IfaweLeiilsclieCont Tweede Blad Zaterdag 12 April 1924 Indien... Gij zijt. Heden zulfc gij met Mij in het Paradijs zijn r De lijdensweken voeren ons in gedach ten naar den heuvel Golgotha, waar oni zielsoog hot aangrijpendst schouwspel der wereld waarneemt: De Zone Gods aan het yloekhoufc genageld. Was dat het eindpunt van de heerlijke Messiasver wachting? De Koning der Joden aan het kruis gehangen? Hadden zijn discipelen niet tot liet laatst toe verwacht en geloofd in een be vrijding van het Joodsche volk van het ge hate juk der Domeinen? Scheen het niet, alsof deze verwachting ïn nabije toekomst in vervulling zou gaan, toen Jezus gezeten op een ezelin omstuwd door de Hosanna zingende menigte zijn intocht in Jeruzalem hield? „En, wij hoopten, dat Hij was degene, die Israël .verlossen zou!" In enkele dagen werd dat schitterend toekomst-ideaal van Joodsche nationale trots volkomen vernietigd en in het te gendeel omgeslagen. Judas Iscariot verried zijn Meester. Petrus verloochende tot driemaal toe fcijn Heiland. In Gethsemané's hof konden zijn trouw ste discipelen nog niet één uur met hem waken, en later vloden zij allen. Slechts enkele discipelen en discipelinnen hadden den meed gevat om Hem te volgen tot aan den voet van Zijn kruis. Straalde het geloof uit hun oog, rees ér in hun hart een dankgebed op, omdat het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt, werd ge dacht; klonk er een enkel bemoedigend woord van hun lippen? Van dit alles niets; er was geen gedaan te of heerlijkheid, dat wij Hem zouden begeerd hebben; nu was Jezus niet meer de Godniensch, Die wonder na wonder gleed en die leerde als machthebber, Hij Was de man van sinartp. Waar was Zijn koninklijke heerlijkheid, de majesteit, die yan Zijn persoon uitstraalde? Ja, op het kruis prijkte een opschrift: Jezus de Nazarener, Koning der Joden. Maar het was daar niet neergeschreven om Hem te huldigen, juist het omgekeer de, cm Hem te hoonen en te bespotten. Een kroon dékte Zijn hoofd, niet van goud versierd met edelsteerssn, maar van doornen. Zoo ver was de glans der koninklijke heerschappij van Hem geweken, dat de schare spottend durfde joelen: Als Gij de Christus zijt, kom af van het kruis en wij pullen in U gelooven. Zoo machteloos leek daar Uw Heiland, dat men Hem durfde toebrullen: Anderen heeft Hij verlost, maar zich zelf kan Hij niet verlossen. En naast Jezus hingen twee moorde naars, een ter linker en een ter rechter zijde. Indien Gij de Christus zijt, verlos ons en U zelve. Ook die moordenaar nog spottend in zijn stervensnood. Maar één i.s er op Golgotha's^ heuvel, die ondanks alles in Hem den Koning bleef zien. Hoor slechts, hoe de bede klinkt van den anderen moordenaar: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn? Heerlijke en wondervolle geloofstaal. Gij de man van smarte, aan Wien geen gedaante of heerlijkheid was, aan Wien iUw discipelen vertwijfelden, die zoo mach telocs scheen, dat Uw vijanden op het wreedst durfden spotten met Uw waardig heid als Gods Zoon, en toch: Gij zijt de Koning. Geen twijfel, niet een „indien" Gij de Koning zijt, maar beslist: Gij zijt hot. Jezus werd aan het kruis genageld, niet alleen, maar met twee moordenaars en de Heilige Geest heeft laten opteekenen, wat er Iusschen die drie ter dood veroordeel den is gesproken. Het was niet bij geval, maar het was opzettelijk zoo door God beschikt; het heeft beteekenis ook voor ons. Als wij ons nederbuigen aan den voet Van het kruis van Jezus, dan staan er naast Jezus' kruis, twee andere kruisen. Eén zondaar gaat voor eeuwig verloren, de andere gaat in in de bemelscke heerlijk heid en het verschil iusschen -die beiden is slechts één enkel woord„I n d i e n." FEUILLETON EINDELIJK VEREENIGD. !