I Ons Babbelhoekje.
Gemeenteraad Rijnsburg.
Zitting van. 17 Augustus j.l.
Voorzitter de burgemeester, de heer J.
to Ji. Bosschieter.
i Afwezig de, heer J. S ch o n e v e 1 d.
Be Voorzitter opent de vergade
ring met gebed.
Be notulen worden voorgelezen en
goedgekeurd.
Onder de ingekomen stukken is oen
bericht van goedkeuringen van genomen
raadsbesluiten door Ged. Staten.
Ook kwamen enkele besluiten terug,
welke eenige wijzigingen van formeelen
aard behelzen.
Van den Minister van Binnenlandsche
Zaken is bericht ingekomen' dat van de
kosten der werkverschaffing (vuilnisop-
haling) 35 pet. ten laste van zijn departe
ment kan worden gebracht tot een maxi-
mum van een zelfde percentage van
f2.50 per dag p.p.
Be heer Jonker vraagt hoeveel er
voor werkverschaffing is uitgegeven en
hoeveel er terugkomt, waarop geantwoord
wordt, dat in het totaal is uitgegeven pl.
m. f 3000.en dat dus een subsidie zal
worden ontvangen van f 700.— a f 800.—;
Van de Gemeente Katwijk is ingeko
men een verslag over de maanden April,
Mei en Juni van den vleeschkeurings-
dienst, district Katwijk, waarhij ook onze
gemeente is aangesloten.
Be oudercommissie van de O. I. School
verzocht per adres ingevolge den slechten
toestand van de speelplaats, een nabij
gelegen stukje gemeentegrond te doen be
schikbaar stellen.
B:- en W. stellen voor op dit verzoek-
afwijzend te beschikken.
Conform besloten.
Een proces-verbaal van kas-opname
van de hij den Gemeente-ontvanger in be
heer zijnde gelden geeft een bedrag aan
van pl.m. f 11.986.88, welk bedrag over
eenstemt met de opgave der boeken.
Be begrooting 1923 is door Ged. Sta
ten -teruggezonden met een reeks aantee-
keningen, waarbij een zelfde aantal wijzi
gingen wordt voorgsteld.
Bij enkele gewijzigde' posten, b.v. in
zake salarissen onderwijzers, zien enkele
raadsleden spoken welke echter na enkele
ophelderingen weer verdwijnen.
Be. langzamerhand befaamd geworden
post voor salarissen voor -burgemeester,
secretaris en wethouders (totaal gebracht
op f 6640.ontlokt slechts den heer
Zandbergen de uitroep: „De heele
boel gaat nog failliet".
De heer J. S ch o n e v e 1 d komt ter
vergadering.
Na breedvoerige toelichting der wijzi
gingen, voor een deel ook in comité-ge
neraal blijkt, dat de post Hoofd. Omslag
kan worden verminderd van f 48996.46 tot
f 47948.56.
B. en W. stellen voor een percentage
te heffen voor de Inkomsten belasting van
614 pet,
Be heer 'Jonker: „Hoerah'M
De heer S. Schoneveld, weth.,
geeft een uiteenzetting hoe men tót dit:
percentage is gekomen.Rekent men de
kwade posten op 15 pet., de vermindering
van het belastbaar inkomen op 20 pet.,
dan zou men 'het percentage zelfs kunnen
terugbrengen op 6 pet. B. enW. achten 't
evenwel voorzichtiger 6 pet. te rekenen
De heer v. Delft zou toch maar 6 pet.
•willen heffen, daar de hoofdteelt van
^lijnsburg veel beter is geweest dan vorig
iaar.
De heer S. Schoneveld noemt het
Voorgestelde gevaarlijke politiek. Men
■weet nog niets van liet eindresultaat. Men
2ou zoodoende eerst een tekort kunnen
gaan vormen met de gedachte, het gat
later wel weer te kunnen stoppen.
