{abonnementsprijs
Dagblad voor Leiden en Omstreken.
advertentie-prijs
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
In Leiden en buiten Leiden
s waar agenten gevestigd zijn
.Per kwartaal. f2.50
[Per weekf 0.19
IFranco per post per kwartaal, f 2,9f
'V Een misdadigersbende,
v Onlangs bevatte de Residentiebe-
fa e een artikel over een nieuwe misdadii-
(gersbende die ontdekt werd en wier leden
jüoor het gansche land verspreid zijn.
„Tot dit gilde zoo heette het in be
doeld artikel, behooren onze bakkeTspa-
(troons, en wel zij, die met minder dan 6
gezellen arbeiden. Zij zijn in bun. rechten
jgefuinkt, men beeft hen tegenover bet
grootbedrijf schandelijk ten achter ge
steld; men heeft hun practische ervaring,
ihunne betoogen verwaarloosd; men heeft
in de bakkerswet bepalingen. gemaakt, zoo
echromelijk onbillijk, dat ieder welden
kend ménsch niet kan begrijpen, hoe zoo
jiets mogelijk is."
De zaak waarom bet hier gaat is, dat de
(Bedrijven met vijf of meer arbeiders een
luur vroeger mogen beginnen dan de kleine
patroons die met m'nder dan vijf arbei-
iders werken, waardoor de laatsten in min-
jder gunstige conditie verkeeren dan hunne
Igrootere collega's, die een voorsprong heb-
Iben en vroeger hunne producten kunnen
afleveren.
Om dat te voorkomen zijn er tal van
foakjcers die de wet overtreden, met het ge
volg dat velen worden beboet en dat va1©
overigens respectabele burgers met de
igevangenis kennis maken.
Vandaar dat er onrust en gisting is in
Öie bakkerswereld, een onrust, waarop bij
(de behandeling van de begroot'ng van Ar
beid in de Tweede Kamer van verschillen
de zijden de aandacht werd gevestigd.
Ook nog andere grieven uit de bakkers-
iwereld werden daarbij ter sprake ge-
(braclit. m
Alle ondernemers zijn vrij in hun eigen
bedrijf op elk uur dat het hun goeddunkt
■te arbeiden. Alleen voor de bakkers is een
,ui <zondcr;ng gemaakt.
De baikkerspatroons zijn in eigen werk*-
plaats en winkel onderworpen aan de be
palingen van de Arbeidswet en het toezicht
der Arbeidsinspectie.
Men herinnert zich dat hij de behande
ling van de Bakkerswet-Talma hiertegen
verzet rees en dat daarom o.a. Dr. Kuy-
per zich tegen dit ontwerp verklaarde.
Om redenen van concurrentie is echter
In 1919 deze bepaling opgenomen.
Men meende, dat wanneer men de on
dernemers vT'j liet, zij door eigen nacht
arbeid vroeger versch brood zouden kun
nen leveren, dan zij die met gezellen-werk
ten.
Het was vooral tegen deze punten dat
5n de Kamer opposit-'e werd gevoerd.
Het stuit mij, aldus o a. de heer de Wil
de, tegen de borst, dat de patroons tegen
zichzelf beschermd wohdeai. De Arbeids
vet is daarvoor niet, die is er om de eco
nomisch zwakken, die verplicht zijn hun
•diensten aan anderen te verhuren, tegen
'willekeur en misbru;ken te beschermen..
Maar ik zie niet in dat patroons als zoo
danig beschermd moeten worden. Nu zegt
men dat dit is wegens de concurrentie,
maar daarvoor hoeft de Regeering niet te
zorgen. De Regeer'ng kan op dit gebied
maatregel treffen om de economisch
fcwakken te beschermen, maar niet om den
oen tegen de concurrentie van den ander
ie beschermen."
Dat zij, die te vroeg verkoopen worden
'gestraft, werd billijk geacht.
Maar met klem werd er op aangedron
gen de bakkerspatroons in eigen huis vrij
te laten en voorts het aanvangsuur gelijk
*te stellen mits ook het verkoopuur voor al
len gelijk bh'ift en hieraan streng de hand
fwordt gehouden.
