I Ons Babbelhoekje. Gemeenteraad Rijnsburg. Zitting van. 17 Augustus j.l. Voorzitter de burgemeester, de heer J. to Ji. Bosschieter. i Afwezig de, heer J. S ch o n e v e 1 d. Be Voorzitter opent de vergade ring met gebed. Be notulen worden voorgelezen en goedgekeurd. Onder de ingekomen stukken is oen bericht van goedkeuringen van genomen raadsbesluiten door Ged. Staten. Ook kwamen enkele besluiten terug, welke eenige wijzigingen van formeelen aard behelzen. Van den Minister van Binnenlandsche Zaken is bericht ingekomen' dat van de kosten der werkverschaffing (vuilnisop- haling) 35 pet. ten laste van zijn departe ment kan worden gebracht tot een maxi- mum van een zelfde percentage van f2.50 per dag p.p. Be heer Jonker vraagt hoeveel er voor werkverschaffing is uitgegeven en hoeveel er terugkomt, waarop geantwoord wordt, dat in het totaal is uitgegeven pl. m. f 3000.en dat dus een subsidie zal worden ontvangen van f 700.— a f 800.—; Van de Gemeente Katwijk is ingeko men een verslag over de maanden April, Mei en Juni van den vleeschkeurings- dienst, district Katwijk, waarhij ook onze gemeente is aangesloten. Be oudercommissie van de O. I. School verzocht per adres ingevolge den slechten toestand van de speelplaats, een nabij gelegen stukje gemeentegrond te doen be schikbaar stellen. B:- en W. stellen voor op dit verzoek- afwijzend te beschikken. Conform besloten. Een proces-verbaal van kas-opname van de hij den Gemeente-ontvanger in be heer zijnde gelden geeft een bedrag aan van pl.m. f 11.986.88, welk bedrag over eenstemt met de opgave der boeken. Be begrooting 1923 is door Ged. Sta ten -teruggezonden met een reeks aantee- keningen, waarbij een zelfde aantal wijzi gingen wordt voorgsteld. Bij enkele gewijzigde' posten, b.v. in zake salarissen onderwijzers, zien enkele raadsleden spoken welke echter na enkele ophelderingen weer verdwijnen. Be. langzamerhand befaamd geworden post voor salarissen voor -burgemeester, secretaris en wethouders (totaal gebracht op f 6640.ontlokt slechts den heer Zandbergen de uitroep: „De heele boel gaat nog failliet". De heer J. S ch o n e v e 1 d komt ter vergadering. Na breedvoerige toelichting der wijzi gingen, voor een deel ook in comité-ge neraal blijkt, dat de post Hoofd. Omslag kan worden verminderd van f 48996.46 tot f 47948.56. B. en W. stellen voor een percentage te heffen voor de Inkomsten belasting van 614 pet, Be heer 'Jonker: „Hoerah'M De heer S. Schoneveld, weth., geeft een uiteenzetting hoe men tót dit: percentage is gekomen.Rekent men de kwade posten op 15 pet., de vermindering van het belastbaar inkomen op 20 pet., dan zou men 'het percentage zelfs kunnen terugbrengen op 6 pet. B. enW. achten 't evenwel voorzichtiger 6 pet. te rekenen De heer v. Delft zou toch maar 6 pet. •willen heffen, daar de hoofdteelt van ^lijnsburg veel beter is geweest dan vorig iaar. De heer S. Schoneveld noemt het Voorgestelde gevaarlijke politiek. Men ■weet nog niets van liet eindresultaat. Men 2ou zoodoende eerst een tekort kunnen gaan vormen met de gedachte, het gat later wel weer te kunnen stoppen. Er ontstaat onder de leden een debat aver den toestand van het gewas. De heer v. Delft vindt de uitgetrokken percentages voor kwade posten en daling van het belastbaar inkomen wel wat hoog, doch gaat toch ten slotte accoord met het door B. en W. voorgestelde, wan neer hem er opmerkzaam op wordt ge maakt dat de gunstige resultaten van dit Jaar eerst ten goede moet komen aan de 3>egrooting 1925. Naar de maatregelen inzake aflossing der leerlingen voor scholenbouw1 door B. en "W. getroffen, vraagt de heer J. Schoneveld. „Is het niet mogelijk, 'dat er een