ü8) De soldaat hief langzaam zijn arm naar den hemel. „Het is de Heer!" zeide hij met zulk een krachtige stem, dat zijne buren omkeken. Serge sidderde onwillekeurig. 1 „Het is de Heer," herhaalde Iwan zach ter-, en na den Heer is het mijn jeugdige 'luitenant. Ui't zijn boek heb ik geleerd dat Jezus aan het kruis mijne zonden heeft "Uitgewiseht, en dat maakt mij gelukkig." Hij viel uitgeput op zijn hoofdkussen neder, maar plotseling strekte hij met een pieuwe poging zijne handen naar Serge uit en riep: „Luitenant Balourine! ik wenschte dat iallcn het wisten zooals ik, dat Christus hen liefheeft en dat Hij gestorven is om hen te verlossen." 1 Toon vielen zijne handen neer, hij sloot de oogen en bleef onbewegelijk liggen. IMarpha, die aan het voeteneinde stond te JWcenen, schoot naar hem toe, maar ééne der verpleegsters hield haar terug, i --'Het is niets," zetde zij, „het :'is maar tèene flauwte." Zij begon de slapen van Iwan met azijn «0 betten. Serge bleef als genageld bij het En als wij opklimmen naar den Hoofd- sohcelplaats on zien daar hangen aan het middelste kruis dan man van smarten; is het dan voor ons: Indien deze menscli de Zone Gods is; of jubelt onze ziel: Hij i s do Zone Gods? Aan deze vraag hangt heel Uw Pascha. Uit uzelf komt gij nooit verder dan het noodlottig: „Indien". Komt gij echter tot de belijdenis: Gij de gekruiste. Gij zijt de Zone" Gods, dan zijt gij gered, want niet vleesch of bloed maar Uw Vader in den Hemel heeft u dit geopenbaard. En is het nu, dat Satan u bij het naken van uw stervensuur u om uw zonden aan het angstkruis der vertwijfeling nagelt, dan hangt naast u ook aan een kruis do man van smarte, cn al waren uw zonden, als scharlaken, geen nood, mits gij zonder een enkel indien kimt stamelen: Gij zijt de Koning, gedenk mijner en dan zal hot ook U in de ooren klinken: Heden zult gij met Mij in heb Paradijs zijn, want Ik stierf voor u den kruisdood. GEDENK AAN MIJ! Is Jezus bloed voor mij gestori? Gaf Hij Zijn leven vrij? Gaf Hij voor mij Zijn dierbaar hïo.ed, Zijn levensbloed voor mij? Heeft Hij om mijne zonde en schuld .Gezucht, gekermd aan 't hout? 0 Üefde zonder paal of perk, Zijn dood is mijn behoud. Geen wonder dat dc zonneglans Zich met den nacht omhult, 'Als Godes Zoon aan 't vloekhout slerft Voor 's werelds zonde en schuld! Ook ik dek mijn gelaat-van schaamt', Als ik Zijn kruis aanschouw', Mijn oogen zijn dan gansch gevuld Met tranen van berouw. Geen tranen kunnen ooit voldoen Mijn zondeschuld voor God; Zie Heer! ik geef mijzelf aan U, Uw dienst is waar genot. Help mij, o, Heiland, geef gena, Blijf daag'üjks m?j nabij; En nu Gij tot den Vader bidt, O Heer, gedenk aan mij. SCOiiC EN SCHOOL NED. HEEV. KEEK. Beroepen. Te Zweeloo: caud. C. P. Burger te Leiden. Aangenomen. Haar Glanerbrug (toez.): P. Groot te Steggerda (Fr.) Bedankt. Voor Lunteren: B. Bate laan te Zeist. GEREF. KERKEN. Beroepen. Te Boskoop (2e maal)J, (j. Fernhout to St. Pancras; te Vrouwe- polder-Gapinge (Z.): cand. C. von Meyen- fcldt te Amsterdam. Beroepingswsrk. De Nieuwe Kerkelijke Kiesvcreen. „Heb Evangelie" (ethisch) beveelt voor de ver kiezing van een drietal predikanten der Ned. Herv: Gem. te Amsterdam op a.s. Maandag 14 April aan: Ds. G. D. A. Os kamp, pred.