, heeft in
'haar wateren zijn gezondheid terug gekre
gen; Ella en Eliza trokken er droogvoets
door, maar eer dergelijk toon eel, als in
de dagen van den Vcörlooper, hadden zij
tnooit gezien.
Mannen, vrouwen, moeders met hare
kinderen aan de 'hand. Schriftgeleerden,
iFarizeën, Sadduceën, tollenaren en krijgs
lieden, stroomden to zaam, uit alle oor
den des lands om -den nieuwen profeet te
ihooren.
Met niets ontzienden moed wees hij hen
•op hunne tekortkomingen. Maar wat hen
mog meer aangreep was dit, dat hij hen
voortdurend wees op Een die meerder was
dan hij.
De niet-weder.geboron mensch is ge
neigd zich grooter voor te doen dan hij
ü's; hij neemt dikwijls den schijn aan meer
•te kunnen, dan werkelijk het geval is. Zoo
komt 't, dat, naarmate wij meer men-
ischen leercn kennen, -zij ons dikwijls te
genvallen. Zij worden a.k.w. kleiner.
Daarentegen wordt Johannes grooter.
Waarom? Omdat hij gering van zichzelf
Jenkt. Nog moer omdat hij niets is in
$igen oog.
Op do vragen hem gedaan antwoordt
bij: ik hen hier om de komst voor te be
reiden van hem, wiens schoenen ik niet
^waardig ben aan to dragen."
Johannes laat zich kennen als een edel
karakter.
Hij zeide:, ik ben de weg niet, ik ben
slechts een handwijzer, die u den weg
•aanwijst.
En dit kan ik u met groote zekerheid
zeggen, als gij den ,w&j gaat, -dien ik !u
.wijs dan zult gij niet bedrogen uitkomen.
Dit is de grootheid van den wegberei
der, dat hij, op Jezus wijzende, nitriep:
het doet er niets toe ,of ik minder werd,
als H ij slechts meerder wordt.
Toen hij zoo sprak, was Johannes waar-
lijk_ groot al zag Kajafas niets van die
grootheid, al bleef ze voor Herodes verbor
gen.
Gij hebt natuurlijk de maan zien schij
nen, vroeg in den morgen, maar wanneer
de zon opgaat, dan verbleekt de maan. Al
Wat de maan kan doen is, wanneer haar
■tijd weer komt, het licht der zon weer
kaatsen.
Dat is 't wat Johannes deed.
Hij had van het eeuwige Licht iets op
gevangen in Zijn ziel, en nu weerkaatste
hij het licht van de zon der gerechtig
heid. Van'nu af draagt zijn prediking ook
"een ander karakter.
Hji had gepredikt: Bekeert u! maar nu
werd het: Zie het lam Gods, dat de zonde
der wereld wegneemt!
Ik hen niets, hij ds alles.
Dat is de grootheid geweest van Johan
nes.
Jezus heeft dat Tater bij verschillen
de gelegenheden uitgesproken. Bekend is
«de lofspraak: .Onder die van vrouwen ge
boren zijn is niemand meerder profeet dan
'Johannes de Dooper."
Ook het woord hierboven vermeld, dat
ik uit 't oog schijn verloren te hebben,
pleit ten gunste van Johannes: hij was
een brandende en lichtende kaars."
Straks bij het begin heb ik gezegd, dat
er in iederen mensch iets is dat licht kan
geven, dat licht moet verspreiden.
Johanues heeft dat iets, dat vonkje, aan
geblazen tot een heldere vlam. Er ging een
goed, helder, brandend licht van hem uit,
en 't was hem tot vreugde dat hij ande
ren tot een wegwijzer kon zijn.
Dat goddelijk licht, dat in ons ontstoken
•kan worden, is. het helderste en witste
licht, waarbij ge duidelijk uw levensweg
kunt zien.
En niet alleen eigen levensweg kimt ver
lichten, maar «ook een goed schijnsel geeft
op anderer levensweg.
Dank zij dat licht kon Johannes weer
stand bieden aan de verzoeking om niet
steeds meerder te willen zijn. Neen, in
eigen -oog wilde hij kleiner worden, en
toen werd hij meerder in Gods oog.
