Tweede Blad
Zaterdag 15 September 1923
Geef Wi\ uw hart!
r 'mijn zood, geef Mij uw hart.
1 j v Spreuken 23:26a.
i God wil het menschenhart!
Met zachten klop staat Hij daar voor
cm binnen te mogen gaan, want Hij
vil zich daar woning maken!
Hij wil het menschenhart tot eene
woonstede Gods!
Wonderlijke onderscheiding!!
Was dat hart, was dat huis nu maar
vrij, zoo dat Hij het kon vullen en ver
vullen. Welk een heerlijk huis zou dat
zijn; een huis stralend van licht; een huis
waarin van den ochtend tot den avond
een lied zou zijn: eene schoone heil-zang.
Maar, jammer, dat huis is niet vrij; dat
huis is bezet; is belast en heiaden! Daar
straalt geen licht daar klinkt geen
lied!
Dat hart, oorspronkelijk tempel ge
vindt er zelfs nog een altaar, zij het on
klaar voor de offerande doet als zoo
danig geen dienst meer, de mensch, de
eigenaar, gebruikt het als bergplaats
voor al zijn schatten en geheimen, en
daarmede is het van onder tot boven ge
vuld. Ge vindt er kamers die altijd afge
sloten zijn, en waar hij* voor geen geld ter
wereld iemand ook maar één blik zou
geheimen, die hij daar zoo angstig be
waart en bewaakt, hem do haas zijn. Hij
is cr geen meester; hij is er de slaaf van.
Hij is knecht in eigen huis!
En omdat dat knechtschap hem zijn
lust en vrede en blijdschap rooft, donkert
zijn huis, on doet sterven alle zang; daar
om ruimt hij voor dien aldoor kloppen-
den Godoen paar kamers in, en bergt
daarzijn Godsdienst, en blijft
knecht, en blijft missen dat waarnaar de
knecht-mensch in zijn diepste zijn naar
verlangt, en wat des harten hoogste
vreugde is: de zaligheid!!
En nu is daar Jezus op den weg en de
knecht-mensch gaat naar Hem uit en
zegt: Goede Meester, wat moet ik doen om
zalig te worden?
En Jezus ziet hem aan, en Jezus door
ziet hem en blijft nu in zijn gedachten-
sfeer als Hij antwoordt:
Duimt dan God een paar kamers in uw
liuis in!
En dan antwoordt de kneefc-n;ona<ib
Heer, dat heb ik gedaan, God be.aft
twee kamers van mij, -nochtans derf ik
de zaligheid!
I En nu hij bekent, dat de gedeeltelijke
overgave hem niet bracht de zaligheid,
noemt Jezus hem den vollen prijs, cn Zijn
wederwoord is:
Duimt heel uw huis voor God in. tot
zelfs de kamers waar uw diepste gehei
men geborgen zijn, en gij zult de za
ligheid bezitten!
Dan gaat de knecht-mensch bedroefd
heen!
Er zijn zooveel menschen in de wereld,
die als het er in het leven op aankomt zoo
weinig aan hun Godsdienst hebben
als do storm opsteekt blijken ze dikwerf
I nivaster op de beenen te staan dan zij
-lio van de wereld zijn..
Het zijn de menschen van do paar-ka-
n-s-godsdienst!
Ze hebben ongelijksoortige grootheden;
hebben dat wat van de wereld, en dat
I wat van de Eeuwigheid is onder een dak
li-achten te herbergen, en dat gaat
niet!
Van de wereld uit bezien, gaat bet wel,
even goed als wat ik onlangs zag op een
•boekenstalletje: een Bijbel en een schun
nige roman, zoo maar, vertrouwelijk tegen
elkaar gevlijd! maar, van het Eeuwige
uit bezien gaat het niet!
Het Eeuwige betreedt slechte onze ziel
als de wereld uittreedt =3 geheel uit
treedt!
Het valt echter niet mee, den geheelen
inventaris van -je ziel op te ruimen, en
het is dan ook begrijpelijk, dat de mensch
het op een accoord tracht te gooien;
zoekt naar een compromis!
En hij vindt het in het „eerlijk dee-
3en" mgt een overslag naar de zijde der
{wereld.
