Dagblad voor Leiden en Omstreken. NIEUWE LEIDSCHE CODRAN mo BMESIEiaTSPRaJS In belden en buiten Leiden i waar agenten gevestigd zijn Per kwartaalf2.50 Per week f 0.19 Franco per post per kwartaal. f2.90 5ile JAARGANG. - VRIJDAG 30 MEI 1924 No. 1252 BureauHooigracht 35 - Leidon - Tel. int. 1278 7 Postrekening 58936 (ADVERTEHTIE-P^JS 'Gewone advertentiën per regel 22J/2 cent| Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief 'Bij contract, belangrijke reductie. h •Kleine ad verte ntiën bij vooruitbeta* ling van ten hoogste 30 woorden, worden' dagelijks geplaatst ad 50 cent. Dit nummer bestaat uit twos bSaden. V De Zakelijke Bedrijfsbelasting. Blijkens het verslag van de Kamer van Koophandel te Delft is er uitzicht dat van Regeeringswege het initiatief zal worden (genomen tot afschaffing van de zakelijke belasting op het bedrijf, i Ook van andere zijde bereikt ons een (Soortgelijk bericht. De bedoeling van do Regeering zou zijn om tegelijk met een nieuwe regeling van de foreiizenhelasting een voorstel in te die- Oen om de zakelijke belasting op het be drijf uit de Gemeentewet te schrappen. Wij kunnen dit plan niet anders dan toejuichen. Deze zakelijke belasting 'die goed bezien ■weinig zakelijks heeft l'egt op het bedrijfs leven een niet gemotiveerden last, dfe temeer gevoeld wordt, doordat deze belas ting niet in alle gemeenten wordt geheven In den tijd van 'hoogconjunctuur zooals wij die enkele jaren geleden gekend heb ben, mochten' die bezwaren minder worden gevoeld, in dezen tijd, nu tal van bedrijven moeten worstelen om het hooM boven water te houden, en nu het mogelijke moet [worden gedaan om de bedrijfsonkosten te ■verminderen, wordt deze last als oen zeer drukkende beschouwd. Onze industrie maakt een zeer moeilijken /tijd door. i Geen middel mag 'daarom onbeproefd worden gelaten om de bestaansvoorwaar den zooveel mogelijk te verbeteren. Het is daarom dat wi'j het voornemen van de Regeering van harte toejuichen. Maar ook in ihefc belang van de arbei ders is afschaffing gewenscht. De belasting moet niet zoo zijn ingericht dat het ontslag van arbeiders daardoor (Wordt bespoedigd. WIEBRAND PERA De heer W. P e r a lid van den Gemeen teraad en oud-wethouder is gisteren op puim 73-jarigèh leeftijd overleden. i Reeds enkele maanden geleden wérden .zijne bekenden opgeschrikt door liet be- richt, dat hij door een vrij ernstige onge steldheid was aangetast. Sneller dan verwacht werd mocht jb.i j echter herstellen jen zoo was hij (nog in staat de Raadsvergaderingen van 7 jen 28 April bij te wonen. Zelf voelde hij zich opgewekt en frisch. (Maar wie hem do laatste maal in den Raad .zagen begrepen dat hij niet meer do oude was. En thans is, voor velen nog vrij onver wacht, de dood gekomen. Wiébrand Pera werd op 4 Maart ;1851 te Niebert (Groningen) geboren. x Aanvankelijk werd hij voor het Christe lijk onderwijs bestemd en op 18-jarigen (leeftijd cleed hij dan ook zijn intrede in ide Christelijke school. Hoewel hij het onderwijs met lust en uit overtuiging diende, werd toch in 1883 inadat hij eenige jaren tevoren met een dochter van wijlen den lieer J. A. Worm- iser was gehuwd i'n verhand met een ge brek aan het spreekorgaan, besloten de goh ooi te verlaten. De omstandigheden leidden er toe dat bij zich te Leiden vestigde waar hij na korten tijd de