IfaweLeiilsclieCont
Tweede Blad
Zaterdag 12 April 1924
Indien... Gij zijt.
Heden zulfc gij met Mij in
het Paradijs zijn
r De lijdensweken voeren ons in gedach
ten naar den heuvel Golgotha, waar oni
zielsoog hot aangrijpendst schouwspel der
wereld waarneemt: De Zone Gods aan het
yloekhoufc genageld.
Was dat het eindpunt van de heerlijke
Messiasver wachting? De Koning der Joden
aan het kruis gehangen?
Hadden zijn discipelen niet tot liet
laatst toe verwacht en geloofd in een be
vrijding van het Joodsche volk van het ge
hate juk der Domeinen?
Scheen het niet, alsof deze verwachting
ïn nabije toekomst in vervulling zou gaan,
toen Jezus gezeten op een ezelin omstuwd
door de Hosanna zingende menigte zijn
intocht in Jeruzalem hield? „En, wij
hoopten, dat Hij was degene, die Israël
.verlossen zou!"
In enkele dagen werd dat schitterend
toekomst-ideaal van Joodsche nationale
trots volkomen vernietigd en in het te
gendeel omgeslagen.
Judas Iscariot verried zijn Meester.
Petrus verloochende tot driemaal toe
fcijn Heiland.
In Gethsemané's hof konden zijn trouw
ste discipelen nog niet één uur met hem
waken, en later vloden zij allen. Slechts
enkele discipelen en discipelinnen hadden
den meed gevat om Hem te volgen tot
aan den voet van Zijn kruis. Straalde het
geloof uit hun oog, rees ér in hun hart een
dankgebed op, omdat het Lam Gods dat
de zonden der wereld wegneemt, werd ge
dacht; klonk er een enkel bemoedigend
woord van hun lippen?
Van dit alles niets; er was geen gedaan
te of heerlijkheid, dat wij Hem zouden
begeerd hebben; nu was Jezus niet meer
de Godniensch, Die wonder na wonder
gleed en die leerde als machthebber, Hij
Was de man van sinartp. Waar was Zijn
koninklijke heerlijkheid, de majesteit, die
yan Zijn persoon uitstraalde?
Ja, op het kruis prijkte een opschrift:
Jezus de Nazarener, Koning der Joden.
Maar het was daar niet neergeschreven
om Hem te huldigen, juist het omgekeer
de, cm Hem te hoonen en te bespotten.
Een kroon dékte Zijn hoofd, niet van
goud versierd met edelsteerssn, maar van
doornen.
Zoo ver was de glans der koninklijke
heerschappij van Hem geweken, dat de
schare spottend durfde joelen: Als Gij de
Christus zijt, kom af van het kruis en wij
pullen in U gelooven.
Zoo machteloos leek daar Uw Heiland,
dat men Hem durfde toebrullen: Anderen
heeft Hij verlost, maar zich zelf kan Hij
niet verlossen.
En naast Jezus hingen twee moorde
naars, een ter linker en een ter rechter
zijde.
Indien Gij de Christus zijt, verlos
ons en U zelve. Ook die moordenaar nog
spottend in zijn stervensnood.
Maar één i.s er op Golgotha's^ heuvel,
die ondanks alles in Hem den Koning
bleef zien.
Hoor slechts, hoe de bede klinkt van
den anderen moordenaar: Heere, gedenk
mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult
gekomen zijn?
Heerlijke en wondervolle geloofstaal.
Gij de man van smarte, aan Wien geen
gedaante of heerlijkheid was, aan Wien
iUw discipelen vertwijfelden, die zoo mach
telocs scheen, dat Uw vijanden op het
wreedst durfden spotten met Uw waardig
heid als Gods Zoon, en toch: Gij zijt de
Koning.
Geen twijfel, niet een „indien" Gij de
Koning zijt, maar beslist: Gij zijt hot.