En het gaat goed, het gaat wonderlijk
goed, totdat het groote gebeuren in het
leven komt, waarhij men slechts staande
kan blijven, indien daar if kracht uit den
Hooge
En de mensch, die dan angstig naar die
kamers snelt, waar hij het hoogere denkt
geborgen te hebben, dat hem nu zal die
nen tot een nood-roer voor zijn ontred
derd schip; tot een. hlusch-appajaat voor
zijn brandend huis; hij vindt slechts ledi
ge kamers!
God is daar niet; Hij is er nooit ge
weest!.
Zoo komt dan vroeg of laat voor het
verdeelde haTte-huis de ontdekking, dat
zijn geestelijk bezit slechts schijnbaar is,
en het dus noch stut of troostbron, noch
kracht tot zaligheid kan zijn!
Zal het Eeuwige ons tot stut en troost,
zal hét ons tot zaligheid zijn, dan moet het
hart onverdeeld aan God gegeven!
Maar eene andere factor is: hoe zullen
wo het geven?
- Met blijdschap!!
De rijke jongeling, ons in <le Schrift go-
teekend, had een deel van zijn huis aan
God gegeven, maar daar hij nog atlijd dó
zaligheid miste, wildq hij nog wel meer;
maar niet alles geven!
Een soort van ruilhandel dus niet de
Eeuwigheid.
Ik geef mijn hart; Gij mij da Zalig
heid! Maar in dit waarden afwegen zit
geen blijdschap. Nu zal het van de waar-
de-waardeering afhangen, of do ruil zal
gedaan worden.
En hier dus de mogelijkheid van een
bedroefd heengaan; de mogelijkheid van
een: Gij vraagt te veel!
Het hart moet een brandend verlangen
naar God hebben, en dan wordt het gaan
tot Hem een feestgang; Zijn komst in ons
huis: een feest.
Er moet énkel zijri: O, mocht ik U be
zitten, en dan komt Hij, en de zalig
heid!
En dat is geen ruil meer, want deze
zaligheid is niet met aardsche waarden te
vergelijken, Gmdat het tenslotte is: eene
gave, een Gods-geschenk; omdat het Ge
nade is, dat God „wil" wonen in ons hart.
En het hart zoo in blijdschap aan God
gegeven, wordt weer tot fen tempel, waar
op het herstelde altaar de offerande der
dankbaarheid geurt.
Daar zal "licht zijn, wonderlijk licht van
hoven!
Daar zal dag en nacht een lied gehoord
worden: eene schoone heil-zang!
Het hart, dat zaken me! God wil doen,
zal altijd de prijs te hoog vinden,: maar
het hari dat „bezwijkt van verlangen",
ontvangt de zaligheid om niet, want wat
het er voor moet geven, heeft dan alle
waarde verloren on het draagt het met
blijdschap uit voor God!
DER HEILIGEN GEMEENSCHAP.
■V.%ar. ivrco of drie vergaderd zijn
Om in Zijn- Naam te bidden,
Js Jezus zelf, hoe ver Hij schijn,
Voorzeker in him midden.
Las t' zwak geloof en menschenvrees
De,deuren angstig sluiten,
Hem, dio in ;t graf Zijn macht bewees,
Houdt slot noch grendel buiten.
Want harten dio rondom Zijn woord
Voreenigd op Hem hopen,
Zijn voor Zijn komst ©en wijde poort^
Hun liefde houdt die open.
Niet waar de ziel in 't bidden flauw,
Schaars met haar God gemeenzaam,
In 't zoeken traag, in 't ijvren lauwf
Verscholen blijft en eenzaam.
Daar komt Hij wel en klopt met klem
Doch zal niet binnentreden,
Eer Hij in antwoord op Zijn stem
Genood wordt en gebeden.
Mijn Heiland! blijf niet buiten staan',
Verschijn aan Uw beminden,
Maar dring mij toch om op to gaan
Waar Gij U liefst laat vinden,
PERSON;
ICEfgSC EM SSTOOL
NED. HERV. KERN.
'Aangenomen. Naar Oosterhout bij
Nijmegen (toez.): cand. J. van der Giesen
to Rotterdam.
Bedankt. Voor Baa-mbrugge: J. G. H.
Romijn té Parrega.
