Dagblad voor Leiden en Omstreken.
NIEUWE LEIDSCHE CODRAN
mo BMESIEiaTSPRaJS
In belden en buiten Leiden i
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaalf2.50
Per week f 0.19
Franco per post per kwartaal. f2.90
5ile JAARGANG. - VRIJDAG 30 MEI 1924 No. 1252
BureauHooigracht 35 - Leidon - Tel. int. 1278 7 Postrekening 58936
(ADVERTEHTIE-P^JS
'Gewone advertentiën per regel 22J/2 cent|
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief
'Bij contract, belangrijke reductie. h
•Kleine ad verte ntiën bij vooruitbeta*
ling van ten hoogste 30 woorden, worden'
dagelijks geplaatst ad 50 cent.
Dit nummer bestaat uit twos
bSaden.
V De Zakelijke Bedrijfsbelasting.
Blijkens het verslag van de Kamer van
Koophandel te Delft is er uitzicht dat van
Regeeringswege het initiatief zal worden
(genomen tot afschaffing van de zakelijke
belasting op het bedrijf,
i Ook van andere zijde bereikt ons een
(Soortgelijk bericht.
De bedoeling van do Regeering zou zijn
om tegelijk met een nieuwe regeling van
de foreiizenhelasting een voorstel in te die-
Oen om de zakelijke belasting op het be
drijf uit de Gemeentewet te schrappen.
Wij kunnen dit plan niet anders dan
toejuichen.
Deze zakelijke belasting 'die goed bezien
■weinig zakelijks heeft l'egt op het bedrijfs
leven een niet gemotiveerden last, dfe
temeer gevoeld wordt, doordat deze belas
ting niet in alle gemeenten wordt geheven
In den tijd van 'hoogconjunctuur zooals
wij die enkele jaren geleden gekend heb
ben, mochten' die bezwaren minder worden
gevoeld, in dezen tijd, nu tal van bedrijven
moeten worstelen om het hooM boven
water te houden, en nu het mogelijke moet
[worden gedaan om de bedrijfsonkosten te
■verminderen, wordt deze last als oen zeer
drukkende beschouwd.
Onze industrie maakt een zeer moeilijken
/tijd door.
i Geen middel mag 'daarom onbeproefd
worden gelaten om de bestaansvoorwaar
den zooveel mogelijk te verbeteren.
Het is daarom dat wi'j het voornemen
van de Regeering van harte toejuichen.
Maar ook in ihefc belang van de arbei
ders is afschaffing gewenscht.
De belasting moet niet zoo zijn ingericht
dat het ontslag van arbeiders daardoor
(Wordt bespoedigd.
WIEBRAND PERA
De heer W. P e r a lid van den Gemeen
teraad en oud-wethouder is gisteren op
puim 73-jarigèh leeftijd overleden.
i Reeds enkele maanden geleden wérden
.zijne bekenden opgeschrikt door liet be-
richt, dat hij door een vrij ernstige onge
steldheid was aangetast.
Sneller dan verwacht werd mocht
jb.i j echter herstellen jen zoo was hij
(nog in staat de Raadsvergaderingen van 7
jen 28 April bij te wonen.
Zelf voelde hij zich opgewekt en frisch.
(Maar wie hem do laatste maal in den Raad
.zagen begrepen dat hij niet meer do oude
was.
En thans is, voor velen nog vrij onver
wacht, de dood gekomen.
Wiébrand Pera werd op 4 Maart
;1851 te Niebert (Groningen) geboren.
x Aanvankelijk werd hij voor het Christe
lijk onderwijs bestemd en op 18-jarigen
(leeftijd cleed hij dan ook zijn intrede in
ide Christelijke school.
Hoewel hij het onderwijs met lust en
uit overtuiging diende, werd toch in 1883
inadat hij eenige jaren tevoren met een
dochter van wijlen den lieer J. A. Worm-
iser was gehuwd i'n verhand met een ge
brek aan het spreekorgaan, besloten de
goh ooi te verlaten.
De omstandigheden leidden er toe dat
bij zich te Leiden vestigde waar hij na
korten tijd de bekende brei-inrichting aan
ide Langebrug overnam.