Er ontstaat onder de leden een debat
aver den toestand van het gewas.
De heer v. Delft vindt de uitgetrokken
percentages voor kwade posten en daling
van het belastbaar inkomen wel wat
hoog, doch gaat toch ten slotte accoord
met het door B. en W. voorgestelde, wan
neer hem er opmerkzaam op wordt ge
maakt dat de gunstige resultaten van dit
Jaar eerst ten goede moet komen aan de
3>egrooting 1925.
Naar de maatregelen inzake aflossing
der leerlingen voor scholenbouw1 door B.
en "W. getroffen, vraagt de heer J.
Schoneveld. „Is het niet mogelijk,
'dat er een gunstig besluit te dien aanzien
van Ged. Staten af komt?"
We zien nu de resultaten van even uit
stel: het percentage behoeft niet zoo hoog
te worden gesteld. Dit gaat zoo aardig,
*3at spr. zou zeggen: laat ons nog wat
Sanger wachten, misschien kan het nóg
minder.
De voorz. zegt, dat Ged. Staten op
^en verzoek om een onderhoud taal noch
iteeken van zich hebben laten hooren.
Uitstel met vaststelling der bSgrooting is
aiet wel mogelijk. We kunnen niet blij
ven wachten.
De heer v. G u g t e n stelt voor nu do
^salarissen voor de burgemeesters dermate
"zijn verhoogd, de huur van de burge-
meesterswoning te brengen van f350 op
f 600.k
Gewenscht achtte de voorzitter
iet, dit voorstel eerst in de vergadering
van B. en W. onder de oogen te zien.
Men kan moeilijk als basis voor den
huurprijs rekenen met het inkomen van
den bewoner. Spr. acht het voorstel on
gemotiveerd.
De heer v. d. G u g t e n meent, dat de
voorz. reeds van te voren wist dat er een
dergelijk voorstel zou komen, daar de
bedoeling is de huurverhooging te doen
ingaan wanneer de salaris ver hooging ze
ker is. De verhooging moet dus met te
rugwerkende kracht worden toegepast.
De heer S. Schoneveld, hoewel
niet het recht van den heer v. d. G. be
twistende met dit voorstel te komen, acht
liet tóch practisch onmogelijk en stelt
oor bij de hegrootingsdebatten zijn
voorstel ter tafel te brengen.
De heer v. d. Gugten: „Daar hebben
1 nu op gewacht."
;':pr-ien een^met zijn naamgenoot is
de heer J. S c h o n e v e 1 d het ten aan
zien van de onuitvoerbaarheid van het
voorstel. Het ware beter de hoop en de
verwachting uit te spreken, dat op de
volgende begrooting de post door B. en
W. zal worden verhoogd.
De heer v. d. Gugten: „Ik ging altijd
van deze gedachten uit, dat
De voorzitter: Gedachten daar
gelaten (Gelach).
De heer v. d. G u g t e n: „Ik mag toch
m'n gedachten hierover hebben. Voor
zoover ik het op 't oogenblik niet anders
kan hegrijpen kan ik me er hij neerleg
gen.' (Hilariteit).
De begrooting wordt conform de voor
stellen vastgesteld en zal Ged. Staten
worden toegezonden.
De voor?, vraagt, wanneer de heer v.
d. Gugten zijn voorstel in behandeling
wil zien genomen, bij de begrooting 1924
of zoo spoedig mogelijk.
De heer v. d. Gugten: „Dat wil ik
voor mijn eigen houden (Gelach).
De voorz.: „O, des te heter."
Voorgesteld wordt vervolgens, met de
jubileumfeesten een tapverbod vast te
stellen.
De heer Jonker is daar tegen en
vreest grooter misbruik dan anders.
De voorz. leest een ministerieele aan
schrijving voor, waarin op het uitvaardi
gen van een verbod wordt aangedrongen.
