Tweede Blad
Zaterdag 24 iei 1924
De geheele wapenrusting.
Doet aan 'de geheele wa-
- penxusting Gods, opdat gij
kunt staan tegen de listige
omleidingen des duivels.
Ef. 6: 11.
Hol woord van Job is altijd en overal
waar: heeft niet de mensch een strijd op
aardel Daar wordt een strijd gestreden
binnen in het harte van het mensehen-
kind a's het gaat om de groote levens
keuze: voor of tegen den grooten God die
zich in het Woord geopenbaard heeft.
Daar wordt gestreden in het eigen gezin
of in de familie om trouw te blijven aan
den God des Verhonds als "vijandige ele
menten zijn'binnengedrongen, en de Heere
n doet weten: wie vader of moeder, zoon
of dochter lief heeft hoven Mij iis Mijns'
niet waardig.
Daar wordt gestreden in het maatschap
pelijk leven tot omverwerping of tot be
houd van de ordinantiën dos ïïeeren, en
in het staatkundig leven of God Almachtig
erkend en geëerbiedigd zal worden in Zijn
liooge-sauv-ereiniteit, dan wel'of Zijn juk
verbroken en Zijn touwen verre weg ge
worpen zullen worden.
Strijd is er altoos en overal geweest,
ran de dagen van het Paradijs af. en zal
gevoerd worden tot den Jongsten Dag. De
wereld bindt van haar kant dien strijd» tel
ken? opnieuw aan, en het vo^k des Heeren
wordt vermaand een strijdende Kerk te
zijn, het toebetrouwde erfgoed manmoedig
te verdedigen en den boozen en listigen
vijand krachtig le weerstaan.
De apostel roept der gemeente in den
Kaam des Heeren, toe: wordt krachtig in
den Heere, en in de sterkte Zijner macht.
Een goede raad wordt Irerbij gegeven:
doet aan de geheele wapenrusting Gods,
opdat gij kunt staan tegen de listige om
leidingen des duivels.
Als de vijand tot u komt, is het. verraad
plegen aan de zaak des Heeren als ge hem
lijdelijk afwacht en op zien komen speelt.
Keen, gij zijt van Godswege geroepen voor
dien strijd u te oefenen en er u op voor te
bereiden.
U wordt een wapenrusting geschonken,
en g'j moet haar goed verzorgen, maken
dat gij er vertrouwd mede zijt, en in staat
zi.it haar goed te hantceren.
Kooit mag er sprake zijn van zorgeloo-
ze onverschilligheid, evenmin a's van roe-
kelooze vermetelheid. Voor den vijand
moogt ge niet hang zijn, maar zijn kracht
moet ge niet onderschatten. En daartoe is
noodig de geheele wapenrusting aan <te
doen. Dit geldt voör het natuurlijke, maar
óók voor het geestelijke leven.
De apostel legt er c-rnsfig den nadruk
op dat ge de geheele wapenrusting zult
aandoen. Ge moogt u niet ten halve, maar
moet u ten volle wapenen. Er mag niets
aan ontbreken en het moet in den vollen
zin van het woord zijn „tot aan de tanden
gewapend".
God de Heere doet u weten waarom dit
noodigj is: opdat gij kunt staan tegen de
list'ge omleidingen des duivels, want wij
hebben den strijd niet tegen vleesch en
bloed, maar tegen de machten, tegen de
geweldhebbers der wereld, der duisternis
dezer eeuw, tégen de geestelijke boosheden
in de lucht.
Bij Satan zijn zooveel! listige omleidin
gen. Hij komt als een brieschende leeuw,
zoekende wien li;.j zou kunnen verslinden.
Dit gebeurt in tijden als de wereldlijke
macht onbetwist in handen van het onge
loof is. Dan is*er voor Gods volk smaad
en hoon. Dan hebben er wreede vervolgin
gen plaats. Dan wordt het bloed van Gods
volk als ^vafer' vergoten.
Maar in tijden als de wereldmacht niet
zoo rechtstreeks in dienst van Satan staat,
dan is hij niet de brieschendo leeuw,
maar de giftige slang. En de giftige slang
poogt u onmerkbaar te naderen, wil on
verhoeds u aanvallen, en spuwt dcodelijk'
venijn in uw bloed.
Voor een brïeschenden leeuw, wiens ge
brul gij van verre boort, kunt gij u tijd'ig
in acht nemen, maar voor een schuifelende
slang kunt ge nooit voorzichtig genoeg
zijn. En als Satan zoo tot u komt, is hij
op het gevaarlijkst.