-evangelisb te Winterswijk; Ds. M. van Empel, te Middelburg; Dr. J. C. Roose, te Groningen. Kerkelijke vergaderingen. Dc particuliere Synode van. het' Mid den van de Chr. Geref. Kerk wordt D.V. Dinsdag 3 Juni te Arnhem gehouden. Roomsche bekeerlingen. Vijftien. Doomschsn zullen as. Zondag 13 April te Amsterdam, belijdenis huns geloofs afleggen in de Ned. Herv. Kerk en een tiental anderen uit de Kerk van Rome, elders in verschillende Protestaait- sche kerken van Amsterdam. Van boete en protest* D© kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te Amsterdam, besloot oen dag van verootmoe diging en gebed uit te schrijven op Zondag 20 Juli in verband met het bekende Room sche Eucharistisch Congres (2227 Juli.) niet alleen do Hervormde kerk maar ook andere Probestantsche kerken zullen wor den uitgenoodigd, in deze boete- en ge bedsure mee to -doen. Bedriegen we ons niet, zegt Ds. Schilder in de Bazuin, dan. zal onder ons deze oproep niet algemeenen bijval vindeni En daarvoor is m.i. reden,. Als men boete wil doen, onder de Protes voeteneinde, en verloor geen oogenblik het dootlsbleeke gelaat uit het oog, dat er even vredig uitzag als dat van Michael, toen hij dood was. Het zou mceieiijk zijn om te zeggen wat er in het hart van onzen jon gen vriend omgi'ng. Zijne wangen waren verbleekt, zijno oogen schenen nog don kerder dan gewoonlijk, een diepe rimpel vormde zich tusschen zijne wenkbrauwen. De prinses nam lièïn zachtjes bij do hand, en leidde hem naar do spreekkamer, „Kan ik u. met iets yam dienst zijn?" vroeg hij aan de twee dames, toen de deur gesloten was. „Neen, dank u, mijn waarde," ant- twoordde de prinses. „Er. valt op hét oogenblik niets te doen; Anna Mikhailovna zal zich met Marpha en het kind be moeien, en ik zal zien hoe men hen in haar gesticht zal kunnen verplegen. Wat ;s onze Iwan treffend, niet waar?" „Ja," antwoordde Serge kortaf. „Maar daar ik hier niet van dienst kan zijn, ga ik naar huis." En de heide dames groetende verli'et hij v het gasthuis. j i„Naar huis," zeide hij tot den koetsier in de slede springende. Toen Serge alleen en in de open lucht was, ontsnapte hem een zucht, ja bijna een jammerkreet, gelijk eene bron, die j eene opening vindende plotseling uit het 1 ingewand der aarde opborrelt. tanten, over eigen plichtsverzaking, die in tegenstelling met de Roomsche propagan da. te sterker uitkomt, dan behoeft men daar niet bijna 3 maanden mee te wachten. Verootmoediging heeft altijd haast. Als de Roomsche actie ons, protestan ten, beschaamt, dan doet ze clat vandaag en niet pas over 3 maanden. Hetgeen in deze verootmoediging minder aangenaam aandoet, is, dat ze juist moet saamvallea met den datum van de Room sche feesten zelf. Daardoor krijgt do boe tedoening tegelijkertijd min of meer het karakter van een protest. En zoo wordt de waarde van de boetedoening verminderd en haar paedagogischo beteekenis ver kleind. Wie boete doet voor Gcd, heeft zóó veel te klagen over o i g c n zonde, dat voor de aanklacht van anderon geen plaats meer blijft, zelfs niet in gedachten. Boete tegenover God is geen protest te genover anderen, maar tegenover on3 zelf. En juist door de keuze van den da tum/ heeft men al te veel een contra-pres tatie tegenover Rome wilen vastleggen in de praktijk. Ik zou bang zijn, mij te vergissen, als niet Ds. H. Bakker, in zijn bespreking van I de uitnoodiging van den Amsterdamschen j kerkeraad de volgende uitlating zich had laten ontvallen: „Gelukkig vond onze ker keraad geen aanleiding tot verheuging in het a.s. Roomsche Wereldcongres .Integen deel, hij nam den handschoen, heb Protestantisme toegewor pen. o p, en besloot een uur ran veroot moediging etc. uit te schrijven. Een biduur, dat