Indien een gedeelte van den dag b.v. na
1 <>uur verbod wordt uitgeschreven, kan
de heer Jonker daarmede accoord
gaan. Er wordt te Rijnsburg, zegt spri,
haast geen misbruik va n den drank ge
maakt, behalve door een paar individuen
die men altijd heeft.
De voorz. zegt dat, daar het meeren-
deel der inwoners niet zulke sterke drin
kers zijn, het voor de enkeling toch zé
ker noodig is een verbod in te stellen.
Sommige leden herhalen hun practische
argumenten tegen het voorstel.
"Wethouder S. Schoneveld stelt
vast, dat drankmisbruik aanleiding kan
geven tot verstoring van de rechte
feeststemming. De overheid zou hiervoor
de verantwoordelijkheid dragen indien ze
de gelegenheid tot drinken geeft. Dat de
caféhouders zooveel schade van een ver
bod zouden hebben ziet spr. niet in. Wie
anders een borrel zou drinken, drinkt m
wat anders.
Spr. meent dat een verbod het karakter
<£er feesten zal kunnen verhoogen, en
had niet gedacht hier tegenstand te- zul
len ondervinden.
De heer v. d. Gugten heeft vertrou
wen in de netheid der Rijnsburgers. In
dien er een tapverbod kómt zal men wel
zorgen meer dan genoeg in huis te heb
ben.
Dit laatste vindt de heer v. Vliet een
zwak argument. Door de kroegen ontstaat
het drankmisbruik.
De heer v. Delft meent, dat de over
heid tot taak heeft, dater niet wordt
gesmokkeld. Spr. is tegen een verbod.
Op principieele gronden .houdt de heer
J. Schoneveld nog een betoog ten
gunste van het voorstel. Men ga niét op
zij voor de hier geopperde belachelijke
argumenten. De overheid heeft een goed
voorbeeld te geven en de" politie is er voor
om te zorgen dat er niet wordt gesmok
keld.
Het voorstel wordt aangenomen
met 6 tegen 5 stemmen. Voor het voor-
stel zijn de heeren: K. Zandbergen, v.
Vliet, v. Biezen, J. Schoneveld, S. Scho
neveld en v. Klaveren.
Het uitbreidingsplan der gemeente, uit
gewerkt door architect Verschoor, zal 4
weken ter visie worden gelegd.
B..en W. stellen voor, nu het pensioen
van den heer Zwaan door het Rijk is
verhoogd van f460 tot f750 de toeslag
van de gemeente (40 pet.) te doen vervul
len.
Aldns besloten.
Een vraag van den heer Jonker in do
vorige vergadering tot B. en W. gericht,
n.l. of niet een vast bedrag aan de feest
commissie moet worden verstrekt, wordt
ontkennend beantwoord.
Een uitgebreid debat volgt over het al
of jniet vaststellen van een maximum be
drag.
De heer S°c hone veld staat op het
standpunt, dat waar de feestcommissie
besloten heeft, dat de burgers zelf de kos
ten zullen' opbrengen, men hier over het
toekennen van een bedrag mag spreken.
Mocht men een klein tekort hebben,
dan kan men altijd nog aankloppen om
dit aan te zuiveren.
De heer Jonker vindt de term
„klein" te vaag. -
Na ampele bespreking wordt in begin
sel besloten geen gelden toe te staan,
doch wel het gemeentehuis („Toch niet de
gemeentehuizen" werd er gein ter umpeerd)
te illumineeren en den Wilhelminaboom
van gemeentewege te versieren.,
Hierna wordt na een gemoedelijke be
spreking f 150 toegestaan.
Een tweede vraag door den heer Jon
ker in de vorige vergadering gedaan
wordt, door den voorz. beantwoord.
Het betrof de controle op den aanleg van
buizen en horingen ten behoeve van de
levering van duinwater.
Bij de breedvoerige bespreking kwamen
misstanden aan het licht welke zullen wor
den onder de oogen gezien.