Als een lisfige s'ang kwam hij tot Adam
on Eva in het Paradijs. Met listige ver
leidingen kwam hij tot den Heere Jezus
om Hem tot driemaal toe te verzoeken.
Maar die oude slang, de Satanas, komt
met zijn listige verleidingen óók tot u, als
hij het niet aandurft den feilen leeuwen-
sprong te doen.
■Wat kunt en moet ge doen tegenover
zoo geduchten en verraderlijken vijand?
Het éénig antwoord luidt: doet aan de ge
heele wapenrusting Godsl Dan kunt ge
niet alleen, maar dan zult ge ook zeker
staande blijven, hoe groot de kracht van
den brei schenden leeuw, hoe listig de ver
leiding van de oude slang ook moge zijn.
Maar let er op dat hier bepaaldelijk ge
sproken wordt van do wapenrusting Gods.
Toen David zich met Goliath in den strijd
zou begeven, was hij eerst omgord met de
wapenrusting van Saul. Toer. zeide hij: in
deze kan ik niet gaan. Maar met de wa
penrusting Gods is het juist andersom ge
legen. Hij die daarmede is omgord, kan
sterken wederstand' bieden, zal de zege
praal behafcn en komen tot een schitte
renden triomf.
In uw eigen wapenrusting kunt ge geen
oogenbHk staande blijven, omdat de strijd
niet gaat tegen vleesch en bloed, maar to
gen de booze geesten in de lucht. Dan on
dervindt ge liet: uw kracht is klein en
zijn sterkte is groot. En -dan zijt ge elk
oogenblik in nood. In uw eigen wapenrus
ting wordt ge het kind van de rekening
en is de tviomf aan uw wederpartijder.
Maar in de wapenrusting Gods die
door God is bereid, en door God u ge
schonken wordt blijft ge staandé, zult
ge het hoofd omhoog steken en eens eeuwig
juichen.
Die wapenrusting is de wapenrusting des
geloofs. Zalig hij die haar geheel heeft
aangedaan. Hij heeft de lendenen omgord
met de waarheid, hij bezit het horstwapen
der gerechtigheid, h;j heeft de voeten ge
schoeid met de bereidheid des .evangelies,
hij draagt het schild des geloofs en den
helm der zakgheid, en heeft in zijn han
den het zwaard des Geestes.
Hij heeft de belofte den Bocze te kun
nen wederstaan, en staande te zullen blij
ven.
HET ONWEDER.
Maar daar hebt gij 't alrêe!
Hoort! het onweêrfc voor 't eerst!
Nieuwe majesteit heerschfc
In de lucht, op de zee.
Ziet, twee wolken omhoog
Staan cn moten elkaar.
Als een strijdbelust paar.
Met de gramschap in 't oog!
Hoe de spanning ontstond,
Die het evenwicht brak,
Wat den oorlog ontstak.
Heeft geen Engel doorgrond.
Daar -weerflikkert een licht.
Een gevleugelde schicht;
En daar rinkelt een schok,
Of de glazen© klok,
Van het uitspansel splijt!
Wondere straal, die daar schiet!.
Al wat is, vordert tijd,
Slechts de bliksemvonk niet.
Nog geen: polsslag van duur,
Vliegt het flitsende vuur
Duizend' mijlen daarheen:
Het verscheen, het verdween,
Als een wenk, als cén blik!
De Oceaan, in zijn schrik,
Scheurt zijn sluier van één;
En de Poort van den Dood,
's Afgronds bodem, ligt bloot!
't Bleeke daglicht ging schuil,
.Door de vreeze onderschept;
En geen kolk en geen kuil,
Waar een vin zich meer rept.
Maar de Hoogte roept luid
Tot de diepte het uit.
En van verre en nabij
Reept dc Diepte: „Dat is Hij!"
TEN KATE.
KERK EH SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te Goudriaan-Ottoland
J. van Hof, cand. te Harmelem; te Elden:
J. Kremer, te Nieuwolda.
Bedankt. Voor Wierden: G. Alers te
N ie uw-Leklcerla nd.
GEREF. KERKEN.
Tweetal. Te Middelburg: W. Best te
Pijnaekcr-Nootdorp en R. Hamming le
Doorn.