bedoelt, tegen anderen te strijden, vraagt teveel van onze geeste lijke kracht, stel, dat het bestaanbaar is." „Mijn Herdersstaf." Dr. M. J. A. de Vrijer, Ned. Herv. predi kant te Amsterdam, is begonnen een blaad je uit te geven, om in nader contact te kem&n met zijn gemeenteleden. Het heet „Mijn Herdersstaf" en wordt verzorgd door S. D, A. v. d. Geer. Wij knippen uit het eerste nummer: „Wij hebben in Amsterdam veertien kerken en dertig dominees. Maar o wat een moeite om in Amsterdam te preeken. Ik had het veertien jaar gedaan in mijn eerste dorp Odijk bij Zeist cn kende er ieders nooden, ieders verdriet., ook wel ieders zonde, voor zoover een inensch die niet te zorgvuldig verbergt; en ik kende den eenen Christus, die voor iedere schuld cn angst uitkomst heeft; en ik bracht aan beleende nooden den vollen troost. Zoo ging het mij ook in Bloemendaa!, waar ik van 1020 tot 1923 stond, al was het daar al veel moeilijker. En in Amsterdam breng ik den vollen troost aan onbekenden. Ik weet het wel: Mensehen zijn men sehen, en heb hart is overal hetzelfde, en men-schensmart is overal dezelfde en in alle tijdten .Maar ik weet ook, wat een moeite 't mij kost op den preekstoel te staan en nog geen vijf bekende menschen te zien. Ik wil ingaan in de nooden, ik haat alle vage algemeenheden en ik ken de men schehi niet. En nu is het „Mijn Herdersstaf" geboren uit het 'verlangen óm als herder de scha pen te bezoeken, te ontmoeten, te ver troosten. Neem dit bh^dje dan en denk: De herder denkt aan mij, bidt voor mij. Leg het dan neer cn denk hoog, hoog daarboven uit: „De Heer is mijn Herder." Mijn staf is maar een papieren staf. Maar God de Heer is de machtige Held en uw Jezus is uw Leidsman.' De veelbesproken tooneeluitvoering. 'Aan een brief van Ds. J. Gispen aan den zoon van „Een vriend te Jeruzalem" in de Bazuin is heb volgende ontleend: „Het valt niet te ontkennen, dat het over het algemeen ook in het geestelijk leven tegenwoordig nu juist geen lente is. Of zou het een geestelijke lentebloesem moeten geacht worden wat, naar een kran tenbericht meldde, in de stille week in Am sterdam gebeuren zal? Een „christelijke" tooneelclub van intellectueelen heeft het voornemen om in den Stadsschouwburg op Dinsdag vóór Paschcn een besloten vertoo ning te geven van „Saul en David" treur spel in vier bedrijven van Is. Querido! 'Uit mijn jeugd herinner ik me nog, dat in de stille week in sommige van onze groote steden geen toonéelvoorstelling mocht -ge houden worden. Als de christenheid, ge dacht het lijden van Jezus Christus werd er geen publieke vermakelijkheid door de overheid toegestaan. Later is dat verbod opgeheven en nu zal, altoos als dat pers bericht juist is, een „christelijk" tooneel- gezelschap in die week een voorstelling geven! Als dat woord „christelijk" juist is kan dus verondersteld worden, dat de leden van dat gezelschap kerkgangers zijn, die terwijl zij in de week hun rollen instu- deoren, des Zondags den Man van srnar- Dit kwam omdat zich in het diepst van zijn hari werkelijk een onstuimige stroom van gedachten cn gewaarwordir/gen ver drong. In dat oogenblik zou hij zich moeielijk rekenschap hebben kunnen ge- .ven van hetgeen er in zijn binnenste om ging. Later toen de golven bedaard waren en do bron eene bedding had gevonden om rustig te vloeien, begreep Serge dat het twee tegenovergestelde stroomingen wa ren, 'die toen in zijno ziel worstelden: de Geest van God en al de machten van den geest der duisternis. Voor den tweeden keer had Serge een tooneel bijgewoond, dat den schrik der 'net en