De Voorz. spreekt tot slot een af
scheidswoord tot de voor goed vertrekken
de leden van den Raad, de heeren Zand
bergen, v. Biezen en P. van Vliet. Spr.
voelt zich gedrongen namens alle anderen
en voor zichzelven deze leden, die langer
of korter de belangen van de gemeente
hebben behartigd, hartelijk daarvoor dank
te zeggen ook namens geheel de ge
meente. Hun adviezen en hun trouwe op
komst ter vergadering werden op hoogen
prijs gesteld. Spr. hoopte dat zij, hoewel
geen raadslid zijnde, met den resteerenden
Raad zullen blijven medeleven, en waar
noodig, hij een eventueel beroep op hun
kennis van zaken hun adviezen te blijven
geven in het gemeentebelang. Spr. eindig
de met de hoop uit te spreken dat het hen
in hun niet-amh lelijk leven wel moge gaan
Do heer v. Biezen dankt namens de,"
vertrekkenden. Het is dikwijls moeilijk ge
weest bij den financieelen toestand der
gemeente hierin de juiste lijn te volgen,
doch desniettegenstaande kan met dank
baarheid op den afgeloopen zittingstijd
worden teruggezien. Spr. hoopte, dat de
nieuwe Raad licht van Boven mocht ont
vangen om in moeilijke tijdsomstandighe
den de ware belangen van de gemeente te
dienen". Voor zichzelf wenscht spr. nog
vast te leggen, dat hij" niet namens den
Werkmansbond, doch namens de gemeen
tenaren zijn zetel heeft bezet. Spr. eindig
de met den bhjvendon raadsleden en den
Voorz. de beste wensclien toe te roepen.
De Voorz. dankt voor de vriendelijke
woorden en sluit do vergadering.
DE WALDENZISCHE KERKEN.
In de Woensdag gehouden zitting van
de Alg. Synode der Ned. Herv. Kerk werd
o.a; rapport uitgebracht over bovenge
noemde kerken, waaraan het volgende is
ontleend
Melding wordt gemaakt van den goeden
vooruitgang van de kerken in de valleien
en van den evangelisatie-arbeid in de an
dere déelen van Italië. De collecte voor
dezen arbeid gehouden in Nederland is
zeer bevredigend geweest. Boven de ker
ken der Waldenzen echter pakt zich een.
donkere wolk samen, dio reden tot groote
ongerustheid geeft.
De gevolgen van de gropte crisis in de
binnenlandsche politiek van Italië worden:
in alle takken van het nationale leven ge
voeld, e"n de Wlaldenizen zullen gevaarlijk
getroffen worden op de gevoeligste plek
van hun organisatie.
Onder de huidige wetgeving toch zal het
gelieele onderwijssysteem herzien1 worden.
Nu zijn er in de valleien een groot aantal
lagere scholen', die men buui'tscholen
noemt. Vroeger waren deze scholen onaf
hankelijk, en werden ze onderhouden
door de kerken en het Waalsche Comité
in Nederland. Een aantal jaren geleden
zijn ze voor rekening van den Staat ge
komen., die nu de onderwijzers en onder
wijzeressen betaalt.
Gedurende het aantal uren, door de wet
voorgeschreven, wordt het officieele leer
plan gevolgd, maar na dien schooltijd
worden er twee vakken onderwezen, die
voor de kerken der Waldenzen van het
hoogste belang zijn: de bijbel en de JTran-
sche taal.
In het algemeen bestaat er een goede
eensgezindheid tusschen het ministerie van
Onderwijs, het bestuur en de kerken; zoo
weel mogelijk benoemt men er protestant-
sclie onderwijzers, van oorsprong, Wa-ldeiw-
zen, die voldoende Fransch kennen. Een
groot aantal wordt opgeleid op de nor
maalschool te La Tour. Zij zijn een groote
steun voor de kerken. Het is waar, dat hun
aantal, in verhouding met het aantal leer
lingen, het normale getal overtreft, maar
dit groote aantal.is noodig, door de vele
kleine gehuchten in de bergen. In ieder
gehucht is dus een onderwijzer en een
school noodig voor 15 en soms zelfs voor
10 leerlingen. Dat is voor den Staat een
buitengewoon groote uitgave, te meer,
daar in Italië, evenals .overal, de onderwij
zerssalarissen na den oorlog verhoogd zijn.