Beroepen. Te Seharemdijke c.a.:
cand. J. W. v. Tol te Assen; te Voorthuï-
zenG. J. Goede te Westzaan.
CHR, GEREF. KERK.
Beroepen. Te 's-GravenhageA. H,
Hilbers fe Enschede.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt. Voor Ridderkerk: J. Vreug
denhil te Borsselc; voor Werkendam: A.
I Verhagen te Middelburg.
Tweetal. Te MoercapelleA. Verha
gen te Middelburg en H. Kievit Jzn. te
Veenendaal.
Ds. M. Kocmans.
Ds. M. Koomans, predikant der Gercf„
Gem. te Hoogeveem, kon sinds eenige Zon
dagen niet voor de gemeente optreden,
daar de toestand zijner ziekte verergerd is.
A!g. Syri. Comm. der Ned. Herv. Kerk.
De heer Tammens brengt mede namens
den beer Timmers rapport uit over af
schriften van besluiten enz. en over sta
len van kosten.
Op een verzoek van den Kerkeraad van
Amsterdam om een boéte- en bededag uit
te schrijven', met het oog op het te houden
eucharistisch congres, besluit de Synodale
Commissie met algemeene stemmen op dit
verzoek le antwoorden, dat er voor inwil
liging van dit verzoek geen grond bestaat;
dat er, zonder twijfel, steeds reden is, ora
zich voor God to verootmoedigen, maar
dat het haar onjuist toeschijnt de oorzaak
van die verootmoediging te zoeken in han
delingen van een ander kerkgenootschap.
Tot loden van de spoedccmmissie wer
den benoemd de heeren' G. E. M. Picard
on H. Veenman en tot hunne secundi dr.
J. M. Callenbach en mr. dr. C. F. Schoch.
Tot gecommitteerden voor het toezicht
op de administratie van den Quaestor-
Generaal de heeren Picard en mr. Schoch,
en tot hunne secundi de heeren Callen
bach en Vcenman.
De vergadering wordt met dankgebed
gesloten.
Hoe weet U dat?
Deze vraag zegt Ds. Schilder in
„De Bazuin", zou men willen stellen aan
ds. Kersten, die in „do Saambinder" in
verband met zijn poging om een zekere
„opleiding" van predikanten te krijgen, het
volgende „liegende kwalijk spreekt" tegen
ons:
„Het is te verstaan, voor wie op den
loop der historie acht geeft, dat zoo maar
zonder meer men niet spontaan mijn pogen
toejuicht. Een. vreezo maakte zich van
sommige harten meester, die, ik erken
het, niet van allen grond ontbloot is; de
vreeze, dat weldra veroppervlakkiging
"ook onder ons komen zal in de prediking.
Mon wijst op do Geref. Kerken. Onder
de oude afgescheiden predikanten teldo
men zeer achtenswaardige mannen, die
naar hetdhart van Jerusalem spraken.
Doch het intellectualisme heeft de eenvou
dig© prediking veelal verdrongen; en een
oppervlakkige, zij het dikwijls schoon ge-
siijieeide, prediking is gekomen, die de
narten koud laat en Gods volk, zoo het
niet mee afzakte, laat hongeren.
En het is de vreeze van enkelen, die
het wel me enen en die dc opleiding- niet
verwerpen, dat het dien weg ook onder
'ons zal opgaan; en dan zijn onze gemeen-
I ?n verloren. Wij hebben to trachten naar
de oude bevindelijke waarheid; niet ge
maakt doch geboren op oen preekstoel;
ge-en geleerd lesje, maar de opening der
schriften naar de bevinding der heiligen."
Tot zoover ds. Kersten.
Dc man weet veel, zegt Ds. Schilder,
dat hij niet weten kan. Overigens zou het
niet onmogelijk zijn, dat hij op één punt
gelijk heeft: hij met zijn kring wil: de
opening der Schriften naar de bevinding
der heiligen (de uitersten, raken elkaar:
etkischen en cud-gereformeerden) en wij
willen: de bevinding der heiligen toetsen
naar de opening der Schriften.
Alleen die kan ons trouwens leeren, of
er inderdaad heiligen bij ons zijn."
Wij en de jeugd onzer dagen
Oyer dit onderwerp sprak Ds. J. Gis
pen op de predikanten-conferentie te Gro
ningen aan de hand van de volgende stel
lingen:
"Wij, gereformeerde predikanten, dienen
een open oog te hebb,en voor wat in de
rijpende gereformeerdo jeugd onzer dagen
omgaat. Een zeer groot deel van onzen
ambtelijken arbeid is jeugdbearbeiding. Ook
in onze gereformeerde jeugd is een eigen
aardig proces bezig zich te voltrekken.
