Tweede Blad Zaterdag 24 iei 1924 De geheele wapenrusting. Doet aan 'de geheele wa- - penxusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. Ef. 6: 11. Hol woord van Job is altijd en overal waar: heeft niet de mensch een strijd op aardel Daar wordt een strijd gestreden binnen in het harte van het mensehen- kind a's het gaat om de groote levens keuze: voor of tegen den grooten God die zich in het Woord geopenbaard heeft. Daar wordt gestreden in het eigen gezin of in de familie om trouw te blijven aan den God des Verhonds als "vijandige ele menten zijn'binnengedrongen, en de Heere n doet weten: wie vader of moeder, zoon of dochter lief heeft hoven Mij iis Mijns' niet waardig. Daar wordt gestreden in het maatschap pelijk leven tot omverwerping of tot be houd van de ordinantiën dos ïïeeren, en in het staatkundig leven of God Almachtig erkend en geëerbiedigd zal worden in Zijn liooge-sauv-ereiniteit, dan wel'of Zijn juk verbroken en Zijn touwen verre weg ge worpen zullen worden. Strijd is er altoos en overal geweest, ran de dagen van het Paradijs af. en zal gevoerd worden tot den Jongsten Dag. De wereld bindt van haar kant dien strijd» tel ken? opnieuw aan, en het vo^k des Heeren wordt vermaand een strijdende Kerk te zijn, het toebetrouwde erfgoed manmoedig te verdedigen en den boozen en listigen vijand krachtig le weerstaan. De apostel roept der gemeente in den Kaam des Heeren, toe: wordt krachtig in den Heere, en in de sterkte Zijner macht. Een goede raad wordt Irerbij gegeven: doet aan de geheele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige om leidingen des duivels. Als de vijand tot u komt, is het. verraad plegen aan de zaak des Heeren als ge hem lijdelijk afwacht en op zien komen speelt. Keen, gij zijt van Godswege geroepen voor dien strijd u te oefenen en er u op voor te bereiden. U wordt een wapenrusting geschonken, en g'j moet haar goed verzorgen, maken dat gij er vertrouwd mede zijt, en in staat zi.it haar goed te hantceren. Kooit mag er sprake zijn van zorgeloo- ze onverschilligheid, evenmin a's van roe- kelooze vermetelheid. Voor den vijand moogt ge niet hang zijn, maar zijn kracht moet ge niet onderschatten. En daartoe is noodig de geheele wapenrusting aan <te doen. Dit geldt voör het natuurlijke, maar óók voor het geestelijke leven. De apostel legt er c-rnsfig den nadruk op dat ge de geheele wapenrusting zult aandoen. Ge moogt u niet ten halve, maar moet u ten volle wapenen. Er mag niets aan ontbreken en het moet in den vollen zin van het woord zijn „tot aan de tanden gewapend". God de Heere doet u weten waarom dit noodigj is: opdat gij kunt staan tegen de list'ge omleidingen des duivels, want wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tégen de geestelijke boosheden in de lucht. Bij Satan zijn zooveel! listige omleidin gen. Hij komt als een brieschende leeuw, zoekende wien li;.j zou kunnen verslinden. Dit gebeurt in tijden als de wereldlijke macht onbetwist in handen van het onge loof is. Dan is*er voor Gods volk smaad en hoon. Dan hebben er wreede vervolgin gen plaats. Dan wordt het bloed van Gods volk als ^vafer' vergoten. Maar in tijden als de wereldmacht niet zoo rechtstreeks in dienst van Satan staat, dan is hij niet de brieschendo leeuw, maar de giftige slang. En de giftige slang poogt u onmerkbaar te naderen, wil on verhoeds u aanvallen, en spuwt dcodelijk' venijn in uw bloed. Voor een brïeschenden leeuw, wiens ge brul gij van verre boort, kunt gij u tijd'ig in acht nemen, maar voor een schuifelende slang kunt ge nooit voorzichtig genoeg zijn. En als Satan zoo tot u komt, is