Daardoor werd hij anderen ten zegen,
een goede gids óp den weg naar het Va
derhuis.
Dat komt na zijn dood nog duidelijk
«aan den dag.
Aan liet einde van Joh. X vertelt de
evangelist, dat Jezus .de Jordaan «over
steekt en ongeveer op de plaats predikt
waar Johannes zijn arbeidsveld had ge
vonden.
Het was niet 'zoover van Jeruzalem of
velen konden hem komen hooren, zooals
zij gedaan hadden om den Wegbereider te
hooren.
't Was niet te verwonderen, dat, ter
plaatse waar, hij had gedoopt velen zich
herinnerden wat Johannes van Jezus ge
zegd had. Vandaar dat zij zeiden: „Johan
nes deed wel geen teeken;. imaar alles wat'
Johannes van dezen zeide was waar."
Johannes' prediking was na zijn dood
tniet vergeten, hoewel zij gedurende zijn
loven weinig vrucht scheen vooTt te .bren
gen. Herodes kon zijn "dienstwerk verkor
ten, hem gevangen nemen en hem ont
hoofden, maar liij kon niet beletten, dat
Johannes' woorden herdacht werden.
Zegt dat niet veel?... Eigenlijk.alles?
Verspreiden wij in de donkore wereld
om ons heen een goed, helder licht?
WIJ WILLEN GOD ONS HERTE
GEVEN
Wij willen God ons liert© geven,
En treeden 'fc aardse met de voet.
Op dat ons 'fc eeuwig hemels leven,
In plaats van 't helse kwaad ontmoet.
'Ach hoeveel schoonder is het dagen.
Van 'fc Zomerdagsche Morgenrood,
'Als 't nypen van de Noorder vlaagen,
Bij d'onk'ren nacht, zo naar en dood. *v'
Elk spreekt en preekt van 't eerste wezen
Als van haar Moeder, en den grond
Waar uit zy in 'fc beginsel roepen,
Want. alles heeft zyn open mond.
Hier staan wij nu, gelyk genooden.
Om aan te vatten wat ons lust.
Van rechts en lings, ons aangeboden,
Eer 'fc licht des levens worid geblust.
Uitslag ■■iaMrii
Ëüij spoedig en zeker genezen
Ie aangetaste plekken iederen
I te behandelen met AKKER's
Klooster balsem
Zoo laat ons wel en wys'lijk keuren,
Het blijde good, voor 't droevig kwaad,
Wyl 'fc ons uib liefde mag gebeuren,
En voor 't begeeren open staat.
JAN LUIJKEN.
KERKJE* SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te Dinteloord: A. C. En
kelaar te Hasselt. J;
Vacatures Ned. Herv. Kerk.
Op 1 dezer waren er in de Ned. Herv.
Kerk 252 vacante plaatsen tegen 247 op
1 Jan. j.l. en 255 op 1 Juli 1923. Naar de
provinciën verdeeld waren vacant in: Gel
derland 28, Zuid-Holland 50, Noord-Hol
land 40, Zeeland 20, Utrecht 11. Friesland
24, Overijsel 14, Groningen 31, Noord-Bra
bant 15, Limburg 5 en Drente 14.
De Waalsche Gemeenten.
Over dit onderwerp schrijft de Waar
heidsvriend:
Er worden wel eens dingen aan de hand
gehouden, die men waarlijk wel kon la
ten schieten, omdafc ze afgedaan hebben.
Vooral do modernen staan nog al eens
klaar met het verwijt aan ons adres, dafc
wijv ah verstokte conservatieven, zoo'n
massa dingen, die al lang uit den tijd zijn,
willen bewaren; onder welke dingen, die
verouderd zijn, zij dan ook rekenen....
de hoofdwaarheden van ons christelijk ge
loof.
Zoo zouden ze liefst heel onze belijdenis
maar aan kant zetten. En van de drie For
mulieren van Eenigheid willen ze niet
weten. Zulke oude dingen, wat heeft men
er aan
Betere dingen kenden zij nu evenwel
doen.