V Minister Aaiberse en de bakkers.
1 Het antwoord van Minister Aaiberse
!\vas voor de bakkers moedgevend.
Hij verklaarde die „veelbeklaagde pro
ducenten" zooveel mogelijk tegemoet te
wil'en komen.
5Je JAARGANG. - MAANDAG 7 APRIL 1924 - No. 1209
BureauHooigracht 35 Leiden - lei. Int. 1278 - Postrekening 58936
Gewone advertentiën per regel 22^ cent
'Ingezonden MededeeHngen, dubbel tarief.
Bij contract, belangrijke reductie.
.Kleine advertentiën bij vooruitbeta
ling van ten hoogste 30 woorden, worden'
/dagelijks geplaatst ad 50 cent.
Binnen zeer korten tijd, aldua de Mi
nister, hoop ik bij de Kamer een klein
wetsontwerp je an te dienen, waarin ver
schillende moeilijkbeden, waartoe de af
schaffing van den bakkersnachterbeid en
de regeling van den arbeidstijd dn bakke
rijen in de practijk aanleiding geven,
zooveel mogelijk zullen wor
den ondervangen.
Bij de laatste wijziging van de Arbeids
wet is al iets in die richting gedaan door
opneming van hot verkoopverbod vóór 10
unr. Toen reeds vroeg de heer Snoeck
Henkemans, of het nu niet mogelijk was,
het nachtarbeidsverbod voor de bakkers
patroons op te beffen. Ik heb toen geant
woord, dat ik hoopte, dat het verkoopver
bod zoodanig zou worden uitgevoerd, dat
het arbeidsverbod inderdaad kon verval
len. Ik kan nu mededeelen, dat naar mijn
overtuiging het verkoopverbod op die
gunstige wijze is uitgevoerd en dat ik het
voornemen heb, het verbod van
nachtarbeid voor patroons uit
de wet'telichten.
Het is er indertijd in gekomen wegens
de concurrentie en omdat men meende, dat
men anders niet tot afschaffing van den
nachtarbeid kon komen, maar ik .heb al
tijd erkend, dat het eigenlijk niet in de
wet thuis hoorde. Misschien herinnert
men zich, dat toen de wet-Ta^a was ver
worpen, ik eenige dagen daarna met mijn
toenmalig medelid de Geer een nieuw ont
werp heb ingediend, waarin ook het ver
koopverbod en niet het arbe:dsverbod voor
patroons was opgenomen. Ik blijf dus vol
komen consequent."
Over de kleinere bedrijven sprak de Mi
nister z;ch niet in het bijzonder uit.
Er is echter reden om te vprwachten
dat onder de verschillende moeilijkheden,
waaraan de Minister tegemoet hoopt te
'komen ook is het bezwaar van het aan
vangsuur.
Onze hakkers kimnen dus gerust zijn.
STADSNIEUWS.
De 3 Oc'ober-feesfen.
Het comité voor de versiering van onze
stad ter gelegenheid van de 350-iar'ge
herdenking van Leiden's Ontzet op 3 Octo
ber a.s., verzoekt ons te willen mededeelen
dat reeds van verschillende zijden bewij
zen van instemming entoezeggingen tot
medewerking zijn ingekomen.
Het comité is daarvoor dankbaar, maar
nog niet vohlaan, er moet veel meer mede
werking komen. Laat men zich toch niet
laten beheerschen door de gedachte, 't is
nog ver van 3 October, er is nog tijd ge
noeg. De tijd gaat snel en er is veel voor
bereiding noodig, wil men de plannen goed
doen slagen. Laat dus ieder die er toe wil
medewerken om onze stad, op den ge-
denkwaardigen 3en October een feestelijk
aanzien te geven, zoo spoedig mogelijk op
gave daarvan doen aan het secretariaat
van het comité Oude Singel 166.