Jezus werd aan het kruis genageld, niet
alleen, maar met twee moordenaars en de
Heilige Geest heeft laten opteekenen, wat
er Iusschen die drie ter dood veroordeel
den is gesproken.
Het was niet bij geval, maar het was
opzettelijk zoo door God beschikt; het
heeft beteekenis ook voor ons.
Als wij ons nederbuigen aan den voet
Van het kruis van Jezus, dan staan er
naast Jezus' kruis, twee andere kruisen.
Eén zondaar gaat voor eeuwig verloren,
de andere gaat in in de bemelscke heerlijk
heid en het verschil iusschen -die beiden
is slechts één enkel woord„I n d i e n."
FEUILLETON
EINDELIJK VEREENIGD.
!ü8)
De soldaat hief langzaam zijn arm naar
den hemel.
„Het is de Heer!" zeide hij met zulk een
krachtige stem, dat zijne buren omkeken.
Serge sidderde onwillekeurig.
1 „Het is de Heer," herhaalde Iwan zach
ter-, en na den Heer is het mijn jeugdige
'luitenant. Ui't zijn boek heb ik geleerd dat
Jezus aan het kruis mijne zonden heeft
"Uitgewiseht, en dat maakt mij gelukkig."
Hij viel uitgeput op zijn hoofdkussen
neder, maar plotseling strekte hij met een
pieuwe poging zijne handen naar Serge
uit en riep:
„Luitenant Balourine! ik wenschte dat
iallcn het wisten zooals ik, dat Christus
hen liefheeft en dat Hij gestorven is om
hen te verlossen."
1 Toon vielen zijne handen neer, hij sloot
de oogen en bleef onbewegelijk liggen.
IMarpha, die aan het voeteneinde stond te
JWcenen, schoot naar hem toe, maar ééne
der verpleegsters hield haar terug,
i --'Het is niets," zetde zij, „het :'is maar
tèene flauwte."
Zij begon de slapen van Iwan met azijn
«0 betten. Serge bleef als genageld bij het
En als wij opklimmen naar den Hoofd-
sohcelplaats on zien daar hangen aan het
middelste kruis dan man van smarten; is
het dan voor ons: Indien deze menscli
de Zone Gods is; of jubelt onze ziel: Hij
i s do Zone Gods?
Aan deze vraag hangt heel Uw Pascha.
Uit uzelf komt gij nooit verder dan het
noodlottig: „Indien". Komt gij echter tot
de belijdenis: Gij de gekruiste. Gij zijt
de Zone" Gods, dan zijt gij gered, want niet
vleesch of bloed maar Uw Vader in den
Hemel heeft u dit geopenbaard.
En is het nu, dat Satan u bij het naken
van uw stervensuur u om uw zonden aan
het angstkruis der vertwijfeling nagelt,
dan hangt naast u ook aan een kruis do
man van smarte, cn al waren uw zonden,
als scharlaken, geen nood, mits gij zonder
een enkel indien kimt stamelen: Gij
zijt de Koning, gedenk mijner en dan zal
hot ook U in de ooren klinken: Heden
zult gij met Mij in heb Paradijs zijn,
want Ik stierf voor u den kruisdood.
GEDENK AAN MIJ!
Is Jezus bloed voor mij gestori?
Gaf Hij Zijn leven vrij?
Gaf Hij voor mij Zijn dierbaar hïo.ed,
Zijn levensbloed voor mij?
Heeft Hij om mijne zonde en schuld
.Gezucht, gekermd aan 't hout?
0 Üefde zonder paal of perk,
Zijn dood is mijn behoud.
Geen wonder dat dc zonneglans
Zich met den nacht omhult,
'Als Godes Zoon aan 't vloekhout slerft
Voor 's werelds zonde en schuld!
Ook ik dek mijn gelaat-van schaamt',
Als ik Zijn kruis aanschouw',
Mijn oogen zijn dan gansch gevuld
Met tranen van berouw.
