{abonnementsprijs Dagblad voor Leiden en Omstreken. advertentie-prijs NIEUWE LEIDSCHE COURANT In Leiden en buiten Leiden s waar agenten gevestigd zijn .Per kwartaal. f2.50 [Per weekf 0.19 IFranco per post per kwartaal, f 2,9f 'V Een misdadigersbende, v Onlangs bevatte de Residentiebe- fa e een artikel over een nieuwe misdadii- (gersbende die ontdekt werd en wier leden jüoor het gansche land verspreid zijn. „Tot dit gilde zoo heette het in be doeld artikel, behooren onze bakkeTspa- (troons, en wel zij, die met minder dan 6 gezellen arbeiden. Zij zijn in bun. rechten jgefuinkt, men beeft hen tegenover bet grootbedrijf schandelijk ten achter ge steld; men heeft hun practische ervaring, ihunne betoogen verwaarloosd; men heeft in de bakkerswet bepalingen. gemaakt, zoo echromelijk onbillijk, dat ieder welden kend ménsch niet kan begrijpen, hoe zoo jiets mogelijk is." De zaak waarom bet hier gaat is, dat de (Bedrijven met vijf of meer arbeiders een luur vroeger mogen beginnen dan de kleine patroons die met m'nder dan vijf arbei- iders werken, waardoor de laatsten in min- jder gunstige conditie verkeeren dan hunne Igrootere collega's, die een voorsprong heb- Iben en vroeger hunne producten kunnen afleveren. Om dat te voorkomen zijn er tal van foakjcers die de wet overtreden, met het ge volg dat velen worden beboet en dat va1© overigens respectabele burgers met de igevangenis kennis maken. Vandaar dat er onrust en gisting is in Öie bakkerswereld, een onrust, waarop bij (de behandeling van de begroot'ng van Ar beid in de Tweede Kamer van verschillen de zijden de aandacht werd gevestigd. Ook nog andere grieven uit de bakkers- iwereld werden daarbij ter sprake ge- (braclit. m Alle ondernemers zijn vrij in hun eigen bedrijf op elk uur dat het hun goeddunkt ■te arbeiden. Alleen voor de bakkers is een ,ui <zondcr;ng gemaakt. De baikkerspatroons zijn in eigen werk*- plaats en winkel onderworpen aan de be palingen van de Arbeidswet en het toezicht der Arbeidsinspectie. Men herinnert zich dat hij de behande ling van de Bakkerswet-Talma hiertegen verzet rees en dat daarom o.a. Dr. Kuy- per zich tegen dit ontwerp verklaarde. Om redenen van concurrentie is echter In 1919 deze bepaling opgenomen. Men meende, dat wanneer men de on dernemers vT'j liet, zij door eigen nacht arbeid vroeger versch brood zouden kun nen leveren, dan zij die met gezellen-werk ten. Het was vooral tegen deze punten dat 5n de Kamer opposit-'e werd gevoerd. Het stuit mij, aldus o a. de heer de Wil de, tegen de borst, dat de patroons tegen zichzelf beschermd wohdeai. De Arbeids vet is daarvoor niet, die is er om de eco nomisch zwakken, die verplicht zijn hun •diensten aan anderen te verhuren, tegen 'willekeur en misbru;ken te beschermen.. Maar ik zie niet in dat patroons als zoo danig beschermd moeten worden. Nu zegt men dat dit is wegens de concurrentie, maar daarvoor hoeft de Regeering niet te zorgen. De Regeer'ng kan op dit gebied maatregel treffen om de economisch fcwakken te beschermen, maar niet om den oen tegen de concurrentie van den ander ie beschermen." Dat zij, die te vroeg verkoopen worden 'gestraft, werd billijk geacht. Maar met klem werd er op aangedron gen de bakkerspatroons in eigen huis vrij te laten en voorts het aanvangsuur gelijk *te stellen mits ook het verkoopuur voor al len gelijk bh'ift en hieraan streng de hand fwordt gehouden. V Minister Aaiberse en de bakkers. 1 Het antwoord van Minister Aaiberse !\vas voor de bakkers moedgevend. Hij verklaarde die „veelbeklaagde pro ducenten" zooveel mogelijk tegemoet te wil'en komen. 