Tweede Blad Zaterdag 15 September 1923 Geef Wi\ uw hart! r 'mijn zood, geef Mij uw hart. 1 j v Spreuken 23:26a. i God wil het menschenhart! Met zachten klop staat Hij daar voor cm binnen te mogen gaan, want Hij vil zich daar woning maken! Hij wil het menschenhart tot eene woonstede Gods! Wonderlijke onderscheiding!! Was dat hart, was dat huis nu maar vrij, zoo dat Hij het kon vullen en ver vullen. Welk een heerlijk huis zou dat zijn; een huis stralend van licht; een huis waarin van den ochtend tot den avond een lied zou zijn: eene schoone heil-zang. Maar, jammer, dat huis is niet vrij; dat huis is bezet; is belast en heiaden! Daar straalt geen licht daar klinkt geen lied! Dat hart, oorspronkelijk tempel ge vindt er zelfs nog een altaar, zij het on klaar voor de offerande doet als zoo danig geen dienst meer, de mensch, de eigenaar, gebruikt het als bergplaats voor al zijn schatten en geheimen, en daarmede is het van onder tot boven ge vuld. Ge vindt er kamers die altijd afge sloten zijn, en waar hij* voor geen geld ter wereld iemand ook maar één blik zou geheimen, die hij daar zoo angstig be waart en bewaakt, hem do haas zijn. Hij is cr geen meester; hij is er de slaaf van. Hij is knecht in eigen huis! En omdat dat knechtschap hem zijn lust en vrede en blijdschap rooft, donkert zijn huis, on doet sterven alle zang; daar om ruimt hij voor dien aldoor kloppen- den Godoen paar kamers in, en bergt daarzijn Godsdienst, en blijft knecht, en blijft missen dat waarnaar de knecht-mensch in zijn diepste zijn naar verlangt, en wat des harten hoogste vreugde is: de zaligheid!! En nu is daar Jezus op den weg en de knecht-mensch gaat naar Hem uit en zegt: Goede Meester, wat moet ik doen om zalig te worden? En Jezus ziet hem aan, en Jezus door ziet hem en blijft nu in zijn gedachten- sfeer als Hij antwoordt: Duimt dan God een paar kamers in uw liuis in! En dan antwoordt de kneefc-n;ona<ib Heer, dat heb ik gedaan, God be.aft twee kamers van mij, -nochtans derf ik de zaligheid! I En nu hij bekent, dat de gedeeltelijke overgave hem niet bracht de zaligheid, noemt Jezus hem den vollen prijs, cn Zijn wederwoord is: Duimt heel uw huis voor God in. tot zelfs de kamers waar uw diepste gehei men geborgen zijn, en gij zult de za ligheid bezitten! Dan gaat de knecht-mensch bedroefd heen! Er zijn zooveel menschen in de wereld, die als het er in het leven op aankomt zoo weinig aan hun Godsdienst hebben als do storm opsteekt blijken ze dikwerf I nivaster op de beenen te staan dan zij -lio van de wereld zijn.. Het zijn de menschen van do paar-ka- n-s-godsdienst! Ze hebben ongelijksoortige grootheden; hebben dat wat van de wereld, en dat I wat van de Eeuwigheid is onder een dak li-achten te herbergen, en dat gaat niet! Van de wereld uit bezien, gaat bet wel, even goed als wat ik onlangs zag op een •boekenstalletje: een Bijbel en een schun nige roman, zoo maar, vertrouwelijk tegen elkaar gevlijd! maar, van het Eeuwige uit bezien gaat het niet! Het Eeuwige betreedt slechte onze ziel als de wereld uittreedt =3 geheel uit treedt! Het valt echter niet mee, den geheelen inventaris van -je ziel op te ruimen, en het is dan ook begrijpelijk, dat de mensch het op een accoord tracht te gooien; zoekt naar een compromis! En hij vindt het in het „eerlijk dee- 3en" mgt een overslag naar de zijde der {wereld. En het gaat goed, het gaat wonderlijk goed, totdat het groote gebeuren in