ieuweLeia'sclieCouraiil Tweede Blad laterdag 18 Augustus 1923 ij dachten niet aan God. Den Vaderland ghetrouwe. NEUK EN SCHOOL Ea de kinderen Israels dachten i|;\l' iniet aan den HEERE hunnen God, |f'2' die hen gered had van de hand van s;>r Je hunne vijanden van rondom. En ij deden geene weldadigheid bij het 5 huis van Jerubbaal, dat is Gideon, j - naar al het goede dat hij Israël l'T' gedaan had. Bichleren 8 34, 35. ïii het tijdperk der Richteren is, ster- fr dan in andere eeuwen van Israels bis- irie, gebleken, dat de Heere door gerin- en verachte middelen zijn volk kan triossen. Nergens valt zoo donkere schaduw op tn mensch, dien God als zijn instrument sbruikt, eh staat zoozeer in het volle ;ht de goedertierenheid en almacht [ids om zijn volk te redden. Diep tragisch is van meer dan 'één der ichteren het levenseinde. En niét de lensoh, door wien God werkt, blijft root; maar alleen God, die doof hem erkt. Of des Heeren volk het dan toch einde- jk mocht verstaan, dat de Heere Israels eil is, en Hij alleen. Ook in het leven van Gideon is eerst >ii opgaande lijn, die uit de diepten van lende rijst naar de verlossing en bevrij- ing van het om zijn eigen zonden ver rukte volk. Maar dan kentert bet, en >eds bij Gideons eigen leven wordt het prval en de inzinking voorbereid, die na jn dood volkomen worden. Hoe kloek hield hij stand, toen het }lk hem tot Koning wilde uitroepenl och voor zichzelf, noch voor zijn huis egeerde hij de heerschappij. Niet om heersohen was hij geroepen, maar om verlossen. En het heerschen kwam al- fcn den Heere toe (vs. 23). Doch dan keert het, als Gideon van wat era uit den buit der Midianieten gegeven ordt een afgod maakt, een nabootsing an den hoogeprïesterlijken rok, waaraan lijkbaar een soort ee re dienst verbonden as, in zijn vaderstad Ofra- Dit toch werd Gideon en zijn huis tot en valstrik (vs. 27). Zoolang als Gideon nog loefde, was het rad rustig, veertig jaren. En het volk iende weer den Heere. Maar nauwelijks was hij gestorven en egraven, of het volk keerde zich weer an den dienst des Heeren af. De Baals- ienst kwam weer in zwang. En i d erger og dan tevoren. Want zij stelden zich laal-Berith tot een God (vs. 33). Baal-Berith beteekent de Baal des ver- onds. En als ge nu bedenkt, boe in den ienst des Heeren bet verhond op den oorgrond stond, dan is het u meteen dui- elijk, dat deze vereering van den Ver- onds-Baal een nog stouter poging was m den God des Yerbonds door een afgod e vervangen. Zoo ging het na Gideons dood met het folk van kwaad tot erger. Eigenlijk moet het nog sterker worden litgedrukt. Immers, tegenover Israels on rouw was de Heere gedachtig geweest an zijn ^verbond. Hij had het voor zijn ntrouw geworden volk opgenomen tegen unne vijanden. Maar inplaats van nu tot dien trouwen Verbondsgod weer te keeren en Hem rouw te blijven, wijken ze niet alleen van tem af; neen, z% stellen in plaats van Ion waren Verbondsgod een verbonds-ai> ;od. Tevoren was het nog een dienen van noerdere Baals. Nu wordt in den ver- >onds-Baal de Baalsdienst als het ware ;econcentreerd. En het is alsof Israël openlijk wil te- feuspreken, dat de Heere hen naar zijn orhond verlost heeft, en zegt: Die het oor ons heeft opgenomen tegen onze ijanden, en ons daarin trouw betoond leeft, dat is Baal-Berith, de Baal des* erbonds. Hoe kon daar iets anders op volgen lan wat reeds vóór het optreden der lichteren als het