Een ijveraar voor de Anti-revolutionaire
beginselen als de heer Pera was, kon niet
onopgemerkt blijven en zoo werd hij dan
pok i'n 1893 in het toenmalige district I
icandidaat gesteld voor den Gemeenteraad.
Wat niemand verwachtte, gebeurde. De
heer Pera werd. tegelijk met wijlen den
'jieer v. Kempen tot lid van den Raad
gekozen en hij is het met tweemaal een
■korte onderbreking, tot aan zijn dood ge*
bleven.
Bij de periodieke verkiezingen in 1905
,werd de heer Pera uitgeworpen, maar
■twee jaren later wend hij in de plaats van
den heer J. J. Hasselbacht opnieuw
afgevaardigd.
In 1913 werd hij bij de peribdieke ver
kiezingen opnieuw geslagen maar reeds
iop 30 September van hetzelfde jaar werd
bij, in de vacature ontstaan door het Over
lijden van Dr. G. M. Kruimel herko
gen. Vanaf dat oogenblik heeft hij onaf
gebroken in den Gemeenteraad zitting ge
had, terwijl) hij van 1918 tot 1922 als
.wethouder fungeerde.
Ook in andere opzichten heeft de 'heter
Pera zich verdienstelijk gemaakt.
Jarenlang had hij zitting in de' Kamer
van Arbeid, hij was lid van de Plaatselij
ke Schoolcommissie, lid van de Provin
ciale Staten, lid. van den Voogdijraad,
.mede-oprich'ter en voorzitter van „Leiden,s
Belang" vriend en beschermer van „Patri
monium", enz.
De heer Pera was geen b i j 1 o o p e r.
I Hij hield er van de dingen scherp en
raak te zeggen en hoewel daardoor wel-
ieens ontstemming werd gewekt, werd zijn
/beslistlieild en rondheid en openheid van
karakter, toch ook altijd gewaardeerd.
Oók in den Gemeenteraad.
De 'gemeentezaken hadden de liefde van
gijn hart. Met volle toewijding 'heeft hij
•zich steeds voor de behartiging van de ge
meentebelangen gegeven, niet 'het minst
,toen hij geruimen tijd als waarnemend
burgemeester fungeerde.
De heer Pera heeft het in den Raad niet
•altijd gemakkelijk gehad. Toen hij voor de
(eerste maal als raadslid gekozen werd,
(was Leiden een liberale burcht bij uitne
mendheid. i
i Vrijzinnige mannen van naam en posi
tie hadden in -den Raad zit'tdng en er bei-
boorde voor een eenvoudig man als 'de
beer Pera was, moed toe om daar de Anti
revolutionaire beginselen te verdedigen en
A?s Christen-democraat tegen den offi-
.cieelen stroom te roeien,
i Hij liet zich echter niet ontmoédJgen.
Het geloof dat God hem op dien post had
geplaatst gaf hem kracht om met vrijmoe
digheid voor zijne beginselen uit te komen
en het Anti-revolutionaire vaandel hoog te
bouden.
De heer Pera had zijne fouten en gebre
ken als ieder ander.
Hij behoorde nitet tot de „soepele" men*
schen, hij kon stug zijn en scherp. Maar
■tegelijkertijd was hij altijd kinderlijk oot
moedig en eenvoudig. Hij leefde dn diepe
afhankelijkheid van zijn God. Hij had ge
lieerd wat het zegt te worden „als een kin-
deke". i
En met hoe hartelijke blijdschap en
•heerlijk vertrouwen kon bij getuigen van
-zijnen Vader die hem nooit had beschaamd
en Wi'ens trouw over hem, zoo groot was.
God heeft hem -geschonken genade en
(eere, ook daarin dat hij het genoegen
mocht smaken dat hij op 70-jarigen l'eef-
-ti'jd door H. M. de Koningin beAoemd
werd tot Officier in de orde van Oranje-
Nassau. i
En tha-ns is aan dit werkzame léven een
einde gekomen. -
Eigenlijk nog onverwacht.
Tot voor kort gevoelde hij zich nog ge-
-zond en krachtig.