de vreugde der enlgolen uitmaakt. Drie maanden vroeger had hij bij het schijnsel der maan het brooze hulsel be schouwd van eene z ei, die den Satan ont roofd was. Hij had op die vergankelijke overblijfselen den eersten weerschijn be speurd van een onvergankelijke heerlijk heid. Heden bad hij in die ziekenzaal op de ruwe trekken van den stervenden sol daat drnzelfden gehoimzinnigen lichtglans ontdekt. „Ik ben iblij' dat i'k ga sterven," had de jonge officier tot den soldaat gezegd. „Ik wenschte dat allen zoo gelukkig kon den sterven al's ik," had eenige weken la ter diezelfde soldaat herhaa'd. „Wal kan toch den dood zijne verschrik king ontnemen, en een hart fot-rust bien- ten volgen op den wog va-u zijp borgtocli- telijk lijdien. Dan zou het kunnen gebeu ren, dat zij Zondag^l voor hun looneet- voorstelling hoorden preeken over de krui siging va-n den- Christus, of over Zijn jam merklacht in ons Avondmaalformulier ver tolkt in do ontroerende, woorden: cn heeft Zich vernederd tot in de allerdiepste ver- smaadheid en angst der hel. mot. lichaam en ziel. aan het hout des kruises. toen Hij liep met luider stem: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? En dan Dinsdag's naar den Stadsschouwburg als t-ooneelspelers Ik kan hot nog maar niet- gelooven, dat dit persbericht juist is. Zolfs de bijvoeging dat het „intellectueelen" of zooals een an der persorgaan melddo „stuttemten" zijn wil er bij mij nog niet zoo maar in. Voor een. christen toch bestaat er nauw verband iusschen zijn intellect en zijn geloof. En dat geloof leert navolgers van den Heere Christus te zijn, Die een arme wereld in al haar ellende verlost niet door de kunst maar door Zijn dierbaar bloed, niet door de schoonheid in wat vorm van ontroering ook, maar door het harde vloekhout van Zijn kruis Of zouden, als dat persbericht waarheid bevat, die christelijke intellectueelen niet hét angstig bang bewijs leveren, dat ten minste van het intellect de lemte in het geestelijk leven en een „gróone" Paschen niet to verwachten is." Geen hooge eisch. De Amerikaansche „Wachter" bevat het volgende merkwaardige besluit van de classis Pella der Gereformeerde Ker ken, genomen naar aanleiding van het feit., dab er op de komende Synode dezer kerken één (of twee) hoogleeraren in de theologische faculteit moeten worden be-" ïioemd „Betreffende in het voorzien van eenige vacature in de faculteit der Theologische School, beperlte de Synode het getal der- sulken die in aanmerking komen voor zulk een vacature bij voorkeur tot hen wier theologische opleiding werd voorafgegaan door eene wetenschappelijke opleiding ge lijkstaande met die welke gegeven wordt in de „Seminary Preparatory Course" van Calvin College ten tijde wanneer in do vacature moet worden voorzien. De pro fessoren van de Theologische School moe ten in. algemeen© wetenschappelijke be kwaamheden ten minste op gelijken voet staan met de studenten van het eerste jaar in de Theologie". Geen alcoholvrije avondmaalswijn. Naar gemeld wordt, heeft de afd. van de Nat. Chr. Geh. Onth. Ver. te Den Haag aan den kerkeraad der Ned. Herv. Gem. aldaar verzocht, bij de viering van het H. Avondmaal, althans in één dienst al coholvrijen wijn te willen gebruiken. De bijzondere kerkeraad heeft dat verzoek echter afgewezen. i Effatha. Onder presidium van ds. C. Lindeboom uit Amsterdam, vice-voorzitter van -het bestuur, is te Dordrecht de 35e jaarver gadering gehouden van Effatha, vereeni- ging voor Christelijk onderwijs aan doof stomme kinderen. Het jaarverslag van den secretaris, ds. A. Prins