het leven komt, waarhij men slechts staande kan blijven, indien daar if kracht uit den Hooge En de mensch, die dan angstig naar die kamers snelt, waar hij het hoogere denkt geborgen te hebben, dat hem nu zal die nen tot een nood-roer voor zijn ontred derd schip; tot een. hlusch-appajaat voor zijn brandend huis; hij vindt slechts ledi ge kamers! God is daar niet; Hij is er nooit ge weest!. Zoo komt dan vroeg of laat voor het verdeelde haTte-huis de ontdekking, dat zijn geestelijk bezit slechts schijnbaar is, en het dus noch stut of troostbron, noch kracht tot zaligheid kan zijn! Zal het Eeuwige ons tot stut en troost, zal hét ons tot zaligheid zijn, dan moet het hart onverdeeld aan God gegeven! Maar eene andere factor is: hoe zullen wo het geven? - Met blijdschap!! De rijke jongeling, ons in <le Schrift go- teekend, had een deel van zijn huis aan God gegeven, maar daar hij nog atlijd dó zaligheid miste, wildq hij nog wel meer; maar niet alles geven! Een soort van ruilhandel dus niet de Eeuwigheid. Ik geef mijn hart; Gij mij da Zalig heid! Maar in dit waarden afwegen zit geen blijdschap. Nu zal het van de waar- de-waardeering afhangen, of do ruil zal gedaan worden. En hier dus de mogelijkheid van een bedroefd heengaan; de mogelijkheid van een: Gij vraagt te veel! Het hart moet een brandend verlangen naar God hebben, en dan wordt het gaan tot Hem een feestgang; Zijn komst in ons huis: een feest. Er moet énkel zijri: O, mocht ik U be zitten, en dan komt Hij, en de zalig heid! En dat is geen ruil meer, want deze zaligheid is niet met aardsche waarden te vergelijken, Gmdat het tenslotte is: eene gave, een Gods-geschenk; omdat het Ge nade is, dat God „wil" wonen in ons hart. En het hart zoo in blijdschap aan God gegeven, wordt weer tot fen tempel, waar op het herstelde altaar de offerande der dankbaarheid geurt. Daar zal "licht zijn, wonderlijk licht van hoven! Daar zal dag en nacht een lied gehoord worden: eene schoone heil-zang! Het hart, dat zaken me! God wil doen, zal altijd de prijs te hoog vinden,: maar het hari dat „bezwijkt van verlangen", ontvangt de zaligheid om niet, want wat het er voor moet geven, heeft dan alle waarde verloren on het draagt het met blijdschap uit voor God! DER HEILIGEN GEMEENSCHAP. ■V.%ar. ivrco of drie vergaderd zijn Om in Zijn- Naam te bidden, Js Jezus zelf, hoe ver Hij schijn, Voorzeker in him midden. Las t' zwak geloof en menschenvrees De,deuren angstig sluiten, Hem, dio in ;t graf Zijn macht bewees, Houdt slot noch grendel buiten. Want harten dio rondom Zijn woord Voreenigd op Hem hopen, Zijn voor Zijn komst ©en wijde poort^ Hun liefde houdt die open. Niet waar de ziel in 't bidden flauw, Schaars met haar God gemeenzaam, In 't zoeken traag, in 't ijvren lauwf Verscholen blijft en eenzaam. Daar komt Hij wel en klopt met klem Doch zal niet binnentreden, Eer Hij in antwoord op Zijn stem Genood wordt en gebeden. Mijn Heiland! blijf niet buiten staan', Verschijn aan Uw beminden, Maar dring mij toch om op to gaan Waar Gij U liefst laat vinden, PERSON; ICEfgSC EM SSTOOL NED. HERV. KERN. 'Aangenomen. Naar Oosterhout bij Nijmegen (toez.): cand. J. van der Giesen to Rotterdam. Bedankt. Voor Baa-mbrugge: J. G. H. Romijn té Parrega. GEREF. KERKEN. Beroepen. Te AmerongenM. M. Hor jus to Hendrik Ido Ambacht, Afscheid en Intrede.