gunstig besluit te dien aanzien van Ged. Staten af komt?" We zien nu de resultaten van even uit stel: het percentage behoeft niet zoo hoog te worden gesteld. Dit gaat zoo aardig, *3at spr. zou zeggen: laat ons nog wat Sanger wachten, misschien kan het nóg minder. De voorz. zegt, dat Ged. Staten op ^en verzoek om een onderhoud taal noch iteeken van zich hebben laten hooren. Uitstel met vaststelling der bSgrooting is aiet wel mogelijk. We kunnen niet blij ven wachten. De heer v. G u g t e n stelt voor nu do ^salarissen voor de burgemeesters dermate "zijn verhoogd, de huur van de burge- meesterswoning te brengen van f350 op f 600.k Gewenscht achtte de voorzitter iet, dit voorstel eerst in de vergadering van B. en W. onder de oogen te zien. Men kan moeilijk als basis voor den huurprijs rekenen met het inkomen van den bewoner. Spr. acht het voorstel on gemotiveerd. De heer v. d. G u g t e n meent, dat de voorz. reeds van te voren wist dat er een dergelijk voorstel zou komen, daar de bedoeling is de huurverhooging te doen ingaan wanneer de salaris ver hooging ze ker is. De verhooging moet dus met te rugwerkende kracht worden toegepast. De heer S. Schoneveld, hoewel niet het recht van den heer v. d. G. be twistende met dit voorstel te komen, acht liet tóch practisch onmogelijk en stelt oor bij de hegrootingsdebatten zijn voorstel ter tafel te brengen. De heer v. d. Gugten: „Daar hebben 1 nu op gewacht." ;':pr-ien een^met zijn naamgenoot is de heer J. S c h o n e v e 1 d het ten aan zien van de onuitvoerbaarheid van het voorstel. Het ware beter de hoop en de verwachting uit te spreken, dat op de volgende begrooting de post door B. en W. zal worden verhoogd. De heer v. d. Gugten: „Ik ging altijd van deze gedachten uit, dat De voorzitter: Gedachten daar gelaten (Gelach). De heer v. d. G u g t e n: „Ik mag toch m'n gedachten hierover hebben. Voor zoover ik het op 't oogenblik niet anders kan hegrijpen kan ik me er hij neerleg gen.' (Hilariteit). De begrooting wordt conform de voor stellen vastgesteld en zal Ged. Staten worden toegezonden. De voor?, vraagt, wanneer de heer v. d. Gugten zijn voorstel in behandeling wil zien genomen, bij de begrooting 1924 of zoo spoedig mogelijk. De heer v. d. Gugten: „Dat wil ik voor mijn eigen houden (Gelach). De voorz.: „O, des te heter." Voorgesteld wordt vervolgens, met de jubileumfeesten een tapverbod vast te stellen. De heer Jonker is daar tegen en vreest grooter misbruik dan anders. De voorz. leest een ministerieele aan schrijving voor, waarin op het uitvaardi gen van een verbod wordt aangedrongen. Indien een gedeelte van den dag b.v. na 1 <>uur verbod wordt uitgeschreven, kan de heer Jonker daarmede accoord gaan. Er wordt te Rijnsburg, zegt spri, haast geen misbruik va n den drank ge maakt, behalve door een paar individuen die men altijd heeft. De voorz. zegt dat, daar het meeren- deel der inwoners niet zulke sterke drin kers zijn, het voor de enkeling toch zé ker noodig is een verbod in te stellen. Sommige leden herhalen hun practische argumenten tegen het voorstel. "Wethouder S. Schoneveld stelt vast, dat drankmisbruik aanleiding kan geven tot verstoring van de rechte feeststemming. De overheid zou hiervoor de verantwoordelijkheid dragen indien ze de gelegenheid tot drinken geeft. Dat de caféhouders zooveel schade van een ver bod zouden hebben ziet spr. niet in. Wie anders een borrel zou drinken, drinkt m wat anders. Spr. meent dat een verbod het karakter <£er feesten zal kunnen verhoogen, en had niet gedacht hier tegenstand te- zul len ondervinden. De heer v. d. Gugten heeft vertrou wen in de netheid der Rijnsburgers. In dien er een tapverbod