De regeering-Mussolini nu heeft de taak
op zich genomen, het finantieel evenwicht
te herstellen. Groote bezuinigingen worden
ingevoerd. De onderwijsbegrooting is niet
gespaard gebleven. De plannen zijn: le.
een onderwijzer heeft meer dan één klasse
2e. scholen met minder dan 20 leerlingen
worden gesloten.
Voor de Waldenzen is het een zeer ern
stig vraagstuk; het aantal analphabeten
zal er door toenemen. Le Tabic zal het
mogelijke moeten doen, om dat nadeelige
gevolg te herstellen, en om in de valleien
het onderwijs in den bijbel en in de Fran-
sche taal te behouden. Voor onze kerken,
onze scholen, voor ons klein volkje is het
een levensquaestie.
De Waldenzen maken meoilijke tijden
door, maar zij willen leven en zpj zullen
leven-
Gescheurde kleeren.
Niemand heeft gaarne gestopte of ver
stelde kleeren.
Er is, volgens het ,Hbld." een eenvoudige
manier om scheuren, die in wollen of zij
den kleeren zijn ontstaan, zoo goed als on
zichtbaar te verstellen.
Zelfs het fijnste stopje loopt meestal in
't oog en maakt, dat wij een japon, die ove
rigens nog zoo goed als nieuw is, niet meer
met pleizier dragen.
Om „onzichtbaar" te verstellen volgens
het voorschrift, dat wij hier laten volgen,
moet men echter uiterst nauwkeurig en
voorzichtig te werk gaan, omdat bij slor
dige behandeling van het geval, het middel
bijna even erg is als de kwaal.
Heeft men te doen met een wollen stof,
dan. legt men de gescheurde plek, met den
verkeerden kant naar boven op de strijk
plank.
De gescheurde stukken worden vlak
naast elkaar gelegd, zoo dat de uitgerafel
de draden, die er bij hangen, in de goede
richting komen te liggen. Dus precies zoo
als ze in het weefsel loopen.
Dat is geen gemakkelijk werkje, want
de draden zijn soms heel eigenzinnig, zoo
dat ze zich bijna niet laten hanteeren. Hier
begint dus de geduld-oefening.
ligt ten slotte alles naast elkaar zooals
het behoort, dan legt men een stukje gutta-
percha-papier op de scheur, een stukje wat
grooiêr is dan de kapotte plek en daarop
'n véél grooter lapje.
Hier haalt men eenige keeren een heet
strijkijzer overheen ende scheur is
verdwenen.
Spoorloos alleen dan, als de bewer
king inderdaad met de grootste zorgvuldig
heid is uitgevoerd.
Bij zijden stoffen handelt men ongeveer
op dezelfde manier.
Ook nu wordt de scheur, met den ver
keerden kant naar boven, samengepast en
met Engelschen pleister aan elkaar geplakt.
Daarna echter keert men de stof om, zoo
dat dus de goede kant naar boven komt te
liggen, legt een stukje zijdenpapier of ne
teldoek op de beschadigde plek en strijkt
met een lauw ijzer voorzichtig over de
scheur.
Het ijzer mag maar zoo warm zijn, dat
men den vinger er gemakkelijk tegenaan
kan houden.
Te groote warmte ontneemt namelijk het
hechtpleister zijn kleèfkracht, het valt
dan spoedig af en alle moeite is tever
geefs geweest.
£LARA MARTENS.
HOOFDSTUK IV.
De familie Martens.