kenmerkende van Is- feuilleton; Een vertelling uit den Franscben tijd. W Vv'V^T Nu 'de windmolen voorhij; lustig draai- len in het koele windeken de wit- en ?rocn geschilderde wieken. Boven stond le molenaar; een heel poosje al had hij le ruiters bemerkt en den samenhang ge raden. „Vooruit, vooruitals de wind," riep hij, de handen als spreekbuis bezi-^ etcnd, liun toe „ik kan ze al zien" Hij wees naar de verte en zwaaide be moedigend met de armen. „Nu moeten we er haast zijn." Ze renden over een brug aan heide banton met riet begroeide slooten... en lan den overkant weilanden, eveneens met slooten er doorheen. „Nog vijf minu ten,zei een der huzaren, „dan valt de nijne." „De teugels aantrekken zijn laatste krachten doen inspannen." „Een afschuwelijke marteling." j,Daar is nu eenmaal niets aan te doen, ren mensch is meer dan een paard." .„Het gaat niet meer." „Man," riep Brun Dierks, dio als goed raëls houding in al die eeuwen is aan gegeven: zij vergaten den Heere (Rich teren 3:7)? Zij dachten niet aan den Heere hunnen God, die hen gered had uit de hand van alle hunne vijanden van rondom. Zoo werd de geschiedenis vervalscht. En al spoedig wist de groote massa niet anders, of het was zoo, dat de .verlossing te danken was aan de afgoden, die zij vereerden. En boven die allen aan den verbondsafgod. De feiten bleven nog wel in de herinnen ring voortleven. Maar .in plaats van die in het zuivere licht der waarheid te bezien, beoordeelden ze die naar 't heden ,van de afgoderij, waaraan ze zich vergaapten. Gideons tijd was niet meer dan een voorbijgaande periode in Israels volksle- ven. En toen raakte ook deze held Gods zelf bij zijn volk in het vergeetboek. Zij deden geen weldadigheid bij het huis van Gideon, naar al het goede, dat hij bij Is raël gedaan had. En het volgende hoofd stuk teekent ons in de geschiedenis van Abimelech, Gideons onechten zoon, deze ondankbaarheid van het volk, waaTvoor hij zijn leven had in de waagschaal ge steld. Toch is dit een zijdeüngsch getuigenis voor Gideons trouw aan den Heere. Evenals in dien nacht der verlossing, toen de kreet weerklonk: Voor den Heere en voor Gideon, zoo bleef met den naam des Heeren die van Gideon Op het nauwst verbonden. Toen de Heer» werd vergeten, toen kon ook aan Gideon niet meer worden gedacht. Alleen de Heere zelf beeft in zijn heilig Woord den naam van Gideon bewaard voor betere tijden. - - Dit verschijnsel beeft zich in de ge schiedenis telkens herhaald, zoowel in de geschiedenis der Kerk als in die van de volkeren, ook van ons eigen volk. Is het zoo niet gegaan met do ge loofshelden, die de historie van Neerlands volk en Kerk kent? Hoe heeft niet een af wijkend geslacht de eereschuld, die het aan die helden had, vergeten, en zelfs ontkend! Totdat er tijden van terugkeer tot deT vaderen God zijn aangebroken waarin de geschiedenis weer gekend werd. En toen ging van die geschiedenis weer oen roep stem uit tot het heden, waarschuwend te gen den afval en dringend tot bekee ring. Worde het ook in onze dagen behar tigd, nu het geslacht dergenen, door wie de Heere ook onder ons zijn groote da den deed, is heengegaan. Opdat wij navolgen hun geloof, aan schouwende de uitkomst hunner wande ling. GENOEG. Vergaap u niet aan 's werelds schijn, Tevreên, zoo God het voeg! Het noodigst slechts benoodigd zijn, Maakt weinig tot genoeg. 