Maar toen kwam plotseling do aftake
ling. De levénsenergie was niet gehluscht,
,maar de levenskracht begon snel te ver
minderen, en na een ziekheid van eenige
[weken word hij afgelost van zijn post en
mocht hij op den Hemelvaartsdag ingaan
iin do rust die er overblijf voor het tvolk
,van God. i .r. -
Wiebranfc Pera is gestorven.
Maar zijn naam zal onder het Anti-
Revolutionaire volk van Leiden bli'jven
-voortleven.
Met dankbaarheid zal steeds worden ge-
idaclit wat door hem in bét belang van
(Onze partij en hare beginselen) ïn het be-;
dang ook van de stad Leiden, werd ver*
(richt.
STADSNIEUWS.
Zend ingsf eest
i Gistermiddag werd op het landgoed
„Oud-Poelgeest" het 14e Zendingsfeest
gehouden, uitgaande van de „Vereeniging
tot bevordering der Zendingszaak voor
Leiden".
Het was schitterend zomerweder en een
grooto schare van belangstellenden had
zich -opgemaakt om te gaan genieten van
de schoone natuur, die daar gezien en de
goede woorden, die daar gehoord werden.
De Chr. Harmonie-Vereeniging „Ath'aTia"
van Leiden, dirigent de heer J. Noordanus,
begeleidde de liederen en gaf ook overigens
opgewekte muziek ten beste.
Nadat een lied gezongen was, sprak
Prof. D r. H. M. van Nes een woord
van welkom tot de aanwezigen, inzonder
heid tot de heeren ten Kate, Krayer van
A^lst en Met'z.
In zijn openingswoord wees Spr. op het
verhand tuscben de Hemelvaart van
Christus en de Zending. De laatste woor
den van den Heiland, vóór hiij ten hemel
voer, waren het hevel om uit te gaan in de
geheele wereld en het evangelie te predi
ken aan allo creaturen.
En in den tijd, die voorafgaat aan de
.wederkomst van Christus moet de wereld
voor- en toebereid worden, opdat Hij, als
Jlij wederkomt, geloof zal vinden op de
aarde.
De prediking, waarmee de zending moet
uitgaan in de wereld is 'de prediking van
den geopendén 'hemel, van den hemel, dien
.Christus voor ons ontsloten 'heeft.
Vervolgens ging Spr. voor in gebed en
nadat eerst nog een tweetal zendingsliede-
•ren gezongen waren, betrad de heer J.
31 e t z, zendeling van de Utrechtsche
Zendings-Vereenlging, het spröekgestoel-
.te en hield een toespraak oven het onder
werp: „Een1 ander die zaait, een ander die
maait, maar God geeft den wasdom."
Spr. begon met voor te lezen Joh. 4:35—
39 en herinnerde er aan, hoe hij ruim 30
jaar geleden geordend werd tot zendeling
om naar Nieuw Guinea te gaan.
Nieuw-Guinea is bijna 400 jaar din de
macht der Hollanders, doch het is eerst
300 jaar in vergetelheid geweest.
Toen de zending liier begon te werken,
dachten de menschen: de arbeid onder 'del
Mohammedanen is moeilijk, doch 'de na-i
tuurkinderèn, zooals de Papoela's, die nog
,niet dn aanraking zijn ge'weest met de
Europeesche cultuur, zijn meer ontvanke^
lijk voor 'het evangelie. 1
De eerste zendelingen op dit eiland wa
ren Otto en Gijsier, doch de arbeid had
wöitaig succes. Het duurde 50 jaar, eier
hier de tijd van oogsten kwam.
Spr. ging naar dit eiland in 1893 en
keerde in 1901 naar het 'vaderland terug
als een geslagene.
In 1906 kwam de Utrechtsche Zetndings-
vereeniging tot het besluit, in N.-Guinea
een afwachtende houding aan te nemen en
Spr. werd overgeplaatst naar he;t eiland
Halmaheira.
Doch plotseling werd op Nieuw-Guinea
de deur geopend voor het evangelie, en
wel in de eerste plaats onder de woeste
bewoners van het eiland Roon.
Een van de vrijgelaten slaven van zen
deling Bink, die den verkeOrdeln wég was
opgegaan, werd krachtig aam'gegrepen.