De bewusteloosheid waarin Mevrouw
Martens gevallen was, toen haar de tij
ding van Clara's spoorlooze verdwijning
bereikte, was overgegaan in een ernstige
ziekte.
Verscheidene dagen eni nachten lag zij
in liooge koortsen neer, zonder dat zij iets
van wat er om haar heen gebeurde be
merkte,
l^n altijd was zij in haar ijlen bezig
met Clara en haar raadselachtige verdwij
ning.
Soms scheen het, alsof het wat beter met
haar zou worden. Dan lag zij kalm met
gesloten oogen op het' bed.
Maar plotseling kon zij dan weer over
eind vliegen terwijl zij op hartroerenden
toon zeide:
Clara, Clara, mijn kind waar beni je?"
Een ander maal riep ze weer:
„Help, help dan tocli, Clara ligt in het
water daar daar in den vijver ligt ze."
Dokter Mariens had uit de naburige
stad een verpleegster laten komen, die
zijn vrouw des nachts verzorgde. En over
dag wisselden Mevrouw de Roode en Me
vrouw van Steen elkander af.
Het geheelc dorp had innig medelijden
met de bedroefde familie en iedereen was
bereid om te helpen waar zij maar konden.
De ouders van een vriendje van Adolf,
mijnheer en mevrouw Stevens hadden ge
zegd dat Adolf, zoo lang zijn moeder ziek
was, maar bij hen moest komen, hetgeen
door dokter Martens dankbaar werd aan
vaard.
Zoo was Adolf dus met zijn vriendje
Karei meegegaan en hoewel allen zeer
vriendelijk voor hem wanen en hij het er
ook wel prettig vond, kon hij toch niet
recht vroolijk zijn, omdat zijn zusje weg
en zijn lieve Moeder zoo ernstig ziek was.
En iederen avond als hij slapen ging bod
hij ef zijn zusje toch weer thuis mocht ko
men] en of God zijn Moeder toch weer be
ter wilde maken.
En, eindelijk, daar kwam de dag dat
Mevrouw Martens na al haar ijlen en on
rustig woelen, in oen kalmen, genisten
slaap viel.
Goddank! zeide dokter Martens, toen hij
de ziekenkamer binnenging om naar den
toestand zijner vrouw te zien, en Me
vrouw de Roode fluisterde: „Zachtjes dok
ter, zij slaapt."
„Dit is het begin der beterschap me
vrouw, zeide -hij zachtjes tegen do vrien
delijke verzorgster zijner vrouw, o,-hoe ge
lukkig hen ik dat ik haar ook niet zal
verliezen. Maar zij is zeer zwak voegde
hij er aan toe,, teen hij haar de pols had
gevoeld.
Mevrouw de Roode nam liem mee buiten
"de kamer. „Kom dokter, moccl gehouden
zeide zij teen, uw vrouw wordt beter eni
ik geloof vast dat Clara ook zal gevon
den worden. Heeft u nog niets naders ge
hoord? vroeg zij toen.
Neen Mevrouw, antwoordde de dokter.
Nadat de vijver afgedregd is en Clara niet
is gevonden denkt de burgemeester dat
ons kind door de een of andere kermisrei
ziger is meegepakt. Maar wij hebben niet
het flauwste vermoeden, wie dat kan ge
weest zijn. U weet, voegde hij er aan toe,
de kermis was juist afgeloopen en dus wa
ren alle kermisreizigers reeds vertrokken.
Zeker, zei Mevrouw de Roode, dat weet
ik wel, maar men kan ze toch jvel na laten
reizen?
Dat gebeurt ook Mevrouw, antwoordde
de dokter, reeds drie kermisgezelschappen
die hier geweest zijn, werden aangehou
den. De burgemeester liet hen een scherp
verhoor ondergaan, liet een onderzoek in
hun wagens en tenten instellen, maar alles
tevergeefs. De burgemeester heeft beloofd,
dat hij zal trachten alle kermis me nschen
die hier geweest zijn op te sporen, en bij
hen een onderzoek in te stellen, maar dat
gaat natuurlijk niet zoo gauw.