H.M. de Kon'ngin heeft het voornemen
te kemien gegeven, de feestvierende stad
te bezoeken, het bestuur va.n de 3 October-
vereeniging heeft voor dit jaar een huiten-
gewoon feestprogram saamgesteld.
Laten wij dan ook allen samenwerken,
om onze stad op 3 October in een recht
feestkleed te steken.
Elecfrische iram naar Den Haag
A.s. Vrijdag 11 April zal de officieele
openingsrit van den eleotrischen tramweg
LeidenVoorburgDen Haag plaats heb
ben, waarvoor o.a. do autoriteiten, welke
bij den aanleg der lijn hun medewerking
hebben verleend, zijn.uitgenoodigd.
Het programma is als volgt samenge
steld:
N.m. 1 uur. Samenkomst ten stadhuize
Leiden;
Ontvangst door het Gemeentebestuur van
leiden.
N.m. 1.30 uur. Vertrek van Leiden in
extra-trams van het Stadhuis.
N.m. 1.45 uur. Aankomst te Voorschoten.
Ontvangst in Hotel-Restaurant Deurloo
door het Gemeentebestuur van Voorscho
ten.
N.m. 2.20 uur. Vertrek van Voorschoten.
N.m. 2.30 uur. Aankomst te Veur.
Ontvangst door het Gemeentebestuur van
Veur en Stompwijk.
N.m. 2.45 uur. Vertrek van Veur.
N.m. 2.50 uur. Aankomst te Voorburg.
Ontvangst in de zaal van het Stations-
Koffiehuis door het Gemeentebestuur van
Voorburg.
N.m. 3.30 uur. VoTtrek van Voorburg.
N.m. 4.00 uur. Aankomst te Schevenin-
gen.
Ontvangst in het Oranje-Hotel door het
Gemeentebestuur van 's-Gravemhage.
N.m. 4.306.00 uur. Besluit.
Conférencier Jean Louis Pisuisse.
De Universiteitsbibliotheek.
Men herinnert zidi dat onlangs in de N.
R. C r t. geageerd werd tegen het booze
pogen van. een „niet wetenschappelijk ge
vormd Kamerlid" om zijn schoonzoon Dr.
Benkema te 's-Graveaihage te doen benoe
men tot h'bhothecaris van de Leidsche
Universiteitsbibliotheek.
Met verontwaardiging komt thans Dr.
P. H. Damsté op tegen de verdachtmaking
als zou Dr. Renkema geen andere aan
spraken kunnen laten gelden dan dat hij
de schoonzoon is van een Kamerlid (de
heer Snoeck Henkemans).
„Dr. Renkema, zoo schrijft hij, heeft te
Utrecht gestudeerd en is ia 1906 onder
mijne auspiciën gepromoveerd. Ik mag
dus geacht worden hem te kennen.
Welnu, ik verklaar, dat hij tot de beste
leerlingen heeft behoord, die ik in de 22
jaren van mijn professoraat mede heb
mogen vormch, en dat lik hem niet alleen
als phililoog maar ook als mensch hoog
schat; hij behoort tot de zéér weinige per
sonen, wien ik, indien zij zich tot het on
dernemen van een'ge taak bereid ver
klaarden, die taak zonder eenige aarzeling
zou durven opdragen, daar ik overtuigd
zou zijn, dat hij zoowel den omvang en de
moeilijkheden dier taak als zijne eigene
krachten tevoren zorgvuldig zou hébben
gewikt en gewogen, alsook dat hij met zijn
uitnemend verstand, bu'tengewone werk
kracht en nauwgezet plichtgevoel mogeh'jk
leemten in zijn kennen en kunnen, zeer
spoedig zou hebben aangevuld; ik ken hem
als een „instum ac tenacem propositi vi-
rum", met wiens bezit ik elke welen-
schappelijke bibliotheek zou geluk-
wenschen.
Dr. Renkema houde mij dit ongevraagd
en hem wellicht onwolkom testimon:um
ten goede. Het moest mij echter van het
hart, daaT ik niet kan toelaten, dat een
anonymus een onzer verdienstelijke mede
burgers, levens een mijner voortreffelijk
ste oud-leerlingen, met onedele bedoelin
gen zou benadeel en in de waar doering
mijner landgenooten, terwijl de aangeval
lene tot zwijgen is gedoemd."