5Je JAARGANG. - MAANDAG 7 APRIL 1924 - No. 1209 BureauHooigracht 35 Leiden - lei. Int. 1278 - Postrekening 58936 Gewone advertentiën per regel 22^ cent 'Ingezonden MededeeHngen, dubbel tarief. Bij contract, belangrijke reductie. .Kleine advertentiën bij vooruitbeta ling van ten hoogste 30 woorden, worden' /dagelijks geplaatst ad 50 cent. Binnen zeer korten tijd, aldua de Mi nister, hoop ik bij de Kamer een klein wetsontwerp je an te dienen, waarin ver schillende moeilijkbeden, waartoe de af schaffing van den bakkersnachterbeid en de regeling van den arbeidstijd dn bakke rijen in de practijk aanleiding geven, zooveel mogelijk zullen wor den ondervangen. Bij de laatste wijziging van de Arbeids wet is al iets in die richting gedaan door opneming van hot verkoopverbod vóór 10 unr. Toen reeds vroeg de heer Snoeck Henkemans, of het nu niet mogelijk was, het nachtarbeidsverbod voor de bakkers patroons op te beffen. Ik heb toen geant woord, dat ik hoopte, dat het verkoopver bod zoodanig zou worden uitgevoerd, dat het arbeidsverbod inderdaad kon verval len. Ik kan nu mededeelen, dat naar mijn overtuiging het verkoopverbod op die gunstige wijze is uitgevoerd en dat ik het voornemen heb, het verbod van nachtarbeid voor patroons uit de wet'telichten. Het is er indertijd in gekomen wegens de concurrentie en omdat men meende, dat men anders niet tot afschaffing van den nachtarbeid kon komen, maar ik .heb al tijd erkend, dat het eigenlijk niet in de wet thuis hoorde. Misschien herinnert men zich, dat toen de wet-Ta^a was ver worpen, ik eenige dagen daarna met mijn toenmalig medelid de Geer een nieuw ont werp heb ingediend, waarin ook het ver koopverbod en niet het arbe:dsverbod voor patroons was opgenomen. Ik blijf dus vol komen consequent." Over de kleinere bedrijven sprak de Mi nister z;ch niet in het bijzonder uit. Er is echter reden om te vprwachten dat onder de verschillende moeilijkheden, waaraan de Minister tegemoet hoopt te 'komen ook is het bezwaar van het aan vangsuur. Onze hakkers kimnen dus gerust zijn. STADSNIEUWS. De 3 Oc'ober-feesfen. Het comité voor de versiering van onze stad ter gelegenheid van de 350-iar'ge herdenking van Leiden's Ontzet op 3 Octo ber a.s., verzoekt ons te willen mededeelen dat reeds van verschillende zijden bewij zen van instemming entoezeggingen tot medewerking zijn ingekomen. Het comité is daarvoor dankbaar, maar nog niet vohlaan, er moet veel meer mede werking komen. Laat men zich toch niet laten beheerschen door de gedachte, 't is nog ver van 3 October, er is nog tijd ge noeg. De tijd gaat snel en er is veel voor bereiding noodig, wil men de plannen goed doen slagen. Laat dus ieder die er toe wil medewerken om onze stad, op den ge- denkwaardigen 3en October een feestelijk aanzien te geven, zoo spoedig mogelijk op gave daarvan doen aan het secretariaat van het comité Oude Singel 166. H.M. de Kon'ngin heeft het voornemen te kemien gegeven, de feestvierende stad te bezoeken, het bestuur va.n de 3 October- vereeniging heeft voor dit jaar een huiten- gewoon feestprogram saamgesteld. Laten wij dan ook allen samenwerken, om onze stad op 3 October in een recht feestkleed te steken. Elecfrische iram naar Den Haag A.s. Vrijdag 11 April zal de officieele openingsrit van den eleotrischen tramweg LeidenVoorburgDen Haag plaats heb ben, waarvoor o.a. do autoriteiten, welke bij den aanleg der lijn hun medewerking hebben verleend, zijn.uitgenoodigd. Het programma is als volgt samenge steld: N.m. 1 uur. Samenkomst ten stadhuize Leiden; Ontvangst door het Gemeentebestuur van leiden. N.m. 1.30 uur. Vertrek van Leiden in extra-trams van het Stadhuis. N.m. 1.45 uur. Aankomst te Voorschoten. Ontvangst in Hotel-Restaurant Deurloo door het Gemeentebestuur van Voorscho ten. N.m. 2.20 uur. Vertrek van Voorschoten. N.m. 2.30 uur. Aankomst te Veur. Ontvangst door het Gemeentebestuur van Veur en Stompwijk. N.m. 2.45 uur. Vertrek van Veur. N.m. 2.50 uur. Aankomst te Voorburg. Ontvangst in de zaal van het Stations- Koffiehuis door het Gemeentebestuur van Voorburg. N.m. 3.30 uur. VoTtrek van Voorburg. N.m. 4.00 uur. Aankomst te Schevenin- gen. Ontvangst in