ftiMeüscMeral
Tweede Blad
Zaterdag 20 October 1923
De Heere is vrede.
IFEÜSLLETOM
Van 's levens diepten.
BFwg8EWLAWD~~
1 Toen bouwde Gideon, aldaar den
H'EEIR'E oen altaar, en noemde he't: De
1 ïIRERE ia vrede. Het is nog tot op
i dezen dag in Oplira der Abiezrieten.
Richteron 6 24.
Met zekere jaloerschheid Vordt soms
gedacht aan den tijd, toen God engelen
zond als zijn boodschappers. Een ja-
loerscliheid, die niet geheel vrij ia van
nieuwsgierigheid.
Daarbij wordt dan echter voorbijge
zien, dat die engelenverschijningen be
hoorden tot do buitengewone middelen,
waarvan de Heere zich bediende zoolang
®!s zijn openharing in de Schrift nog niet
voltooid was.
Maar ook maakt men zich de valscbe
voorstelling, alsof die engelen-verschijnin
gen vrij dikwijls voorvielen. Be schrik,
die na zulk een verschijning meer dan
eens de menschen overviel bewijst wel,
dat het geen alledaagsche gebeurtenis
was. l
En eindelijk blijkt zulk een ontmoeting
niet in alle opzichten benijdenswaard
geweest te zijn.
Ook op dit laatste moet de nadruk ge
legd.
Zeker, wij kunnen ons een engel niet
anders denken dan een wezen, dat onze
sympathie verdient. Een engel is een he-
melsch wezen, zoo geheel anders dan een
niensch van de aarde.
Maar zie daarbij toch niet voorbij, dat
een engel een volmaakt en heilig wezen
is, terwijl gij een zondig menschenkind
zijt. En met die zonde, die nog in u is,
verdraagt zich de heiligheid van een en
gel niet.
Vandaar, dat de verschijning van zulk
een engel, zelfs in menschelijke gedaante,
bijna altoos vrees inboezemt. Een vrees,
die soms tot doodelijke vrees overslaat.
Toen Gideon achteraf bemerkte, dat de
man, die met hem gesproken had, een
engel des Heeren was, toen riep hij
Ach, Heere Heere,daarom, omdat ik een
Engel des Heeren gezien heb van aange
zicht tot aangezicht!
Nu moogt ge zeggen, dat zich hier veel
onkunde in mengde. Ge moogt opmerken,
dat het woord, dat de Heere eens tot Mo-
zes gesproken had: Mij zal geen mensch
zien, en leven niet doelde op zulke ver
schijningen des Heeren in menschenge-
daante, maar alleen op don aanblik zij
ner hemelsche Majesteit.
Dit alles kan worden toegegeven. Maar
als gij eenig besef hebt van Gods groot
heid en uw eigen" geringheid en zondig
heid, dan zegt ge er liever niets van. Dan
verstaat ge zulke vromen in hun vreezen.
Wat meer is: de Heere zielf heeft die
vrees niet veracht of versmaad, maar de
zijnen in hun vreezen vertroost. Vrede
zij u, vrees niet, gij zult niet sterven, zoo
spreekt de Heer tot Gideon.
Het was ook iets zoo wonderlijks, wat
hem overkomen was hij de wijnpersbak
van zijn vader. En ge moet veeleer er bij
opzien, hoe Gideon zich bij die ontmoe
ting gedroeg.
Zoodra als de Heere zijn troostelijko
belofte gesproken heeft: Omdat Ik met
u zal zijn, zoo zult gij do Midianieten
slaan als eenen eenigen man wil hij er
meer van weten, en vraagt hij een teeken,
„dat Gij het zijt, Die met mij spreekt."
Zijn verbazing is «niet die der ongod-
vruchtigen, die Gods aangezicht zoeken te
ontvlieden. Neen, hij gaat er op in.