hij op het gevaarlijkst. Als een lisfige s'ang kwam hij tot Adam on Eva in het Paradijs. Met listige ver leidingen kwam hij tot den Heere Jezus om Hem tot driemaal toe te verzoeken. Maar die oude slang, de Satanas, komt met zijn listige verleidingen óók tot u, als hij het niet aandurft den feilen leeuwen- sprong te doen. ■Wat kunt en moet ge doen tegenover zoo geduchten en verraderlijken vijand? Het éénig antwoord luidt: doet aan de ge heele wapenrusting Godsl Dan kunt ge niet alleen, maar dan zult ge ook zeker staande blijven, hoe groot de kracht van den brei schenden leeuw, hoe listig de ver leiding van de oude slang ook moge zijn. Maar let er op dat hier bepaaldelijk ge sproken wordt van do wapenrusting Gods. Toen David zich met Goliath in den strijd zou begeven, was hij eerst omgord met de wapenrusting van Saul. Toer. zeide hij: in deze kan ik niet gaan. Maar met de wa penrusting Gods is het juist andersom ge legen. Hij die daarmede is omgord, kan sterken wederstand' bieden, zal de zege praal behafcn en komen tot een schitte renden triomf. In uw eigen wapenrusting kunt ge geen oogenbHk staande blijven, omdat de strijd niet gaat tegen vleesch en bloed, maar to gen de booze geesten in de lucht. Dan on dervindt ge liet: uw kracht is klein en zijn sterkte is groot. En -dan zijt ge elk oogenblik in nood. In uw eigen wapenrus ting wordt ge het kind van de rekening en is de tviomf aan uw wederpartijder. Maar in de wapenrusting Gods die door God is bereid, en door God u ge schonken wordt blijft ge staandé, zult ge het hoofd omhoog steken en eens eeuwig juichen. Die wapenrusting is de wapenrusting des geloofs. Zalig hij die haar geheel heeft aangedaan. Hij heeft de lendenen omgord met de waarheid, hij bezit het horstwapen der gerechtigheid, h;j heeft de voeten ge schoeid met de bereidheid des .evangelies, hij draagt het schild des geloofs en den helm der zakgheid, en heeft in zijn han den het zwaard des Geestes. Hij heeft de belofte den Bocze te kun nen wederstaan, en staande te zullen blij ven. HET ONWEDER. Maar daar hebt gij 't alrêe! Hoort! het onweêrfc voor 't eerst! Nieuwe majesteit heerschfc In de lucht, op de zee. Ziet, twee wolken omhoog Staan cn moten elkaar. Als een strijdbelust paar. Met de gramschap in 't oog! Hoe de spanning ontstond, Die het evenwicht brak, Wat den oorlog ontstak. Heeft geen Engel doorgrond. Daar -weerflikkert een licht. Een gevleugelde schicht; En daar rinkelt een schok, Of de glazen© klok, Van het uitspansel splijt! Wondere straal, die daar schiet!. Al wat is, vordert tijd, Slechts de bliksemvonk niet. Nog geen: polsslag van duur, Vliegt het flitsende vuur Duizend' mijlen daarheen: Het verscheen, het verdween, Als een wenk, als cén blik! De Oceaan, in zijn schrik, Scheurt zijn sluier van één; En de Poort van den Dood, 's Afgronds bodem, ligt bloot! 't Bleeke daglicht ging schuil, .Door de vreeze onderschept; En geen kolk en geen kuil, Waar een vin zich meer rept. Maar de Hoogte roept luid Tot de diepte het uit. En van verre en nabij Reept dc Diepte: „Dat is Hij!" TEN KATE. KERK EH SCHOOL NED. HERV. KERK. Beroepen. Te Goudriaan-Ottoland J. van Hof, cand. te Harmelem; te Elden: J. Kremer, te Nieuwolda. Bedankt. Voor Wierden: G. Alers te N ie uw-Leklcerla nd. GEREF. KERKEN. Tweetal. Te Middelburg: W. Best te Pijnaekcr-Nootdorp en R. Hamming le Doorn. Beroepen. Te Seharemdijke c.a.: cand. J. W. v. Tol te Assen; te Voorthuï- zenG. J. Goede te Westzaan. CHR, GEREF. KERK. Beroepen. Te 's-GravenhageA. H, Hilbers fe Enschede. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt. Voor Ridderkerk: J. Vreug denhil te Borsselc; voor Werkendam: A. I Verhagen te Middelburg. Tweetal. Te MoercapelleA. Verha gen te Middelburg en H. Kievit Jzn. te Veenendaal. Ds. M. Kocmans. Ds. M. Koomans, predikant der Gercf„ Gem. te Hoogeveem, kon sinds eenige Zon dagen niet voor de gemeente optreden, daar de toestand zijner ziekte verergerd is. A!g. Syri. Comm. der Ned. Herv. Kerk. De heer Tammens brengt mede namens den beer Timmers rapport uit over af schriften van besluiten enz. en over sta len van kosten. Op een verzoek van den Kerkeraad van Amsterdam om een boéte- en bededag uit te schrijven', met het oog op het te houden eucharistisch congres, besluit de Synodale Commissie met algemeene stemmen op dit verzoek le antwoorden, dat er voor inwil liging van dit verzoek geen grond bestaat; dat er, zonder twijfel, steeds reden is, ora zich voor God to verootmoedigen, maar dat het haar onjuist toeschijnt de oorzaak van die verootmoediging te zoeken in han delingen van een ander kerkgenootschap. Tot loden van de spoedccmmissie wer den benoemd de heeren' G. E. M. Picard on H. Veenman en tot hunne secundi dr. J. M. Callenbach en mr. dr. C. F. Schoch. Tot gecommitteerden voor het toezicht op de administratie van den Quaestor- Generaal de heeren Picard en mr. Schoch, en tot hunne secundi de heeren Callen bach en Vcenman. De vergadering wordt met dankgebed gesloten. Hoe weet U dat? Deze vraag zegt Ds. Schilder in „De Bazuin", zou men willen stellen aan ds. Kersten, die in „do Saambinder" in verband met zijn poging om een zekere „opleiding" van predikanten te krijgen, het volgende „liegende kwalijk spreekt" tegen ons: „Het is te verstaan, voor wie op den loop der historie acht geeft, dat zoo maar zonder meer men niet spontaan mijn pogen toejuicht. Een. vreezo maakte zich van sommige harten meester, die, ik erken het, niet van allen grond ontbloot is; de vreeze, dat weldra veroppervlakkiging "ook onder ons komen zal in de prediking. Mon wijst op do Geref. Kerken. Onder de oude afgescheiden predikanten teldo men zeer achtenswaardige mannen, die naar hetdhart van Jerusalem spraken. Doch het intellectualisme heeft de eenvou dig© prediking veelal verdrongen; en een oppervlakkige, zij het dikwijls schoon ge- siijieeide, prediking is gekomen, die de narten koud laat en Gods volk, zoo het niet mee afzakte, laat hongeren. En het is de vreeze van enkelen, die het wel me enen en die dc opleiding- niet verwerpen, dat het dien weg ook onder 'ons zal opgaan; en dan zijn onze gemeen- I ?n verloren. Wij hebben to trachten naar de oude bevindelijke waarheid; niet ge maakt doch geboren op oen preekstoel; ge-en geleerd lesje, maar de opening der schriften naar de bevinding der heiligen." Tot zoover ds. Kersten. Dc man weet veel, zegt Ds. Schilder, dat hij niet weten kan. Overigens zou het niet onmogelijk zijn, dat hij op één punt gelijk heeft: hij met zijn kring wil: de opening der Schriften naar de bevinding der heiligen (de uitersten, raken elkaar: etkischen en cud-gereformeerden) en wij willen: de bevinding der heiligen toetsen naar de opening der Schriften. Alleen die kan ons trouwens leeren, of er inderdaad heiligen bij ons zijn." Wij en de jeugd onzer dagen Oyer dit onderwerp sprak Ds. J. Gis pen op de predikanten-conferentie te Gro ningen aan de hand van de volgende stel lingen: "Wij, gereformeerde predikanten, dienen een open oog te hebb,en voor wat in de rijpende gereformeerdo jeugd onzer dagen omgaat. Een zeer groot deel van onzen ambtelijken arbeid is jeugdbearbeiding. Ook in onze gereformeerde jeugd is een eigen aardig proces bezig zich te