^ Zondag 30 Sept. hoopt Ds. T. Sap, van Gouda, cand. G. van Heiningen bij do Gercf. Kerk van Ter Aar te bevestigen, 's Avonds zal Ds. G. van Heiningen zijn intrede deen. Ds. H. Kievit. Wegens ernstige ongesteldheid zal Ds. H. Kievit, predikant der Geref. Gemeente te Veenendaal, voorloopig niet kunnen op treden. Peremptoir examen. Donderdag werd te Alphen a. d. Rijn op de Classicale Vergadering der Geref. Ker ken in de Classis Woerden in tegenwoor digheid van de Prov. Deputaten, Ds. J. Brouwer, Ds. J. J. Impeta en Ds. T. Sap, peremptoir es^men )afgelogd door pand!. G. van Heiningen, van Gouda. Mot alge- moene stemmen werd hij toegelaten tot den dienst des Woords en der Sacramen ten in de Gereformeerde Kerken-. -../y Generale Synode Geref. Kerken. Ti-ende zitting. Dc Praeses opent do vergadering, waar na gezongen wordt en de Praeses voorgaat ingebed. In behandeling komen de conclusies van heb rapport over do inrichting van den Ecredicnst. Na breede bespreking worden de volgen- do conclusies aangenomen, 1. De Synode spreke uit: a. dat do Deputaten door de aanbieding van hun ontwerp tot uitbreiding der litur gie hun bevoegdheid niet hebben over schreden, maar dat liun arbeid ook in dezen alle waardeering verdiént; b. dat-, op do door Deputaten aange- voerdo gronden, eenheid in de liturgie in den kring onzer kerken aanbeveling ver dient en zooveel moogelijk moet worden boverderd; c. om dc vele tegen hun concept inge brachte bezwaren dit niet te aanvaarden. 2. De Synode drage aan Deputaten op: a. de Christelijke gebeden te overzien'; b. stelle allo stukken, die in verband met do genoemde materie ingekomen zijn, in handen van genoemde Deputaten. Betreffende do Formulieren voor de Bediening der Sacramenten en do Tucht oefening wordt besloten: 1. Do Synode zeggen den Deputaten, die deze formulieren ontwierpen, voor hun moeitevollen en belangrijken arbeid dank. 2. De Syncdo benoem© Deputaten om deze formulieren nogmaals te overzien. 3. Dat deze Deputaten tiun concepten minstens oen jaar voor de volgende Sy node aan do kerken toezenden. 4. Allo stukken als boven in hunne han den to stollen. Volgt de bespreking der Formulieren van Bevestiging, waaromtrent do volgende conclusies werden aangenomen: 1. Do Synode zegge den Deputation, die deze formulieren ontwierpen, voor liun moeitevollen en belangrijken arbeid, dank. 2. De Synode benöeme Deputaten om deze formulieren nogmaals te overzien. 3. Dat dezo Deputaten gebonden zijn aan do beslissing dor Synode op verschil lende punten, hierboven genoemd. 4. Dat deze Deputaten hun concepten minstens één jaar voor de volgend© Synode aan de kerken toezenden. Omtrent do voorstellen aanghande „De Eenigc Gezarigen" en ,,de Psalmberijming" wordt 't volgende besloten, 1. De Synode spreke uit: a. dat zij in het algemeen de bezwaren aanvaardt, die tegen den bundel „Eenige Gezangen" worden ingebracht; b. dat zij, hoewel onderscheidene door do Deputaten daarin voorgestelde verbe teringen gelukkig geslaagd achtend, niet temin oordeelt, dat hun arbeid in zijn ge heel blijkbaar in den kring onzer kerken nog t© weinig instemming heeft gevonden om aanstonds te worden aanvaard. 2. De Synode benoeme Deputaten met de opdracht a. rekening houdende met do bij Uw. vergadering ingekomen voorstellen en op merkingen, den bundel „Eenige Gezangen" nogmaals te overzien; b. de eerstvolgende Synodo te deizer zake te dienen van advies, met dien verstand©, dat him wordt verzocht, hun rapport bij onze kerken bekend tó maken minstens één jaar voor die Synode samenkomt. 