Neen, zei Mevrouw de Roode, maar u
moet geduldig zijn en den moed niet op
geven, u zult het zien, eens zal zij gevon
den worden.
Dat geve God, antwoordde dokter Mar
tens, maar kom, ik moet mijn zieken gaan
bezoeken.
En ik ga naar huis, zei Mevrouw de
Roode, want daar komt Mevrouw van
Steen aan om mij af te lossen.
Mevrouw van Steen kwam binnen, en
was ook zeer verheugd, toen zij van de
pas ingetreden beterschap hoorde.
Nu verliet Mevrouw de Roode het huis,
nadat zij eerst den dokter had beloofd
even bij Mevrouw Stevens aan to gaan
om Adolf te vertellen dat zijn Moeder
wat beter was.
Toen zij in de straat was waar Mevrouw
Stevens woonde, zag Adolf hoar aankomen
en snelde haar tegemoet.
O Mevrouw, hoe is heb met Moeder?
vroeg hij.
Moeder slaapt, mijn jongen, antwoordde
Mevrouw de Roode en' dat is het begin
van haar beterschap.
Wat ben ik blij, fluisterde Adolf, o Me
vrouw wat ben] ik blij.
Drie weken later vinden we mijnheer en
Mevrouw Martens en Adolf in een stille
badplaats aan de Noordzee.
Mevrouw Martens was na haar ziekte
wat zwak gebleven en de dokter oordeel
de het noodig dat zij een maand aan zee
vertoefde.
Het is mij best, had mevrouw geant
woord, maar toe, neem jij dan vacantie
en ga jij en Adolf dan ook mee. Als ik al-
leen moet gaan, zal het mij toch niet hel
pen voegde zij er aan toe, want dan zal
ik mij veel te eenzaam voelen.
De dokter begreep wel dat zij gelijk had
want dat zijn vrouw als zij alleen was, al
tijd door aan Clara zou denken en zoo
kwam het dat hij en Adolf ook mee naar
de badplaats gingen.
Op een warmen zomeravond zaten zij
beiden op het balkon van hun kamer, die
aan den zeekant lag.
Adolf was reeds naar bed gegaan.
Stilzwijgend genoten zij van het schoone
vergezicht dat de zee hen bood. Het was
zonsondergang en de laatste gouden stra
len, weerspiegelden zich in de groote #wa-
tervlakte.
O Willem, zei Mevrouw Martens tot
haar man. wat zouden wij gelukkig zijn
als wij onze lieve Clara hier hadden. Wie
weet waar zij nu is, voegde zij er aan toe,
en hoe slecht men voor haar zorgt. En
weet js waar ik mij ook zoo ongerust om
maken kan? Om de slechte dingen die ons
kind in zoo'n ruwe omgeving wel leeren
moet.
Laten we daar niet al te bezorgd om zijn I
vrouw, zei de dokter. Wij hebben ons
kind volgens ons beste weten opgevoed,
en datgene wat zij in haar jeugd in het
ouderlijk huis heeft geleerd, zal zij nooit
geheel kunnen vergeten. En bovendien we
weten toch dat er Een is -die onze Clara
bewaakt en haar op al hare wegen gade
slaat.
Ja man, je hebt gelijk, antwoordde* Me
vrouw Martens. Kom, laten wij nog een
kleine wandeling langs de zee gaan ma
ken?
Den volgenden morgen zaten dokter Mar
tens, Mevrouw en Adolf aan het ontbijt.
De dokter las de brieven, di dc mor
genpos t hem had gebracht.
De inhoud van den laat sten brief,
scheen een diepen indruk op hem te ma
ken.
Zijn hand beefde terwijl hij hem las.
Daarna keek hij in zijn spoorboekje en at
toen vlug achter elkander af.