Hij zoekt nader gemeenschap met den
Heere en volkomen zekerheid in de zaak,
waarin de Heere het lioht voor hem laat
opgaan. Hij zoekt met een heilbegeerig
hart de verlossing, die hem en zijn volk
is toegezegd van den Heere.
En zie, nu de Heere hem geeft wat hij
begeert, en nu zijn gebed verhoord is, nu
overvalt hem op eens weer het besef van
zijn eigen geringheid en van Gods vree-
selijke majesteit.
Als de Engel des Heeren plotseling
verdwenen is, en hij alleen overblijft, dan
slaat zijn blijde ontroering plotseling om
in vreezen en beven. Ach, Heere Heere,
daarom, omdat ik eenen Engel des Hee-
26)
„Stel u voor, dat u als jongen uw
ouders al verloren hadt en dat u daarna
door een familie was opgenomen, die u
opgevoed en verzorgd had, zooals u het
maar wenschen kon."
Voor den eersten keer onder het spre
ken zagen zijn oogen haar aan en ze ke
ken zóo, dat haar 't bloed naar de wangen
stroomde. iipjftj
„Stel u nu verder voor, dat u tot man
was opgegroeid en nu zag, dat het de
liefste wensch van uw opvoeders was, dat
li zoudt trouwen met een meisje, van wie
u volstrekt niet hieldt."
Zij wachtte even en haar schitterende
cogen keken naar den grond. Hij zag
'haar aan met een teeder medelijden en
zij vroeg zich zelf af, of hij begreep wat
zij bedoelde. Hij maakte een eind aan
haar aarzeling en zei da:
„Ik geloof, dat ik uw moeilijkheid nu
zie. U wilde graag weten of in deze om
standigheden nw eigen hart moet volgen
of mei de gevoelens van uw familie moet
rekening houden of u namelijk de ver
bintenis zult aangaan of niet. Nietwaar?"
*Ja, zoo bent u er dichtbij," zeide Neï-
ren gezien Eeb. van aangezicht tot aan
gezicht.
Het heil des Heeren, waarover hij zich
verheugd en verblijd heeft, gaat schuil
achter de hooge majesteit Gods.
Welke ziel die den Heere heeft Ieeren
kennen, heeft niet de ervaring van dat
geslingerd worden tusschen gelooven en
vreezen?
Maar juist die vrees voor des Heeren
hoogheid en majesteit is de doorgang' tot
dieper geloofsbovestigmg. Hét geloof
blijft toch met bet Woord des Heeren
tegen die vrees inworstelen. En als het
door de kracht van dat Woord de vrees
heeft overwonnen, dan is het vrede, God
delijke hemelscho vrede, die door geen
vrees wordt verstoord.
Welnu, dat woord heeft de Heere tot
Gideon in zijn angst en doodelijke be
kommering gesproken. Vrede zij u, vrees
niet, gij zult niet sterven.
Dat is het type van het Evangelie: dat
die hooge en groote en vreeselijke God
tót een zwak en zondig en daarom voor
zijn majesteit bevend menschenkind.
spreekt van vredeI
En nu wordt deze knecht des Heeren
ook getroost. Nu richt het geloof, dat
dreigde weg to zinken in de vrees, zich
aan den staf des Woords, die de Heere
hem toesteekt, uit de bekommering op, en
triomfeert over eigen kleinheid en gering
heid.
Nu gaat het over in aanbidding, waar
in wel de diepe eerbiedenis voor den hoo-
gen God blijft, maar waarin het vertrou
wen op Hem is herwonnen.
Toen bouwde Gideon, aldaar den Heere
een altaar, zoo leest ge, en noemde het:
De Heere is vrede.
De Heere is vrede! Dat was de strek
king van heel deze ontmoeting, die hij
nu bezag in het ware licht. Neen, de
Heere was niét zijn wederpartij, die zijn
ondergang zocht, die zijn volk in vrede
over hun onderdrukkers zou doen triom
feeren, en hen tot den eeuwigen vrede
zou leiden.