voltrekken. Kenmerk' van dat proces is een losser worden van den hand aan de kerk, aan de belijdenis, aan de Christelijke levens gewoonte, aan den dienst des Heeren. Dat proces vindt zijn oorzaak a. in de algemeene geestelijke inzinking en zedelijke verwording, b. in een kwaad, waaraan ook het gezinsleven der Geroformeerden lijdt, c. in de niet genoegzame opvoedkundige en karaktervormende macht van ons Chris telijk onderwijs, d. in een ietwat eenzijdige bearbeiding van de jeugd door de kerk. Een zeer groot deel van onzen ambtelijken arbeid hebben we daarom te wijden aan het biddend pogen om dit proces tot staan te brengen, want dc toekomst van heel het Gereformeerde leven hangt grootendeels daarvan af. Algemeene en onfeilbaar zuivere rege len voor dat pogen zijn moeilijk aan te geven, daar in deze de persoonlijkheid en de omgeving van ons zoowel als van die jeugd van overwegende invloed is. Toch moet voor dat pogen gewezen worden op: a. het die jeugd in haar bezwaren en streven trachten te verstaan in vertrou wlijken omgang. b. het in prediking en onderwijs: 1. het hart van die jeugd zoeken te raken, 2. de groote hoofdzaak van het Evangelie (ver zoening en vergeving) steeds laten spreken 3. naast de verbondsbeloften steeds te plaatsen de verbondseischen en de ver- bondstucht 4. sterk den nadruk te leggen, op het: om Christus wil offers te willen brengen. c. het in eigen voorbeeld laten zien van de harmonie tusschen geloof en leven, dogmatiek en ethiek. Geestige radio-overder.king. Ds. G. Renting schrijft in „De Geld. Kerkbode" over do radio voor de kerk: „Als het zoo voortgaat, komt er spoedig een geheele omkeer in ons Gereformeerd kerkelijk leven. De vacaturebeurten bunnen dan worden afgeschaft Men plaatst eenvoudig een „antenne" op de kerk en zet een „luid spreker" in de kerk. Aan den predikanten-nood is dan een eind gekomen. Aan menig eerwaardig hoofd wordt dan de schitterende kroon, waaraan de veel vuldige beroepen als fonkelende parelen glanzen, meedoogenloos ontrukt, want door do lucht spreekt 'een grooter geest dan hij. Canclidaten behoeven niet meer weken lang te worstelen met dc beslissing welke van de vijftien of twintig roepingen, die tot* hen kwamen, zij na veel strijd zullen opvolgen, want wie zou niet, zoo het mo gelijk wordt gemaakt en dat zonder extra kosten voor honorarium, liever geregeld een professorale preek „des meesters stern", dan des leerlings woorden beluis teren. De straatpredikers onder den lantaarn paal krijgen hun ontslag, men hangt een voudig esn „Luidspreker" aan den lan taarnpaal op pleinen en straten; de auto- zending kan van de agenda's onzer kerke lijke vergaderingen voor goed verdwijnen. Protestar.tsche kerkbouw. In „Stemmen voor Waarheid en Vrede" schrijft ir. Daan Jansen over Protestant- sclien kerkbouw am.: Men hangt nergens zoozeer aan tradi ties als in onze kerkgebouwen en men vergeet, dat ook vox-igc geslachten zich in den bouw van hun kerken aan nieuwe omstandigheden hebben rngepast, den vorm gewijzigd, de const roei ie verbeterd hebben. Dc eerste Gotische kerken beant woordden aan de nieuwste eischen' in den tijd, dat zij gebouwd werden en de Re- naiseanee-koepelkerken eveneens. Wij ves tigden1 er reeds eerder de aandacht op, dab het mirldeleeuwschf? kerkgebouw een zeer bijzondere plaats in hét cultuurleven innam. De Gotkische bouwkunst heeft zicih in den kerkbouw ontwikkeld en deze kerkbouwkunst heeft op de profane archi tectuur haar stempel gedrukt. Zoo iets is thans onmogelijk; de kerkelijke architec tuur zal nooit meer toonaangevend wor den; maar dab onze kerken karakteristie ker van bouw en verheffender van, archi tectuur konden zijn, zeeT bijzondere schep pingen uit wier „in- en. uitwendigen vorm de groote godsdienstige beteekenis ten volle bleek, gelooven wij zeer zeker. Maar dan moeten kerkbesturen en architecten zich beter aan de moderne eischen aan passen, meer inzicht, maar vooral meer liefde eh ware bezieling bezitten, dan thans gewoonlijk in hun kerkgebouwen tot uiting komen'. Zending eniets heel anders. De Mei-aflevering van het „Ned. Zend.