3. De Synode stelle allo te dier zake in gekomen stukken in handen van genoemde Deputaten. Volgt nog „De uitbreiding van den Ge- - za-ngienbundel." Dc volgende conclusies wcrucn aangeno men: v y 1. Dc Syncdo spreko ui:j a. Dat do proevo van Uitbreiding van den bundel „Eenigo Gezangen" gelijk dezo door Deputaten is aangeboden, over het algemeen niet is geslaagd; b. dat dc oorzaak van dit niet-slagen ten deelc is te zoeken in de moeilijkheden waarvoor do opdracht van de Synode van Leeuwarden (verzameling van berijmde en onberijmde Schriftgedeelten) Deputaten plaatste; c. dat zij Deputaten dank zegt voor hun arbeid, in deze materie verricht. 2. a. De Synode benoem© Deputaten met de opdracht-, de kwestie van het zoo genaamde „vrijo kerklied" ïn haar vollen omvang principieel te onderzoeken en de volgende Synode to dezer zake t© dienen van rapport en advies; b. De Synodo stelle alle op deze zaak betrekking hebbende stukkien, die bij haar inkwamen; in handen van genoemd© Depu taten. 3. Do SjTiode neme de Missive van Ds. H. 0. van dien Brink c.s,, in 't AgJenjdum vermeld onder E 36, in do uit te geven Acta op. Omtrent een voorstel van Arnhem het rytlunrsch zingen onzer Psalmen te, bevor deren wordt besloten. Do Synodo benoeme Deputaten met de opdracht, te onderzoeken in hoever het verzoek van de kerk van Arnhem voor in- wiliging vatbaar is. Vervolgenis rapporteert Ds. T. J. Hagen over het RapporbLegerpredikanben. Na breede besproking worden o.a. de volgende conclusies angenom-en: De Synode besluit 1. aan de Deputaten voor het Rapport over het instituut der legerpredikanten dank to betuigen voor hun arbeid; 2. uit te spreken, dat zij zeer waardeert de goede bedoeling van dc Regeering bij het instellen van het instituut der leger predikanten, en dat zij gaarne dat insti tuut beschouw als een instrument van de Overheid cm aan de kerken hulp te bieden ter volvoering van baar taak binnen onze Weermacht; dat zij echter e'-nstig principieel bezwaar heeft tegen de formuleering van Art. 3, alinea 2 der Instructie van de legerpredi kanten, mede vanwege de mogelijkheid van ongcloofspropagando, en daarom van oordeel is, dat hun bemoeienis niet verder dient te gaan dan contact te vormen tus- schen de kerken en de militairen; dat allo ambtelijke geestelijke verzor ging van de militairen behoort uit te gaan van do Kerk; dat de Kerken echter dezen eisch aan de regeering slechts kunnen stellen, indien ze in die verzorging getrouw zijn, en dat het daarom wenschelijk is, dat bij de keikvisi- tatie, zoowel bij de garnizoenskerken als bijdo kerken, vanwaar de militairen uit gaan, naarstig onderzocht worde, of zij aan haar roeping in dit opzicht voldoen; dat hot thans niet noodig is om afzon derlijke Dienaren voor dezen, arbeid to be roepen; dat met de Regeering overleg dient to worden gepleegd, hoe de garnizoenskerken meer en geregelder met bun militairen in aanraking zouden kunnen komen; dat bij concentreering van veel troepen in kampementen Dienaren des Woords tot hen behooren te worden uitgezonden, dio zich geheel aan hen kunnen wijden, zulks mot medewerking van de Regeering en in overleg met de plaatselijke kerken; dat eveneens bijzondere maatregelen dienen genomen te worden voor de mili tairen, die uitvaren, en voor een eventuele mobilisatie. Door Ds. T. J. Hagen wordt verder het Rapport gelezen! van de Deputaten tot geestelijke