De Heere is vréde.
Dit woord, door Gidéon gesproken, is
profetisch. Het bevat veel meer dan hij
zelf op dat oogenhlik wist. Want als ge
er naast legt het woord van den Apostel
des Heeren uit.Efez. 2:14, waar hij van
Christus zegt: Hij is onze vrede, dan
wordt' het mysterie u eerst ten volle ont
sluierd.
Ja, Christus is onze vrede. En in hem
is God ons de G.od des vredes geworden.
Door Hem heeft een arme zondaar vrede
met God. Door Hem is de breuke geslagen
met Satan, met de zonde, met de wereld.
Hier is de strijd. Maar hier is ook de
zegepraal.
Hier is do volkomen verlossing.
Hier is de eeuwige vrede verzekerd.
HET WARE GELUK.
Zalig, Heer!, wie naar het woord.
Als Maria need'rig hoort!
Zalig wien Gij doet Verstaan:
Gij hebt goeds aan mij gedaan!
Zalig waar Gij binnentreedt,
En u Martha welkom heet: 1
Maar veel zaalger huis gewisw
,Waar elk hart Uw woning is.
Zalig, wie als Petrus treurt
Straks door U wordt opgebeurd
Zaligst, wien Ge in eer herstelt
En opnieuw hij de Uwen telt.
Zalig Kerstlied! Zing het blij:
„Heer, geboren ook voor mijl'*
Maar bet zaligst wie belijdt,
Dat Ge in hem geboren zijt.
Zalig, wie het kruis bemint,
In uw dood verzoening vindt,
Zaligst, wie U eeuwig heeft,
't Leven der verrijz'nis leeft.
Zalig, wien Gij hooglijk eert,
Met wien Gij als vriend verkeert:
Zaligst, wie U ingelijfd, j
'Als een lid aan 't lichaam blijft.
Wat ik ook van U hegeer,
'k Zoek het hoogste telkens meer:
Wees mijn ziel tot spijs en drank,
Gij de wijnstok, ik-de rank.
PIERSON.
VLERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Bedankt. Yoor Goudriaan: C. J. van
der Graaf to Kocbengien.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Cand. E. D o uma to Den Haag
hoopt Zondag 11 November a.s. zijn in
ly, die de ernstige oogen van den ander
nog steeds zocht te vermijden. En lang
zaam voegde zij er bij:
„Ja, u behoeft mij niet te zeggen, hoe
ik handelen moet, alleen, wat u zelf zoudt
doen, als zulk een verbintenis in strijd
was met uw gevoelens?"
Arthur Chester stqpd op van zijn stoel,
terwijl zij sprak en ging naar het raam,
alsof hij daar buiten de oplossing zocht
van de moeilijkheid, waarvoor zij hem
gesteld had.
Onder het raam lag de vredige Gods
akker met zijn wijdvertakte dennen. Do
grafsteenen waren helwit in de zon; van
sommige waren de opschriften afgesleten
en onduidelijk, andere waren pas nieuw
uitgebeiteld. Zij vertelden van meer of
minder ware godsvrucht; maar hoe 't ook
zij, geen van deze afgestorvenen was zon
der verleiding geweest, zoolang zij op de
wereld waren.
Ja, zelfs een geestelijke was daar niet
vrij van. Ook dominee Chester had een
tijd van verzoeking doorgemaakt en zijn
grootste verleiding was op dat oogenhlik
niet ver van hem af.
Hij dacht, dat hij ze onder de knie had
gekregen dat die liefde., die onmerk
baar in zijm hart was binnengeslopen,
geheel was uitgehluscht; maar neen, hij
merkt© nu, dat. de smeulende asch bij 't
hooien van haar stem begon te. gloeien.
trede fe doen bij de Geref. Kerk te Oosf-
lcapelle (Z.),na bevestigd te zijn door
zijn vader Ds. J. Douma. van Den Haag.