,Hij lag, door een noodlotligen slag ge
troffen, op zijn sterfbed en droomde, dat
hij over drie dagen naar den hemel zou
gehaald worden. En inderdaad, drie da
gen later -stic'rf hij, en dit was de oorzaak
vaa een opwekking, er werd geroepen om
zendelingen.
Zoo heeft God op den nacht van 'het ge
bed den morgen der verheoring doen vol
gen.
De volgende spreketr was D s. T. J. J a n-
sen Schoonhoven, Ned. Herr, Pred.
te Oegstgeest, die een rede hield oVer „Uw
Koninkrijk kome".
Het zendingswerk en deze tweede bede
,van het Onze Vader beboeren bij elkaar. 1
Het zendingswerk heeft het zoo noodig,
dat het ondersteund wordt door ons gebed.
Zendingswerk is meer dan beschavings
werk. Het is eeuwigheiclswerk, het is de
heidenwereüd in aanraking brengén met
de regenereeren.de krachten, die uitstroo-
men uit het liefdehart Gods.
Het zendingswerk onderstelt gebied, doch
in 't bijzonder dit gebed van 'de Rijksge
dachte, de gedachte van Gods Koninkrijk.
Om te slagen in de werél'd moet ge een
groot doel 'hebben en de geschiktheid on?
het te bereiken.
De Gemeente des Heeren heeft een groot
doel: het Rijk Gods, en de geschiktheid
daartoe is het biddend hart en de gevou
wen handen.
Hier ligt ook de rechtvaardiging van de
zending.
Er zijn tijden, waarin de wereld lijdt
aan zelfingemomenheiild. Zoo'n tijd is nog
niet zoo heel lang voorhij: het was goed,
en het zou hoe langer hoe beter worden
Doch dit alles is ineengestort, en de we
reld is vol puinhoopen. Thans hebben de
richtingen, die wat voor de toekomst heb
ben, éen kans.
Ook de Gemeente van Christus heeft
daarom een kans, 2ij gelooft in de toe
komst van het Koninkrijk Gods.
Daarom is het zendingswerk gerecht
vaardigd, juist in dezen tijd.
Om nog een andere reden heeft het zen
dingswerk die bede noodig, want achter
die bede moet zitten liet verlangén naar
•het Koninkrijk Gods. Alleen alls we ver
langen naar 'dat Rijk, wordt het zendings
werk ons niet te zwaar.
Het heimwee naar dat Koninkrijk moet
leven in ons hart, dan alleen kunnen we
dien. Zwaren, dien heerlijken last der zen
ding op ons nemen.
Er is werk, dat we altijd kunnen 'doen,
jen werk, waar ons hart voor gestemd
moet zijn. Tot' dit laatste behoort het zen
dingswerk.
Alleen als er geestdrift zit achter ons
bidden om het Koninkrijk Gods, dan z:.jn
we geschikt voor dezen arbeid.
Docli niet alleen heeft de zending 'deze
bede noodig, doch deze bede heeft ook de
zending noodig.
De Gemeente van Christus heeft de zen
ding noodig.
Als we Hemelvaartsdag gevierd hebben
on gezongen: „Zingt des Konings lof",
zouden we dan niet verlangen, dat telkens
meer harten dilen lof des Konings zin-
gen?
We kunnen iets soms loeren waarldee-
ren door ons voor te stellen, dat het er
niet was. Zoo ook met de zendinlg; als die
er niet was en er stond iemand op, die
zegt: laten we de tweede bede gaan ver
werkelijken; zou zulk een woord geen
weerklank vinden?
Wanneer we wérkelijk het Koninkrijk
Gods willen zien komen, moe-t het zaad
worden uitgestrooid op den wereldakker.
De zendingsbede en !de zendingsdaad
gaan beide een feestelijken gang omdat
Hij er is, dié zijn Rijk zal doen komen.
Do Koning werkt en waakt voor Zijn
Rijk, die gézeten is op zijn troon: Hij is
onze waarborg dat Zijn Rijk komt.