Verzorging onzer Militairen, waarover namens de adviseerende commis sie rapport wordt .uitgebracht door Dr. W. A. van E3. De volgende conclusies worden aangeno men: 1. De handelingen der Deputaten goed te keuren, hen daarvoor dank te zeggen, en hen to dechargeeren van het door hen ge voerde financieel beheer; 2. uit te spreken, dat de Synodo het niet wenschelijk acht, dat de garnizoenskerken voor de verzorging van do geestelijke be langen onzer militairen bij de Overheid steun aanvragen of van haar vergoedingen aantiémen, en dat zij derhalve ook niet kan medegaan met het voorstel van Depu taten onder 1, tweede gedeelte, om even tueel te benoemen Deputaten opdracht te geven, tevené verder de vergoedingen van den Minister van Oorlog en Marine voor de garnizoenspredikanten te ontvangen en uit te betalen; 3. aan do Deputaten, die de Synode zal benoemen, ooi weder do verlcgonwo-rrdJ- ging der kerken bij do ïlc-oge Overheid en do Legerautorit-eifccD op to dra gem Dc Praeses doet mededeeüng, dat 'öocr Dr. H. Bouwman en Dr. H. IL Kuyper, als Deputaten H. O., do kerken vertegen woordigd zijn op de audiëntie bij H. M. do Koningin. Vervolgens spreekt Dr. H. Boete een af scheidswoord tot de Synode. Hij betuigt" zijne blijdschap over de gelegenheid hem geboden om dezo Synode bij te wonen en hare belangrijke discussies te volgen, en is zeer dankbaar voor de besluiten, door do Synodo genomen over verschillende zaken; dio ook voor dg kerken van Amerika van zoo groote beteekends zijn. Do Praeses dankt Dr. Boete voor zijn© tegenwoordig-* heid, en richt oenigo hartelijke afscheids woorden tot hem namens do -Synode. Ds. H. Meulink rapporteert nog over enkele Zendingszaken en Dr. van Es over het rapport der Deputaten voor do oefe ning van het verband tusschen do Gerefor meerde Kerken in Nederland en do Theol. Faculteit der V. U., dat vooraf door Dr. de Moor wordt voorgelezen. HlggflEglL&liP Een mcdel-burgemcéster. Mon schrijft uit Beverwijk aan het Hdbl.: Do wethoudersboncemïngen, waarover tienmaal gestemd is moeten worden "blij-* ven hier nog heel wat stof opwerpen. Het nieuw© college van B. en W. heeft een der beide pas gekozen wethouders tot loco-burgemeester aangewezen en wel iemand, die reeds bijna 30 veroordeelin gen wegens beleediging enz. te zijnen laste heeft. Er worden pogingen aangewend om hij den Commissaris der Koningin gedaan to krijgen, dat deze wethouder niet tot waar-, nemendburgemeester zal worden aange wezen. Deze wethouder is hij de jongste verkie zingen als „wilde R. K." met een zoo groot aantal stemmen gekozen, dat zeUs no. 2 van zijn lijst nog raadslid is gewor den. Hij deed zich in den Raad vooral kennen als opposant tegen de R. K. Staatspartij en wel in zeer democratische richting, maar veroorzaakte tevens dik wijls de heftigste tooneelen in de raads zaal. De opening der Staier.-Seneraa!. Bij de vereenigde zitting van de beide Kamers der Staten-Generaal op Dinsdag 18 Sept. zullen te een uur behalve de Ka-; merleden, de ministers, hoofden van de--: partementen en de leden van den Raad van State in de Ridderzaal aanwezig zijn de grootmeesteressen van de Konin gin en de Koningin-Moeder en de dienste doende dame du palais van do Koningin, do groot-officieren der Kroon, de kamer heer-ceremoniemeester en acht kamorhee- ren, alsook de door den soesoehoenan van Soerakarla en den sultan van Djokjakarta afgevaardigde prinsen en de sultan