Ds. M. van Grieken.
De toestand van Ds. M. van Grieken,
Ned. Herv. predikant te Rotterdam, is
steeds vooruitgaande, zoodat hij bijna ge
heel koortsvrij is en er goede hoop bestaat
dat hij eerlang zijn arbeid weer zal kun
nen hervatten.
Ds. J. J. Kuijper.
Naar de „N. Haagsche Crt." nog mee
deelt, stelt Ds. J. J. Kuijper, pred. der
Ned. Herv. Gemeente zich voor met De
cember as. zijn ambt neer te leggen, om
zich alsdan metterwoon te Amsterdam te
vestigen, alwaar hij als Directeur verbon
den wordt aan een Christelijk Instituut
voor zelfontwikkeling.
Ds. W. F. van der Kodde.
Ds. W. F. van der Kodde, em.-pred. der
Chr. Geref. Kerk van Urk, is van daar
verhuisd, naar Driebergen, Prins Hendrik
laan
Met emeritaat.
Met ingang van Januari 1924 is aan Ds.
C. Dekker, Geref. predikant te Waard
huizen c.a., eervol emeritaat verleend. Ge
boren 20 Mei 1868, werd hij op 33-jarigen
leeftijd candidaat, om 31 Augustus 1902
te Ooltgiensplaat tot zijn dienstwerk te
worden ingeleid. 30 Juni 1918 vertrok hij
naar Waardhuizen.
Ontslag gevraagd.
Aan ds.. A. E. Brühcim, predikant bij
de Luth. Kerk te Hoorn, is met ingang
van 28 October a,s. eervol ontslag ver
leend. Ds. Brübeim zal opgenomen, wor
den in een handelsonderneming daar ter
stede.
Prof. Haitjema.
De tot hoogleeraar in de Godgeleerd
heid vanwege de Ned. Herv. Kerk benoem
do dr. Th. L. Haitjema aan de Rijks
Universiteit te Groningen zal Woensdag
7 November te 3 uur in de aula der Uni
versiteit zijn professoraat aanvaarden.
Vrije Universiteit.
Ter herdenking van den Stichtingsdag
der Universiteit heeft de Rector-Magnifi-
cus Dr. C. van Gelderen., op Zaterdag 20
October des namiddags te 3 ure eene rede
gehouden in het Geb. van de Maatschap
pij voor den Werkenden Stand.
Giften en Legaten.
Ds. J. J. Creutzberg, predikant bij de
Ned. Herv. Gemeente te Hees, deelt in de
,,Prov. Geld. en Nijm. Crt." mee, dat een
„warm Protestant" hem ter gelegenheid
van de inwijding van de R. K. Universi
teit te Nijmegen een toezegging heeft ge
daan van f 5000 voor den bouw van een
wijklokaal-kerkzaal in de wijk Hatcrfc,
onder voorwaarde, dat de resteerende
f 4000, voor den bouw vereischt, voor de
gunning geschonken of toegezegd zijn.
Van deze f 4000 zijn reeds f 1000 toegezegd
door N. N.
Examens-Onderwijzer.
De totaal-ujtslag van deze examens in
1923 is als volgt.: Opgekomen zijn 877
mannelijke candidaten, daarvan hebben
zich teruggetrokken 10, zijn afgewezen
276, toegelaten 591 (voor de aanteekening
vak j zijn 57 candidaten opgekomen en 39
geslaagd); voor de vi'ouwelijke candida
ten zijn de cijfers opgekomen 1418, terug
getrokken 6, afgewezen 375, toegelaten
1Ö37 (aanteekening vak j opgekomen 59,
togelaten 42; aanteekening vak k opgeko
men 42, toegelaten 39.)
Cursussen voor'de hoofdacte.