- blad" bevat de volgende waarschuwing: „Er zijn helaas verschillende personen, die van huis tot huis „voor de Zending" collecteeren en boekjes „voor de Zending" verkoopen. Hiervan komt niets aan ons Zendingswerk ten. goede. Men onderzoek©, vóór men geeft of koopt. Er zijn vele parasieten, die teni koste van de Zending leven' en profiteeren. van de goedgeloovigheid. Ieder, die voor onzen arbekl collecteert, kan zich legimiteoren. Men eische "dit Wij hebben vroeger ook al eens gewaar- schuwd tegen die zoogenaamde colpor-"" leurs met zendingsblaadjes en boekjes.": Wij hebben echter de ervaring opgedaan,"! dat herhaaldelijk gewaarschuwd dient te! worden. Men leze dus bovenstaande waar-' schuwing ci: cc er winst mede." STAAT EN BANK. In do Eerste» Kamer maakte de finan- eieelejspecialiteit van do S. D. A. P., de heer. Wibaut, aanmerking op de zelfstan digheid van de Nederlandsche Bank te genover den Staat. Als de Staat uitgaven noodig oordeelde, dan had de Bank die te financieren. De Staat besliste. De Bank had te vol gen. Haar weiger.'ng zou een dictatuur betee- kenen van de circulatiebank over den Staat. En dat ging niet. Zoo redeneerde de heer Wibaut. Ku verwijst Joh: J. B.. in de Y r ij-. beid, het orgaan van den Vrijheidsbond., op hetgeen over deze kwestie, de verheo- ding van de circulatiebank tot de Regee- S'ing, te lezen staat in 'het soc:'alisat:e- rapport der S. D. A. P., het rapport, 'waar in de groote lijnen voor den naasten toe komststaat der Sociaal-democraten getrok ken werden.«Dit rapport draagt d-3 onder- feekening van den heer. Wibaut, die voor zitter van de commissie was. Er is oen'hoofdstuk in over dc sociali satie van het bankwezen, geschreven door den heer Vermeer, met wiens zienswijze (heel da commissie, dus ook do heer Wi- ibaut, zich vereenigde. En;wat schrijft nu de hoor Vermeer ovev de positie van de circulatiebank tegen over de Regeering? Hij zegt: „Een andere cn veel belangrijker be denking tegen het brengen van het beheer der circulatiebank 'n handen van den Staat ligtjn het gevaar, dat do Staat in ge val van geldnood eenvoudig gebruik zou maken van do bankbiljettonpers der cir culatiebank, door zich op onbeperkte schaal voorschotten te laten verstrekken. Het gevolg zou lr'arvan zijn, dat een over matige omloop van bankbiljetten zou -ont staan, waardoor wantrouwen zou kunnen worden uitgelokt in de zekerheid van liet bankpapier en bovendien een inflatie der ruilmiddelen zou kunnen intreden, waar door de wisselkoersen op het buitenland 'zouden worden ontwricht. Tijdens den oorlog is gebleken, dat de leiding van bet bedrijf door een particu liere instelling niet in staat is geweest deze gevaren af te wenden. Dit neemt evénwel niet weg, dat de Staat, wanneer h»'j directe zeggenschap heeft over de circulatiebank, toch veel ster ker in de verleiding moet komen om mis bruik te maken van de gemakkelijke ma nier, om aan gel:d te komen door het druk ken van nieuwe hankbi'jette.n, dan wan neer hiervoor do tegenstand der leiders van de particuliere instelling moet worden «overwonnen." Het rapport meende op dien grond te kunnen