van Boeloengan, ten einde do Koningin bij het binnentreden'der zaal vooraf te gaan of te volgen. Om één uur rijdt de Koningin in de staatsiekoets van het paleis Noordeinde, vergezeld van de Koningin-Moeder en den Prins. De stoet volgt de Heulstraat, het Lange Voorhout, on den Korten Vijver berg. De Koningin zal ent ngeu -. orden door een commissie uit de vergadering, die, voorafgegaan deer de kamerheer-ce remoniemeester, do kajnerheeren, do grootofficieren en den opper-cerfionie-* meester, de Koningin zal geleiden naar do zaal waarin de vergadering gehouden wordt. Na de openiög van de zitting zal dc Ko ningin langs denzelfden weg naar het pa-* leis terug rijden. Minuutschoten uit het geschut zullen liet afrijden van de Koningin van het pa-a leis en het oogenblik waarop zij het ge-* bouw veriaat aankondigen. Als gevolg van de afschaffing van do militaire muziekkorpsen zal dit jaar bij de opening van de Staten-Generaal, in ate wijking met vorige jaren, op het Binnen-* hof geen muziek aanwezig zijn, dat daar de Koninklijke familie steeds placht to begroeten met het Wilhelmus. Evenmin zal de stoet, waarmede van het Paleis naar de Ridderzaal cn van f daar weer naar het Paleis wordt gereden, door een muziekkorps worden voorafge gaan. X SFiEÜJlLLETOM Van 's ievens diepten. C.) - j sifSgj -■ «191 Mario gaf den bezoeker een stoel én ging toen heen om haar vader's vraag over te brengen. Een later hoorden rij iemand de trap afkomen; de deur werd geopend en zuster Clara stond voor hen. HOOFDSTUK ïv/- Wybert stond, haastig van zijn stoel op én keek vol verbazing naar de gedaante, die binnenkwam. Een slanke, mooie vrouw stond voor hem. Haar blanke huid was bijzonder teer en doorschijnend, maar haar oogeb waren donker. Een vastberaden, bijna mannelijke trek lag om de lippen. En hoewel rij slechts kort geleden de grens •van meisje tot vrouw was overschreden, iwas er iets in' blik en gebaren, dat haar gezicht den ernst gaf van een vrouw van .ervaring. Zij was keurig netjes gekleed een japon van zachtgrijze Stof met halve wit- mousseline mouwen, een wit linnen boord met zwarten strik en een geplooid mutsje op. „Zuster Clara?" „Jawel, mijnheer." „Ik kom hier om u een groot© gunst te vragen. Mijn reisgenoot is een groot ongeluk overkomen, waardoor hij zijn ver stand verloren heeft. Maar kwaad doet hij niet hij is zoo gedwee als een kind. Ik wilde hem liever niet naar een inrich ting zenden; en daarom zou hij hier bij Kaspar in huis komen. Maar natuurlijk moet er een zuster bij hem rijn. Wilt u die post op u nemen?" Terwijl hij sprak had zuster Clara haar oogen op zijn gezicht gevestigd, als wilde zij daarop lezen, wat soort man daar voor haar stond. Wybert sloeg zijn blikken neer onder haar voortdurend aankijken. „Spreekt u over dien armen man, die gisteren van den Weisshornglesscher is gestort?" vroeg zij. „'Ja.'5 „Hoe heet hij?" „George Wybert." Geen blos, geen trek verried eenige onte roering over den leugen, dien hij zeide. „Is hij* familie van u?" „Neen; hij was mijn reisgenoot, van wien ik heel veel houd. Do dood van mijn vader roept mij zoo spoedig mogelijk te rug naar Engeland. Maar u begrijpt, dat ik liever eerst hem goed verzorgd wil achterlaten, voordat ik vertrek. „En denkt de dokter, dat hij ooit weer heler zal worden?'' „Wat zijn verstand betreft, niet. Voor 't overige is er alle kans, dat hij een hoo- gen ouderdom zal halen. Wilt u de zorg voor