't Genoeg hangt aan 't verkrijgen niet, Noch 't rijk zijn aan het veel; En 't geen door 't wangebruik vervliet Behoort niet tot ons deel. Maar 't dankbaar smaken van Gods gunst, Nooit hunk'ren naar het meer: Ziedaar de ware levenskunst, Vereend met Christenleer. Pj Met God in 'thart bezit men 't al; Bij Hem is onze schat, Wiens hand ons niet verlaten zal, En elk zijn portie mat. Zijn wijsheid woog dat aandeel ai Naar ieders hoogste baat; Het was Zijn liefde, die ons gaf En meerder ware ons kwaad -Mr. W. BILÜERDÏJK. NED. KERV. KERK. gedankt: Voor Wapenvelde (toez.) H. A. de Geus, te Veenendaal. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Middelburg,. J. J. Miedema te Groningen (B) en J. C. Rullmann te Utrecht. Te Nederborst den Berg: J. Schelhaas, cand. te Hoogeveen. CHR. GEREF. KERK. Bedankt: Voor Maarssen, H. Biesma te Groningen. idierenkenner uitnemend wist, hoe vlug de jwil on. de persoonlijkheid van den «mcnsch op een paard weTkt, „daar zijn ial meeuwen; en hoor-je welde bran ding do zeekijk, en daar is de •dijk immers al." j Nieuwe hoop, nieuwe kracht voor- iwaartsl Een kleine vrachtkar kwam den weg 'af; van zijn houten zitbank stuurde de Voerman zijn mager paard op zij en hield bet in. Met een zekeren humor bood hij fden hollenden troep zijn waren te koop jaan: „Garnaalmooie garnaal iVersche garnaal". 1 „Dio helpt onseen garnalen vis- *scher," riep Brun Dierks „Een boot •een bootwaar is de naaste boot?" i „Een boot? ja waar is een iboot?" kwam, gerekt, het antwoord. <C „De Franscben zijn achter ons; we jtnoeten over zee weg." i „De Franschen? Jadie kunnen nog .al lange beenen maken." „Achter ons, daar op dien wagen. Dit fcijn Brimswijkers. Man, man 't komt er op een minuut op aan." De kleine gestalte op de bank sprong [overeind, en uit een vastberaden gelaat fstaarden onthutst een paar goedhartige (oogen de mannen aan. „Brunswijkers (Ea ik zou? Dr. PIERSON. f In leven president-directeur der Hel dring-gestichten. Terug naar Indië. Dr. B. J. Esser, miss.-pred. van de Goref. Kerk van Rotterdam, en de zijnen hopen, gelijk reeds gemeld, in November naar Foerbolingo terug te keeren. De heeren J. Zuidema, leeraar aan de Opleidingschool tot vorming van helpers bij den dienst des Woords, en D. Koele- wijn, directeur van- d<f Keuchenius- Kweekschool tot opleiding van inlandsche onderwijzers, beide gevestigd te Djocja, hopen reeds in October a.s. weer naar In dië te gaan. Kerkeraad en Kerkvoogdij. Te 's-Gravenhago is een eigenaardige kwestie ontstaan tusschen kerkeraad en kerkvoogdij der Ned. Herv. Gemeente. De kerkeraad heeft, krachtens het syno daal reglement op de predikantstraktemen ten, aanslagbiljetten aan de leden toege zonden. De kerkvoogdij, waarvan Mr. Brunt voorzitter is, heeft daarop aan dg leden der kerk een schrijven gezonden, waarin wordt aangevoerd, dat de kerke raad zijn bevoegdheid zonder twijfel is te buiten gegaan, door het opleggen van een omslag, wat tot de taak der kerk voogdij behoort. Ook blijkt niet, dat de aanslag is geschied krachtens behoorlijk ingevoerd, goedgekeurd en openbaar ge maakt reglement, waarbij worden gere geld aanslagen hooger beroep, wijze van betaling enz. Indien de kerkeraad den moed mocht hebben tot vervolging over te gaan, dan is de kerkvoogdij bereid de le den met raad en daad bij te staan. Zij ont raadt de betaling der wederrechtelijk op gelegde aanslagen. Tweede Geref. predikantenvergadering. Woensdag 19 September komen Utrecht in bet Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen voor de tweede maal bij een do Gereformeerde predikanten, van verschillende nuanceering, in de Ned.