bekende brei-inrichting aan ide Langebrug overnam. Een ijveraar voor de Anti-revolutionaire beginselen als de heer Pera was, kon niet onopgemerkt blijven en zoo werd hij dan pok i'n 1893 in het toenmalige district I icandidaat gesteld voor den Gemeenteraad. Wat niemand verwachtte, gebeurde. De heer Pera werd. tegelijk met wijlen den 'jieer v. Kempen tot lid van den Raad gekozen en hij is het met tweemaal een ■korte onderbreking, tot aan zijn dood ge* bleven. Bij de periodieke verkiezingen in 1905 ,werd de heer Pera uitgeworpen, maar ■twee jaren later wend hij in de plaats van den heer J. J. Hasselbacht opnieuw afgevaardigd. In 1913 werd hij bij de peribdieke ver kiezingen opnieuw geslagen maar reeds iop 30 September van hetzelfde jaar werd bij, in de vacature ontstaan door het Over lijden van Dr. G. M. Kruimel herko gen. Vanaf dat oogenblik heeft hij onaf gebroken in den Gemeenteraad zitting ge had, terwijl) hij van 1918 tot 1922 als .wethouder fungeerde. Ook in andere opzichten heeft de 'heter Pera zich verdienstelijk gemaakt. Jarenlang had hij zitting in de' Kamer van Arbeid, hij was lid van de Plaatselij ke Schoolcommissie, lid van de Provin ciale Staten, lid. van den Voogdijraad, .mede-oprich'ter en voorzitter van „Leiden,s Belang" vriend en beschermer van „Patri monium", enz. De heer Pera was geen b i j 1 o o p e r. I Hij hield er van de dingen scherp en raak te zeggen en hoewel daardoor wel- ieens ontstemming werd gewekt, werd zijn /beslistlieild en rondheid en openheid van karakter, toch ook altijd gewaardeerd. Oók in den Gemeenteraad. De 'gemeentezaken hadden de liefde van gijn hart. Met volle toewijding 'heeft hij •zich steeds voor de behartiging van de ge meentebelangen gegeven, niet 'het minst ,toen hij geruimen tijd als waarnemend burgemeester fungeerde. De heer Pera heeft het in den Raad niet •altijd gemakkelijk gehad. Toen hij voor de (eerste maal als raadslid gekozen werd, (was Leiden een liberale burcht bij uitne mendheid. i i Vrijzinnige mannen van naam en posi tie hadden in -den Raad zit'tdng en er bei- boorde voor een eenvoudig man als 'de beer Pera was, moed toe om daar de Anti revolutionaire beginselen te verdedigen en A?s Christen-democraat tegen den offi- .cieelen stroom te roeien, i Hij liet zich echter niet ontmoédJgen. Het geloof dat God hem op dien post had geplaatst gaf hem kracht om met vrijmoe digheid voor zijne beginselen uit te komen en het Anti-revolutionaire vaandel hoog te bouden. De heer Pera had zijne fouten en gebre ken als ieder ander. Hij behoorde nitet tot de „soepele" men* schen, hij kon stug zijn en scherp. Maar ■tegelijkertijd was hij altijd kinderlijk oot moedig en eenvoudig. Hij leefde dn diepe afhankelijkheid van zijn God. Hij had ge lieerd wat het zegt te worden „als een kin- deke". i En met hoe hartelijke blijdschap en •heerlijk vertrouwen kon bij getuigen van -zijnen Vader die hem nooit had beschaamd en Wi'ens trouw over hem, zoo groot was. God heeft hem -geschonken genade en (eere, ook daarin dat hij het genoegen mocht smaken dat hij op 70-jarigen l'eef- -ti'jd door H. M. de Koningin beAoemd werd tot Officier in de orde van Oranje- Nassau. i En tha-ns is aan dit werkzame léven een einde gekomen. - Eigenlijk nog onverwacht. Tot voor kort gevoelde hij zich nog ge- -zond en krachtig. Maar toen kwam