het Oranje-Hotel door het Gemeentebestuur van 's-Gravemhage. N.m. 4.306.00 uur. Besluit. Conférencier Jean Louis Pisuisse. De Universiteitsbibliotheek. Men herinnert zidi dat onlangs in de N. R. C r t. geageerd werd tegen het booze pogen van. een „niet wetenschappelijk ge vormd Kamerlid" om zijn schoonzoon Dr. Benkema te 's-Graveaihage te doen benoe men tot h'bhothecaris van de Leidsche Universiteitsbibliotheek. Met verontwaardiging komt thans Dr. P. H. Damsté op tegen de verdachtmaking als zou Dr. Renkema geen andere aan spraken kunnen laten gelden dan dat hij de schoonzoon is van een Kamerlid (de heer Snoeck Henkemans). „Dr. Renkema, zoo schrijft hij, heeft te Utrecht gestudeerd en is ia 1906 onder mijne auspiciën gepromoveerd. Ik mag dus geacht worden hem te kennen. Welnu, ik verklaar, dat hij tot de beste leerlingen heeft behoord, die ik in de 22 jaren van mijn professoraat mede heb mogen vormch, en dat lik hem niet alleen als phililoog maar ook als mensch hoog schat; hij behoort tot de zéér weinige per sonen, wien ik, indien zij zich tot het on dernemen van een'ge taak bereid ver klaarden, die taak zonder eenige aarzeling zou durven opdragen, daar ik overtuigd zou zijn, dat hij zoowel den omvang en de moeilijkheden dier taak als zijne eigene krachten tevoren zorgvuldig zou hébben gewikt en gewogen, alsook dat hij met zijn uitnemend verstand, bu'tengewone werk kracht en nauwgezet plichtgevoel mogeh'jk leemten in zijn kennen en kunnen, zeer spoedig zou hebben aangevuld; ik ken hem als een „instum ac tenacem propositi vi- rum", met wiens bezit ik elke welen- schappelijke bibliotheek zou geluk- wenschen. Dr. Renkema houde mij dit ongevraagd en hem wellicht onwolkom testimon:um ten goede. Het moest mij echter van het hart, daaT ik niet kan toelaten, dat een anonymus een onzer verdienstelijke mede burgers, levens een mijner voortreffelijk ste oud-leerlingen, met onedele bedoelin gen zou benadeel en in de waar doering mijner landgenooten, terwijl de aangeval lene tot zwijgen is gedoemd." De Sigarenindustrie. Naar wij vernemen worden weer pogin gen aangewend o mte komen tot werkver schaffing voor onze sigarenmakers. Zijn wij wel ingelicht, dan wordt reeds eenige \yeben niet het Gemeentebestuur alhier onderhandeld, over het tewerkstel len van werlclooze sigarenmakers, ter ver vaardiging van senoritas. Een firma te Amsterdam heeft reeds een opdracht van de Spaansche Regie voor de levering van 50 millioen van deze sigaar tjes, met het gevolg dat daar sinds een half jaar pl.m. 140 sigarenmakers aan het werk zijn, waarbij door Rijk en Gemeente een toeslag op het loon wordt gegeven. Do daar gelden]0 regeling is in overleg met de "Vakorganisaties en de Comm. tot Maat schappelijk Hulpbetoon (Burgerl. Armbe stuur) tot stand gekomen. Mochten de hier gevoerde onderhande lingen slagen dan zouden pl.m. 100 sigaren makera gedurende zes maanden te werk gesteld kunnen worden, "terwijl eT boven dien een kan» bestaat dat deze industrie hier blijvende wordt gevestigd. In dat ge val echter zal geen toeslag van Rijk en Ge meente meer noodig zijn. De dienstbode H. S., wonende te Oegstgeest, heeft de familie W., alhier, waar zij diende, benadeeld door zich eeni ge voorwerpen wederrechtelijk toe te eige nen. Proces-verbaal is opgemaakt.. Zaterdagmiddag geraakte aan het Leven-daal de 7-jarige H. K. te water. Een vriendje hielp hem op den wal. Een deel van de Leidsche straatjeugd gaf Zaterdagavond blijk van haar vanda listische neigingen, door van het gebouw der Leidsche Zoutkeet zonder vorm van proces een deur in te trappen. Aanleiding: een voetbal die bij ongeluk over een muur was gegaan. Eenige mindex*jarige jongens en meis jes die Zaterdagavond op een bank in heb Plantsoen werden aangetroffen, werden door de kinderpolitie „in beslag genomen" en naar het politiebureau gebracht, van waar ze door de ouders konden worden afgehaald.