kómt zal men wel zorgen meer dan genoeg in huis te heb ben. Dit laatste vindt de heer v. Vliet een zwak argument. Door de kroegen ontstaat het drankmisbruik. De heer v. Delft meent, dat de over heid tot taak heeft, dater niet wordt gesmokkeld. Spr. is tegen een verbod. Op principieele gronden .houdt de heer J. Schoneveld nog een betoog ten gunste van het voorstel. Men ga niét op zij voor de hier geopperde belachelijke argumenten. De overheid heeft een goed voorbeeld te geven en de" politie is er voor om te zorgen dat er niet wordt gesmok keld. Het voorstel wordt aangenomen met 6 tegen 5 stemmen. Voor het voor- stel zijn de heeren: K. Zandbergen, v. Vliet, v. Biezen, J. Schoneveld, S. Scho neveld en v. Klaveren. Het uitbreidingsplan der gemeente, uit gewerkt door architect Verschoor, zal 4 weken ter visie worden gelegd. B..en W. stellen voor, nu het pensioen van den heer Zwaan door het Rijk is verhoogd van f460 tot f750 de toeslag van de gemeente (40 pet.) te doen vervul len. Aldns besloten. Een vraag van den heer Jonker in do vorige vergadering tot B. en W. gericht, n.l. of niet een vast bedrag aan de feest commissie moet worden verstrekt, wordt ontkennend beantwoord. Een uitgebreid debat volgt over het al of jniet vaststellen van een maximum be drag. De heer S°c hone veld staat op het standpunt, dat waar de feestcommissie besloten heeft, dat de burgers zelf de kos ten zullen' opbrengen, men hier over het toekennen van een bedrag mag spreken. Mocht men een klein tekort hebben, dan kan men altijd nog aankloppen om dit aan te zuiveren. De heer Jonker vindt de term „klein" te vaag. - Na ampele bespreking wordt in begin sel besloten geen gelden toe te staan, doch wel het gemeentehuis („Toch niet de gemeentehuizen" werd er gein ter umpeerd) te illumineeren en den Wilhelminaboom van gemeentewege te versieren., Hierna wordt na een gemoedelijke be spreking f 150 toegestaan. Een tweede vraag door den heer Jon ker in de vorige vergadering gedaan wordt, door den voorz. beantwoord. Het betrof de controle op den aanleg van buizen en horingen ten behoeve van de levering van duinwater. Bij de breedvoerige bespreking kwamen misstanden aan het licht welke zullen wor den onder de oogen gezien. De Voorz. spreekt tot slot een af scheidswoord tot de voor goed vertrekken de leden van den Raad, de heeren Zand bergen, v. Biezen en P. van Vliet. Spr. voelt zich gedrongen namens alle anderen en voor zichzelven deze leden, die langer of korter de belangen van de gemeente hebben behartigd, hartelijk daarvoor dank te zeggen ook namens geheel de ge meente. Hun adviezen en hun trouwe op komst ter vergadering werden op hoogen prijs gesteld. Spr. hoopte dat zij, hoewel geen raadslid zijnde, met den resteerenden Raad zullen blijven medeleven, en waar noodig, hij een eventueel beroep op hun kennis van zaken hun adviezen te blijven geven in het gemeentebelang. Spr. eindig de met de hoop uit te spreken dat het hen in hun niet-amh lelijk leven wel moge gaan Do heer v. Biezen dankt namens de," vertrekkenden. Het is dikwijls moeilijk ge weest bij den financieelen toestand der gemeente hierin de juiste lijn te volgen, doch desniettegenstaande kan met dank baarheid op den afgeloopen zittingstijd worden teruggezien. Spr. hoopte, dat de nieuwe Raad licht van Boven mocht ont vangen om in moeilijke tijdsomstandighe den de ware belangen van de gemeente te dienen". Voor zichzelf wenscht spr. nog vast te leggen, dat hij" niet namens den Werkmansbond, doch namens de gemeen tenaren zijn zetel heeft bezet. Spr. eindig de met den bhjvendon raadsleden en den Voorz. de beste wensclien toe te roepen. De Voorz. dankt voor