De Sigarenindustrie.
Naar wij vernemen worden weer pogin
gen aangewend o mte komen tot werkver
schaffing voor onze sigarenmakers.
Zijn wij wel ingelicht, dan wordt reeds
eenige \yeben niet het Gemeentebestuur
alhier onderhandeld, over het tewerkstel
len van werlclooze sigarenmakers, ter ver
vaardiging van senoritas.
Een firma te Amsterdam heeft reeds een
opdracht van de Spaansche Regie voor de
levering van 50 millioen van deze sigaar
tjes, met het gevolg dat daar sinds een
half jaar pl.m. 140 sigarenmakers aan het
werk zijn, waarbij door Rijk en Gemeente
een toeslag op het loon wordt gegeven. Do
daar gelden]0 regeling is in overleg met
de "Vakorganisaties en de Comm. tot Maat
schappelijk Hulpbetoon (Burgerl. Armbe
stuur) tot stand gekomen.
Mochten de hier gevoerde onderhande
lingen slagen dan zouden pl.m. 100 sigaren
makera gedurende zes maanden te werk
gesteld kunnen worden, "terwijl eT boven
dien een kan» bestaat dat deze industrie
hier blijvende wordt gevestigd. In dat ge
val echter zal geen toeslag van Rijk en Ge
meente meer noodig zijn.
De dienstbode H. S., wonende te
Oegstgeest, heeft de familie W., alhier,
waar zij diende, benadeeld door zich eeni
ge voorwerpen wederrechtelijk toe te eige
nen. Proces-verbaal is opgemaakt..
Zaterdagmiddag geraakte aan het
Leven-daal de 7-jarige H. K. te water. Een
vriendje hielp hem op den wal.
Een deel van de Leidsche straatjeugd
gaf Zaterdagavond blijk van haar vanda
listische neigingen, door van het gebouw
der Leidsche Zoutkeet zonder vorm van
proces een deur in te trappen.
Aanleiding: een voetbal die bij ongeluk
over een muur was gegaan.
Eenige mindex*jarige jongens en meis
jes die Zaterdagavond op een bank in heb
Plantsoen werden aangetroffen, werden
door de kinderpolitie „in beslag genomen"
en naar het politiebureau gebracht, van
waar ze door de ouders konden worden
afgehaald.-
Goed zoo!
- In de woning van de familie D., aan
de Langebrug ontstond hedennacht een
schoorsteenbrand; gevolg van een vuile
schoorsteen.
Ten huize van den 73-jarige H. K., in
de Heinsiusstraat ontstond Zondagavond
een begin va nbrand. Bij het openen van
de bedstêedeuren bleek n.l. een kussen in
brand te staan. Do oorzaak lag waarschijn
lijk* bij de toeback-licfde van den eigenaar
die bij het opmaken van heb béd geen af
stand van z'n pijpje had kunnen doen, zoo
dat eenige vonken het schroeien zullen
hebben, veroorzaakt. K. was niet verzekerd.
BONENLAND
De weUeltjke regeling van art. 40.
Verschenen is de Memorie van Antwoord
betreffende de wettelijke regeling in zake
art. 40
Terugwerkende kracht heeft deze wet
behoudens dan de bepaling van den da
tum der inwerkingtreding op 1 April j.l.
niet.
Verantwoordelijkheid voor de intrekking
van art. 40 mede te dragen, vraagt de re
geering hij dit ontwerp niet van de Sta-
ten-Generaal. Die intrekking heeft hij de
algemcene beschouwingen over de Staats-
begrooting voor 1924- bereids een onder
werp van uitvoerige bespreking uitge
maakt. Het standpunt, daarbij door de re
geering bij monde van den minister van
Binnenlanclsce Zaken en Landbouw inge
nomen, is in dat debat onaangetast geble
ven en geheel in overeenstemming daar
mede heeft de regeering bereids de in
trekking van art. 40 bevorderd, zoodat het
desbetreffend besluit reeds dezer dagen
kan worden verwacht. Aldus heeft de re
geering ook willen accentueeren, dat zij de
Staten-Generaal in de verantwoordelijk
heid voor de belissing over *de intrekking
van art. 40 niet wenscht te betrekken. Al
kan dus de intrekking van art. 40 als een
afgedane zaak" worden beschouwd, dit
neemt niet weg, dat de regeering gaarne
bereid is nogmaals haar standpunt in de
zen te stipuleeren.