- Herv. (Geref.) Kerk, om htt gemeenschap pelijk geloof, zoowel als de punten van geschil te bespreken in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift. Ds. G. Oorthuys hoopt in te leiden „He- dendaagsche Christologie" en Dr. P. J. Kromsigt „Calvijn's Kerkbegrip". De Utrechtsche Synode. In verband met de onzekerheid die hier eiii daar wordt gevonden omtrent het al of niet wienschelijke van oen doorwerken in de richting welke aanvankelijk door de Synode van Leeuwarden werd aangegeven, schrijft Ds. J. C. de Moor in de ,,Utr. Kerkbode" een artikel waaraan vrij bet volgende ontleenen; l Bielijöcnfav ragen. I Aan Deputaten was opgedragen, „on- jkele vragen te ooncipieeren, welke aan de (Kerken zullen worden aanbevolen om hij (het afleggen der openhaire belijdenis te tworden gebruikt". Nu geldt do critiek jang niet alleen de voorgestelde vragen, doch van verschillende zijden hoort men pok: wij willen liever onze eigen vragen (houden. Die zijn beter voor onzen kring idan de thans voorgestelde. Vragen, die in (Utrecht voldoen, zullen mogelijk in Fries land ongewenscht zijn. Het gaat nu^allos (goed; ieder heeft zoo zijn eigen manier; jwaafom moet dat nu altemaal uniform „Voorwaarts, mannen, dat is geen ech- (te Duitsoher," riep de luitenant verachte lijk. i Tegelijk brulde de ander hun toe: „Nee, ;niet dien kant uitniet 't dorp in (hier omdaar waar ik heen wijs (recht op den dijk aan en dien overEr jzijn nog wel visschers thuis I Ietwat geërgerd keek hü hen na. „Of jhij zelf wel een echte Duitscher is jhijmet zijn vreemde fratsen"Na- «denkend krabde hij zich 't hoofd en keek van zijn plaats uit over den omtek <„Wat zei-d'ie ook weer, Moos?" vroeg .hij zijn paard, dat naar den laatsten ver- jkooper Mozes heette,,'t Kwam d'r op <eem minuut t)p aan?, Ja is dat wel za kken doen? En tochmaar eens prohee- fren Weer krabde hij zich 't hoofd, glim- (lachte vastberaden, dan lag op zijn gelaat jweer de gewone plooi van kalmte... („Nou dan maar, Mooswe zullen wel (eens zien, wat er van terecht komtals (je maar één minuut tijd hebt. En nou joudje, vooruit hoor, vooruit." Hij schudt (de krachtig de teugels; het paard be- jgreep en zette zic.h in flinken draf. Een (wijle later hield hij midd-en op de smalle (brug aan. „Ja," zei hij, nadenkend op zijn gewo ne langzame wijs! „Jaals dit nu aan (gemaakt worden? Men zal moeten itoestemmen, dat zulke critiek zich niet (richt tegen Deputaten, doch tegen hun •lastgevers, in casu de Synode van Leeu warden. Het is jammer, dat men hun (zooveel vergeefsch werk heeft laten doen; jdoch wanneer deze gedachte vrij sterk in ide Kerken leeft, is het beter, het (Leeuwardensoh besluit terug te nemen, jen niet een concept aan de Kerken te ge- (ven, dat door het meerendeel ervan toch /niet gebruikt zal worden. Ik zeg niet -= liet well dat naar mijn inzicht de Sy- tnode zoo zal moeten besluiten, maar wel, pm veel verwarring te voorkomen, eerst •de praelabele quaestie zal moeten stellen: blijven wo bij het Leeuwardensoh besluit pf niet? Indien neen, dan kan alle discus- pie over den tekst der vragen vermeden (worden. Indien ja, dan zal men pas er- jaan toe zijn, dien zoo goed mogelijk te (redigeeron of dat werk aan nieuwe Depu- itaten op te dTagen, die, rekening