Heel die regeling met de Waalsche Ge
meenten is uit den tijd; dat past absoluut
niet meer in liet kader van ons kerkelijk
leven; laten, vooral de modernen, nu eens
meehelpen om hier alles radicaal te wijzi
gen.! 'fc Is noodig!
De WaaNcho Iverken worden hn dooi
de Regeering èn door de Synodale organi
satie voor ,,vol" aangezien. En ze zijn dat
in werkelijkheid niet; wat bij den eersten
aanblik duidelijk is.
Na dan een lijst te hebben gegeven
van de Gemeenten met heb aantal leden
vervolgt het blad:
Dafc zijn dus 16 (17) gemeenten, waar
van er zijn met 21, 23, 33, 36, 75, 85, 90 enz.
leden, samen met 21 predikanten!
Die gemeenten genieten Rijkslracfce-
ment: Amsterdam f 4469.met Rijkseme-
ritaatspensioen van f 42800.Arnhem
f 1050.met Rijksemcritaatspensioen van
f 1470.—; Breda f 1000.met Rijkseme.Ti-
taatspensioen van f 1400.—; Den Haag
met. f 3050— f 2850.— f 5900.—
Rijkstraotement f 2800.f 2660.
f 5460.Rijkspensioen enz. enz.
Hoe vindt men nu zulke toestanden,
politiek genomen 1
Groningen met 85 leden geniet f 1300
Rij les tra c tement met een Rijksemeritaats-
pensieen van f 1820.per jaar; Maas
tricht met 33 leden krijgt f 1600 Rijks-
tractemenb met een Rijksemeritaatspen-
sioen, van f 2240.per jaar.
Kon dat nu niefc gemakkelijk anders 1
Kunnen die uitgaven uib 's Rijks schat
kist niet beter besteed worden? b.v. door
er predikantsplaatsen van de Hervormde
Gemeente van te maken? Zou het gold
uit de Noderlandsche schatkist dan niet
meer beantwoorden aan de behoeften, die
er zijn?
Maar om nu te blijven bij de plaats die
do Waalsche Kerken ia heb midden' van
ons kerkelijk leven en ten opzichte van do
Synode innemen; ig het billijk en is heb te
verdedigen, dat die 16 gemeenten, waar
van, er verscheiden© buitengewoon klein
zijn (21, 23, 33, 36, 75, 85, 90 enz. leden
tellend) gelijk staan met een provincie ten
onzent «n b.v. nu weer twee leden afvaar
digen (2/19 van het geheel)?
Niemand, die dat zal kunnen verdedi
gen
Tomeer waar b.v. een provincie als
Limburg eenvoudig niet gerekend wordt
bij de afvaardiging naar de Synode, door
dat liet bij Noord-Biabant is ingedeeld.
Zoo zenden Noord-Brabant en Limburg
samen. 3ifc jaar één afgevaardigde naar dé
Synode, terwijl do .Waalsche Commissie
cr twee zendt!
En Limburg telt. nog 19 gemeenten,
waarvan Maastricht 1500, Meersseni 140,
Heerlen 6000, Koensbrock 2500, Bruns^um
2000, Kerkrade 2000, Sifctard 400, Roer
mond 800, Yenlo G00 enz. leden heeft,
sain met 23 predikanten.
De Waalsche kerken. 1G in getal, met
21 predikanten, vaardigen dus iu 1924
twee leden af.
Do Noderlandsche Kerken in Limburg,
19 in getal, met 23 predikanten, tellen....
niet mee.
Moet dat nu niet veranderen?
Het antwoord kan niet twijfelachtig
wezen, zelfs bij de modernen niet, al zijn
ze soms nog zoo conservatief, als 't in
hun kraam te pas komt.
Zakbijbelbond.
De viering van het tienjarig bestaan
van den Zakbijbelbond wordt voorbereid
tegen 1 tot 3 Ootober. Het bestuur besloot
de herdenking te houdten in oen drietal sa
menkomsten, n.L Woensdag 1 October te
Amsterdam. Donderdag 2 October in Den
Haag en Vrijdag 3 October te Dordrecht,
waarbij ook de aanwezigheid van eenigc
buitenlandsche afgevaardigden verwacht
wordt»
Hooger Onderwijs op Geref. Grondslag.