plotseling do aftake ling. De levénsenergie was niet gehluscht, ,maar de levenskracht begon snel te ver minderen, en na een ziekheid van eenige [weken word hij afgelost van zijn post en mocht hij op den Hemelvaartsdag ingaan iin do rust die er overblijf voor het tvolk ,van God. i .r. - Wiebranfc Pera is gestorven. Maar zijn naam zal onder het Anti- Revolutionaire volk van Leiden bli'jven -voortleven. Met dankbaarheid zal steeds worden ge- idaclit wat door hem in bét belang van (Onze partij en hare beginselen) ïn het be-; dang ook van de stad Leiden, werd ver* (richt. STADSNIEUWS. Zend ingsf eest i Gistermiddag werd op het landgoed „Oud-Poelgeest" het 14e Zendingsfeest gehouden, uitgaande van de „Vereeniging tot bevordering der Zendingszaak voor Leiden". Het was schitterend zomerweder en een grooto schare van belangstellenden had zich -opgemaakt om te gaan genieten van de schoone natuur, die daar gezien en de goede woorden, die daar gehoord werden. De Chr. Harmonie-Vereeniging „Ath'aTia" van Leiden, dirigent de heer J. Noordanus, begeleidde de liederen en gaf ook overigens opgewekte muziek ten beste. Nadat een lied gezongen was, sprak Prof. D r. H. M. van Nes een woord van welkom tot de aanwezigen, inzonder heid tot de heeren ten Kate, Krayer van A^lst en Met'z. In zijn openingswoord wees Spr. op het verhand tuscben de Hemelvaart van Christus en de Zending. De laatste woor den van den Heiland, vóór hiij ten hemel voer, waren het hevel om uit te gaan in de geheele wereld en het evangelie te predi ken aan allo creaturen. En in den tijd, die voorafgaat aan de .wederkomst van Christus moet de wereld voor- en toebereid worden, opdat Hij, als Jlij wederkomt, geloof zal vinden op de aarde. De prediking, waarmee de zending moet uitgaan in de wereld is 'de prediking van den geopendén 'hemel, van den hemel, dien .Christus voor ons ontsloten 'heeft. Vervolgens ging Spr. voor in gebed en nadat eerst nog een tweetal zendingsliede- •ren gezongen waren, betrad de heer J. 31 e t z, zendeling van de Utrechtsche Zendings-Vereenlging, het spröekgestoel- .te en hield een toespraak oven het onder werp: „Een1 ander die zaait, een ander die maait, maar God geeft den wasdom." Spr. begon met voor te lezen Joh. 4:35— 39 en herinnerde er aan, hoe hij ruim 30 jaar geleden geordend werd tot zendeling om naar Nieuw Guinea te gaan. Nieuw-Guinea is bijna 400 jaar din de macht der Hollanders, doch het is eerst 300 jaar in vergetelheid geweest. Toen de zending liier begon te werken, dachten de menschen: de arbeid onder 'del Mohammedanen is moeilijk, doch 'de na-i tuurkinderèn, zooals de Papoela's, die nog ,niet dn aanraking zijn ge'weest met de Europeesche cultuur, zijn meer ontvanke^ lijk voor 'het evangelie. 1 De eerste zendelingen op dit eiland wa ren Otto en Gijsier, doch de arbeid had wöitaig succes. Het duurde 50 jaar, eier hier de tijd van oogsten kwam. Spr. ging naar dit eiland in 1893 en keerde in 1901 naar het 'vaderland terug als een geslagene. In 1906 kwam de Utrechtsche Zetndings- vereeniging tot het besluit, in N.