Geen tranen kunnen ooit voldoen
Mijn zondeschuld voor God;
Zie Heer! ik geef mijzelf aan U,
Uw dienst is waar genot.
Help mij, o, Heiland, geef gena,
Blijf daag'üjks m?j nabij;
En nu Gij tot den Vader bidt,
O Heer, gedenk aan mij.
SCOiiC EN SCHOOL
NED. HEEV. KEEK.
Beroepen. Te Zweeloo: caud. C. P.
Burger te Leiden.
Aangenomen. Haar Glanerbrug
(toez.): P. Groot te Steggerda (Fr.)
Bedankt. Voor Lunteren: B. Bate
laan te Zeist.
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te Boskoop (2e maal)J,
(j. Fernhout to St. Pancras; te Vrouwe-
polder-Gapinge (Z.): cand. C. von Meyen-
fcldt te Amsterdam.
Beroepingswsrk.
De Nieuwe Kerkelijke Kiesvcreen. „Heb
Evangelie" (ethisch) beveelt voor de ver
kiezing van een drietal predikanten der
Ned. Herv: Gem. te Amsterdam op a.s.
Maandag 14 April aan: Ds. G. D. A. Os
kamp, pred.-evangelisb te Winterswijk;
Ds. M. van Empel, te Middelburg; Dr.
J. C. Roose, te Groningen.
Kerkelijke vergaderingen.
Dc particuliere Synode van. het' Mid
den van de Chr. Geref. Kerk wordt D.V.
Dinsdag 3 Juni te Arnhem gehouden.
Roomsche bekeerlingen.
Vijftien. Doomschsn zullen as. Zondag
13 April te Amsterdam, belijdenis huns
geloofs afleggen in de Ned. Herv. Kerk
en een tiental anderen uit de Kerk van
Rome, elders in verschillende Protestaait-
sche kerken van Amsterdam.
Van boete en protest*
D© kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te
Amsterdam, besloot oen dag van verootmoe
diging en gebed uit te schrijven op Zondag
20 Juli in verband met het bekende Room
sche Eucharistisch Congres (2227 Juli.)
niet alleen do Hervormde kerk maar ook
andere Probestantsche kerken zullen wor
den uitgenoodigd, in deze boete- en ge
bedsure mee to -doen.
Bedriegen we ons niet, zegt Ds. Schilder
in de Bazuin, dan. zal onder ons deze
oproep niet algemeenen bijval vindeni En
daarvoor is m.i. reden,.
Als men boete wil doen, onder de Protes
voeteneinde, en verloor geen oogenblik het
dootlsbleeke gelaat uit het oog, dat er even
vredig uitzag als dat van Michael, toen hij
dood was. Het zou mceieiijk zijn om te
zeggen wat er in het hart van onzen jon
gen vriend omgi'ng. Zijne wangen waren
verbleekt, zijno oogen schenen nog don
kerder dan gewoonlijk, een diepe rimpel
vormde zich tusschen zijne wenkbrauwen.
De prinses nam lièïn zachtjes bij do hand,
en leidde hem naar do spreekkamer,
„Kan ik u. met iets yam dienst zijn?"
vroeg hij aan de twee dames, toen de deur
gesloten was.
„Neen, dank u, mijn waarde," ant-
twoordde de prinses. „Er. valt op hét
oogenblik niets te doen; Anna Mikhailovna
zal zich met Marpha en het kind be
moeien, en ik zal zien hoe men hen in
haar gesticht zal kunnen verplegen. Wat
;s onze Iwan treffend, niet waar?"
„Ja," antwoordde Serge kortaf. „Maar
daar ik hier niet van dienst kan zijn, ga
ik naar huis."
En de heide dames groetende verli'et hij
v het gasthuis.
j i„Naar huis," zeide hij tot den koetsier
in de slede springende.