Mevrouw was in de courant verdiept ge
weest en had er niets van gemerkt. Altijd
hoopte zij, dat ze door de krant, misschien
haar dochtertje op het spoor kon komen.
Vrouw, zei de dokter, na het ontbijt, ik
kan vandaag niet hier blijven, ik moet
naar de stad A. Over een uur vertrekt de
trein die kan ik nog juist lialen.
Hè, Willem wat- jammer, zei Mevrouw,
we zouden juist vandaag die tocht door de
duinen maken. Kun je het niet uitstellen?
Neen Amelie, dat gaat niet was het ant
woord. Als ik soms met het "éten nog niet
thuis ben. moet je maar niet op mij wach
ten, voegde hij er aan toe.
Do dokter verliet het huis en wei,!: zat
hij in den trein die hem naar A. bracht.
Nu haalde hij den brief to voorschijn die
thuis zoon indruk op hem had gemaakt,
en las hem nog eens aandachtig over. Er
stond
Wel«d. Eeer!
Ons is bekend dat sinds eenigen tijd
uw dochtertje vermist wordt, een meisje
van acht jaar. Hier, in het ziekenhuis to
A., ligt er op het oogenblik een kind, dat
beantwoordt aan de beschrijving die van
üw dochtertje in de krant heeft gestaan.
Wij hebben haar ziek op straat gevonden!
en zij kan ons haar naam, daardoor niet
mcedeelen. Het zou ons spijten wanneer
wij u teleurstelden, maar toch is het ge
wenscht dat u komt zien of het uw kind
ook is.
Deze brief was de porzaak dat ce dok
ter zich zoo terstond op reis had begeven.
Hij keek nog eens naar de handtee^e-
ning onder den brief. Dokter van Cleef
stond er. O hoe hoopte hij, dat die dok
ter zich niet vergist had.
Hij had opzettelijk zijn vrouw de inhoud
van den brief niet megedeeld, omdat hij
wist dat zijn, nog zwakke vrouw, do
schok van een teleurstelling niet zou
kunnen verdragen.
De trein ging hem veel te langzaam,
maar eindelijk stopte hij toch aan liet sta
tion te A.
Nu nam de dokter een rijtuig en liet
zich naar het ziekenhuis rijden.
Aan den portier van het ziekenhuis
vroeg hij dokter van Cleef te spreken en,
zeide hij, zeg maar dat dokter 'Martens
er is."
Weldra kwam dokter van Cleef bij
hem.
'k Hoop zoo voor u dat wij ons niet ver
gissen zeide hij tot dokter Martens. Het
zieke kind is steeds bewusteloos en daar
om kunnen wij het niet naar den naam
vragen. Daarom heb ik u maar geschrAea
Maar gaat u maar mee, dan kunt u het
zelf zien.
Is het meisje erg ziek, vroeg dokter
Martens.
Nog al, was liet antwoord, maar zij kan
best beter worden.
Nu bracht hij dokter Martens op een
groote kinderzaal, waar, achter een scherm,
op een bed, een mager, bleek meisje lag.
Een oogenblik moest doktor Martens
zich vast grijpen om niet te vallen.
Toen zag hij naar het bed.
Ja, sprekend geleek dit kind op Clara
Martens, maar, tot des dokters groote te
leurstelling, was het zijn kind niet.
Droevig schudde hij het hoofd en daar
op verlieten de beide doktoren de zaal.
Het spijt mij zeer, zei dokter van Cleef,
dat wij ons vergistten en dit meisje uw,
kind niet is.
Integendeel, zei dokter Martens, ik moet
u dankbaar zijn, want het had evengoed
anders kunnen zijn, want dit kind lijkt
inderdaad Bprekend op onze Clara.
Toen dokter Martens weer in den trein
zat, was hij verheugd-dat hij bij zijn
vrouw geen hoop had opgewekt, dio op
oen teleurstelling was uitgeloopen.
(Wordt vervolgd.)