De minister van Onderwijs heeft aan
de besturen der door het Rijk gesubsidi
eerde cursussen tot opleiding voor de
hoofdacte doen mededeelen, dat reeds in
1924 zal worden geëxamineerd volgens het
nieuwe programma, zoodat zij worden
ontheven van de verplichting tot 't geven
van onderwijs in: lezeni, schrijven, rekenen
en handteekenlen, terwijl wel les moet
worden gegeven in wiskunde, terwijl het
vak natuurkennis moet worden aangevuld
met kennis van de hoofdzaken der school-
hygiëne.
De thans geldende subsidieregeling zal
met het einde van den loopenden cursus
ophouden te bestaan.
Het bijzonder M. 0.
Het „Centrum" meldt, dat het in de
bedoeling van het Departement van On
derwijs ligt om het bijzonder M. O. ten
aanzien van de salarieering der leerkrach
ten en de splitsing van klassen meer
vrijheid te verleerden.
Het blad ooincludeert hieruit dat te
eeniger tijd de gemeenten, die voor het
openbaar M. O. de nieuwe rijksregeling
Even lichtte zij op tot eeu laaie vlam,
maar een stil gebed bluschto die weer;
en toen hij zich eindelijk naar Nelly toe
keerde, verried zijn gezicht geen schijn
van ontroering. Zij was hem als eenl dier
bare zuster die tot hem kwam om hulp
en bijstand; en zeker was hij wel de per
soon, die haar kon helpen hij die de
zelfde worsteling had doorgemaakt.
„Uw verhaal vind ik zeer belangrijk
wat niet te verwonderen is, daar u
mijzelf als hoofdpersoon hebt gekozen.
Wij menschen zijn allen min of meer
zelfzuchtig en het was een gelukkige ge
dachte van u om uw zaak in dat licht te
stellen, waarin ze het best begrepen kon
worden. Wat mijn plicht mij voor zou
schrijven, als ik in uw omstandigheden
was dat is uw eigenlijke vraag, niet
waar?"
„Ja, wat zoudt u doen?"
„Ten eerste, is 't een verbintenis, die
een Glwisten kan aannemen?"
„Ja, dat is zeker zoo."
„Dat maakt de zaak reeds veel eenvou
diger. Mijn plicht zou mij dauvoorschrij-
ven, alle eigengevoel op zij te zetten. Dat
toch is een opoffering, die wij allen op
den een of anderen tijd hebben te doen
en het valt ons zooveel gemakkelijker, als
wij er anderen genoegen mee doen. Ons
leven begint pas, als wij alles opofferen,
juffrouw Vesev. Dat is do spil, waarom
niet aanvaard hebben, toch het bijzonder
onderwijs door middel van subsidie op ge
lijk peil zullien kunnen brengen als het
openbaar onderwijs.
Het zevende leerjaar.
Op ,de vragen van den heer Ketelaar
in zake het doen intrekken van de door
den inspecteur van bet L. O. in do inspec
tie Alkmaar aan hóófden van scholen
gezonden circulaire betreffende het niet
invoeren van het zevende leerjaar, ant
woordde de Minister van O., K. en W.
De Minister was niet bekend met de
circulaire, welke thans blijkt op 20 Sept.
1923 door hem aan de hoofden der lagere
scholen iu die inspectie te zijn verzonden,
en welke in zooverre van de in de vraag
opgenomen redactie afwijkt, dat niet van
art. 5, doch van art. 3 der nieuwe Leer
plichtwet gesproken werd, terwijl daarbij
niet een circulaire van dien inspecteur
van 13, doch van 30 Juni 1923 werd inge
trokken,.