te Poederoyen, wijdde een in memoriam aan G. Vetten. Het jaarverslag van den penningmeester werd uitgebracht door dien heer J. Schaap uit Leiden. We ontleenen er aan, dab aan gif-ten is ontvangen f 8.215.44. Op f 738.44 na is thans heb tekort gedekt. Het aan tal leerlingen steeg van 71 op 77. Aan con tributies werd ontvangen f 14.386.85; aan subsidies van rijk en provincie f 21.425- Effatha moet voor de school jaarlijks ruim f 5900 zelf betalen. Er moet ruim f 5000 ontvangen worden dit jaar, zal haar bud get sluitend worden. Aan het schoolverslag, dat de heer v. Holten uitbracht, ontleenen we, dat 1923 een zeer belangrijk jaar is geweest voor de doofstomnieninstituten. De bezuiniging en salarisverminderingen hebben het ver krijgen van personeel zeer bemoeilijkt, 2 goede leerkrachten verloor de school. 10 kinderen vertrokken en 15 werden inge schreven. De school telt nu 40 jongens en 36 meisjes-leerlingen» Het aftredende bestuurslid, mr. J. Terp stra van- Den Haag, weïd herkozen en gekozen in de vac.-Vetten Jhr. mr. H. A. M. v. Asch v. Wijk van Doorn. Hierna kwam aan de orde een bestuurs voorstel om de school en- internaat; te ver plaatsen naar het midden des lands, welk voorstel door den heer Schaap werd toe gelicht en verdedigd. Het nieuwe plan zal ruim f 200.000 kosten; Na eenige discussie werd liet voorstel gen, dat ten prooi is van alle lichamelijke en geestelijke martelingen?" r?c-eg Serge zichzelven af, terwijl hij de hand aan zijn gloeiend voorhoofd bracht. Had hij niet reeds menigmaal het antwoord op di© vraag vernomen? Had hij het niet zoo- even nog uit Iwans mond gehoord? Ja, maar fa liet ongeloof, ooit voldaan over de antwoorden, die het ontvangt? Ge heel verdiept in dio telkens herhaalde vragen, bemerkt het niet, dat zij al sedert eeuwen opgelost zijn, en zoo 'goed opge lost, dat aï do twijfelingen der hel daar tegen niets vermogeD^ Serge verdiep to zich dus in ijdele rede- •neerïngen, en stelde -zichzelven vraag op vraag, toen hij een zacht© heldere klank vernam, het fluisteren van eene stem, die reeds lang gesmoord "was door de klanken dezer wereld. „Jozü-s heeft aan het kruis mijne zonden uitgewiseht, dat maakt mij gelukkig! Uwe 'zonden druldcen notg op u; gij kunt dit ge luk niet grijpen Serge sidderde. Voor de eerste maal in zijn leven misschien hield hij zich stil, om gehoor te geven aan de goddelijke stem. Maar een andere stem, bedrieglijk als de vader der leugen, van wien zij uitging, verstikte nogmaals dien zochten teedcror toon. „Uwe zonden?" zeide zij, „wie durft i daarover spreken? Eon ruw soldaat kan aangenomen med do restrictie dat <Io bo- paliug va-n den rentevoet aan liet bestuur zal worden overgelaten. Ten slotte- woenden do bezoekers cenigö doofs lommenh ïo-cn in het Instiiuu bij. WIE »S GOD? Lang vóór de geboorte van Christus loefde in Sicilië ©en vorst, Hiero ge naamd. Hij had aan zijn hof vele wijze mannen, onder wie vcoral Simon id#s «it- blonk. Eens noodigde Hioro dezen wijze bij rich, en sprak: „Simonides, ge hebt me roods vele dien sten bewezen. In welken twijfel en ;n welke moeilijkheid ik mij ook tot u ge wend heb, ge hebt ine altijd verstandïgen raad gegeven Beproef nu ook eens mij Ie verklaren wie God is." „Het is een uiterst moeilijke vraag, di® ge mij voorlegt, o koring," zei Simorid 3.' „Daar kan ik niet zoo plotseling op ant woorden. Geef mij één of twee dagen tijd om na te denken". „Goed!" bewilligde de vorst. Er verliepen twoo dagen. Simonides kwam bij den koning. Hiero verwachtte de verklaring, maar de wijze vro^g nog vier dagen