Dit standpunt, zooals het reeds een an
dermaal schriftelijk en mondeling is ont
wikkeld. is, dat de intrekking van art.
40, zelfs afgescheiden van de noodzakelijk
heid van salarisvorminderin?, noodig voor
komt. Het artikel toch is in zichzelf on
juist.
De moeilijkheden om van een bepaalden
levensstandaard afstand te doen, worden
door de Regeering zeker niet miskend.
Dat in het algemeen bij wijzigingen ge
vestigde toestanden moeten worden ge
ëerbiedigd, is ook haar overtuiging.
De Regeering erkent, dat bij de over*
weging van een herziening der salarissen
het verloop van de kosten van levenson
derhoud, zoomede dat van de loonen in
het particulier-bedrijf, in de eerste plaats
in beschoiiwing moet worden genomen,
anderzijds mag niet uit het oog worden
verloren, dat de financieele toestand van
overwegende beteekenis is.
Al die factoren tezamen nemende, is de
Regeering gekomen tot het cijfer van 25
millioen, hetwelk derhalve het karakter
draagt eener voorloopige raming van de
uitkomsten eener in vorenstaanden zin
opgezette herziening. Uiteraard is dus de
mogelijkheid niet uitgesloten dat of de
raming onjuist blijkt of inmiddels in de
in aanmerking komende factoren, een ver
schuiving intreedt, die aan het cijfer kan
of moet voorafgaan.
De korting voor de gehuwden en kost*
winners gedurende de laatste drie maan
den van 1924 op 5 te laten heeft be
zwaren. Al wenscht de Regeering het ele
ment van gehuwd of kostwinner zijn ook
uit de defintieve regeling niet uit te scha
kelen. dat over de geheele lijn een defini
tief verschil tusschen gehuwd en onge
huwd, te beloopen van de helft der tot
stand te brengen verlaging, zou kunnen
worden gemaakt, acht de Regeering niet
waarschijnlijk en zou zij in elk geval nu
nog niet willen beslissen.
Korting op de salarissen door verhoo
ging der pensioenbijdrage zou uiteraard
een defintief karakter dragen, zoodat de
Regeering voor een voorloopige yoorzie-
ning voor 1924 niet is.
Do verhooging der pensioenpremie zou
hoogstens naast een, en minder ingrijpen
de, salarisherziening in aanmerking kun
nen komen. Al beveelt dan hét denkbeeld
zich niet zonder meer aan, toch behoeft,
indien van de zijde der betrokkenen voor
het denkbeeld zou blijken te worden ge«
Yoeld, de Regeering daartegenover niet
aanstonds afwijzend te staan. Van zooda
nige voorkeur is echter tot op heden niet
gebleken. Bij opvoering der pensioenbij
drage tot 10 voor eigen en 5* vnoi
weduwen- en weezenpensioen, zou de staat
nog niet buiten alle lasten blijven, omdat
de laatstbedoelde 5* slechts en te
recht tot een bedrag van f3000 wordt
geheven, terwijl tot dekking dor lasten
van het pensioenfonds 5* van de volle
wedden noodig is.
Ook de regeering betreurt, dat over de
voorloopige voorziening voor 1924 over
eenstemming met de Centrale Commissie
voor Georganiseerd Overleg niet bereik
baar is gebleken.