- Goed zoo! - In de woning van de familie D., aan de Langebrug ontstond hedennacht een schoorsteenbrand; gevolg van een vuile schoorsteen. Ten huize van den 73-jarige H. K., in de Heinsiusstraat ontstond Zondagavond een begin va nbrand. Bij het openen van de bedstêedeuren bleek n.l. een kussen in brand te staan. Do oorzaak lag waarschijn lijk* bij de toeback-licfde van den eigenaar die bij het opmaken van heb béd geen af stand van z'n pijpje had kunnen doen, zoo dat eenige vonken het schroeien zullen hebben, veroorzaakt. K. was niet verzekerd. BONENLAND De weUeltjke regeling van art. 40. Verschenen is de Memorie van Antwoord betreffende de wettelijke regeling in zake art. 40 Terugwerkende kracht heeft deze wet behoudens dan de bepaling van den da tum der inwerkingtreding op 1 April j.l. niet. Verantwoordelijkheid voor de intrekking van art. 40 mede te dragen, vraagt de re geering hij dit ontwerp niet van de Sta- ten-Generaal. Die intrekking heeft hij de algemcene beschouwingen over de Staats- begrooting voor 1924- bereids een onder werp van uitvoerige bespreking uitge maakt. Het standpunt, daarbij door de re geering bij monde van den minister van Binnenlanclsce Zaken en Landbouw inge nomen, is in dat debat onaangetast geble ven en geheel in overeenstemming daar mede heeft de regeering bereids de in trekking van art. 40 bevorderd, zoodat het desbetreffend besluit reeds dezer dagen kan worden verwacht. Aldus heeft de re geering ook willen accentueeren, dat zij de Staten-Generaal in de verantwoordelijk heid voor de belissing over *de intrekking van art. 40 niet wenscht te betrekken. Al kan dus de intrekking van art. 40 als een afgedane zaak" worden beschouwd, dit neemt niet weg, dat de regeering gaarne bereid is nogmaals haar standpunt in de zen te stipuleeren. Dit standpunt, zooals het reeds een an dermaal schriftelijk en mondeling is ont wikkeld. is, dat de intrekking van art. 40, zelfs afgescheiden van de noodzakelijk heid van salarisvorminderin?, noodig voor komt. Het artikel toch is in zichzelf on juist. De moeilijkheden om van een bepaalden levensstandaard afstand te doen, worden door de Regeering zeker niet miskend. Dat in het algemeen bij wijzigingen ge vestigde toestanden moeten worden ge ëerbiedigd, is ook haar overtuiging. De Regeering erkent, dat bij de over* weging van een herziening der salarissen het verloop van de kosten van levenson derhoud, zoomede dat van de loonen in het particulier-bedrijf, in de eerste plaats in beschoiiwing moet worden genomen, anderzijds mag niet uit het oog worden verloren, dat de financieele toestand van overwegende beteekenis is. Al die factoren tezamen nemende, is de Regeering gekomen tot het cijfer van 25 millioen, hetwelk derhalve het karakter draagt eener voorloopige raming van de uitkomsten eener in vorenstaanden zin opgezette herziening. Uiteraard is dus de mogelijkheid niet uitgesloten dat of de raming onjuist blijkt of inmiddels in de in aanmerking komende factoren, een ver schuiving intreedt, die aan het cijfer kan of moet voorafgaan. De korting voor de gehuwden en kost* winners gedurende de laatste drie maan den van 1924 op 5 te laten heeft be zwaren. Al wenscht de Regeering het ele ment van gehuwd of kostwinner zijn ook uit de defintieve regeling niet uit te scha kelen. dat over de geheele lijn een defini tief verschil tusschen gehuwd en onge huwd, te beloopen van de helft der tot stand te brengen verlaging, zou kunnen worden gemaakt, acht de Regeering niet waarschijnlijk en zou zij in elk geval nu nog niet willen beslissen. Korting op de salarissen door verhoo ging der pensioenbijdrage zou uiteraard een defintief karakter dragen, zoodat de Regeering voor een voorloopige yoorzie- ning voor 1924 niet is. Do verhooging der pensioenpremie zou hoogstens naast een, en minder ingrijpen