In do middagvergadering van de Vereen
voor H. O. op G. G. refereerde Prof. D r.
A. Goal in ga, hoogleeraar aan de V. U.
over: „De Litterarischo Faculteit en ons
Middelbaar Onderwijs". Spr. merkt op,
dab heb hier gekit een faculteit waarover
heel weinig ge3proken wordt. «Spr. ver
haalt nu een en andeT van de betrokken
faculteit, die thans G leerkrachten telt.
n.l. 5 professoren en oen lector.
Spr. schetst opkomst en ontwikkeling
van het M. O. dat vooral d© laatst© jaren
enorme vlucht nam. De inrichtingen voor
M. O. telden in 1923 in ons land ruim
31.000 leerlingen. Dat getal zal stijgen nu
er een libtorair-eeonomisoho afd. aan de
H. B. S. zal verbonden worden.
In 1901 werd in ons land de eeTste Chr.
H. B. S. (die t© Rotterdam) geopend.
D© toevoer van studenten voor de Litt.
faculteit? der V. U. viel wel wat "tegen,
wat te verklaren is.
Spr. maakt, diverse detail-opmerkingen
om aan het slot van zijn referaat ook voor
deze faculteit te vragen do kinderen van
ons volk en hot gebed x de gaven van dat
volk. (Applaus.)
Aan de discussie op dit referaat namen
deel do hecren Mr. S. de Vries Czn., Prof.
Dr. R. Woltjer, Min. Mr. Th. Heemskerk
en Prof. Dr. F. W. Grosheide.
Na breede repliek van Prof. Goslinga,
Tefereerde Mr. H. Bijleveld van Den
Haag over: ,,De Vrij© Universiteit en de
politiek."
Spr. begon met op te merken, dat wie
id© liefde voor do V. U. verklaren wil, haar
wordingsgeschiedenis leaen moet, die dui
delijk uitspreekt dafc geen menacbenwerk,
maar Gods werk iets wrochten kan. Spr.
releveert oen en ander, als de ongesteld
heid van Kuypcr, de inzinking en de scher
pe resolutie van Kappcijno, om dan te la
ten zien. dafc toch de V, U. tob stand
kwam ais e.on monument van Calvinis
tisch eohfc nationaal leven. De V. U. koos
in onderscheiden opzicht positie en haar
beginsel is universeel. Bij de eenvoudige
oprichters der V. U. was de breedte van
den wiekslag grooter dan zij zelve besef
ten. Het ging om de eer© Gods en daar
om culmineerc in de V. U. niets anders
dan die eere.
Spr. stond nu nader stil bij de principi
eel© beteekenis der V. U. .voor de politiek.
Het terrein der politiek is dat waar de
mensch in relatie komt met do Overhoid
en met een overvloed van vraagstukken.
Do politiok plaatst on3, voor principieel©
en practische vragen en stelt ons voor
groot© problemen.
De wetenschap is een eenheid en daar
om kan de V. U. geen een faculteit mis
sen. Die eènheid komt ook uit op politiek
gebied en daarom moet heb Geref. - olk
ook hier hebben mannen die het spoor
principieel banen. Spr. uit den wensoh dat
de Kuyper-eathoder spoedig kome opdat
ook de politieke en sociale vragen princi
pieel worden belicht. God heeft de V. U.
willen gebruiken opdat Nederland op so
ciaal en politiek gebied een uitzonderings
positie zou innemen. Nergens ter wereld
heeft het Calvinisme een stempel op het
Staatkundig loven gezet dan in Neder
land.
Dab dan professoren on studenten trouw
blijven aan het principieel beginsel en
zorgen dat de V. U. blijft staan in het
centrum van het Geref. leven.
Bpr. richt een ernstig woerd iofc do sfc*
denten' die begrijpen moeten dat in de puin
riteinach© levensopvatting van hot Geref,'
volk oen gecadogavo Gods ligt. Het Ge«'
ref. volk heeft recht op de studenten. Spr.'
eindigt met een Vivat C'rescafc floriafc onze
Vrije Universiteit(Daverend applaus.)