Daarna werd gepauzeerd, waarna de
heer Krayer van Aalst, hulp predik
leer van Timor, sprak over de zending op
Timor, door de Indische kérk.
Spr. wil vertellen van zijn arbeid; hij
heeft 15 jaar te Ceram gewerkt onder de
koppensnellers, on daarna op Timor.
De taal van Timor is heell anlders dan
dié van Geram, en het kostte Spr. twee
jaren van ingespannen studio, eer hij die
taal goed kon spreken.
Spr. deelde een en ander mede oVer de
godsdienstige opvattingen der Timoreezen
en lioe onder hen de herinnering leeft aan
een heerlijken tuin, waaruit de menscheql]
met witte huid en kattenoögen zijn weggwé
jaagd. dj
De Timoreezen taloeëeren hun huid,?
doch innerlijk gelijken ze op de anderé]
menschen; er heerschen in hun hart ide*
zelfde gevoelens van liefde en teederheid^
en ook de wees voor den dood, zelfs de*
angst voor de hel. ij
Hier in Holland is de gedachte van,
de hel die van oen vuur, doch in Timor!'
die aan een ijzige kou. if
Dé Timorees tatoeëert zich, teneinde dat/'
tatoeëersel af te geVen aan do wachters'
van de hel om weer terug te kéeren naar!
het rijk der dooden. i|
Toen Spr. op Timor zat onder dé noma* f
denstammen, is veel in het Oude en Nieu*}
we Testament hem veel duidelijker gewor*\
den.
Daarom had Spr. aansluiting, wanneer f
hij aan de Timoreezen vertelde uit den I
Bijbel. - R
Ook hebben de animistische Timoreezeni
hun sagen, waarin altijd zit een gods*'
dienstige gedachte, omdat in hun hart'j
nog is het heimwee naar het verloren Pa-f",
radlijs, I.
Spr.'s opvolger op Timor werkt éven*';
eens in aansluiting aan het volkskarakter!
der Timoreezen om dezen don weg te wij*
zen, die leidt naar het vaderhart God's. J
Na dezen Spr. trad op D s. J. Doiima,
Geref. Pred. te 's-Gravenhage, over het
onderwerp: „Den Heere toegevoegd".
Alles wat er in de wereld gebeurt, zeg't
Spr., moet medewerken om d'én Taad des
drieëenigen Gods te vervullen en het Ko-_
ninkrijk zijns Zoons te doen komen.
Reeds Zacharia zag in 'n nachtgezicht,
dat Jeruzalem zich zoo zou uitbreiden, daï
het niet meer binnen muren zou kunnen
besloten worden, doch dat het dorpsge*1
wijze zou bewoond worden.
En hét zou ook geen muur meer noodig'
hebben, want de Heere zou zijn een vurige
muur rondom Jeruzalem. En de vijanden
(Zullen óf nedergeworpen worden, óf zicil
ibekeeren. En in dat verband staat er, dat
te dien dage vele heidenen den Heere zul*
Jen worden toegevoegd.
De oude profeten zijn niet geweest eng* f
hartig, geen particularisten doch zij heb*
jben de dingen ruim on breed gez:en.
Er loopen twee lijnen door dm Bijbel.
Volgens de eene buigt God zich neder J
Om de menschenziel, die zoo onnoemelijk!
veel waard is, te redden. God wil' door zijn i
knechten ons smeeken, of we ons met hem i
verzoenen willen laten. -
i Doch dan is er de andere lijn, on dan
jzien we God als den Koning der konin* i
(gen, als den Almachtige, dite zijn vijann J
den kan verpletteren met een enkele hand*
beweging, maar die ze ook kan winnen--),
iDat kan God als Hij ze te sterk wordt door 1
(zijn genade, dan worden de vijanden tot
(kinderen Gods.
Het zou veel zijn, wanneer dit een en* i
kei mensch gold, doch het zullen er v e* i
Jen zijn, die aan zullen zitten met Abra* I
ham, Iiak en Jacob, in het Koninkrijk der j
ihemelm.
In dezen tijd van afval, waarin velen f
het ongeloof in do handen vallen, schijnt
,het wel of het met Europa ook zou gaan
nis met de ketkm in Klein-Aziö enj
Noord-Afrika, waar thans niets meer van
lover is. God zou in zijn vrijmacht liet'
(evangelie over kunnen plaatsen naar Indiê.