de vriendelijke woorden en sluit do vergadering. DE WALDENZISCHE KERKEN. In de Woensdag gehouden zitting van de Alg. Synode der Ned. Herv. Kerk werd o.a; rapport uitgebracht over bovenge noemde kerken, waaraan het volgende is ontleend Melding wordt gemaakt van den goeden vooruitgang van de kerken in de valleien en van den evangelisatie-arbeid in de an dere déelen van Italië. De collecte voor dezen arbeid gehouden in Nederland is zeer bevredigend geweest. Boven de ker ken der Waldenzen echter pakt zich een. donkere wolk samen, dio reden tot groote ongerustheid geeft. De gevolgen van de gropte crisis in de binnenlandsche politiek van Italië worden: in alle takken van het nationale leven ge voeld, e"n de Wlaldenizen zullen gevaarlijk getroffen worden op de gevoeligste plek van hun organisatie. Onder de huidige wetgeving toch zal het gelieele onderwijssysteem herzien1 worden. Nu zijn er in de valleien een groot aantal lagere scholen', die men buui'tscholen noemt. Vroeger waren deze scholen onaf hankelijk, en werden ze onderhouden door de kerken en het Waalsche Comité in Nederland. Een aantal jaren geleden zijn ze voor rekening van den Staat ge komen., die nu de onderwijzers en onder wijzeressen betaalt. Gedurende het aantal uren, door de wet voorgeschreven, wordt het officieele leer plan gevolgd, maar na dien schooltijd worden er twee vakken onderwezen, die voor de kerken der Waldenzen van het hoogste belang zijn: de bijbel en de JTran- sche taal. In het algemeen bestaat er een goede eensgezindheid tusschen het ministerie van Onderwijs, het bestuur en de kerken; zoo weel mogelijk benoemt men er protestant- sclie onderwijzers, van oorsprong, Wa-ldeiw- zen, die voldoende Fransch kennen. Een groot aantal wordt opgeleid op de nor maalschool te La Tour. Zij zijn een groote steun voor de kerken. Het is waar, dat hun aantal, in verhouding met het aantal leer lingen, het normale getal overtreft, maar dit groote aantal.is noodig, door de vele kleine gehuchten in de bergen. In ieder gehucht is dus een onderwijzer en een school noodig voor 15 en soms zelfs voor 10 leerlingen. Dat is voor den Staat een buitengewoon groote uitgave, te meer, daar in Italië, evenals .overal, de onderwij zerssalarissen na den oorlog verhoogd zijn. De regeering-Mussolini nu heeft de taak op zich genomen, het finantieel evenwicht te herstellen. Groote bezuinigingen worden ingevoerd. De onderwijsbegrooting is niet gespaard gebleven. De plannen zijn: le. een onderwijzer heeft meer dan één klasse 2e. scholen met minder dan 20 leerlingen worden gesloten. Voor de Waldenzen is het een zeer ern stig vraagstuk; het aantal analphabeten zal er door toenemen. Le Tabic zal het mogelijke moeten doen, om dat nadeelige gevolg te herstellen, en om in de valleien het onderwijs in den bijbel en in de Fran- sche taal te behouden. Voor onze kerken, onze scholen, voor ons klein volkje is het een levensquaestie. De Waldenzen maken meoilijke tijden door, maar zij willen leven en zpj zullen leven- Gescheurde kleeren. Niemand heeft gaarne gestopte of ver stelde kleeren. Er is, volgens het ,Hbld." een eenvoudige manier om scheuren, die in wollen of zij den kleeren zijn ontstaan, zoo goed als on zichtbaar te verstellen. Zelfs het fijnste stopje loopt meestal in 't oog en maakt, dat wij een japon, die ove rigens nog zoo goed als nieuw is, niet meer met pleizier dragen. Om „onzichtbaar" te verstellen volgens het voorschrift, dat wij hier laten volgen, moet men echter uiterst nauwkeurig en voorzichtig te werk gaan, omdat bij slor dige behandeling van het geval, het middel bijna even erg is als de kwaal. Heeft men te doen met een wollen