Kenmerk' van dat proces is een losser
worden van den hand aan de kerk, aan
de belijdenis, aan de Christelijke levens
gewoonte, aan den dienst des Heeren.
Dat proces vindt zijn oorzaak a. in de
algemeene geestelijke inzinking en zedelijke
verwording, b. in een kwaad, waaraan ook
het gezinsleven der Geroformeerden lijdt,
c. in de niet genoegzame opvoedkundige
en karaktervormende macht van ons Chris
telijk onderwijs, d. in een ietwat eenzijdige
bearbeiding van de jeugd door de kerk.
Een zeer groot deel van onzen ambtelijken
arbeid hebben we daarom te wijden aan
het biddend pogen om dit proces tot staan
te brengen, want dc toekomst van heel het
Gereformeerde leven hangt grootendeels
daarvan af.
Algemeene en onfeilbaar zuivere rege
len voor dat pogen zijn moeilijk aan te
geven, daar in deze de persoonlijkheid en de
omgeving van ons zoowel als van die jeugd
van overwegende invloed is. Toch moet
voor dat pogen gewezen worden op:
a. het die jeugd in haar bezwaren en
streven trachten te verstaan in vertrou
wlijken omgang.
b. het in prediking en onderwijs: 1. het
hart van die jeugd zoeken te raken, 2. de
groote hoofdzaak van het Evangelie (ver
zoening en vergeving) steeds laten spreken
3. naast de verbondsbeloften steeds te
plaatsen de verbondseischen en de ver-
bondstucht 4. sterk den nadruk te leggen,
op het: om Christus wil offers te willen
brengen.
c. het in eigen voorbeeld laten zien van
de harmonie tusschen geloof en leven,
dogmatiek en ethiek.
Geestige radio-overder.king.
Ds. G. Renting schrijft in „De Geld.
Kerkbode" over do radio voor de kerk:
„Als het zoo voortgaat, komt er spoedig
een geheele omkeer in ons Gereformeerd
kerkelijk leven.
De vacaturebeurten bunnen dan worden
afgeschaft Men plaatst eenvoudig een
„antenne" op de kerk en zet een „luid
spreker" in de kerk.
Aan den predikanten-nood is dan een
eind gekomen.
Aan menig eerwaardig hoofd wordt dan
de schitterende kroon, waaraan de veel
vuldige beroepen als fonkelende parelen
glanzen, meedoogenloos ontrukt, want
door do lucht spreekt 'een grooter geest
dan hij.
Canclidaten behoeven niet meer weken
lang te worstelen met dc beslissing welke
van de vijftien of twintig roepingen, die
tot* hen kwamen, zij na veel strijd zullen
opvolgen, want wie zou niet, zoo het mo
gelijk wordt gemaakt en dat zonder extra
kosten voor honorarium, liever geregeld
een professorale preek „des meesters
stern", dan des leerlings woorden beluis
teren.
De straatpredikers onder den lantaarn
paal krijgen hun ontslag, men hangt een
voudig esn „Luidspreker" aan den lan
taarnpaal op pleinen en straten; de auto-
zending kan van de agenda's onzer kerke
lijke vergaderingen voor goed verdwijnen.
Protestar.tsche kerkbouw.
In „Stemmen voor Waarheid en Vrede"
schrijft ir. Daan Jansen over Protestant-
sclien kerkbouw am.:
Men hangt nergens zoozeer aan tradi
ties als in onze kerkgebouwen en men
vergeet, dat ook vox-igc geslachten zich
in den bouw van hun kerken aan nieuwe
omstandigheden hebben rngepast, den
vorm gewijzigd, de const roei ie verbeterd
hebben. Dc eerste Gotische kerken beant
woordden aan de nieuwste eischen' in den
tijd, dat zij gebouwd werden en de Re-
naiseanee-koepelkerken eveneens. Wij ves
tigden1 er reeds eerder de aandacht op,
dab het mirldeleeuwschf? kerkgebouw een
zeer bijzondere plaats in hét cultuurleven
innam. De Gotkische bouwkunst heeft
zicih in den kerkbouw ontwikkeld en deze
kerkbouwkunst heeft op de profane archi
tectuur haar stempel gedrukt. Zoo iets is
thans onmogelijk; de kerkelijke architec
tuur zal nooit meer toonaangevend wor
den; maar dab onze kerken karakteristie
ker van bouw en verheffender van, archi
tectuur konden zijn, zeeT bijzondere schep
pingen uit wier „in- en. uitwendigen vorm
de groote godsdienstige beteekenis ten
volle bleek, gelooven wij zeer zeker. Maar
dan moeten kerkbesturen en architecten
zich beter aan de moderne eischen aan
passen, meer inzicht, maar vooral meer
liefde eh ware bezieling bezitten, dan
thans gewoonlijk in hun kerkgebouwen
tot uiting komen'.