de, salarisherziening in aanmerking kun nen komen. Al beveelt dan hét denkbeeld zich niet zonder meer aan, toch behoeft, indien van de zijde der betrokkenen voor het denkbeeld zou blijken te worden ge« Yoeld, de Regeering daartegenover niet aanstonds afwijzend te staan. Van zooda nige voorkeur is echter tot op heden niet gebleken. Bij opvoering der pensioenbij drage tot 10 voor eigen en 5* vnoi weduwen- en weezenpensioen, zou de staat nog niet buiten alle lasten blijven, omdat de laatstbedoelde 5* slechts en te recht tot een bedrag van f3000 wordt geheven, terwijl tot dekking dor lasten van het pensioenfonds 5* van de volle wedden noodig is. Ook de regeering betreurt, dat over de voorloopige voorziening voor 1924 over eenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg niet bereik baar is gebleken. Indien do Centrale Commissie alsnog op hare afwijzende houding wenscht te rug te komen, zou de regeering daarvoor niet ontoegankelijk zijn. Integendeel, zij heeft op een dezer dagen ontvangen schrij ven der Commissie geantwoord, dat zij, indien de commissie alsnog op bekwamen termijn een voorstel wenscht te doen. tot overweging daarvan bereid is. Wil over eenstemming kunnen worden bereikt, dan moet ook van de zijde der organisaties van werkelijkheidszin worden blijk gege ven en is van die zijde inachtneming dc-r grenzen van het overleg, waar buiten b v. het algemeen regeeringsbeleid moet val len, noodig. Schietoefeningen cp Somiog. Aangezien er twijfel omlrent het al of niet aanspraak kunnen doen ge'den op een ge'delijke vergoeding door instruc- teurs, die op Zondag optreden als looier hij de schietoefeningen vnn d^n Kininde- FEUILLETON EINDELIJK VEREENIGD. r Een verhaal uit het vroegere Rusland. #4) Terwijl de dames, van de twee jongelie den gevolgd, door ééne deur binnenkwa men, trad de heer Marline door een an dere aan de overzijde naar binnen. Hij •was een bejaard man; zijn gelaat was om- l'ingd van een sneeuwwitten baard en sneeuwwitte haren. Zijn geheele per soonlijkheid drukte beminnelijke goedhax- jtigheid uit, en in zijn blauwe oogen schit- fcrdo een weinig schalksheid. Hij liep langzaam de jeugdige groep tegemoet en 'Nikolaas roepende, zeide hij met eene po ging om boos te kijken, terwijl hij Serge toet den^ vinger aanwees: „Kolia, wie is Idat? Welken indringer kat gij hier l)ij mij binnenkomen?" Kolia begon te lachen, en Serge trad inader met eene buiging. „Uw dienaar, Serge Batourine,zeide fhij plechtig. „Gekhed! Batourine is in den oorlog. 1 dal ik mij zoo voor den gek uaat houden. Laat eens zien! laat mij u •Aankijken!" En den jongeling hij den arm vattende, sleepte hij hem mee naar het licht, liet hem naar alle kanten ronddraaien, mam hem vervolgens bij den kraag, hield zijn hoofd onder de lamp en keek hem diep in de oogen. Toen scheen hij' voldaan over zijn onderzoek, en stak hem met een glim lach de hand toe. „Het is goed!" zeide hij, hem vriend schappelijk op den schouder (kloppende, „ik zie dat gij noch een bedrieger, noch een spook zijt, maar Serge Batourine in levenden lijve, slechts met wat nrnder vleesch op de heenderen dan vroeger." Iedereen 'lachte, en Serge, als zoodanig erkend, kreeg een hartelijk welkom. Het kostte hem geen moeite 'de plaats te her nemen, die hij zich in den familiekring van dem raadsheer had weten te verwer ven. Gedurende den maaltijd was het gesprek levendig. Men sprak van hetgeen aan de orde van den dag was, van de voordee- len, die de Russische troepen in den Kau- kasus en aan gene zijde van dem Domau behaald hadden, van de vooruitzichten op vrede, de listige handelingen der Engel- schen, enz. Terwijl do heer Marline mot Serge spreekt, willen wij in enkele trekken oene karakterschets van hem geven. De raads heer André Kirilovitch Marline is vóór al les een man van studie. Hij bekleedt een ■hooge administratieve betrekking en kwijt