Indien do Centrale Commissie alsnog
op hare afwijzende houding wenscht te
rug te komen, zou de regeering daarvoor
niet ontoegankelijk zijn. Integendeel, zij
heeft op een dezer dagen ontvangen schrij
ven der Commissie geantwoord, dat zij,
indien de commissie alsnog op bekwamen
termijn een voorstel wenscht te doen. tot
overweging daarvan bereid is. Wil over
eenstemming kunnen worden bereikt, dan
moet ook van de zijde der organisaties
van werkelijkheidszin worden blijk gege
ven en is van die zijde inachtneming dc-r
grenzen van het overleg, waar buiten b v.
het algemeen regeeringsbeleid moet val
len, noodig.
Schietoefeningen cp Somiog.
Aangezien er twijfel omlrent het al of
niet aanspraak kunnen doen ge'den op
een ge'delijke vergoeding door instruc-
teurs, die op Zondag optreden als looier
hij de schietoefeningen vnn d^n Kininde-
FEUILLETON
EINDELIJK VEREENIGD.
r Een verhaal uit het vroegere Rusland.
#4)
Terwijl de dames, van de twee jongelie
den gevolgd, door ééne deur binnenkwa
men, trad de heer Marline door een an
dere aan de overzijde naar binnen. Hij
•was een bejaard man; zijn gelaat was om-
l'ingd van een sneeuwwitten baard en
sneeuwwitte haren. Zijn geheele per
soonlijkheid drukte beminnelijke goedhax-
jtigheid uit, en in zijn blauwe oogen schit-
fcrdo een weinig schalksheid. Hij liep
langzaam de jeugdige groep tegemoet en
'Nikolaas roepende, zeide hij met eene po
ging om boos te kijken, terwijl hij Serge
toet den^ vinger aanwees: „Kolia, wie is
Idat? Welken indringer kat gij hier l)ij
mij binnenkomen?"
Kolia begon te lachen, en Serge trad
inader met eene buiging.
„Uw dienaar, Serge Batourine,zeide
fhij plechtig.
„Gekhed! Batourine is in den oorlog.
1 dal ik mij zoo voor den gek
uaat houden. Laat eens zien! laat mij u
•Aankijken!"
En den jongeling hij den arm vattende,
sleepte hij hem mee naar het licht, liet
hem naar alle kanten ronddraaien, mam
hem vervolgens bij den kraag, hield zijn
hoofd onder de lamp en keek hem diep in
de oogen. Toen scheen hij' voldaan over
zijn onderzoek, en stak hem met een glim
lach de hand toe.
„Het is goed!" zeide hij, hem vriend
schappelijk op den schouder (kloppende,
„ik zie dat gij noch een bedrieger, noch
een spook zijt, maar Serge Batourine in
levenden lijve, slechts met wat nrnder
vleesch op de heenderen dan vroeger."
Iedereen 'lachte, en Serge, als zoodanig
erkend, kreeg een hartelijk welkom. Het
kostte hem geen moeite 'de plaats te her
nemen, die hij zich in den familiekring
van dem raadsheer had weten te verwer
ven.
Gedurende den maaltijd was het gesprek
levendig. Men sprak van hetgeen aan de
orde van den dag was, van de voordee-
len, die de Russische troepen in den Kau-
kasus en aan gene zijde van dem Domau
behaald hadden, van de vooruitzichten op
vrede, de listige handelingen der Engel-
schen, enz.
Terwijl do heer Marline mot Serge
spreekt, willen wij in enkele trekken oene
karakterschets van hem geven. De raads
heer André Kirilovitch Marline is vóór al
les een man van studie. Hij bekleedt een
■hooge administratieve betrekking en kwijt
zich van zijne ambtsplichten met eene
nauwgezetheid, die zeldzaam is in onze
dagen, waarin iedereen slechts e\gen voor
deel najaagt. Uit een verstandelijk en we
tenschappelijk oogpunt gezien, is een uit
stekend mensch. Ook van een zedelijk
'slandpunt kan niemand hem achting wei
geren. Oprechtheid en onbaatzuchtigheid
zijn de heerschende trekken in zijn karak
ter. Zijné bekwaamheid alleen heeft hem
verheven tot de plaats, die hij bekleedt; hij
heeft hem verheven tot de plaats, d;e hij
bekleedt; hij heeft voor niemand gekro
pen, en gevoelt ook diepe verachting voor
allen, die om de gunst der groolen bede
len.