aanbevelen de circulatiebank niet aan den Staat te trekken. Dit was in 1920 de gezonde meeni.ng ■van den heer Wibaut. Maar in 1924 is hij alles vergeten en Ib.i'j pleit met kracht voor 'de onderworpen heid van de circ^atiebank aan den Staat. De standvastigheid, aldus de conclus'e van „De Standaard", j*3 hier werkeiijk niet heel groo' Duitschland betaalt! België werd dezer dagen opgeschrikt door de publicatie van de fabelachtigs hooge salarissen, die do leden, van dc Com missie van Herstel genoten. Honderdduizenden francs waren er meo gemoeid en aan de Belgische regeering werd de vraag gesteld, of het in deze tij den gebillijkt kon worden, dat dergelijke buitensporige belooningen plaats vonden, buiten alle verhouding met de verieeudo diensten. Het antwoord van do Belgische regec- ring zegt de Rotterd., is nu gekomen. De minister deelt mee, dab de commis- sie een onafhankelijke, zelfstandige en souvereine stichting is, ingesteld bij het verdrag van Versailles. „De onkosten worden door Duitschland betaald, buiten! do schadevergoeding om." De onkosten werden door Duitschland betaald! Wat zal men dan toornen over schandelijke hooge salarieering Plukken maar, zooveel men kan dat is de geest van Versailles. Zoolang die geest heerscht, is alle her- stel uitgesloten, trots alle commissies van herstel. i FËUILLËTOSQ EINDELIJK VEREENIGD. 74) „Dat zou do vorkeerde wereld-zijn, vindt gij ook niet? zeide zij tot eeno dame, die naar het gesprek geluisterd had, „de jong ste uit hen vóór de oudste! In mijn tijd althans gebeurde dat niet, maar tegen woordig en de goede vrouw zuchtte met gelatenheid. Intusschen werd het eten aangediend. Men ging naar de eetzaal, waar 'n levendig gesprek spoedig het, gedruiscli der messen en vorken overstemde. Serge en Mila na men geen deel aan het algemeen gesprek. Hoewel zij naast elkander zaten, wissel den zij slechts weinige woorden. Hadden zij elkander niets te zeggen? Ver van daar; maar hetgeen zij elkander te zeggen hadden was te ernstig, om in 'het publiek gezegd te worden. Mila voelde dat er op haar gelet werd; vandaar dat zij niet op haar gemak was. Wat Serge betreft, hij scheen sedert eenige -minuten met aan dacht te luisteren naar zijn overbuurman, vader Dl a kon of. Deze geleek volstrekt niet op zijn waar dige echtgenoote, met wie wij het genoe gen gehad hebben kennis te maken. Hij was een man van rijpen leeftijd, groot, mager, met geregelde trekken en een ver standige uitdrukking. Hij had in zijn ge laat iets, dat 'onwillekeurig aan een kerk- schilderij deed denken. Hij was welbe spraakt, en zijn gemakkelijke manieren he-: wezen, dat 'hij gewoon was zich in de groo te wereld te bewegen. Hij had wat meer geleerdheid dan de meesten zijner ambtge- nooten en een oppervlakkige kennis van buitenlandscbe letterkunde; ook had hij uit de hoeken der Duitsche wijsgeeren een zekere vrijzinnigheid van denkwijze opge daan. Maar a.1 was hij zeer toegevend voor de bewonderaars van Büchner en Strauss, en al- gaf hl» zich nu en dan over aan be schouwingen, die zeer kwetsend voor rechtzinnige ooren waren, de volgelingen van den Lord Apostel kon hij niet uitstaan. Toen dus de zuster van don heer Marline ondeugend aanmerkte: „En uw vriend de Lord Apostel is weer zoo verschenen," fronste hij de wenkbrauwen en zeide: „Indien hij weer verschenen is, Anna Kirilovna, dan is dat de schuld onzer schoone dames." „Men kan hem toch de verdienste van volharding niet ontzeggen." „Dat is inderdaad een groote verdineste, Wanneer men hem in alles tegemoet komt! Kijk te Moskoiij waar men hem weer stand "heeft geboden, heeft hij 'het niet lang uitgehouden." „Gelooft gij waarlijk, dat het kwaad zoo ernstig is?" „Ernstig? 