zich van zijne ambtsplichten met eene nauwgezetheid, die zeldzaam is in onze dagen, waarin iedereen slechts e\gen voor deel najaagt. Uit een verstandelijk en we tenschappelijk oogpunt gezien, is een uit stekend mensch. Ook van een zedelijk 'slandpunt kan niemand hem achting wei geren. Oprechtheid en onbaatzuchtigheid zijn de heerschende trekken in zijn karak ter. Zijné bekwaamheid alleen heeft hem verheven tot de plaats, die hij bekleedt; hij heeft hem verheven tot de plaats, d;e hij bekleedt; hij heeft voor niemand gekro pen, en gevoelt ook diepe verachting voor allen, die om de gunst der groolen bede len. In zijn huisgezin ds de heer Marline een teeder en zorgend vader; maar zijne be zigheden gunnen hem slechts weinig tijd om zich aan zijne kinderen te wijden. De kleine Mila is de jongste van het gezin; haar vader niemt haar gaarne zijn zonne straaltje. Mila glijdt zonder beweging en zonder, vertooning door de schaduw, maar weet altijd een lichtglans achter te laten. In het algemeen wordt er weinig op haar gelet, zóó houdt zij zich schuil. Serge al leen heeft het viooltje weten te onderschei den temidden der groote planten. Hij heeft er de hand op gelegd en zal het niet los laten. Na de thee ging men naar de gezel schapskamer; deze geleidde naar een an dere groote zaal, waarin een reusachtige vleugel-piano stond. De heer Marline hoorde des avonds gaarne wat mtiziek. Zijn oudste dochter zette zich voor de piano. "Wat zou zij spelen? Een schitte rend salonstuk? Eene wals of polka? Neen. Luchthartige of veel geraasmakende stukken zouden een schreeuwende wan klank geweest zijn met de treurigheid, die in aller harten heerschte. Een oogenbhk liet Nathalie hare vingers •over het klavier dwalen; toen verhief zich plotseling al sidderende een plechtige, in drukwekkende toon; het waren de eerste akkoorden van Ghopins doodeumarsch. De heer Marline was muzikaal tot in het diepst zijner ziel. Met het hoofd achter over geleund tegen den rug der kanapé, hield hij de eene hand in die van zijne dochter Katinka, terwijl hij met de andere de oogen bedekte, om zich als het ware heter af te zonderen van de zichtbare we reld, en luisterde stilzwijgend, nu en dan tot tranen bewogen. Misschien herinnerde deze melodie hem tooneelen uit het verle den, misschien ook dacht hij aan die dap pere legers. w:er heldendaden deze mili taire muziek scheen te willen herdenken. Serge en Mila, die n'et ver van de deur zaten, luisterden ook. Het jonge meisje was in droomerijen verdiept; zij schoen vergeten te hebben wie haar buurman was. De jonge man dacht na. Met eon onrustige uitdrukking keek hij vórsrhend naar hei peinzend ge^at, dat op Mila's hand rusL te. Een lichte teleursteli ng verduisterd* zijn blik. Ja, hij was toleurgesleldl En waarom? Hij had van zijne kleine vriendin een warme ontvangst verwacht. Hot is waar dat zij bij zijne komst ontroering had ge* toond, maar zij was bedeesder en terug- getrokkener dan ooit geweest. Zij had hem gedurende den avond nau welijks toegesproken, en anplaals yan vroolijk en ghmlaehend te z-jn, zag zij cc bijna treurig uit. En toch was hij in den oorlog geweest, en het had. kunnen g> Leu ren dat hij nooit terug was gekomen. In nerlijk zeide hij tot zichzelvc.n: ..Is Mi'a blijde mij weer te zien of niet?" Was zij misschien teleurgesteld dat h'j zoo spoc< dig terugkwam? Misschien had zij zich do majoorsepaulettcn reeds voorgespiegeld. „Maar kan ik het helpen." zeido de jon re mah tot zichzelven, ,dat ik gewond hen en dat men mij mijn ontslag gege cn hooft?" Bovendien, had hij in Mila npoit de nvnsto flkkerlng van eerzucht bespeurd. D e on derstelling kon dus niet gegrond zijn: 1 :j moest dus de houding van het jonge me;r- je aan oen andere oorzaak toeschrijven. Serge verdiepte zich in gissingen. .(Wdïdt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1924 | | pagina 1