stof, dan. legt men de gescheurde plek, met den verkeerden kant naar boven op de strijk plank. De gescheurde stukken worden vlak naast elkaar gelegd, zoo dat de uitgerafel de draden, die er bij hangen, in de goede richting komen te liggen. Dus precies zoo als ze in het weefsel loopen. Dat is geen gemakkelijk werkje, want de draden zijn soms heel eigenzinnig, zoo dat ze zich bijna niet laten hanteeren. Hier begint dus de geduld-oefening. ligt ten slotte alles naast elkaar zooals het behoort, dan legt men een stukje gutta- percha-papier op de scheur, een stukje wat grooiêr is dan de kapotte plek en daarop 'n véél grooter lapje. Hier haalt men eenige keeren een heet strijkijzer overheen ende scheur is verdwenen. Spoorloos alleen dan, als de bewer king inderdaad met de grootste zorgvuldig heid is uitgevoerd. Bij zijden stoffen handelt men ongeveer op dezelfde manier. Ook nu wordt de scheur, met den ver keerden kant naar boven, samengepast en met Engelschen pleister aan elkaar geplakt. Daarna echter keert men de stof om, zoo dat dus de goede kant naar boven komt te liggen, legt een stukje zijdenpapier of ne teldoek op de beschadigde plek en strijkt met een lauw ijzer voorzichtig over de scheur. Het ijzer mag maar zoo warm zijn, dat men den vinger er gemakkelijk tegenaan kan houden. Te groote warmte ontneemt namelijk het hechtpleister zijn kleèfkracht, het valt dan spoedig af en alle moeite is tever geefs geweest. £LARA MARTENS. HOOFDSTUK IV. De familie Martens. De bewusteloosheid waarin Mevrouw Martens gevallen was, toen haar de tij ding van Clara's spoorlooze verdwijning bereikte, was overgegaan in een ernstige ziekte. Verscheidene dagen eni nachten lag zij in liooge koortsen neer, zonder dat zij iets van wat er om haar heen gebeurde be merkte, l^n altijd was zij in haar ijlen bezig met Clara en haar raadselachtige verdwij ning. Soms scheen het, alsof het wat beter met haar zou worden. Dan lag zij kalm met gesloten oogen op het' bed. Maar plotseling kon zij dan weer over eind vliegen terwijl zij op hartroerenden toon zeide: Clara, Clara, mijn kind waar beni je?" Een ander maal riep ze weer: „Help, help dan tocli, Clara ligt in het water daar daar in den vijver ligt ze." Dokter Mariens had uit de naburige stad een verpleegster laten komen, die zijn vrouw des nachts verzorgde. En over dag wisselden Mevrouw de Roode en Me vrouw van Steen elkander af. Het geheelc dorp had innig medelijden met de bedroefde familie en iedereen was bereid om te helpen waar zij maar konden. De ouders van een vriendje van Adolf, mijnheer en mevrouw Stevens hadden ge zegd dat Adolf, zoo lang zijn moeder ziek was, maar bij hen moest komen, hetgeen door dokter Martens dankbaar werd aan vaard. Zoo was Adolf dus met zijn vriendje Karei meegegaan en hoewel allen zeer vriendelijk voor hem wanen en hij het er ook wel prettig vond, kon hij toch niet recht vroolijk zijn, omdat zijn zusje weg en zijn lieve Moeder zoo ernstig ziek was. En iederen avond als hij slapen ging bod hij ef zijn zusje toch weer thuis mocht ko men] en of God zijn Moeder toch weer be ter wilde maken. En, eindelijk, daar kwam de dag dat Mevrouw Martens na al haar ijlen en on rustig woelen, in oen kalmen, genisten slaap viel. Goddank! zeide dokter Martens, toen hij de ziekenkamer binnenging om naar den toestand zijner vrouw te zien, en Me vrouw de Roode fluisterde: „Zachtjes dok ter, zij slaapt." „Dit is het begin der beterschap me vrouw, zeide -hij zachtjes tegen do vrien delijke verzorgster zijner vrouw, o,-hoe ge lukkig hen ik dat ik haar ook niet zal verliezen. Maar zij is zeer zwak voegde hij er aan toe,, teen hij haar de pols had