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te AmerongenM. M. Hor
jus to Hendrik Ido Ambacht,
Afscheid en Intrede.^
Zondag 30 Sept. hoopt Ds. T. Sap, van
Gouda, cand. G. van Heiningen bij do
Gercf. Kerk van Ter Aar te bevestigen,
's Avonds zal Ds. G. van Heiningen zijn
intrede deen.
Ds. H. Kievit.
Wegens ernstige ongesteldheid zal Ds.
H. Kievit, predikant der Geref. Gemeente
te Veenendaal, voorloopig niet kunnen op
treden.
Peremptoir examen.
Donderdag werd te Alphen a. d. Rijn op
de Classicale Vergadering der Geref. Ker
ken in de Classis Woerden in tegenwoor
digheid van de Prov. Deputaten, Ds. J.
Brouwer, Ds. J. J. Impeta en Ds. T. Sap,
peremptoir es^men )afgelogd door pand!.
G. van Heiningen, van Gouda. Mot alge-
moene stemmen werd hij toegelaten tot
den dienst des Woords en der Sacramen
ten in de Gereformeerde Kerken-.
-../y
Generale Synode Geref. Kerken.
Ti-ende zitting.
Dc Praeses opent do vergadering, waar
na gezongen wordt en de Praeses voorgaat
ingebed.
In behandeling komen de conclusies van
heb rapport over do inrichting van den
Ecredicnst.
Na breede bespreking worden de volgen-
do conclusies aangenomen,
1. De Synode spreke uit:
a. dat do Deputaten door de aanbieding
van hun ontwerp tot uitbreiding der litur
gie hun bevoegdheid niet hebben over
schreden, maar dat liun arbeid ook in
dezen alle waardeering verdiént;
b. dat-, op do door Deputaten aange-
voerdo gronden, eenheid in de liturgie in
den kring onzer kerken aanbeveling ver
dient en zooveel moogelijk moet worden
boverderd;
c. om dc vele tegen hun concept inge
brachte bezwaren dit niet te aanvaarden.
2. De Synode drage aan Deputaten op:
a. de Christelijke gebeden te overzien';
b. stelle allo stukken, die in verband
met do genoemde materie ingekomen zijn,
in handen van genoemde Deputaten.
Betreffende do Formulieren voor de
Bediening der Sacramenten en do Tucht
oefening wordt besloten:
1. Do Synode zeggen den Deputaten, die
deze formulieren ontwierpen, voor hun
moeitevollen en belangrijken arbeid dank.
2. De Syncdo benoem© Deputaten om
deze formulieren nogmaals te overzien.
3. Dat deze Deputaten tiun concepten
minstens oen jaar voor de volgende Sy
node aan do kerken toezenden.
4. Allo stukken als boven in hunne han
den to stollen.
Volgt de bespreking der Formulieren
van Bevestiging, waaromtrent do volgende
conclusies werden aangenomen:
1. Do Synode zegge den Deputation, die
deze formulieren ontwierpen, voor liun
moeitevollen en belangrijken arbeid, dank.
2. De Synode benöeme Deputaten om
deze formulieren nogmaals te overzien.
3. Dat dezo Deputaten gebonden zijn
aan do beslissing dor Synode op verschil
lende punten, hierboven genoemd.
4. Dat deze Deputaten hun concepten
minstens één jaar voor de volgend© Synode
aan de kerken toezenden.
Omtrent do voorstellen aanghande „De
Eenigc Gezarigen" en ,,de Psalmberijming"
wordt 't volgende besloten,
1. De Synode spreke uit:
a. dat zij in het algemeen de bezwaren
aanvaardt, die tegen den bundel „Eenige
Gezangen" worden ingebracht;
b. dat zij, hoewel onderscheidene door
do Deputaten daarin voorgestelde verbe
teringen gelukkig geslaagd achtend, niet
temin oordeelt, dat hun arbeid in zijn ge
heel blijkbaar in den kring onzer kerken
nog t© weinig instemming heeft gevonden
om aanstonds te worden aanvaard.