-Guinea een afwachtende houding aan te nemen en Spr. werd overgeplaatst naar he;t eiland Halmaheira. Doch plotseling werd op Nieuw-Guinea de deur geopend voor het evangelie, en wel in de eerste plaats onder de woeste bewoners van het eiland Roon. Een van de vrijgelaten slaven van zen deling Bink, die den verkeOrdeln wég was opgegaan, werd krachtig aam'gegrepen. ,Hij lag, door een noodlotligen slag ge troffen, op zijn sterfbed en droomde, dat hij over drie dagen naar den hemel zou gehaald worden. En inderdaad, drie da gen later -stic'rf hij, en dit was de oorzaak vaa een opwekking, er werd geroepen om zendelingen. Zoo heeft God op den nacht van 'het ge bed den morgen der verheoring doen vol gen. De volgende spreketr was D s. T. J. J a n- sen Schoonhoven, Ned. Herr, Pred. te Oegstgeest, die een rede hield oVer „Uw Koninkrijk kome". Het zendingswerk en deze tweede bede ,van het Onze Vader beboeren bij elkaar. 1 Het zendingswerk heeft het zoo noodig, dat het ondersteund wordt door ons gebed. Zendingswerk is meer dan beschavings werk. Het is eeuwigheiclswerk, het is de heidenwereüd in aanraking brengén met de regenereeren.de krachten, die uitstroo- men uit het liefdehart Gods. Het zendingswerk onderstelt gebied, doch in 't bijzonder dit gebed van 'de Rijksge dachte, de gedachte van Gods Koninkrijk. Om te slagen in de werél'd moet ge een groot doel 'hebben en de geschiktheid on? het te bereiken. De Gemeente des Heeren heeft een groot doel: het Rijk Gods, en de geschiktheid daartoe is het biddend hart en de gevou wen handen. Hier ligt ook de rechtvaardiging van de zending. Er zijn tijden, waarin de wereld lijdt aan zelfingemomenheiild. Zoo'n tijd is nog niet zoo heel lang voorhij: het was goed, en het zou hoe langer hoe beter worden Doch dit alles is ineengestort, en de we reld is vol puinhoopen. Thans hebben de richtingen, die wat voor de toekomst heb ben, éen kans. Ook de Gemeente van Christus heeft daarom een kans, 2ij gelooft in de toe komst van het Koninkrijk Gods. Daarom is het zendingswerk gerecht vaardigd, juist in dezen tijd. Om nog een andere reden heeft het zen dingswerk die bede noodig, want achter die bede moet zitten liet verlangén naar •het Koninkrijk Gods. Alleen alls we ver langen naar 'dat Rijk, wordt het zendings werk ons niet te zwaar. Het heimwee naar dat Koninkrijk moet leven in ons hart, dan alleen kunnen we dien. Zwaren, dien heerlijken last der zen ding op ons nemen. Er is werk, dat we altijd kunnen 'doen, jen werk, waar ons hart voor gestemd moet zijn. Tot' dit laatste behoort het zen dingswerk. Alleen als er geestdrift zit achter ons bidden om het Koninkrijk Gods, dan z:.jn we geschikt voor dezen arbeid. Docli niet alleen heeft de zending 'deze bede noodig, doch deze bede heeft ook de zending noodig. De Gemeente van Christus heeft de zen ding noodig. Als we Hemelvaartsdag gevierd hebben on gezongen: „Zingt des Konings lof", zouden we dan niet verlangen, dat telkens meer harten dilen lof des Konings zin- gen? We kunnen iets soms loeren waarldee- ren door ons voor te stellen, dat het er niet was. Zoo ook met de zendinlg; als die er niet was en er stond iemand op, die zegt: laten we de tweede bede gaan ver werkelijken; zou zulk een woord geen weerklank vinden? Wanneer we wérkelijk het Koninkrijk Gods willen zien komen, moe-t het zaad worden uitgestrooid op den wereldakker. De zendingsbede en !de zendingsdaad gaan beide een feestelijken gang omdat Hij er is, dié zijn Rijk zal doen komen. Do Koning werkt en waakt voor Zijn Rijk, die gézeten is op zijn troon: Hij is onze waarborg dat Zijn Rijk