hem op u nemen? U kunt op een goe de belooning rekenen." Zuster Clara stond trots op en een glans, dien Wybert er nog niet in gezien had, lichtte in haar oogen. „Neen, dat kan ik niet doen." „Ach, dat spijt mij heel erg, juffrouw! Mischien wilt u er eerst nog eens over denken." „Neen, ik kan *t niet laat mij even uitspreken, als 't u belieft op uw voor waarden; ik zal u die van mij voorleg gen." „Goed, dat heb ik 't liefst," zeide Wy bert haastig. „Noem uw voorwaarden, wat u er voor moet hebben. Ik heb er wel wat voor over, na het 't welzijn van mijn ar men on gelukkigen vriend geldt. Welke zijn ze?" „Ik geloof niet, dat wij elkaar goed be grijpen. Ik bied mijn diensten gratis aan tenminste niet .voor geld. Ik doe dit werk voor Jezus Christus en de Zijnen. Voor Hem, die gezegd heeft „Ik hen krank geweest en gij hebt mij bezocht, ik was in do gevangenis en gij zijt tot mij ge komen. Dat zijn mijn voorwaarden al les, wat ik doc is om Zijnentwil." Verbaasd keek Wybert zuster Clara aau. Haar wangen gloeiden van verruk king en haar oogen waren naar den he mel gericht. Voor 't oogenblik scheen zij geheel te vergeten, dat er iemand hij haar was. „Neem mij niet kwalijk," begon hij, „ik geloof niet, dat ik u goed begrijp. Zulle een liefdewerk en toewijding komen zóo weinig voor, dat u het mij misschien nog wel eens wilt zeggen. Maar wat u ook daartoe moge aandrijven, ik zie wel in, dat ik niet behoef te aarzelen, mijn vriend aan uw zorg toe te vertrouwen." „Het is goed. U wilt mij dus vertrou wen. Moge het den Heere behagen uw vriend te genezen." „Ja, dat hoop ik van ganscher harte! Maar de dokter heeft alle hoop, wat be treft zijn verstand opgegeven." „Anne, arme man! Toch, bij God. is al les mogelijk. Hij kan grooter wonderen verrichten dan dit." Bij deze woorden dacht Wybert plotse ling weer aan zijn gesprek met Frits op den dag van hun tocht naar den "Weiss- horn. Hij zag hem, als 't ware, weer voor zich staan, terwijl hij naar de toppen in de verte keek en duidelijk hoorde hij weer zijn plechtige woorden: „Gods liefde kan dieper kloven dan deze overbruggen. Te midden van dezo bergen voel ik mij zoo nietig. En ik denk onwille* keurig aan de woorden van den profeet: „Wie heeft de wateren met zijne vuist ge-* meten? en van de hemelen met de span de maat genomen? en heeft met eeneC drieling het stof der aarde begrepen? ett do bergen gewogen in een waag, cn do heuvelen in eene weegschaal?" In dit koTte tijdsverloop was Frits ge-: vallen neergestort van den top en aafi den rand van een lawine gered. Maar, waar stond bij hij, George Wybert? Ja hij was over den rand heen geluimeld in do kloof, daar beneden de kloof, dio tot vernietiging leidt! Zijn. geweten klaag-* de hem aan. Daar, tegenover die jongt reine ziel, voelde hij hoe diep hij geval-* len was. Zou hij alels bekeunen voor hij diepe^ iu den modder wegzakte? Was hij al t« ver gegaan om nog terug te treden? Ja* daarvoor was het al te laat. Het telegraaf naar het kasteel Delamere was al weg. De naam Delamere klonk hem niet meer vreemd in de ooren. Als hij nu terugtrad* zou hij zich zelf blootstellen aan een aan klacht wegens bedrog, ja, men zou hem zelfs kunnen beschuldigen van poging tot moord. Als hij alles bekende, zou men kunnen zeggen, dat Frits niet hij ongeluk raar heneden gevallen was, maar dat hij van den beTg afgestooten was."-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5