2. De Synode benoeme Deputaten met
de opdracht
a. rekening houdende met do bij Uw.
vergadering ingekomen voorstellen en op
merkingen, den bundel „Eenige Gezangen"
nogmaals te overzien;
b. de eerstvolgende Synodo te deizer zake
te dienen van advies, met dien verstand©,
dat him wordt verzocht, hun rapport bij
onze kerken bekend tó maken minstens
één jaar voor die Synode samenkomt.
3. De Synode stelle allo te dier zake in
gekomen stukken in handen van genoemde
Deputaten.
Volgt nog „De uitbreiding van den Ge-
- za-ngienbundel."
Dc volgende conclusies wcrucn aangeno
men: v y
1. Dc Syncdo spreko ui:j
a. Dat do proevo van Uitbreiding van
den bundel „Eenigo Gezangen" gelijk dezo
door Deputaten is aangeboden, over het
algemeen niet is geslaagd;
b. dat dc oorzaak van dit niet-slagen ten
deelc is te zoeken in de moeilijkheden
waarvoor do opdracht van de Synode van
Leeuwarden (verzameling van berijmde en
onberijmde Schriftgedeelten) Deputaten
plaatste;
c. dat zij Deputaten dank zegt voor hun
arbeid, in deze materie verricht.
2. a. De Synode benoem© Deputaten
met de opdracht-, de kwestie van het zoo
genaamde „vrijo kerklied" ïn haar vollen
omvang principieel te onderzoeken en de
volgende Synode to dezer zake t© dienen
van rapport en advies;
b. De Synodo stelle alle op deze zaak
betrekking hebbende stukkien, die bij haar
inkwamen; in handen van genoemd© Depu
taten.
3. Do SjTiode neme de Missive van Ds.
H. 0. van dien Brink c.s,, in 't AgJenjdum
vermeld onder E 36, in do uit te geven
Acta op.
Omtrent een voorstel van Arnhem het
rytlunrsch zingen onzer Psalmen te, bevor
deren wordt besloten.
Do Synodo benoeme Deputaten met de
opdracht, te onderzoeken in hoever het
verzoek van de kerk van Arnhem voor in-
wiliging vatbaar is.
Vervolgenis rapporteert Ds. T. J. Hagen
over het RapporbLegerpredikanben.
Na breede besproking worden o.a. de
volgende conclusies angenom-en:
De Synode besluit
1. aan de Deputaten voor het Rapport
over het instituut der legerpredikanten
dank to betuigen voor hun arbeid;
2. uit te spreken, dat zij zeer waardeert
de goede bedoeling van dc Regeering bij
het instellen van het instituut der leger
predikanten, en dat zij gaarne dat insti
tuut beschouw als een instrument van de
Overheid cm aan de kerken hulp te bieden
ter volvoering van baar taak binnen onze
Weermacht;
dat zij echter e'-nstig principieel bezwaar
heeft tegen de formuleering van Art. 3,
alinea 2 der Instructie van de legerpredi
kanten, mede vanwege de mogelijkheid
van ongcloofspropagando, en daarom van
oordeel is, dat hun bemoeienis niet verder
dient te gaan dan contact te vormen tus-
schen de kerken en de militairen;
dat allo ambtelijke geestelijke verzor
ging van de militairen behoort uit te gaan
van do Kerk;
dat de Kerken echter dezen eisch aan de
regeering slechts kunnen stellen, indien ze
in die verzorging getrouw zijn, en dat het
daarom wenschelijk is, dat bij de keikvisi-
tatie, zoowel bij de garnizoenskerken als
bijdo kerken, vanwaar de militairen uit
gaan, naarstig onderzocht worde, of zij
aan haar roeping in dit opzicht voldoen;
dat hot thans niet noodig is om afzon
derlijke Dienaren voor dezen, arbeid to be
roepen;
dat met de Regeering overleg dient to
worden gepleegd, hoe de garnizoenskerken
meer en geregelder met bun militairen in
aanraking zouden kunnen komen;
dat bij concentreering van veel troepen
in kampementen Dienaren des Woords tot
hen behooren te worden uitgezonden, dio
zich geheel aan hen kunnen wijden, zulks
mot medewerking van de Regeering en in
overleg met de plaatselijke kerken;
dat eveneens bijzondere maatregelen
dienen genomen te worden voor de mili
tairen, die uitvaren, en voor een eventuele
mobilisatie.