Zending eniets heel anders.
De Mei-aflevering van het „Ned. Zend.-
blad" bevat de volgende waarschuwing:
„Er zijn helaas verschillende personen,
die van huis tot huis „voor de Zending"
collecteeren en boekjes „voor de Zending"
verkoopen. Hiervan komt niets aan ons
Zendingswerk ten. goede.
Men onderzoek©, vóór men geeft of
koopt.
Er zijn vele parasieten, die teni koste
van de Zending leven' en profiteeren. van
de goedgeloovigheid.
Ieder, die voor onzen arbekl collecteert,
kan zich legimiteoren. Men eische "dit
Wij hebben vroeger ook al eens gewaar-
schuwd tegen die zoogenaamde colpor-""
leurs met zendingsblaadjes en boekjes.":
Wij hebben echter de ervaring opgedaan,"!
dat herhaaldelijk gewaarschuwd dient te!
worden. Men leze dus bovenstaande waar-'
schuwing ci: cc er winst mede."
STAAT EN BANK.
In do Eerste» Kamer maakte de finan-
eieelejspecialiteit van do S. D. A. P., de
heer. Wibaut, aanmerking op de zelfstan
digheid van de Nederlandsche Bank te
genover den Staat.
Als de Staat uitgaven noodig oordeelde,
dan had de Bank die te financieren.
De Staat besliste. De Bank had te vol
gen.
Haar weiger.'ng zou een dictatuur betee-
kenen van de circulatiebank over den
Staat. En dat ging niet. Zoo redeneerde de
heer Wibaut.
Ku verwijst Joh: J. B.. in de Y r ij-.
beid, het orgaan van den Vrijheidsbond.,
op hetgeen over deze kwestie, de verheo-
ding van de circulatiebank tot de Regee-
S'ing, te lezen staat in 'het soc:'alisat:e-
rapport der S. D. A. P., het rapport, 'waar
in de groote lijnen voor den naasten toe
komststaat der Sociaal-democraten getrok
ken werden.«Dit rapport draagt d-3 onder-
feekening van den heer. Wibaut, die voor
zitter van de commissie was.
Er is oen'hoofdstuk in over dc sociali
satie van het bankwezen, geschreven door
den heer Vermeer, met wiens zienswijze
(heel da commissie, dus ook do heer Wi-
ibaut, zich vereenigde.
En;wat schrijft nu de hoor Vermeer ovev
de positie van de circulatiebank tegen
over de Regeering? Hij zegt:
„Een andere cn veel belangrijker be
denking tegen het brengen van het beheer
der circulatiebank 'n handen van den
Staat ligtjn het gevaar, dat do Staat in ge
val van geldnood eenvoudig gebruik zou
maken van do bankbiljettonpers der cir
culatiebank, door zich op onbeperkte
schaal voorschotten te laten verstrekken.
Het gevolg zou lr'arvan zijn, dat een over
matige omloop van bankbiljetten zou -ont
staan, waardoor wantrouwen zou kunnen
worden uitgelokt in de zekerheid van liet
bankpapier en bovendien een inflatie der
ruilmiddelen zou kunnen intreden, waar
door de wisselkoersen op het buitenland
'zouden worden ontwricht.
Tijdens den oorlog is gebleken, dat de
leiding van bet bedrijf door een particu
liere instelling niet in staat is geweest
deze gevaren af te wenden.
Dit neemt evénwel niet weg, dat de
Staat, wanneer h»'j directe zeggenschap
heeft over de circulatiebank, toch veel ster
ker in de verleiding moet komen om mis
bruik te maken van de gemakkelijke ma
nier, om aan gel:d te komen door het druk
ken van nieuwe hankbi'jette.n, dan wan
neer hiervoor do tegenstand der leiders
van de particuliere instelling moet worden
«overwonnen."