De voorzitter dankt den inleider voor
zijn betoog en allen die medewerkten de
vergadering te doen slagen. ij
Prof. Mr. A. Anema dankt den voor
zitter voor zijn gewaardeerde leiding. (Ap
plaus.) i
Na het zingen van Pa. 72: 11 sloot de
lieer Idenburg de welgeslaagde verga
dering met dankzegging.
Na afloop zaten velen aan een gemeen
schappelijke n maaltijd aan in 't Jaar
beursgebouw. Aan tafel stelde de presi
dent Mr. S. de Vries Czn., een dronk in.
op H. M. de Koningin en werd menig
goed woord gesproken.
PROFESSOR OP DE BOKKENJACHT.
Aan een brief van Prof. H. H. Kuyper
over zijn reis naar Z.-Afrika is het vol
gende jachtverhaal ontleend:
Een professor, die „hokken schiet", ia
voor ons Hollandsch oor wat vreemdklin-»
kend, zelfs al vat men dit niet oveTdrach-».
telijk op. p
Maar het bokschieten behoort in Zuid-»
Afrika tot de meest geliefde vermaken,
waaraan ook predikanten en professoren
•met het grootste genot deelnemen. HeÉ
zou 'dan ook een tekortkoming zijn in heÉ
beeld, dat ik van het Zu:d-Afrikaanscke
leven teeken, wanneer ik aan zulk eetf
jachtpartij niet enkele woorden wijdde.
De Zuid-Afrikaner is "een geboren ja-»
ger; ik ben zelden uit geweest, of dege-»
Tien, die me vergezelden, namen een ge
weer mede om te schieten. En al is het!
groote en gevaarlijke wild de Zuid-»
Afrikaner noemt dit „ongedierte" naar
minder bevolkte gedeelten verdreven, men'
heeft overal nog „springboliken" en „bles-»
bokken", die door de boeren op liun
plaatsen worden bewaard, om daarop'
jacht te kunnen maken.
Ik bob tweemaal aan zulk een jachlpar-»
tij deelgenomen, eerst te Bloemfontein en.
daarna te Co'esberg, en iets daarvan wil
ik bier mededeelen.
Uit Golesberg, in de Kaapkolonie, niet
ver van de grenzen van Oranje-Vrijstaat
gelegen, was de aparte uitnoodiging tot
me gekomen door de beide predikanten,
Dr. Lamprecht en Ds. Hamersma om
daarheen te komen, teneinde aan zulk een
jachtpartij deel te nemen, en al heb 'k'
geen Nimrods-natuur, ik meende toch die
"vriendelijke uitnoodiging niet te mogen af-»
slaan. f
Een heel jacli(gezelschap had zich ge-»
reedgemaakt, om me te vergezellen en por
automobiel werden we naar do boeren-»
plaats gereden, waar we dien. dag do gast
van den landheer zouden zijn en op zijn
bokken mochten schieten.
Op het jachtterrein aangekomen ver-»
deelden we ons in verschillende groepen,
achter struiktrewas zooveel mcigelijk ver-»
scholen. De boer met enkele knechts t©
paard dreven nu het wild op, en ik be
greep nu, waarom deze bokken, die zoo
groot zijn als horten, den naa-m van
springhokken droegen.
Zoodra ze achtervolgd worden begin
nen ze te „springen"; ze loopen niet, maat
met de voor- en acliterpooten aan elkan
der gesloten, springen ze twintig voet ver
en het is een der meest interessanto ge-»
zichten zulk een kudde springhokken to
zien voorbijspringen.
Daarbij komt dan nog do merkwaardig-»
heid, dat terwijl de rug donkerbruin ge-»
kleurd is wanneer ze stilstaan, zoodra zo
springen gaan, de bruine opperharen ach-»
ter aan den rrjg worden weggetrokken en
dewitte haren daaronder in hellen liohbi
glans te voorschijn komen. Hot heele type
van het beest verandert daardoor.