gevoeld. Mevrouw de Roode nam liem mee buiten "de kamer. „Kom dokter, moccl gehouden zeide zij teen, uw vrouw wordt beter eni ik geloof vast dat Clara ook zal gevon den worden. Heeft u nog niets naders ge hoord? vroeg zij toen. Neen Mevrouw, antwoordde de dokter. Nadat de vijver afgedregd is en Clara niet is gevonden denkt de burgemeester dat ons kind door de een of andere kermisrei ziger is meegepakt. Maar wij hebben niet het flauwste vermoeden, wie dat kan ge weest zijn. U weet, voegde hij er aan toe, de kermis was juist afgeloopen en dus wa ren alle kermisreizigers reeds vertrokken. Zeker, zei Mevrouw de Roode, dat weet ik wel, maar men kan ze toch jvel na laten reizen? Dat gebeurt ook Mevrouw, antwoordde de dokter, reeds drie kermisgezelschappen die hier geweest zijn, werden aangehou den. De burgemeester liet hen een scherp verhoor ondergaan, liet een onderzoek in hun wagens en tenten instellen, maar alles tevergeefs. De burgemeester heeft beloofd, dat hij zal trachten alle kermis me nschen die hier geweest zijn op te sporen, en bij hen een onderzoek in te stellen, maar dat gaat natuurlijk niet zoo gauw. Neen, zei Mevrouw de Roode, maar u moet geduldig zijn en den moed niet op geven, u zult het zien, eens zal zij gevon den worden. Dat geve God, antwoordde dokter Mar tens, maar kom, ik moet mijn zieken gaan bezoeken. En ik ga naar huis, zei Mevrouw de Roode, want daar komt Mevrouw van Steen aan om mij af te lossen. Mevrouw van Steen kwam binnen, en was ook zeer verheugd, toen zij van de pas ingetreden beterschap hoorde. Nu verliet Mevrouw de Roode het huis, nadat zij eerst den dokter had beloofd even bij Mevrouw Stevens aan to gaan om Adolf te vertellen dat zijn Moeder wat beter was. Toen zij in de straat was waar Mevrouw Stevens woonde, zag Adolf hoar aankomen en snelde haar tegemoet. O Mevrouw, hoe is heb met Moeder? vroeg hij. Moeder slaapt, mijn jongen, antwoordde Mevrouw de Roode en' dat is het begin van haar beterschap. Wat ben ik blij, fluisterde Adolf, o Me vrouw wat ben] ik blij. Drie weken later vinden we mijnheer en Mevrouw Martens en Adolf in een stille badplaats aan de Noordzee. Mevrouw Martens was na haar ziekte wat zwak gebleven en de dokter oordeel de het noodig dat zij een maand aan zee vertoefde. Het is mij best, had mevrouw geant woord, maar toe, neem jij dan vacantie en ga jij en Adolf dan ook mee. Als ik al- leen moet gaan, zal het mij toch niet hel pen voegde zij er aan toe, want dan zal ik mij veel te eenzaam voelen. De dokter begreep wel dat zij gelijk had want dat zijn vrouw als zij alleen was, al tijd door aan Clara zou denken en zoo kwam het dat hij en Adolf ook mee naar de badplaats gingen. Op een warmen zomeravond zaten zij beiden op het balkon van hun kamer, die aan den zeekant lag. Adolf was reeds naar bed gegaan. Stilzwijgend genoten zij van het schoone vergezicht dat de zee hen bood. Het was zonsondergang en de laatste gouden stra len, weerspiegelden zich in de groote #wa- tervlakte. O Willem, zei Mevrouw Martens tot haar man. wat zouden wij gelukkig zijn als wij onze lieve Clara hier hadden. Wie weet waar zij nu is, voegde zij er aan toe, en hoe slecht men voor haar zorgt. En weet js waar ik mij ook zoo ongerust om maken kan? Om de slechte dingen die ons kind in zoo'n ruwe omgeving wel leeren moet. Laten we daar niet al te bezorgd om zijn I vrouw, zei de dokter. Wij hebben ons kind volgens ons beste weten opgevoed, en datgene wat zij in haar jeugd in het ouderlijk huis heeft geleerd, zal zij nooit geheel kunnen vergeten. En bovendien we weten toch dat er Een is -die onze Clara bewaakt en haar op al hare wegen gade slaat. Ja man, je hebt