komt. Daarna werd gepauzeerd, waarna de heer Krayer van Aalst, hulp predik leer van Timor, sprak over de zending op Timor, door de Indische kérk. Spr. wil vertellen van zijn arbeid; hij heeft 15 jaar te Ceram gewerkt onder de koppensnellers, on daarna op Timor. De taal van Timor is heell anlders dan dié van Geram, en het kostte Spr. twee jaren van ingespannen studio, eer hij die taal goed kon spreken. Spr. deelde een en ander mede oVer de godsdienstige opvattingen der Timoreezen en lioe onder hen de herinnering leeft aan een heerlijken tuin, waaruit de menscheql] met witte huid en kattenoögen zijn weggwé jaagd. dj De Timoreezen taloeëeren hun huid,? doch innerlijk gelijken ze op de anderé] menschen; er heerschen in hun hart ide* zelfde gevoelens van liefde en teederheid^ en ook de wees voor den dood, zelfs de* angst voor de hel. ij Hier in Holland is de gedachte van, de hel die van oen vuur, doch in Timor!' die aan een ijzige kou. if Dé Timorees tatoeëert zich, teneinde dat/' tatoeëersel af te geVen aan do wachters' van de hel om weer terug te kéeren naar! het rijk der dooden. i| Toen Spr. op Timor zat onder dé noma* f denstammen, is veel in het Oude en Nieu*} we Testament hem veel duidelijker gewor*\ den. Daarom had Spr. aansluiting, wanneer f hij aan de Timoreezen vertelde uit den I Bijbel. - R Ook hebben de animistische Timoreezeni hun sagen, waarin altijd zit een gods*' dienstige gedachte, omdat in hun hart'j nog is het heimwee naar het verloren Pa-f", radlijs, I. Spr.'s opvolger op Timor werkt éven*'; eens in aansluiting aan het volkskarakter! der Timoreezen om dezen don weg te wij* zen, die leidt naar het vaderhart God's. J Na dezen Spr. trad op D s. J. Doiima, Geref. Pred. te 's-Gravenhage, over het onderwerp: „Den Heere toegevoegd". Alles wat er in de wereld gebeurt, zeg't Spr., moet medewerken om d'én Taad des drieëenigen Gods te vervullen en het Ko-_ ninkrijk zijns Zoons te doen komen. Reeds Zacharia zag in 'n nachtgezicht, dat Jeruzalem zich zoo zou uitbreiden, daï het niet meer binnen muren zou kunnen besloten worden, doch dat het dorpsge*1 wijze zou bewoond worden. En hét zou ook geen muur meer noodig' hebben, want de Heere zou zijn een vurige muur rondom Jeruzalem. En de vijanden (Zullen óf nedergeworpen worden, óf zicil ibekeeren. En in dat verband staat er, dat te dien dage vele heidenen den Heere zul* Jen worden toegevoegd. De oude profeten zijn niet geweest eng* f hartig, geen particularisten doch zij heb* jben de dingen ruim on breed gez:en. Er loopen twee lijnen door dm Bijbel. Volgens de eene buigt God zich neder J Om de menschenziel, die zoo onnoemelijk! veel waard is, te redden. God wil' door zijn i knechten ons smeeken, of we ons met hem i verzoenen willen laten. - i Doch dan is er de andere lijn, on dan jzien we God als den Koning der konin* i (gen, als den Almachtige, dite zijn vijann J den kan verpletteren met een enkele hand* beweging, maar die ze ook kan winnen--), iDat kan God als Hij ze te sterk wordt door 1 (zijn genade, dan worden de vijanden tot (kinderen Gods. Het zou veel zijn, wanneer dit een en* i kei mensch gold, doch het zullen er v e* i Jen zijn, die aan zullen zitten met Abra* I ham, Iiak en Jacob, in het Koninkrijk der j ihemelm. In dezen tijd van afval, waarin velen f het ongeloof in do handen vallen, schijnt ,het wel of het met Europa ook zou gaan nis met de ketkm in Klein-Aziö enj Noord-Afrika, waar thans niets meer van lover is. God zou in zijn vrijmacht liet' (evangelie over kunnen plaatsen naar Indiê. 