0 neen. Zijde en kant begin nen de dames le vervelen, en zij vinden het verrukkelijk zich in zwart laken te klcedcn, en eene preek te gaan hooren, die haar doet weenen. Het is eene mode, die voorhij zal gaan, zooals alle anderen." Anna Kirilovna glimlachte. „Gij zijt zeer streng, Batuchka." „0 mevrouw! dat komt omdat ik onze wereld ken; het is alles bombast, anders niet." „Men zegt toch dat die dames zich met goede werken ophouden," merkte een an der aan. Een heer mot een bril en een zwarten baard antwoordde lachend: „Goede wer ken! O wel zeker. Haar vriend de Lord heeft haar verteld, dat er in Engeland haveloozensc kolen worden gesticht door dames uit den adelijken stand. Zoo ge zegd, zoo gedaan. Men huurt voor weinig geld eene kamer, men plaatst er een meis je in, dat zelf nog wel naar school mocht gaan, en ziedaar eene school opgericht. Dan gaan de dames er beurt om beurt eens in cfe week uit den Bijbel voorlezen. Het oVerjge gaat zooals het gaat. Het komt er niet op aan of die kinderen in lompen gehuld zijn, indien zij slechts bijbeltek sten kunnen opzeggen, en uit het Engelsch vertaalde liederen zingen." „Zij gaan in purper gekleed en maken alle dagen goede sier, en kunnen niet eens een arm mensch kleeden," voegde een of ficier er hij, terwijl hij met groote teugen een glas Xeres leegdronk. „Ik heb 'hooren zeggen," zeide zijn buur man op vertrouwelijken toon, „dat vorstmijnheer (hoe heet die ook?) zijne boeren mishandelt op eene wijze, de donkerste tijden waardig." Serge, die juist luisterde, was veront waardigd. „Veroorloof mij hiertegen op to komen, riep hij met gloeiend gelaat. „Ik ken ver scheidene van die menschen, over welke gij spreekt, en ik kan niet dulden hen te hooren belasteren," Batuchka kreeg eene kleur bij dat ver wijt, do heer met den zwarten baard -wierp Serge door zijn bril een spottenden blik toe, en de offcier zag hem schelmach tig aan; alleen Anna Kirilovna zocht zich te verontschuldigen. „Wordt niet hoos, mijnheer Batourine, het is alles maar van hooren zeggen. Wij hadden vergeten dat gij tot dien kring in betrekking stondt." „Gesteld dat uwe vrienden zeer welda dig zijn," hernam de priester, „zoo kunt gij toch niet ontkennen, dat zij eon sterke neiging tot het Protestantisme hebben. Rechtzinnige Christenen zouden nooit zoo als zij een Engelsch predikant beschermd hebben." „Met uw verlof!" riep van het andere einde der tafel een groot heer met rossi- gen baard, die er zich op voor liet staan de Engelsche zeden goed te keunen. „Lord R. is volstrekt geen geordend predikant. In Engeland zou hij liet recht niet hebben in eene keTk te prèeken." „Predikant of niet," vervolgde vader Diakonof, ,vhij is Protestant, en het is schande, dat menschen, die in het recht zinnig geloof opgevoed zijn, zich het Evan gelie laten verklaren door een Protestant, ten aanhoore van de geestelijkheid hunner eigen kerk." 9 „Batuchka," zeide Serge, ,.ik heb Lord R. meermalen hooren preeken, maar ik: heb hom nog nooit godsdienstige gescliiUj len hooren behandelen. Hij doet niets dan de groote waarheden van het Evangel o verkondigen, die den gemeen soli a ppe! ij keu band moesten vormen tusschen allo GuriS-( tenen. Hij verkondigt de verlossing door Jezus Christus. Is dat niet do leer van onzo kerk?"- <j „In dat geval," zeido do priester, „moest niemand een vreemde noodig heb-, ben, om daarin te onderrichton."' i „Maar in de praktijk," hernam Sorge le-< vendig. (Wordt vrvolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5