gelijk, antwoordde* Me vrouw Martens. Kom, laten wij nog een kleine wandeling langs de zee gaan ma ken? Den volgenden morgen zaten dokter Mar tens, Mevrouw en Adolf aan het ontbijt. De dokter las de brieven, di dc mor genpos t hem had gebracht. De inhoud van den laat sten brief, scheen een diepen indruk op hem te ma ken. Zijn hand beefde terwijl hij hem las. Daarna keek hij in zijn spoorboekje en at toen vlug achter elkander af. Mevrouw was in de courant verdiept ge weest en had er niets van gemerkt. Altijd hoopte zij, dat ze door de krant, misschien haar dochtertje op het spoor kon komen. Vrouw, zei de dokter, na het ontbijt, ik kan vandaag niet hier blijven, ik moet naar de stad A. Over een uur vertrekt de trein die kan ik nog juist lialen. Hè, Willem wat- jammer, zei Mevrouw, we zouden juist vandaag die tocht door de duinen maken. Kun je het niet uitstellen? Neen Amelie, dat gaat niet was het ant woord. Als ik soms met het "éten nog niet thuis ben. moet je maar niet op mij wach ten, voegde hij er aan toe. Do dokter verliet het huis en wei,!: zat hij in den trein die hem naar A. bracht. Nu haalde hij den brief to voorschijn die thuis zoon indruk op hem had gemaakt, en las hem nog eens aandachtig over. Er stond Wel«d. Eeer! Ons is bekend dat sinds eenigen tijd uw dochtertje vermist wordt, een meisje van acht jaar. Hier, in het ziekenhuis to A., ligt er op het oogenblik een kind, dat beantwoordt aan de beschrijving die van üw dochtertje in de krant heeft gestaan. Wij hebben haar ziek op straat gevonden! en zij kan ons haar naam, daardoor niet mcedeelen. Het zou ons spijten wanneer wij u teleurstelden, maar toch is het ge wenscht dat u komt zien of het uw kind ook is. Deze brief was de porzaak dat ce dok ter zich zoo terstond op reis had begeven. Hij keek nog eens naar de handtee^e- ning onder den brief. Dokter van Cleef stond er. O hoe hoopte hij, dat die dok ter zich niet vergist had. Hij had opzettelijk zijn vrouw de inhoud van den brief niet megedeeld, omdat hij wist dat zijn, nog zwakke vrouw, do schok van een teleurstelling niet zou kunnen verdragen. De trein ging hem veel te langzaam, maar eindelijk stopte hij toch aan liet sta tion te A. Nu nam de dokter een rijtuig en liet zich naar het ziekenhuis rijden. Aan den portier van het ziekenhuis vroeg hij dokter van Cleef te spreken en, zeide hij, zeg maar dat dokter 'Martens er is." Weldra kwam dokter van Cleef bij hem. 'k Hoop zoo voor u dat wij ons niet ver gissen zeide hij tot dokter Martens. Het zieke kind is steeds bewusteloos en daar om kunnen wij het niet naar den naam vragen. Daarom heb ik u maar geschrAea Maar gaat u maar mee, dan kunt u het zelf zien. Is het meisje erg ziek, vroeg dokter Martens. Nog al, was liet antwoord, maar zij kan best beter worden. Nu bracht hij dokter Martens op een groote kinderzaal, waar, achter een scherm, op een bed, een mager, bleek meisje lag. Een oogenblik moest doktor Martens zich vast grijpen om niet te vallen. Toen zag hij naar het bed. Ja, sprekend geleek dit kind op Clara Martens, maar, tot des dokters groote te leurstelling, was het zijn kind niet. Droevig schudde hij het hoofd en daar op verlieten de beide doktoren de zaal. Het spijt mij zeer, zei dokter van Cleef, dat wij ons vergistten en dit meisje uw, kind niet is. Integendeel, zei dokter Martens, ik moet u dankbaar zijn, want het had evengoed anders kunnen zijn, want dit kind lijkt inderdaad Bprekend op onze Clara. Toen dokter Martens weer in den trein zat, was hij verheugd-dat hij bij zijn vrouw geen hoop had opgewekt, dio op oen teleurstelling was uitgeloopen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 7