Door Ds. T. J. Hagen wordt verder het
Rapport gelezen! van de Deputaten tot
geestelijke Verzorging onzer Militairen,
waarover namens de adviseerende commis
sie rapport wordt .uitgebracht door Dr. W.
A. van E3.
De volgende conclusies worden aangeno
men:
1. De handelingen der Deputaten goed te
keuren, hen daarvoor dank te zeggen, en
hen to dechargeeren van het door hen ge
voerde financieel beheer;
2. uit te spreken, dat de Synodo het niet
wenschelijk acht, dat de garnizoenskerken
voor de verzorging van do geestelijke be
langen onzer militairen bij de Overheid
steun aanvragen of van haar vergoedingen
aantiémen, en dat zij derhalve ook niet
kan medegaan met het voorstel van Depu
taten onder 1, tweede gedeelte, om even
tueel te benoemen Deputaten opdracht te
geven, tevené verder de vergoedingen van
den Minister van Oorlog en Marine voor
de garnizoenspredikanten te ontvangen en
uit te betalen;
3. aan do Deputaten, die de Synode zal
benoemen, ooi weder do verlcgonwo-rrdJ-
ging der kerken bij do ïlc-oge Overheid en
do Legerautorit-eifccD op to dra gem
Dc Praeses doet mededeeüng, dat 'öocr
Dr. H. Bouwman en Dr. H. IL Kuyper,
als Deputaten H. O., do kerken vertegen
woordigd zijn op de audiëntie bij H. M. do
Koningin.
Vervolgens spreekt Dr. H. Boete een af
scheidswoord tot de Synode. Hij betuigt"
zijne blijdschap over de gelegenheid hem
geboden om dezo Synode bij te wonen en
hare belangrijke discussies te volgen, en is
zeer dankbaar voor de besluiten, door do
Synodo genomen over verschillende zaken;
dio ook voor dg kerken van Amerika van
zoo groote beteekends zijn. Do Praeses
dankt Dr. Boete voor zijn© tegenwoordig-*
heid, en richt oenigo hartelijke afscheids
woorden tot hem namens do -Synode.
Ds. H. Meulink rapporteert nog over
enkele Zendingszaken en Dr. van Es over
het rapport der Deputaten voor do oefe
ning van het verband tusschen do Gerefor
meerde Kerken in Nederland en do Theol.
Faculteit der V. U., dat vooraf door Dr.
de Moor wordt voorgelezen.
HlggflEglL&liP
Een mcdel-burgemcéster.
Mon schrijft uit Beverwijk aan het
Hdbl.:
Do wethoudersboncemïngen, waarover
tienmaal gestemd is moeten worden "blij-*
ven hier nog heel wat stof opwerpen.
Het nieuw© college van B. en W. heeft
een der beide pas gekozen wethouders tot
loco-burgemeester aangewezen en wel
iemand, die reeds bijna 30 veroordeelin
gen wegens beleediging enz. te zijnen
laste heeft.
Er worden pogingen aangewend om hij
den Commissaris der Koningin gedaan to
krijgen, dat deze wethouder niet tot waar-,
nemendburgemeester zal worden aange
wezen.
Deze wethouder is hij de jongste verkie
zingen als „wilde R. K." met een zoo
groot aantal stemmen gekozen, dat zeUs
no. 2 van zijn lijst nog raadslid is gewor
den. Hij deed zich in den Raad vooral
kennen als opposant tegen de R. K.
Staatspartij en wel in zeer democratische
richting, maar veroorzaakte tevens dik
wijls de heftigste tooneelen in de raads
zaal.
De opening der Staier.-Seneraa!.
Bij de vereenigde zitting van de beide
Kamers der Staten-Generaal op Dinsdag
18 Sept. zullen te een uur behalve de Ka-;
merleden, de ministers, hoofden van de--:
partementen en de leden van den Raad
van State in de Ridderzaal aanwezig
zijn de grootmeesteressen van de Konin
gin en de Koningin-Moeder en de dienste
doende dame du palais van do Koningin,
do groot-officieren der Kroon, de kamer
heer-ceremoniemeester en acht kamorhee-
ren, alsook de door den soesoehoenan van
Soerakarla en den sultan van Djokjakarta
afgevaardigde prinsen en de sultan van
Boeloengan, ten einde do Koningin bij het
binnentreden'der zaal vooraf te gaan of
te volgen.