In zijn huisgezin ds de heer Marline een
teeder en zorgend vader; maar zijne be
zigheden gunnen hem slechts weinig tijd
om zich aan zijne kinderen te wijden. De
kleine Mila is de jongste van het gezin;
haar vader niemt haar gaarne zijn zonne
straaltje. Mila glijdt zonder beweging en
zonder, vertooning door de schaduw, maar
weet altijd een lichtglans achter te laten.
In het algemeen wordt er weinig op haar
gelet, zóó houdt zij zich schuil. Serge al
leen heeft het viooltje weten te onderschei
den temidden der groote planten. Hij heeft
er de hand op gelegd en zal het niet los
laten.
Na de thee ging men naar de gezel
schapskamer; deze geleidde naar een an
dere groote zaal, waarin een reusachtige
vleugel-piano stond. De heer Marline
hoorde des avonds gaarne wat mtiziek.
Zijn oudste dochter zette zich voor de
piano. "Wat zou zij spelen? Een schitte
rend salonstuk? Eene wals of polka?
Neen. Luchthartige of veel geraasmakende
stukken zouden een schreeuwende wan
klank geweest zijn met de treurigheid, die
in aller harten heerschte.
Een oogenbhk liet Nathalie hare vingers
•over het klavier dwalen; toen verhief zich
plotseling al sidderende een plechtige, in
drukwekkende toon; het waren de eerste
akkoorden van Ghopins doodeumarsch. De
heer Marline was muzikaal tot in het
diepst zijner ziel. Met het hoofd achter
over geleund tegen den rug der kanapé,
hield hij de eene hand in die van zijne
dochter Katinka, terwijl hij met de andere
de oogen bedekte, om zich als het ware
heter af te zonderen van de zichtbare we
reld, en luisterde stilzwijgend, nu en dan
tot tranen bewogen. Misschien herinnerde
deze melodie hem tooneelen uit het verle
den, misschien ook dacht hij aan die dap
pere legers. w:er heldendaden deze mili
taire muziek scheen te willen herdenken.
Serge en Mila, die n'et ver van de deur
zaten, luisterden ook. Het jonge meisje
was in droomerijen verdiept; zij schoen
vergeten te hebben wie haar buurman was.
De jonge man dacht na. Met eon onrustige
uitdrukking keek hij vórsrhend naar hei
peinzend ge^at, dat op Mila's hand rusL
te. Een lichte teleursteli ng verduisterd*
zijn blik.
Ja, hij was toleurgesleldl En waarom?
Hij had van zijne kleine vriendin een
warme ontvangst verwacht. Hot is waar
dat zij bij zijne komst ontroering had ge*
toond, maar zij was bedeesder en terug-
getrokkener dan ooit geweest.
Zij had hem gedurende den avond nau
welijks toegesproken, en anplaals yan
vroolijk en ghmlaehend te z-jn, zag zij cc
bijna treurig uit. En toch was hij in den
oorlog geweest, en het had. kunnen g> Leu
ren dat hij nooit terug was gekomen. In
nerlijk zeide hij tot zichzelvc.n: ..Is Mi'a
blijde mij weer te zien of niet?" Was zij
misschien teleurgesteld dat h'j zoo spoc<
dig terugkwam? Misschien had zij zich do
majoorsepaulettcn reeds voorgespiegeld.
„Maar kan ik het helpen." zeido de jon re
mah tot zichzelven, ,dat ik gewond hen en
dat men mij mijn ontslag gege cn hooft?"
Bovendien, had hij in Mila npoit de nvnsto
flkkerlng van eerzucht bespeurd. D e on
derstelling kon dus niet gegrond zijn: 1 :j
moest dus de houding van het jonge me;r-
je aan oen andere oorzaak toeschrijven.
Serge verdiepte zich in gissingen.
.(Wdïdt vervolgd).