1 Doch we behoeven niet hang te zijn vooff,
ide toekomst vaa de gemeente in ons vader*;
Jand als we maar iin de liefde gegrond!
blijven en overeenkomstig ohzo roeping
het woord Gods verkondigen. Dan zal God;
(medewerken en nog velen toedoen tot de
Gemeente, die zalig wordt.
D s. J. G. W. G o e d h a r d, Ned. Herv. J
Pred. te Leiden, sprak een slotwoord naa?.
(aanleiding van het woord: „Ga heen, doe
>gij desgelijks". Èj
Er zijn menschen die van het_ heele lé*
ven der dankbaarheid een! kwéstiö maken,-'
hetzij ze dat doen op een grove of fijne
•manier. 1
FïïüBLLEfOï#
EINDELIJK VEREENIGD.
;78) i
„En gij gelooft niet dat uw vader laag
op mij neerziet?" vroeg hij weer.
„Papa, o neen!"
i „Zal ik aanstonds met hem spreken?"
„Niet dadelijk," riep het jonge meisje
verschrikt.
„O ik vergat dat hij niet alleen is," zei*
de Serge teleurgesteld.
„Dat niet aheen. maar het is niet het
rechte oogenblik. Ik ivrees dat hetgeen gij
■tot Baluchka gezegd hebt, hem mishaagd
beeften dat hij hoos op u is."
Op dit oogenblik verscheen Nikolaas aan
'de deur. j
,,IIoe kunt gij zoolang hier blijven?" zei-
de hij half luid. „Men heeft uwé afwezig*
beid bemerkt, en papa is ontevreden. Komt
spoedig." 1 i
De jongelieden haastten zich te gehoor
zamen.
„Reeds half negen!" riep Serge. „Ik héb
geen rlijd 'te verliezen, want ik moet aan
het station Kroonstadt zijn vóór den trein
van negen uur. Mila," voegde hij er zacht
bij, „mijn vader weet nog niet dat ik 'ge
weigerd (heb; ik vrees dat hij verschrikke
lijk boos zal zijn. Bid dat God mij helps."
Mila knikte toestemmend, en zij gingen
met Nikolaas de zaal weer in. De heer
Marline lichte de oogen op hen met eene
uitdrukking van bedwongen toorn; en toen
Serge hem naderde om afscheid te nemen,
voelde hij zich als verstijfd door het koel
onthaal, dat hij ontving. Jüen oogenblik
later sprong hij in eene slede.
„Zoo hard als gij kunt," riep hij den
koetsier toe.
Deze vatte de leidsels op en 'zette zijn
paard tot de grootst mogelijke snelheid
aan. Serge had nauwelijks tijd gehad, om
een terugblik op de gebeurtenissen van
dien avond te werpen, toen hij zich reeds
aan het station bevond. De trein kwaim
gelijktijdig met hem aan. Hij liep naar
den uitgang, en bevond er zich juist hij*
•tijds om zijn vader te ontvangen, die ge
heel huiten adem aankwam met een' groote
.reistasch in de hand.
„O zijf gij daar," zeide hij zijn zoon
ziende. „Gij hebt welgedaan te komen. O!
ik kan niet meer."
Serge haastte zich de reistasch aan te ne
men, en riep den koetsier toe met het rij
tuig voor te komen. De oude zeeman wierp
er zich in met eene uitdrukking van ver
lichting. -
„Daar bon ik eindelijk," zeide bij. „ïk
heb- in den laats ten tijd een drie'bubbele
portie onaangenaamheden gehad. Ik dacht
dat daarmede al de feesten heen zouden
gaan. Kijk, indien gij slechts naar uwen
vader geluisterd hadt, zoudt gij nu in mij*
ne plaats kunnen 'treden. Maar men moet
op zijne kinderen niet rekenen.'
Gedurende den geheelen rit ging de ad
miraal op denzelfden toon voort, nu eens
zich beklagende over de wederspannig-
'heid zijner onderhoorigen', dan weer over
de jicht, die, naar hij zeide, hem eindelijk
nog eens aan het bed Zou kluisteren.