Op last van den Minister heeft de in
specteur de circulaire ingetrokken bij
rondschrijven van 4 Oct. 1923. De Minister
..voegt hier aan toe, dat, vermits slechts
voor een betrekkelijk gering aantal scho
len in die inspectie de cursus eindigt op
1 Aug. of 1 Sept., voor het grootste aantal
echter op 1 April of 1 Mei, toen de soepe
le toepassing der Leerplichtwet nog gold,
de uitwerking der gewraakte circulaire
van den inspecteur van 20 Sept. 1923 niet
groot kan geweest zijn. In elk geval is
den inspecteur er op gewezen, dat de toe
stand hersteld behoort te worden, zooals
hij vooi de verzending er van bestond.
HET KERKELIJK VRAAGSTUK.
Bij de bespreking van bet kerkelijk
vraagstuk ten vorigen jare in de Tweede
Kamer, zegt de Waarheidsvriend,
dat, zcoals onze lazers .zich zullen herin
neren, door prof. dr. H. Visscher werd.
ingeleid, stelde de toenmalige leider der
A. R. Kamerfractie aan de regeering een
tweetal vragen, die, nu de heer H. Co-
lijn zelf Minister van Financiën werd, van
groote beteekenis worden.
De heer Colijn vroeg toen: Of liet
geen overweging zou verdienlen het ker
kelijk vraagstuk, dat van ingewikkelden
aard is, eens aan een opzettelijk onder
zoek te onderwerpen, ten einde te onder
zoeken in de eerste plaats in hoeverre in
derdaad de bezwaren, die geopperd zijn
in verband met artikel 171 van de Grond
wet, gegrond zijn, ja dan neen, en in de
tweede plaats of het niet, mij stellende
nu op het standpunt, dat de Minister van
Financiën heeft ingenomen, overweging
zou verdienen het contact met de kerken,
dat in 1920 blijkbaar bestaan heeft, op
nieuw op to vatten, ten einde op die wijze
de oplossing van het vraagstuk een schre
de nader te brengen,
Het antwoord dat Minister De Geer
den heer Colijn. gaf, luidde woordelijk:
„Wat de vragen van den heer Colijn
betreft, ik geloof, dat de eerste vraag, in
hoever grondwettelijk bezwaar tégen ka
pitalisatie bestaat, zich niet leent voor
een nader onderzoek door een Staats
commissie of anderszins. Do meening der
regeering staat daarover vast. Do litera
tuur kan er zich over uitspreken, en in
dien het ooit tot tóen concreet voorstel
mocht komen, zal men dat hier kunnen
bezien ook uit grondwettelijk oogpunt.
Het tweede punt geldt de voortzetting
van het contact met de kerken. De be
sprekingen zijn indertijd niet voortgezet
omdat de zaak minder urgent was, toen
men tot de overtuiging kwam, dat het ook
zonder Grondwetsherziening kon. Maar
men is er ook later niet op teruggekomen,
omdat gestuit werd op 't onoverkomelijk
bezwaar, dat met name in de Hervormde
Kerk twee meeningen tegenover elkander
stonden omtrent de bevoegdheid. De een
zei, dat de rechthebbende de Synode is,
de ander, dat dit de plaatselijke gemeen
ten zijn, terwijl de Regeering uitdrukke
lijk voorop had gesteld, dat zij er niet
toe overging, wanneer zij niet kreeg e'en
eenstemmig advies, wie het rechthebbend
orgaan is.
Contact van de Regeering met de Kerk
kan dus niet veel bateni, zoolang niet de
Kerk met zichzelf contact heeft gehad.
Als de Hervormde Kerk te dezer zake
tot eenstemmigheid komt en zich dan
wiendt tot de Regeering, valt te dezer
zake nader te spreken. Do beslissing,
waarom het hier gaat, kan de Regeering
harerzijds niet nemen en zij kan daarop
ook niet influenceeren."
Wij achten de oplossing van het ker
kelijk vraagstuk van te veel gewicht, dan
dat niet iedere poging zou gewaagd wor
den, öm, met de woorden van den heer
de Christenliefde draait. Dat is de hooge
leer, die ong gegeven is door haar Stich
ter, die uit Zijn werken spreekt, uit Zijn
leven en 1 niet het minste uit Zijn dood.