1 Doch we behoeven niet hang te zijn vooff, ide toekomst vaa de gemeente in ons vader*; Jand als we maar iin de liefde gegrond! blijven en overeenkomstig ohzo roeping het woord Gods verkondigen. Dan zal God; (medewerken en nog velen toedoen tot de Gemeente, die zalig wordt. D s. J. G. W. G o e d h a r d, Ned. Herv. J Pred. te Leiden, sprak een slotwoord naa?. (aanleiding van het woord: „Ga heen, doe >gij desgelijks". Èj Er zijn menschen die van het_ heele lé* ven der dankbaarheid een! kwéstiö maken,-' hetzij ze dat doen op een grove of fijne •manier. 1 FïïüBLLEfOï# EINDELIJK VEREENIGD. ;78) i „En gij gelooft niet dat uw vader laag op mij neerziet?" vroeg hij weer. „Papa, o neen!" i „Zal ik aanstonds met hem spreken?" „Niet dadelijk," riep het jonge meisje verschrikt. „O ik vergat dat hij niet alleen is," zei* de Serge teleurgesteld. „Dat niet aheen. maar het is niet het rechte oogenblik. Ik ivrees dat hetgeen gij ■tot Baluchka gezegd hebt, hem mishaagd beeften dat hij hoos op u is." Op dit oogenblik verscheen Nikolaas aan 'de deur. j ,,IIoe kunt gij zoolang hier blijven?" zei- de hij half luid. „Men heeft uwé afwezig* beid bemerkt, en papa is ontevreden. Komt spoedig." 1 i De jongelieden haastten zich te gehoor zamen. „Reeds half negen!" riep Serge. „Ik héb geen rlijd 'te verliezen, want ik moet aan het station Kroonstadt zijn vóór den trein van negen uur. Mila," voegde hij er zacht bij, „mijn vader weet nog niet dat ik 'ge weigerd (heb; ik vrees dat hij verschrikke lijk boos zal zijn. Bid dat God mij helps." Mila knikte toestemmend, en zij gingen met Nikolaas de zaal weer in. De heer Marline lichte de oogen op hen met eene uitdrukking van bedwongen toorn; en toen Serge hem naderde om afscheid te nemen, voelde hij zich als verstijfd door het koel onthaal, dat hij ontving. Jüen oogenblik later sprong hij in eene slede. „Zoo hard als gij kunt," riep hij den koetsier toe. Deze vatte de leidsels op en 'zette zijn paard tot de grootst mogelijke snelheid aan. Serge had nauwelijks tijd gehad, om een terugblik op de gebeurtenissen van dien avond te werpen, toen hij zich reeds aan het station bevond. De trein kwaim gelijktijdig met hem aan. Hij liep naar den uitgang, en bevond er zich juist hij* •tijds om zijn vader te ontvangen, die ge heel huiten adem aankwam met een' groote .reistasch in de hand. „O zijf gij daar," zeide hij zijn zoon ziende. „Gij hebt welgedaan te komen. O! ik kan niet meer." Serge haastte zich de reistasch aan te ne men, en riep den koetsier toe met het rij tuig voor te komen. De oude zeeman wierp er zich in met eene uitdrukking van ver lichting. - „Daar bon ik eindelijk," zeide bij. „ïk heb- in den laats ten tijd een drie'bubbele portie onaangenaamheden gehad. Ik dacht dat daarmede al de feesten heen zouden gaan. Kijk, indien gij slechts naar uwen vader geluisterd hadt, zoudt gij nu in mij* ne plaats kunnen 'treden. Maar men moet op zijne kinderen niet rekenen.' Gedurende den geheelen rit ging de ad miraal op denzelfden toon voort, nu eens zich beklagende over de wederspannig- 'heid zijner onderhoorigen', dan weer over de