Tehuis gekomen brachten de warmte en
een goed avondeten het hunne bij, om hem
een weinig op te vrioolijken. Serge hielp
hem zijn kamerjas aandoen, trok eeDie
fléséli cuden wijn voor hem open, en ging
toen tegenover ham zitten. Na goed! gege
ten en Jgedronken te hebben, begon zijn
vader hem knii?oogende terdege op to ne
men. I
„Ha! ha! gij hebt eindelijk uwen Igraad
gekregen",, zeide hij, mét den vinger naar
de epauletten van onzen officier wijdende,
waarop vier groote sterren te zien [waren.
Serge glimlachte toestemmend.
„klaar a proposdie betrokking, die
generaal N. beloofd had
De jonge man kleurde hevig. Hij aar
zelde, stotterde, vervolgens nïöed vatten
de, zeide hij op vasten toon:
„Ik heb er Voor bedankt."
„Bedankt!" herhaalde de generaal, en
zijne stem weerklonk door de groote zaal'
als het eerste gerommel van een onweder.
„Ja," zeide Serge, zonder de oogen te
durven opheffen tot het vertoornde gelaat
van zijn vader.
„Wat beteekent dat?" Zeide de laatste,
met een hevigen vuistslag op de tafel.
„Mijn geweten (stond mij niet toe, dien
post aan te nemen."
„Wat beteekent dat alles!" Tiep de ad
miraal met een vloek. „Een aanblod van
den generaal weigeren? Zijt gij krankzin-
nig?"
„Neesi vader," zeide 'Serge zacht, „maar
ik had geen recht op dien post, en do ge*
neraal heeft mij voor ouder willen doen
doorgaan dan ik ben. Ik kon mijne toe
stemming niet geven tot eene bedriegerij."
De oude zeeman schaterde het uit
„Is dat alles!" zeide ihij op spottenden
toon. „Ha, ha, hal Dat was inderdaad wel
de moeite waard, om er zulk een aanbod
voor te weigeren, [en dat (nog wel op een
oogenblik, dat. gij van trouwen spraakt.
Wees niet zoo kinderachtige Neem de pen
op en schrijf aan den generaal, dat gij u
bedacht hebt." v
„Dat kan ik niet doen," zeide Serge irnct
vastberadenheid, „want ik zou dezen po.s,t
niet aannemen, al ware het mogelijk dien
zonder bedïog te verkrijgen. Ik heb geen
lust meer in grootheid, ik begeer niets an*
ders dan leene plaats als onderwijzend of
ficier in een' militaire school."
„De zoon van admiraal Batourine on
derwijzend officier 1" riep zijn vader, „Da§.
zal niet gebeuren, Zoolang 'ik leef. Denkt
gij misfsckien dat do oudé Mar li no zdjné.
dochter zal laten opsluiten in eeno mili^
taire school, nadat hij voor haar het voor-f;
uitzicht heeft gehad van de schittcrenda
zalen van het winterpaleis?"
„Gij weet, vader," hernam Serge, „dat
de heer Marline de man niét is om..
„Ba! bal ba!" viel 'de admiraal hem iflj,
de rede, „wat doet u eensklaps de groot*
heid dezer wereld verachten?" 1,
„Het heeft den Heer behaagd," ant*
woordlde Serge met een) (ernstige, schoon
eenigszins bevende stem, „mij den rijk*
dom zijner liefdé to openbaren, dio kostj]
baarder i9 dan alle aardscho eer. Het is
nu mijn eebigo begeerte mijn. leven te Vrij*,
den aan het verkondigen van zijne go*J
na'de."
Er volgde stilte, eeno stille, gelijk aan,-
die, wielke een groo.to uitbarsting vooraf-*
gaat. De admiraal was [sprakeloos van ver*l
hazing. J
„Is het zoo?" riep hij eindelijk mot eeno,
stem. waaruit evenzeer wanhoop als toornr
sprak. „Ik had het moéten verwachten/
Zij hebben mijn zoon bedorven, zooaly
vroeger mijne vrouw!"
(Wordt vervolgd). I