Toen Serge alleen en in de open lucht
was, ontsnapte hem een zucht, ja bijna
een jammerkreet, gelijk eene bron, die
j eene opening vindende plotseling uit het
1 ingewand der aarde opborrelt.
tanten, over eigen plichtsverzaking, die in
tegenstelling met de Roomsche propagan
da. te sterker uitkomt, dan behoeft men
daar niet bijna 3 maanden mee te wachten.
Verootmoediging heeft altijd haast.
Als de Roomsche actie ons, protestan
ten, beschaamt, dan doet ze clat vandaag
en niet pas over 3 maanden.
Hetgeen in deze verootmoediging minder
aangenaam aandoet, is, dat ze juist moet
saamvallea met den datum van de Room
sche feesten zelf. Daardoor krijgt do boe
tedoening tegelijkertijd min of meer het
karakter van een protest. En zoo wordt de
waarde van de boetedoening verminderd
en haar paedagogischo beteekenis ver
kleind.
Wie boete doet voor Gcd, heeft zóó
veel te klagen over o i g c n zonde, dat
voor de aanklacht van anderon geen
plaats meer blijft, zelfs niet in gedachten.
Boete tegenover God is geen protest te
genover anderen, maar tegenover on3
zelf. En juist door de keuze van den da
tum/ heeft men al te veel een contra-pres
tatie tegenover Rome wilen vastleggen in
de praktijk.
Ik zou bang zijn, mij te vergissen, als
niet Ds. H. Bakker, in zijn bespreking van
I de uitnoodiging van den Amsterdamschen
j kerkeraad de volgende uitlating zich had
laten ontvallen: „Gelukkig vond onze ker
keraad geen aanleiding tot verheuging in
het a.s. Roomsche Wereldcongres .Integen
deel, hij nam den handschoen,
heb Protestantisme toegewor
pen. o p, en besloot een uur ran veroot
moediging etc. uit te schrijven.
Een biduur, dat bedoelt, tegen anderen
te strijden, vraagt teveel van onze geeste
lijke kracht, stel, dat het bestaanbaar is."
„Mijn Herdersstaf."
Dr. M. J. A. de Vrijer, Ned. Herv. predi
kant te Amsterdam, is begonnen een blaad
je uit te geven, om in nader contact te
kem&n met zijn gemeenteleden.
Het heet „Mijn Herdersstaf" en wordt
verzorgd door S. D, A. v. d. Geer. Wij
knippen uit het eerste nummer:
„Wij hebben in Amsterdam veertien
kerken en dertig dominees. Maar o wat
een moeite om in Amsterdam te preeken.
Ik had het veertien jaar gedaan in mijn
eerste dorp Odijk bij Zeist cn kende er
ieders nooden, ieders verdriet., ook wel
ieders zonde, voor zoover een inensch die
niet te zorgvuldig verbergt; en ik kende
den eenen Christus, die voor iedere schuld
cn angst uitkomst heeft; en ik bracht aan
beleende nooden den vollen troost. Zoo
ging het mij ook in Bloemendaa!, waar ik
van 1020 tot 1923 stond, al was het daar al
veel moeilijker. En in Amsterdam breng
ik den vollen troost aan onbekenden.
Ik weet het wel: Mensehen zijn men
sehen, en heb hart is overal hetzelfde, en
men-schensmart is overal dezelfde en in
alle tijdten .Maar ik weet ook, wat een
moeite 't mij kost op den preekstoel te
staan en nog geen vijf bekende menschen
te zien. Ik wil ingaan in de nooden, ik haat
alle vage algemeenheden en ik ken de men
schehi niet.
En nu is het „Mijn Herdersstaf" geboren
uit het 'verlangen óm als herder de scha
pen te bezoeken, te ontmoeten, te ver
troosten. Neem dit bh^dje dan en denk:
De herder denkt aan mij, bidt voor mij.
Leg het dan neer cn denk hoog, hoog
daarboven uit: „De Heer is mijn Herder."