„Ja", herhaalde hij nog eens weer, „eerst
als wij beginnen ons op te offeren, begint
ons leven."
Zij luisterde met volle aandacht. Die
woorden waren voor haar hongerig hart
als het manna voor de Israëlieten in de
woestijn. Toon hij ophield, begreep zij de
vertroostende beteekenis van zijn woor
den.
„Dank n, dank nzeide zij, „u hebt
me een grooten dienst bewezen. Ik ben
blij, dat ik naar u toe ben gegaan. Ik keek
als door een donker glas, maar alles la
mij nu duidelijk, de vage nevel is weg.
Nu kan ik mijn weg wol verder vinden."
„Bedank niet mij, juffrouw Vesey. Als
't u licbt is geworden, geef dan Hem alle
eer en dank. Bedenk altijd, dat niet 't
woord van een mensch, maar dat van
Hem een lichtstraal is Voor onze voeten."
Hij Voelde een zachte hand de zijne
even drukken, hoorde de deur openen en
sluiten, en weg was zijn bezoekster:
Hij keek uit het raam cn zag de fladde
rende japon van Nelly door het tuinhekje
naar het kerkhof gaan; en toen zij was
verdwenen, werd 't vensterglas als 't wa
re dof; hij herhaalde haar woorden:
„Ik keek als docr een doDker glas."
Colijn to spreken, de oplossing „c?rv schrei
de nader te brengen."
Wat echter ten vorigen jaro niet mocht,
gelukken, om de regeering er toe te krij/
gen, het kerkelijk vraagstuk aan een af/
zondcrlijk onderzoek te onderwerpen, zal
wellicht bij het aanstaand Degrootingsde-
bat beter slagen, nu de steller van de"vra
gen, die den heer De Geer verving, zelf
deel uitmaakt van het Kabinet."
Bureau voorbereiding in Ambtenaarszaken
Naar „De Ambtenaar" mededeelt i3 mi
nister Colijn er niet erg mee ingenomen,
dat het Bureau van Voorbereiding iu
Ambtenaarszaken onder het departement
van Justitie ressorteert.
Hij is, volgens bet blad, de meening toe
gedaan, dat de minister van Financiën
meer direct invloed op de werking van het
Bureau moet kunnen uitoefenen en hij
heeft om dit te bereiken aan den minis
terraad het voorstel voorgelegd em net
Bureau niet langer onder het beleid varf
minister Heemskerk te laten, maar om
het bij zijn departement onder te bren
gen.
Wij kunnen hieraan nog toevoegen, zegt
vooits „De Ambtenaar", dat de heer Co
lijn reeds zijn verzoek ingewilligd kreeg,
dat oud-minister Van IJsselsteijn aan bo
vengenoemd Bureau wordt toegevoegd.
Do heer Van IJsselsteijn zou een ge
heel zelfstandige opdracht gekregen heb
ben in verband met de voorbereiding van
de -herziening van het Bezoldigingsbesluit.
Anti-Rev. burgemeesters en secretarissen.
Onder presidium van burgemeester C.
P. I. Dommisse van Maassluis vergaderde
Woensdag in Terminus te Utrecht de
Bond van anti-rev. burgemeesters en se
cretarissen.
Aan H. M. de Koningin werd een tele
gram verzonden. Hierna gaf de heer P.
Doorn, burgemeester van Zwijndrecht*
eenige beschouwingen over het ontwerp-
gemeentewet, waarop een breedo diseussio
volgde.
Ook over het tweede agendapunt;
„Noeduitkeeringen aan gemeenten", inge
leid door den heer Talsma, burgemeester
van Zegveld, volgde een opgewekte dis
cussie.
Als bestuursleden, werden gekozen de
heeren Talsma (Zegveld), Doorn (Zwijn-
drecht), Dommisse (Maassluis) cn Sal ver-
da (Alphen a. d. Rijn.)