Om één uur rijdt de Koningin in de
staatsiekoets van het paleis Noordeinde,
vergezeld van de Koningin-Moeder en den
Prins. De stoet volgt de Heulstraat, het
Lange Voorhout, on den Korten Vijver
berg.
De Koningin zal ent ngeu -. orden
door een commissie uit de vergadering,
die, voorafgegaan deer de kamerheer-ce
remoniemeester, do kajnerheeren, do
grootofficieren en den opper-cerfionie-*
meester, de Koningin zal geleiden naar do
zaal waarin de vergadering gehouden
wordt.
Na de openiög van de zitting zal dc Ko
ningin langs denzelfden weg naar het pa-*
leis terug rijden.
Minuutschoten uit het geschut zullen
liet afrijden van de Koningin van het pa-a
leis en het oogenblik waarop zij het ge-*
bouw veriaat aankondigen.
Als gevolg van de afschaffing van do
militaire muziekkorpsen zal dit jaar bij
de opening van de Staten-Generaal, in ate
wijking met vorige jaren, op het Binnen-*
hof geen muziek aanwezig zijn, dat daar
de Koninklijke familie steeds placht to
begroeten met het Wilhelmus.
Evenmin zal de stoet, waarmede van
het Paleis naar de Ridderzaal cn van f
daar weer naar het Paleis wordt gereden,
door een muziekkorps worden voorafge
gaan.
X
SFiEÜJlLLETOM
Van 's ievens diepten.
C.) - j sifSgj -■ «191
Mario gaf den bezoeker een stoel én
ging toen heen om haar vader's vraag
over te brengen.
Een later hoorden rij iemand de trap
afkomen; de deur werd geopend en zuster
Clara stond voor hen.
HOOFDSTUK ïv/-
Wybert stond, haastig van zijn stoel op
én keek vol verbazing naar de gedaante,
die binnenkwam.
Een slanke, mooie vrouw stond voor
hem. Haar blanke huid was bijzonder
teer en doorschijnend, maar haar oogeb
waren donker. Een vastberaden, bijna
mannelijke trek lag om de lippen. En
hoewel rij slechts kort geleden de grens
•van meisje tot vrouw was overschreden,
iwas er iets in' blik en gebaren, dat haar
gezicht den ernst gaf van een vrouw van
.ervaring.
Zij was keurig netjes gekleed een
japon van zachtgrijze Stof met halve wit-
mousseline mouwen, een wit linnen boord
met zwarten strik en een geplooid mutsje
op.
„Zuster Clara?"
„Jawel, mijnheer."
„Ik kom hier om u een groot© gunst
te vragen. Mijn reisgenoot is een groot
ongeluk overkomen, waardoor hij zijn ver
stand verloren heeft. Maar kwaad doet hij
niet hij is zoo gedwee als een kind.
Ik wilde hem liever niet naar een inrich
ting zenden; en daarom zou hij hier bij
Kaspar in huis komen. Maar natuurlijk
moet er een zuster bij hem rijn. Wilt u
die post op u nemen?"
Terwijl hij sprak had zuster Clara haar
oogen op zijn gezicht gevestigd, als wilde
zij daarop lezen, wat soort man daar voor
haar stond. Wybert sloeg zijn blikken
neer onder haar voortdurend aankijken.
„Spreekt u over dien armen man, die
gisteren van den Weisshornglesscher is
gestort?" vroeg zij.
„'Ja.'5
„Hoe heet hij?"
„George Wybert."
Geen blos, geen trek verried eenige onte
roering over den leugen, dien hij zeide.
„Is hij* familie van u?"
„Neen; hij was mijn reisgenoot, van
wien ik heel veel houd. Do dood van mijn
vader roept mij zoo spoedig mogelijk te
rug naar Engeland. Maar u begrijpt, dat
ik liever eerst hem goed verzorgd wil
achterlaten, voordat ik vertrek.
„En denkt de dokter, dat hij ooit weer
heler zal worden?''
„Wat zijn verstand betreft, niet. Voor
't overige is er alle kans, dat hij een hoo-
gen ouderdom zal halen. Wilt u de zorg
voor hem op u nemen? U kunt op een goe
de belooning rekenen."