jicht, die, naar hij zeide, hem eindelijk nog eens aan het bed Zou kluisteren. Tehuis gekomen brachten de warmte en een goed avondeten het hunne bij, om hem een weinig op te vrioolijken. Serge hielp hem zijn kamerjas aandoen, trok eeDie fléséli cuden wijn voor hem open, en ging toen tegenover ham zitten. Na goed! gege ten en Jgedronken te hebben, begon zijn vader hem knii?oogende terdege op to ne men. I „Ha! ha! gij hebt eindelijk uwen Igraad gekregen",, zeide hij, mét den vinger naar de epauletten van onzen officier wijdende, waarop vier groote sterren te zien [waren. Serge glimlachte toestemmend. „klaar a proposdie betrokking, die generaal N. beloofd had De jonge man kleurde hevig. Hij aar zelde, stotterde, vervolgens nïöed vatten de, zeide hij op vasten toon: „Ik heb er Voor bedankt." „Bedankt!" herhaalde de generaal, en zijne stem weerklonk door de groote zaal' als het eerste gerommel van een onweder. „Ja," zeide Serge, zonder de oogen te durven opheffen tot het vertoornde gelaat van zijn vader. „Wat beteekent dat?" Zeide de laatste, met een hevigen vuistslag op de tafel. „Mijn geweten (stond mij niet toe, dien post aan te nemen." „Wat beteekent dat alles!" Tiep de ad miraal met een vloek. „Een aanblod van den generaal weigeren? Zijt gij krankzin- nig?" „Neesi vader," zeide 'Serge zacht, „maar ik had geen recht op dien post, en do ge* neraal heeft mij voor ouder willen doen doorgaan dan ik ben. Ik kon mijne toe stemming niet geven tot eene bedriegerij." De oude zeeman schaterde het uit „Is dat alles!" zeide ihij op spottenden toon. „Ha, ha, hal Dat was inderdaad wel de moeite waard, om er zulk een aanbod voor te weigeren, [en dat (nog wel op een oogenblik, dat. gij van trouwen spraakt. Wees niet zoo kinderachtige Neem de pen op en schrijf aan den generaal, dat gij u bedacht hebt." v „Dat kan ik niet doen," zeide Serge irnct vastberadenheid, „want ik zou dezen po.s,t niet aannemen, al ware het mogelijk dien zonder bedïog te verkrijgen. Ik heb geen lust meer in grootheid, ik begeer niets an* ders dan leene plaats als onderwijzend of ficier in een' militaire school." „De zoon van admiraal Batourine on derwijzend officier 1" riep zijn vader, „Da§. zal niet gebeuren, Zoolang 'ik leef. Denkt gij misfsckien dat do oudé Mar li no zdjné. dochter zal laten opsluiten in eeno mili^ taire school, nadat hij voor haar het voor-f; uitzicht heeft gehad van de schittcrenda zalen van het winterpaleis?" „Gij weet, vader," hernam Serge, „dat de heer Marline de man niét is om.. „Ba! bal ba!" viel 'de admiraal hem iflj, de rede, „wat doet u eensklaps de groot* heid dezer wereld verachten?" 1, „Het heeft den Heer behaagd," ant* woordlde Serge met een) (ernstige, schoon eenigszins bevende stem, „mij den rijk* dom zijner liefdé to openbaren, dio kostj] baarder i9 dan alle aardscho eer. Het is nu mijn eebigo begeerte mijn. leven te Vrij*, den aan het verkondigen van zijne go*J na'de." Er volgde stilte, eeno stille, gelijk aan,- die, wielke een groo.to uitbarsting vooraf-* gaat. De admiraal was [sprakeloos van ver*l hazing. J „Is het zoo?" riep hij eindelijk mot eeno, stem. waaruit evenzeer wanhoop als toornr sprak. „Ik had het moéten verwachten/ Zij hebben mijn zoon bedorven, zooaly vroeger mijne vrouw!" (Wordt vervolgd). I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 1