Mijn staf is maar een papieren staf. Maar
God de Heer is de machtige Held en uw
Jezus is uw Leidsman.'
De veelbesproken tooneeluitvoering.
'Aan een brief van Ds. J. Gispen aan
den zoon van „Een vriend te Jeruzalem"
in de Bazuin is heb volgende ontleend:
„Het valt niet te ontkennen, dat het
over het algemeen ook in het geestelijk
leven tegenwoordig nu juist geen lente is.
Of zou het een geestelijke lentebloesem
moeten geacht worden wat, naar een kran
tenbericht meldde, in de stille week in Am
sterdam gebeuren zal? Een „christelijke"
tooneelclub van intellectueelen heeft het
voornemen om in den Stadsschouwburg op
Dinsdag vóór Paschcn een besloten vertoo
ning te geven van „Saul en David" treur
spel in vier bedrijven van Is. Querido!
'Uit mijn jeugd herinner ik me nog, dat in
de stille week in sommige van onze groote
steden geen toonéelvoorstelling mocht -ge
houden worden. Als de christenheid, ge
dacht het lijden van Jezus Christus werd
er geen publieke vermakelijkheid door de
overheid toegestaan. Later is dat verbod
opgeheven en nu zal, altoos als dat pers
bericht juist is, een „christelijk" tooneel-
gezelschap in die week een voorstelling
geven! Als dat woord „christelijk" juist
is kan dus verondersteld worden, dat de
leden van dat gezelschap kerkgangers zijn,
die terwijl zij in de week hun rollen instu-
deoren, des Zondags den Man van srnar-
Dit kwam omdat zich in het diepst van
zijn hari werkelijk een onstuimige stroom
van gedachten cn gewaarwordir/gen ver
drong. In dat oogenblik zou hij zich
moeielijk rekenschap hebben kunnen ge-
.ven van hetgeen er in zijn binnenste om
ging. Later toen de golven bedaard waren
en do bron eene bedding had gevonden om
rustig te vloeien, begreep Serge dat het
twee tegenovergestelde stroomingen wa
ren, 'die toen in zijno ziel worstelden: de
Geest van God en al de machten van den
geest der duisternis. Voor den tweeden
keer had Serge een tooneel bijgewoond,
dat den schrik der 'net en de vreugde der
enlgolen uitmaakt.
Drie maanden vroeger had hij bij het
schijnsel der maan het brooze hulsel be
schouwd van eene z ei, die den Satan ont
roofd was. Hij had op die vergankelijke
overblijfselen den eersten weerschijn be
speurd van een onvergankelijke heerlijk
heid. Heden bad hij in die ziekenzaal op
de ruwe trekken van den stervenden sol
daat drnzelfden gehoimzinnigen lichtglans
ontdekt.
„Ik ben iblij' dat i'k ga sterven," had de
jonge officier tot den soldaat gezegd.
„Ik wenschte dat allen zoo gelukkig kon
den sterven al's ik," had eenige weken la
ter diezelfde soldaat herhaa'd.
„Wal kan toch den dood zijne verschrik
king ontnemen, en een hart fot-rust bien-
ten volgen op den wog va-u zijp borgtocli-
telijk lijdien. Dan zou het kunnen gebeu
ren, dat zij Zondag^l voor hun looneet-
voorstelling hoorden preeken over de krui
siging va-n den- Christus, of over Zijn jam
merklacht in ons Avondmaalformulier ver
tolkt in do ontroerende, woorden: cn heeft
Zich vernederd tot in de allerdiepste ver-
smaadheid en angst der hel. mot. lichaam
en ziel. aan het hout des kruises. toen Hij
liep met luider stem: Mijn God, Mijn God,
waarom hebt Gij Mij verlaten? En dan
Dinsdag's naar den Stadsschouwburg als
t-ooneelspelers
Ik kan hot nog maar niet- gelooven, dat
dit persbericht juist is. Zolfs de bijvoeging
dat het „intellectueelen" of zooals een an
der persorgaan melddo „stuttemten" zijn
wil er bij mij nog niet zoo maar in. Voor
een. christen toch bestaat er nauw verband
iusschen zijn intellect en zijn geloof. En
dat geloof leert navolgers van den Heere
Christus te zijn, Die een arme wereld in
al haar ellende verlost niet door de kunst
maar door Zijn dierbaar bloed, niet door
de schoonheid in wat vorm van ontroering
ook, maar door het harde vloekhout van
Zijn kruis
Of zouden, als dat persbericht waarheid
bevat, die christelijke intellectueelen niet
hét angstig bang bewijs leveren, dat ten
minste van het intellect de lemte in het
geestelijk leven en een „gróone" Paschen
niet to verwachten is."