Het rapport meende op dien grond te
kunnen aanbevelen de circulatiebank
niet aan den Staat te trekken.
Dit was in 1920 de gezonde meeni.ng
■van den heer Wibaut.
Maar in 1924 is hij alles vergeten en
Ib.i'j pleit met kracht voor 'de onderworpen
heid van de circ^atiebank aan den Staat.
De standvastigheid, aldus de conclus'e
van „De Standaard", j*3 hier werkeiijk
niet heel groo'
Duitschland betaalt!
België werd dezer dagen opgeschrikt
door de publicatie van de fabelachtigs
hooge salarissen, die do leden, van dc Com
missie van Herstel genoten.
Honderdduizenden francs waren er meo
gemoeid en aan de Belgische regeering
werd de vraag gesteld, of het in deze tij
den gebillijkt kon worden, dat dergelijke
buitensporige belooningen plaats vonden,
buiten alle verhouding met de verieeudo
diensten.
Het antwoord van do Belgische regec-
ring zegt de Rotterd., is nu gekomen.
De minister deelt mee, dab de commis-
sie een onafhankelijke, zelfstandige en
souvereine stichting is, ingesteld bij het
verdrag van Versailles. „De onkosten
worden door Duitschland betaald, buiten!
do schadevergoeding om."
De onkosten werden door Duitschland
betaald! Wat zal men dan toornen over
schandelijke hooge salarieering
Plukken maar, zooveel men kan dat
is de geest van Versailles.
Zoolang die geest heerscht, is alle her-
stel uitgesloten, trots alle commissies
van herstel. i
FËUILLËTOSQ
EINDELIJK VEREENIGD.
74)
„Dat zou do vorkeerde wereld-zijn, vindt
gij ook niet? zeide zij tot eeno dame, die
naar het gesprek geluisterd had, „de jong
ste uit hen vóór de oudste! In mijn tijd
althans gebeurde dat niet, maar tegen
woordig en de goede vrouw zuchtte
met gelatenheid.
Intusschen werd het eten aangediend.
Men ging naar de eetzaal, waar 'n levendig
gesprek spoedig het, gedruiscli der messen
en vorken overstemde. Serge en Mila na
men geen deel aan het algemeen gesprek.
Hoewel zij naast elkander zaten, wissel
den zij slechts weinige woorden. Hadden
zij elkander niets te zeggen? Ver van
daar; maar hetgeen zij elkander te zeggen
hadden was te ernstig, om in 'het publiek
gezegd te worden. Mila voelde dat er op
haar gelet werd; vandaar dat zij niet op
haar gemak was. Wat Serge betreft, hij
scheen sedert eenige -minuten met aan
dacht te luisteren naar zijn overbuurman,
vader Dl a kon of.
Deze geleek volstrekt niet op zijn waar
dige echtgenoote, met wie wij het genoe
gen gehad hebben kennis te maken. Hij
was een man van rijpen leeftijd, groot,
mager, met geregelde trekken en een ver
standige uitdrukking. Hij had in zijn ge
laat iets, dat 'onwillekeurig aan een kerk-
schilderij deed denken. Hij was welbe
spraakt, en zijn gemakkelijke manieren he-:
wezen, dat 'hij gewoon was zich in de groo
te wereld te bewegen. Hij had wat meer
geleerdheid dan de meesten zijner ambtge-
nooten en een oppervlakkige kennis van
buitenlandscbe letterkunde; ook had hij
uit de hoeken der Duitsche wijsgeeren een
zekere vrijzinnigheid van denkwijze opge
daan. Maar a.1 was hij zeer toegevend voor
de bewonderaars van Büchner en Strauss,
en al- gaf hl» zich nu en dan over aan be
schouwingen, die zeer kwetsend voor
rechtzinnige ooren waren, de volgelingen
van den Lord Apostel kon hij niet uitstaan.
Toen dus de zuster van don heer Marline
ondeugend aanmerkte: „En uw vriend de
Lord Apostel is weer zoo verschenen,"
fronste hij de wenkbrauwen en zeide:
„Indien hij weer verschenen is, Anna
Kirilovna, dan is dat de schuld onzer
schoone dames."
„Men kan hem toch de verdienste van
volharding niet ontzeggen."
„Dat is inderdaad een groote verdineste,
Wanneer men hem in alles tegemoet komt!