u:tstel. „Ga heen en denk na!" zei .Hieno. Toen de vier dagen voorbij waren. vro:g Simonides nog weer bedenktijd: -Geef mij nog acht dagen, o Heer- scher!" Hiero's gelaat verdonkerde: „Gij sohertst, Simonides! Gij hebt yerst twee, toen vier dagen gevraagd. En nu wilt ge nog acht. En als deze voorbij z'jn, vraagt- ge zestien, en dan twee-en-cWtig dagen. Komt daar dan geen ©inde aan?" „Ge hebt het juist gezegd, Heer!" sprak - Simonides. ,,Na de acht dagen had ik weer den dobbelen bedenktijd gevraagd, en zoo altijd door, telkens het dubbele, zonder einde. Maar wat het antwoord betreft, dat heb ik u, dunkt mij, reeds gegeven. „Hoe hebt ge mij dat dam gegeven?" verwonderde zich Hiero. „Ge hebt m:j nog geen woerd van God gezegd, maar alleen uitstel gevraagd." „Ja, en juist dat uitstellen is het ant woord. Wat gij vraagt, o Koning, gaat boven de krachten van ied»ïon wijze. Hoe meer men. er over denkt, de-s te mnn der begrijpt men. Uw vraag is als een berg. Reeds van verre gezien l:ikt h;i ee-i weldig. Hoe meer men hem nadert, dps te honger rijst hij voor het oog en men voelt zich hoo langer hoe nietiger, tot m°n ten slotte in zijn flanken verdwijnt en van het geheel niets meer ziet." Toen verstond Hiero en zei: „Ja. God is onmetelijk en onbereikbaar voor het ver-» stand." Afrikaansche Psalmberijming. Uit „Die Kerkblad" is overgenomen on derstaande proeve van Afrikaansche Psalm berijming, 't Is een berijming ran Psal men door „Totius" (prof. dr. Du Toil van Potchefstroom). Daar is geen land so ver of woest gelee, geen strande, o Heer! of wilde waterwee, geen hemelsoord in die oneindigheid of orals*) blink u naam en majesteit. U het, o Heer! wat heers oor alle dingo uit kindertaal en stem van suielinge u mag gegrond, sodat die man moet swyg wat hoog van hart uit wraakbegeerte dreig. As ek, o Heer! u nagtelike hemel daarbo anskou, dit tinto en glans gewemel; hoe, deur U toeberei, die skugter maan swyend rij pad oor sterrevelde gaan. Wat is die mens dan dat U hom gedink 't: diemensekind, wat U só ryk beskink 'tl Met eer en heerlijkheid is hij gékroon, skaars minder as die eng'lo om u troon. U laat hem heers. Tot aandi© verste strande, gebied hy oor die werke van u bande; U het e Heer? dit onder hom gestel, dit hoor sy stem en beef voor it he vol. Die osse en skape en wat in wildheid lewe, die voois wat vry deur hoé lugte sweve, al wat deurkruis die paaie van die see tesame 't 17 dit in sy mag gegee. Pa, daarès geen land so ver of woes gelee, geen strade, o Heer! of wildo waterwee, geen strande, o Heer! of wilde waterwee, of orals blinkt u naam cn majesteit. Overal. wel zonden bedreven hebben, die zijn ge weten bezwaren, maar wat. hebt gij u lo verwijten?" Serge zeide ook tot zichzelven, dat dit wel verschil maakte, toen plotseling het beeld van Michael voor zijn geest oprees. Het schoon gelaat van zijn vriend droeg geen enkel spoor van zonde, en toch ging zijn hoofd gebukt onder het gewicht der verdoemenis. Maar do vijand der zielen haastte zich te hervatten: „Zijt gij niet al tijd een eerlijk, rechtschapen jongeling, een onderdanige en gehoorzame zoon 'ge^ weest? -Is er één enkele uwer daden, die gij zoudt wenschen te verbergen?" Die list gelukte niet. Hare vermetelheid belette haar het welslagen. Een ontelbare menigto van daden, woor den en. gedachten, die Sergo zou hebben willen verbergen, rezen eensklaps in zijne herinnering op. Het scheen ze niet zwar-» te letters geschreven te zien op het sneeuw, tapijt, dat door zijn paard betreden werd. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 5