Geen hooge eisch.
De Amerikaansche „Wachter" bevat
het volgende merkwaardige besluit van
de classis Pella der Gereformeerde Ker
ken, genomen naar aanleiding van het
feit., dab er op de komende Synode dezer
kerken één (of twee) hoogleeraren in de
theologische faculteit moeten worden be-"
ïioemd
„Betreffende in het voorzien van eenige
vacature in de faculteit der Theologische
School, beperlte de Synode het getal der-
sulken die in aanmerking komen voor zulk
een vacature bij voorkeur tot hen wier
theologische opleiding werd voorafgegaan
door eene wetenschappelijke opleiding ge
lijkstaande met die welke gegeven wordt
in de „Seminary Preparatory Course" van
Calvin College ten tijde wanneer in do
vacature moet worden voorzien. De pro
fessoren van de Theologische School moe
ten in. algemeen© wetenschappelijke be
kwaamheden ten minste op gelijken voet
staan met de studenten van het eerste
jaar in de Theologie".
Geen alcoholvrije avondmaalswijn.
Naar gemeld wordt, heeft de afd. van
de Nat. Chr. Geh. Onth. Ver. te Den Haag
aan den kerkeraad der Ned. Herv. Gem.
aldaar verzocht, bij de viering van het
H. Avondmaal, althans in één dienst al
coholvrijen wijn te willen gebruiken. De
bijzondere kerkeraad heeft dat verzoek
echter afgewezen. i
Effatha.
Onder presidium van ds. C. Lindeboom
uit Amsterdam, vice-voorzitter van -het
bestuur, is te Dordrecht de 35e jaarver
gadering gehouden van Effatha, vereeni-
ging voor Christelijk onderwijs aan doof
stomme kinderen.
Het jaarverslag van den secretaris, ds.
A. Prins te Poederoyen, wijdde een in
memoriam aan G. Vetten.
Het jaarverslag van den penningmeester
werd uitgebracht door dien heer J. Schaap
uit Leiden. We ontleenen er aan, dab aan
gif-ten is ontvangen f 8.215.44. Op f 738.44
na is thans heb tekort gedekt. Het aan
tal leerlingen steeg van 71 op 77. Aan con
tributies werd ontvangen f 14.386.85; aan
subsidies van rijk en provincie f 21.425-
Effatha moet voor de school jaarlijks ruim
f 5900 zelf betalen. Er moet ruim f 5000
ontvangen worden dit jaar, zal haar bud
get sluitend worden.
Aan het schoolverslag, dat de heer v.
Holten uitbracht, ontleenen we, dat 1923
een zeer belangrijk jaar is geweest voor
de doofstomnieninstituten. De bezuiniging
en salarisverminderingen hebben het ver
krijgen van personeel zeer bemoeilijkt, 2
goede leerkrachten verloor de school. 10
kinderen vertrokken en 15 werden inge
schreven. De school telt nu 40 jongens en
36 meisjes-leerlingen»
Het aftredende bestuurslid, mr. J. Terp
stra van- Den Haag, weïd herkozen en
gekozen in de vac.-Vetten Jhr. mr. H. A.