Kijk te Moskoiij waar men hem weer
stand "heeft geboden, heeft hij 'het niet lang
uitgehouden."
„Gelooft gij waarlijk, dat het kwaad zoo
ernstig is?"
„Ernstig? 0 neen. Zijde en kant begin
nen de dames le vervelen, en zij vinden
het verrukkelijk zich in zwart laken te
klcedcn, en eene preek te gaan hooren, die
haar doet weenen. Het is eene mode, die
voorhij zal gaan, zooals alle anderen."
Anna Kirilovna glimlachte.
„Gij zijt zeer streng, Batuchka."
„0 mevrouw! dat komt omdat ik onze
wereld ken; het is alles bombast, anders
niet."
„Men zegt toch dat die dames zich met
goede werken ophouden," merkte een an
der aan.
Een heer mot een bril en een zwarten
baard antwoordde lachend: „Goede wer
ken! O wel zeker. Haar vriend de Lord
heeft haar verteld, dat er in Engeland
haveloozensc kolen worden gesticht door
dames uit den adelijken stand. Zoo ge
zegd, zoo gedaan. Men huurt voor weinig
geld eene kamer, men plaatst er een meis
je in, dat zelf nog wel naar school mocht
gaan, en ziedaar eene school opgericht.
Dan gaan de dames er beurt om beurt eens
in cfe week uit den Bijbel voorlezen. Het
oVerjge gaat zooals het gaat. Het komt er
niet op aan of die kinderen in lompen
gehuld zijn, indien zij slechts bijbeltek
sten kunnen opzeggen, en uit het Engelsch
vertaalde liederen zingen."
„Zij gaan in purper gekleed en maken
alle dagen goede sier, en kunnen niet eens
een arm mensch kleeden," voegde een of
ficier er hij, terwijl hij met groote teugen
een glas Xeres leegdronk.
„Ik heb 'hooren zeggen," zeide zijn buur
man op vertrouwelijken toon, „dat
vorstmijnheer (hoe heet die ook?)
zijne boeren mishandelt op eene wijze, de
donkerste tijden waardig."
Serge, die juist luisterde, was veront
waardigd.
„Veroorloof mij hiertegen op to komen,
riep hij met gloeiend gelaat. „Ik ken ver
scheidene van die menschen, over welke
gij spreekt, en ik kan niet dulden hen te
hooren belasteren,"
Batuchka kreeg eene kleur bij dat ver
wijt, do heer met den zwarten baard
-wierp Serge door zijn bril een spottenden
blik toe, en de offcier zag hem schelmach
tig aan; alleen Anna Kirilovna zocht zich
te verontschuldigen.
„Wordt niet hoos, mijnheer Batourine,
het is alles maar van hooren zeggen. Wij
hadden vergeten dat gij tot dien kring in
betrekking stondt."
„Gesteld dat uwe vrienden zeer welda
dig zijn," hernam de priester, „zoo kunt
gij toch niet ontkennen, dat zij eon sterke
neiging tot het Protestantisme hebben.
Rechtzinnige Christenen zouden nooit zoo
als zij een Engelsch predikant beschermd
hebben."
„Met uw verlof!" riep van het andere
einde der tafel een groot heer met rossi-
gen baard, die er zich op voor liet staan
de Engelsche zeden goed te keunen. „Lord
R. is volstrekt geen geordend predikant.
In Engeland zou hij liet recht niet hebben
in eene keTk te prèeken."
„Predikant of niet," vervolgde vader
Diakonof, ,vhij is Protestant, en het is
schande, dat menschen, die in het recht
zinnig geloof opgevoed zijn, zich het Evan
gelie laten verklaren door een Protestant,
ten aanhoore van de geestelijkheid hunner
eigen kerk." 9
„Batuchka," zeide Serge, ,.ik heb Lord
R. meermalen hooren preeken, maar ik:
heb hom nog nooit godsdienstige gescliiUj
len hooren behandelen. Hij doet niets dan
de groote waarheden van het Evangel o
verkondigen, die den gemeen soli a ppe! ij keu
band moesten vormen tusschen allo GuriS-(
tenen. Hij verkondigt de verlossing door
Jezus Christus. Is dat niet do leer van
onzo kerk?"- <j
„In dat geval," zeido do priester,
„moest niemand een vreemde noodig heb-,
ben, om daarin te onderrichton."' i
„Maar in de praktijk," hernam Sorge le-<
vendig.
(Wordt vrvolgd.)