Den heelen dag bleven we deels in liet
veld, deels op de hellingen der bergen in
afwachting of het wild onder schot kwam.
De dames, die ons vergezelden, «hadden
voor een koatelijken maaltijd in de vrije
natuur gezorgd. En 's avonds keerden we
terug met veertien springhokken ate
jachttrofee, waarvan één mij als buit
werd toegewezen.
Het vleesch dezer springhokken wordt
zeer op prijs gesteld en is als wildbraad
bijzonder smakelijk. Ik heb er mijn vrien
den te Stellenbosch mede verblijd.
Maar op de belangstellende vraag door
de professoren aldaar tot mij gericht en
die misschien ook hij mijn lezers zal op
komen, of ik zelf het beest geschoten had,
heb ik op zijn Afrikaansch met bcsehei-»
denheid geantwoord: „Ons hê gesk:ot."
De eer kwam niet aan mij toe, maar aan
mijn medejagcr. l
FEUILLËTOS*
De Sterren hadden gelogen
^Verhaal uit den dér tig jarigen oorlog.
„Och, Zeni, houd toch op!"
„Heer landrechter, hoor mij nog een
oogenblik aan! Ik bid er u om, om uws-
ïelfs wil! Indien gij of de uwen ooit in
tenig gevaar zijl, herinner u dan. dat ge
een huis bezit tegen den wal, dat dat huis
een kelder heeft, welke met een onderaard-
«che gang buiten de wallen voert
„Maar, Zend, ik bezit geen huis aan den
wal! Gij zijt in de war. Uwe sterrenkun
dige bespiegelingen doen u den draad
verliezen in dit ondermaansche!"
..Heer Werner, gij bezit het huis van
Zeni! Toen gansch Praag den heiden ver
stiet, wiens vrouw en kindereu .ginds van
gebrek dreigden om te komen, /hebt gij u
over hem erbarmd.
Gij hebt niet gevraagd, of hij mot of zon
der de heilige Maaigd tot Jezus durfde ko
men, dan of hij Allah vereerde.
Gij zaagt een hulpeloos en door allen
-rerstooten man, en steldet hem in staat,
iijn huis weder te krijgeny om er gade en
-roost een schuilplaats in te bezorgen.
Dat ia het uwe, heer landrechter, dat
luis en Zeni's invloed.
Gun mij, als de ure des gevaars voor u
begint te naderen, dat ik mijne dankbaar
heid u bewijze! i
Ik eisch niet, ik verzoek niet, dat gij zo
aanvaardt, doch ik bid u, teeken de gele
genheid mijner woning even aan, opdat ik
u een offer der dankbaarheid brengen
kan."
„Zeni, ge zijt een zonderling man, doch
ik acht ui" zeide de landrechter, terwijl
hij een blad papier tevoorschijn haalde en
de noodige a an t e eken i ngen nam, waardoor
hij de bedoelde woning terugvinden ken.
Een glans van genoegen vloog over zij
ne bleeke en strakke gelaatstrekken, toen
de landrechter met alle nauwkeurigheid
den ganschen weg van diens woning naar
het huis opnam, alsof hem dat voldoende
ware.
„Zijt gij nu tevreden?" zeide de heer
Werner, terwijl liij het blad in zijn borst
zak wegstak.
„Volkomen, heer landrechter, binnen
vier weken zie ik u weder!" antwoordde
de sterrenwichelaar, en eerbiedig groeten
de, liet hij den heer Werner zijn weg
vervolgen, terwijl hij bij zichzelf sprak:
„Ze moeten gered worden, 't koste wM
het koste! Al zou ik' zolf omkomen, dezen
«man noch den zijnen moet een haar ge
krenkt worden.
Voor 't overige, wat bekommer ik mij
om al die heiligen en vroiraent
Zé lieten Zeni omkomen in zijn ellende.
Hij was de eenige, die zich over mij ont
fermde.
Zijn zoon bezorgde mij een pas door liet
leger van von Thurn, en terwijl ik afwezig
was en niemand zich bekommerde om mij
ne zieko vrouw en hare kinderen, was zij
ne dochter hun allen tot steun en troost!