M. v. Asch v. Wijk van Doorn.
Hierna kwam aan de orde een bestuurs
voorstel om de school en- internaat; te ver
plaatsen naar het midden des lands, welk
voorstel door den heer Schaap werd toe
gelicht en verdedigd.
Het nieuwe plan zal ruim f 200.000
kosten;
Na eenige discussie werd liet voorstel
gen, dat ten prooi is van alle lichamelijke
en geestelijke martelingen?" r?c-eg Serge
zichzelven af, terwijl hij de hand aan zijn
gloeiend voorhoofd bracht. Had hij niet
reeds menigmaal het antwoord op di©
vraag vernomen? Had hij het niet zoo-
even nog uit Iwans mond gehoord?
Ja, maar fa liet ongeloof, ooit voldaan
over de antwoorden, die het ontvangt? Ge
heel verdiept in dio telkens herhaalde
vragen, bemerkt het niet, dat zij al sedert
eeuwen opgelost zijn, en zoo 'goed opge
lost, dat aï do twijfelingen der hel daar
tegen niets vermogeD^
Serge verdiep to zich dus in ijdele rede-
•neerïngen, en stelde -zichzelven vraag op
vraag, toen hij een zacht© heldere klank
vernam, het fluisteren van eene stem, die
reeds lang gesmoord "was door de klanken
dezer wereld.
„Jozü-s heeft aan het kruis mijne zonden
uitgewiseht, dat maakt mij gelukkig! Uwe
'zonden druldcen notg op u; gij kunt dit ge
luk niet grijpen
Serge sidderde. Voor de eerste maal in
zijn leven misschien hield hij zich stil, om
gehoor te geven aan de goddelijke stem.
Maar een andere stem, bedrieglijk als de
vader der leugen, van wien zij uitging,
verstikte nogmaals dien zochten teedcror
toon.
„Uwe zonden?" zeide zij, „wie durft i
daarover spreken? Eon ruw soldaat kan
aangenomen med do restrictie dat <Io bo-
paliug va-n den rentevoet aan liet bestuur
zal worden overgelaten.
Ten slotte- woenden do bezoekers cenigö
doofs lommenh ïo-cn in het Instiiuu bij.
WIE »S GOD?
Lang vóór de geboorte van Christus
loefde in Sicilië ©en vorst, Hiero ge
naamd. Hij had aan zijn hof vele wijze
mannen, onder wie vcoral Simon id#s «it-
blonk.
Eens noodigde Hioro dezen wijze bij
rich, en sprak:
„Simonides, ge hebt me roods vele dien
sten bewezen. In welken twijfel en ;n
welke moeilijkheid ik mij ook tot u ge
wend heb, ge hebt ine altijd verstandïgen
raad gegeven Beproef nu ook eens mij Ie
verklaren wie God is."
„Het is een uiterst moeilijke vraag, di®
ge mij voorlegt, o koring," zei Simorid 3.'
„Daar kan ik niet zoo plotseling op ant
woorden. Geef mij één of twee dagen tijd
om na te denken".
„Goed!" bewilligde de vorst.
Er verliepen twoo dagen. Simonides
kwam bij den koning. Hiero verwachtte
de verklaring, maar de wijze vro^g nog
vier dagen u:tstel.
„Ga heen en denk na!" zei .Hieno.
Toen de vier dagen voorbij waren. vro:g
Simonides nog weer bedenktijd:
-Geef mij nog acht dagen, o Heer-
scher!"
Hiero's gelaat verdonkerde:
„Gij sohertst, Simonides! Gij hebt yerst
twee, toen vier dagen gevraagd. En nu
wilt ge nog acht. En als deze voorbij z'jn,
vraagt- ge zestien, en dan twee-en-cWtig
dagen. Komt daar dan geen ©inde aan?"