Voorkeur aan eigen fabrikaat.
Het kerkelijk weekblad voor het bisdom
Breda publiceert het volgend schrijven
van Mgr. P. Hopmhns, bisschop van
Breda
Door de economische crisis zijn veel
ondernemingen in ons land genoodzaakt
geworden haar arbeiders geheel of teni
deele te ontslaan.
Deze omstandigheid was voor de wereld
lijke overheden aanleiding te bepalen, dat
bij bestellingen van overheidswege de
voorkeur wordt gegeven, aan het eigen
fabrikaat, ook wanneer in vergelijking
met buitenlandsche aanbiedingen, do prijs
van het inheemsch product hooger is.
Ingevolge een verzoek van hooger hand
tot ons gericht, kunnen wij niet anders
dan onze geestelijken, ónze geloovigen enl
katholieke instellingen dringend aanraden
het voorbeeld der wereldlijke overheid te
volgen, opdat onze werklieden zooveel
mogelijk in staat worden gesteld hum
brood te vprdierien. Wij moeten wel be
denken, dat aan gedwongen werkloosheid
voor de werklieden en hun gezinnen naast
materieele ellende ook godsdienstige eni
zedelijke gevaren verbonden zijn. v
Alles onder de roode vlag.
„De Tijd" (R.-K.) schrijft over de hou
ding, die de Vrijheidsbond ten opzichte
van de Vlootwet inneemt, het volgende:
„Nu ook mej. Van Dorp zich tegen d©
Vlootwet heeft verklaard, staat vrijwel vast
dat de geheelo linkerzijde tegen zal stem-
men. Met de nationaal-voelende vrijzinni- s
gen wordt geen rekening gehouden. Dei
heeren Dresselhuys-Drion c.s. hebben uit
gemaakt, dat dit kabinet ten val moet wor-
den gebracht en ter willo van politieke be
rekeningen scharen de heeren cn dames
van links zich deemoedig onder de roode
vlag om een nationale daad te verhinde
ren. Zakelijk gezien zijn zij er vóór; poli
tiek er tegen. En zij. hopen nu maar, dat'
er ter rechterzijde enkele „democratische"
Bomansen worden gevonden, dio op za
kelijke gronden, met de politiek^ tegen
standers van de regeering zullen mede
werken om een parlementair kabinet
in do naaste toekomst onmogelijk te
maken."
ammmmm
Had hij haar gemoedstoestand inge
ruild voor den zijnen?"
Zuchtend keerde hij zich van liet raam
af en bleef lang in een innig gebed verw
zonken. Eén twee uren verliepen, voor
dat hij zich weer in zijn preek kon ver-»
diepen. Maar weinig kon hij vermoeden,'
dat do preek, waar hij zich langzamer
hand inwerkte, nog veel gewichtiger zou
zijn dan hun gesprek en dat de gevolgen
daarvan zeer groot zouden zijn voor hem^
zelf, voor anderen en voor zijn God. i)
HOOFDSTUK XV.
Zooals de huishoudster reeds zeide,
was dokter Ullathorn per telegram uit
Zwitserland ontboden bij een koopman ia
Highfield, die aan zenuwtoevallen leetL^
Een paar jaar geleden had hij dienzelf*
den patiënt van een dergelijke ziekte ge-«
nezen en vandaar, dat de koopman nie-i
mand anders dan dokter Ullathorn wiln
de hebben. Hij had zijn intrek bij den rij-»
ken patiënt in huis genomen, om des te,
beter over zijn toestand te kunnen oor-*]
deelen. Onder do behandeling van den be-»
kwamen arts kwam or al heel gauw
verandering ten goede in den toestand 1
van den zieke en dokter Ullathorn dach^,
spoedig weer naar huis te kunnen gaan.;!
1
(Wordt vervolgd.).