Al waren het stomme heidenen, Zeni zou
zijn bloed voor ze vergieten!"
't Gesprek met den vreemdeling had de
terugkomst van den landrechter niet wei
nig vertraagd en. een weinig ontstemd
verontschuldigde hij zich bij de beide
meisjes over zijn lang uitblijven.
„De Zigeuner is in dien tijd hier ge
weest om u te spreken, vader," zeide Anna.
„Mij kon hij niet zeggen, wat hij op het
■hart had, en ik vrees dus, dat hij u an
dermaal zal komen ophouden."
„Geen nood, kind! Ik heb hem reeds
ontmoet, 't Is een vreemd inan, maar-ik
begin hoe 'anger hoe meer in te zien, dat
hij een edel mensch is!"
„Had hij weer in de sterren gelezen?"
waagde Anna te vragen.
Bij deze vraag hief ook Andrea het hoofd
op en scheen liet antwoord van den heer
.Werner belangstellend af te wachten.
Immers onder hare stamgenooten stond
de sterrenwichelarij in hoog aanzien, en,
ofschoon rij Christin was, had rij tQt ha-.
den dezen heidenschen karaktertrek niet
verloochend.
Den landrechter was dit geenszins ont
gaan en met te meer nadruk antwoordde
hij:
„Natuurlijk! En ik schat het naar waar
de, dat eoni man, die nog niet gevoelt, hoe
ons lot en leven in de' hand van een door
Christus met ons verzoend God en Vader,
wanhopig en in vrecze de sterren raad
pleegt.
Wij, kinderen, hebben het levende
Woord onzes Gods, dat luider dan de
'sterren getuigt: „Dengenen, die God lief
hebben, zullen alle dingen medewerken ten
goede!" Gebiedt dan ook uw hart, dat
het rustel Heden, waar go alle kracht noo
dig zult hebben, bidt God, dat Hij uwe
ziel sterke door Zijne genade! Ik gevoel
al do pijn, welke uwe ziel doorsnijdt.
Ook mijn hart is bij Carl, bij Wilhelm
en bij onzen Frans!
Ha, kon ik zelf nog modestrijden, doch
ik kan niet meer dan gij: hopen en ver
trouwen. Gij, o God, weet alleen wat voor
Uwe zaak het best is! Doe met ons naar
hetgeen goed is in Uwe oogen, en laat dat
ons hart goed zijn!"
„Amen!" zeiden Anna en Andrea, ter
wijl zij eerbiedig opzagen tot don ouden
landrechter, die, alsof hij in de tegenwoor
digheid van Godzelf stond, het hoofd ont
bloot, de handen gevouwen en de oogen
ten hemel geslagen hield.
„Geeft den keizer, wat des keizors is!"
zoo was ook do eisch, dien de heide veld*
heeren der keizerlijken aan de Protes*
tantscho Bohemers stelden.
Te twaalf uren, toon do morgennevel op
getrokken was, welko op het slagveld
hing. rukten hunne legers tegen den Wit-»
ten Berg op, om hun eisch kracht bij te
zetten.
Zij werden echter door zulk een hevig
geschutvuur ontvangen, dat hunne gelede-»
ren begonnen te wijken.
Door hunne bevelhebbers aangevuurd,
drongen zij echter voort, en nu wierpen
do kanonnen, die slecht gericht waren,
hunne kogels boven de aanrukkende vijan-»
den uit, zoodat de keizerlijken de hoogt»
bestegen en de Hongaren onder von
Thurn met zulk een geweld aangrepen, dat
zij op de vlucht sloegen, ondanks al de
pogingen van von Thurn om hen tot
standhouden te bewegen. 1
Hunne lafhartigheid zou welhaast de
Boheemsche ruiterij mede aan het weifelen
gebracht hebben, indien niet de zoon van
prins Christiaan van Auhalt er terstond
met zijn regiment op ingereden was on de,
keizerlijken teruggeslagen had. Tilly zagf^
zijno Tuiters wijken en zond een afdoehng
Beierschen om- zo te steunen.
(Wordt vervolgd), i