„Ge hebt het juist gezegd, Heer!" sprak -
Simonides. ,,Na de acht dagen had ik weer
den dobbelen bedenktijd gevraagd, en zoo
altijd door, telkens het dubbele, zonder
einde. Maar wat het antwoord betreft, dat
heb ik u, dunkt mij, reeds gegeven.
„Hoe hebt ge mij dat dam gegeven?"
verwonderde zich Hiero. „Ge hebt m:j nog
geen woerd van God gezegd, maar alleen
uitstel gevraagd."
„Ja, en juist dat uitstellen is het ant
woord. Wat gij vraagt, o Koning, gaat
boven de krachten van iedȕon wijze.
Hoe meer men. er over denkt, de-s te mnn
der begrijpt men. Uw vraag is als een
berg. Reeds van verre gezien l:ikt h;i ee-i
weldig. Hoe meer men hem nadert, dps te
honger rijst hij voor het oog en men voelt
zich hoo langer hoe nietiger, tot m°n ten
slotte in zijn flanken verdwijnt en van het
geheel niets meer ziet."
Toen verstond Hiero en zei: „Ja. God is
onmetelijk en onbereikbaar voor het ver-»
stand."
Afrikaansche Psalmberijming.
Uit „Die Kerkblad" is overgenomen on
derstaande proeve van Afrikaansche Psalm
berijming, 't Is een berijming ran Psal
men door „Totius" (prof. dr. Du Toil van
Potchefstroom).
Daar is geen land so ver of woest gelee,
geen strande, o Heer! of wilde waterwee,
geen hemelsoord in die oneindigheid
of orals*) blink u naam en majesteit.
U het, o Heer! wat heers oor alle dingo
uit kindertaal en stem van suielinge
u mag gegrond, sodat die man moet swyg
wat hoog van hart uit wraakbegeerte dreig.
As ek, o Heer! u nagtelike hemel
daarbo anskou, dit tinto en glans gewemel;
hoe, deur U toeberei, die skugter maan
swyend rij pad oor sterrevelde gaan.
Wat is die mens dan dat U hom gedink 't:
diemensekind, wat U só ryk beskink 'tl
Met eer en heerlijkheid is hij gékroon,
skaars minder as die eng'lo om u troon.
U laat hem heers. Tot aandi© verste strande,
gebied hy oor die werke van u bande;
U het e Heer? dit onder hom gestel,
dit hoor sy stem en beef voor it he vol.
Die osse en skape en wat in wildheid lewe,
die voois wat vry deur hoé lugte sweve,
al wat deurkruis die paaie van die see
tesame 't 17 dit in sy mag gegee.
Pa, daarès geen land so ver of woes gelee,
geen strade, o Heer! of wildo waterwee,
geen strande, o Heer! of wilde waterwee,
of orals blinkt u naam cn majesteit.
Overal.
wel zonden bedreven hebben, die zijn ge
weten bezwaren, maar wat. hebt gij u lo
verwijten?"
Serge zeide ook tot zichzelven, dat dit
wel verschil maakte, toen plotseling het
beeld van Michael voor zijn geest oprees.
Het schoon gelaat van zijn vriend droeg
geen enkel spoor van zonde, en toch ging
zijn hoofd gebukt onder het gewicht der
verdoemenis. Maar do vijand der zielen
haastte zich te hervatten: „Zijt gij niet al
tijd een eerlijk, rechtschapen jongeling,
een onderdanige en gehoorzame zoon 'ge^
weest? -Is er één enkele uwer daden, die
gij zoudt wenschen te verbergen?"
Die list gelukte niet. Hare vermetelheid
belette haar het welslagen.
Een ontelbare menigto van daden, woor
den en. gedachten, die Sergo zou hebben
willen verbergen, rezen eensklaps in zijne
herinnering op. Het scheen ze niet zwar-»
te letters geschreven te zien op het sneeuw,
tapijt, dat door zijn paard betreden werd.
(Wordt vervolgd.)