Zuster Clara stond trots op en een
glans, dien Wybert er nog niet in gezien
had, lichtte in haar oogen.
„Neen, dat kan ik niet doen."
„Ach, dat spijt mij heel erg, juffrouw!
Mischien wilt u er eerst nog eens over
denken."
„Neen, ik kan *t niet laat mij even
uitspreken, als 't u belieft op uw voor
waarden; ik zal u die van mij voorleg
gen."
„Goed, dat heb ik 't liefst," zeide Wy
bert haastig. „Noem uw voorwaarden, wat
u er voor moet hebben. Ik heb er wel wat
voor over, na het 't welzijn van mijn ar
men on gelukkigen vriend geldt. Welke
zijn ze?"
„Ik geloof niet, dat wij elkaar goed be
grijpen. Ik bied mijn diensten gratis aan
tenminste niet .voor geld. Ik doe dit
werk voor Jezus Christus en de Zijnen.
Voor Hem, die gezegd heeft „Ik hen krank
geweest en gij hebt mij bezocht, ik was
in do gevangenis en gij zijt tot mij ge
komen. Dat zijn mijn voorwaarden al
les, wat ik doc is om Zijnentwil."
Verbaasd keek Wybert zuster Clara
aau. Haar wangen gloeiden van verruk
king en haar oogen waren naar den he
mel gericht. Voor 't oogenblik scheen zij
geheel te vergeten, dat er iemand hij haar
was.
„Neem mij niet kwalijk," begon hij, „ik
geloof niet, dat ik u goed begrijp. Zulle
een liefdewerk en toewijding komen zóo
weinig voor, dat u het mij misschien nog
wel eens wilt zeggen. Maar wat u ook
daartoe moge aandrijven, ik zie wel in,
dat ik niet behoef te aarzelen, mijn vriend
aan uw zorg toe te vertrouwen."
„Het is goed. U wilt mij dus vertrou
wen. Moge het den Heere behagen uw
vriend te genezen."
„Ja, dat hoop ik van ganscher harte!
Maar de dokter heeft alle hoop, wat be
treft zijn verstand opgegeven."
„Anne, arme man! Toch, bij God. is al
les mogelijk. Hij kan grooter wonderen
verrichten dan dit."
Bij deze woorden dacht Wybert plotse
ling weer aan zijn gesprek met Frits op
den dag van hun tocht naar den "Weiss-
horn. Hij zag hem, als 't ware, weer voor
zich staan, terwijl hij naar de toppen in
de verte keek en duidelijk hoorde hij weer
zijn plechtige woorden:
„Gods liefde kan dieper kloven dan deze
overbruggen. Te midden van dezo bergen
voel ik mij zoo nietig. En ik denk onwille*
keurig aan de woorden van den profeet:
„Wie heeft de wateren met zijne vuist ge-*
meten? en van de hemelen met de span
de maat genomen? en heeft met eeneC
drieling het stof der aarde begrepen? ett
do bergen gewogen in een waag, cn do
heuvelen in eene weegschaal?"
In dit koTte tijdsverloop was Frits ge-:
vallen neergestort van den top en aafi
den rand van een lawine gered. Maar,
waar stond bij hij, George Wybert?
Ja hij was over den rand heen geluimeld
in do kloof, daar beneden de kloof, dio
tot vernietiging leidt! Zijn. geweten klaag-*
de hem aan. Daar, tegenover die jongt
reine ziel, voelde hij hoe diep hij geval-*
len was.
Zou hij alels bekeunen voor hij diepe^
iu den modder wegzakte? Was hij al t«
ver gegaan om nog terug te treden? Ja*
daarvoor was het al te laat. Het telegraaf
naar het kasteel Delamere was al weg. De
naam Delamere klonk hem niet meer
vreemd in de ooren. Als hij nu terugtrad*
zou hij zich zelf blootstellen aan een aan
klacht wegens bedrog, ja, men zou hem
zelfs kunnen beschuldigen van poging tot
moord. Als hij alles bekende, zou men
kunnen zeggen, dat Frits niet hij ongeluk
raar heneden gevallen was, maar dat hij
van den beTg afgestooten was."-