houden- jde met de uitgebrachte critiek, voorstel len in gereedheid brengen voor de Syno- jde van 1926. i Liturgische orde. Te Leeuwar- (den is er zeer op aangedrongen, dat nu pens voorstellen gedaan zouden worden pm eenheid te verkrijgen in de orde van jden eeredienst, in de inrichting der gods- jdienstoefeningen. Laat alle CTitiek rusten, |die op de door Deputaten voorgestelde (Liturgische orde, b.v. op de schuldbelij- jdenis en de methode van collecteeren, is (uitgebracht =-* dan Hijft nog over, dat (velen zeggen: waarom die uniformiteit? (laat de Kerken zulke ondergeschikte din- igen toch inrichten zooals zij zelf oordee- jlen, dat het meest tot hare stichting kan (dienen. Men ziet, dat deze critiek weer (verder gaat dan tot deputaten en zich iricht op hun lastgever, nJ. de Synode van (Leeuwarden. Gevoelt de meerderheid der tKerken niet voor een medel-liturgische- prde en is dus niet te verwachten, dat zij idie zullen invoeren wanneer de Synode :haar aanbeveelt -dan kan men beter ide bespreking sparen over den inhoud (van dat model, indien men de zaak zelve iaiet wil. „Eenige Gezangen". Aan deze {Deputaten was o.a. ook opgedragen, „den Ibundel „Eenige Gezangen" te overzien en (voorts te trachten, dien uit te breiden met leenige andere berijmde of onberijmde ge- jdeelten der H. Schrift, welke het den (Kerken vrij zal staan, nevens de Psal- Imen in den eeredienst te gebruiken". (Laat ons dadelijk aannemen, dat hetgeen {Deputaten voorstellen zeer gebrekkig en (verwerpelijk is; dan blijft tooh nog over, (dat van allerlei zijden de opmerking (komt: We moeten aan de „Eenige Gezan gen" niets veranderen en ook geen en kel nieuw eraan toe te voegen. Het eerste tniet, om den zwakken band, die ons daar in o.a. nog met de Hervormden samen houdt, niet te verbreken. Het tweede niet, pm den vrede en de rust in de Kerken ite bewaren. Ik beoordeel thans de juist heid dezer argumentatie niet; doch het (staat vast, dat wie zoo redeneert zich niet (richt tegen het werk van Deputaten, die ♦eenvoudig uitvoerden wat hun was op- igedragën, maar tegen de Synode van {Leeuwarden, wier besluiten men dien rweg uit wil. ïndien men bij nadere over- (weging eigenlijk niet voor herziening en ♦(of) toevoeging gevoelt, dan is het prac- ♦tischer, dat eerst uit te maken. Daarna kan men dan zonder bespreking de voor stellen van Deputaten. plechtig opbergen in bet Kerkelijk archief. I Na deze voorbeelden genoemd te heb- iben, zegt Dr. de Moor, dat wanneer er ♦geen helderheid bestaat over de vraag of ♦men al dan niet den Leeuwarder koers ♦wil blijven volgen, veel tijdverspilling en vewarring het noodzakelijk gevolg zal zijn. In elk geval zal het nu noodig zijn, principieel© beslissingen te nemen en niet alleen practisohe. In de Gezangen-quaes- tie b..v blijkt zelfs een besluit als van Leeuwarden over het opnemen van be rijmde Schriftgedeelten allerminst geheel te voldoen. De tegenstanders van Gezan gen vindon ook die heslising verschrikke lijk. De voorstanders van Gezangen zijn allerminst tevreden gesteld. De „rust en de vrede der Kerken*' spelen een groote rol in dit geding. Laat de Synode dan nu eens zulk een quaestie voor jaren uitma ken. Of als dat te veel gevraagd is, een commissie benoemen, die een beslissing in dezen tegen 1926 voorbereidt en mo gelijk maakt; zooals reeds in Den Haag in 1914 werd voorgesteld. Al is het na tuurlijk ondoenlijk, hierin allen te bevre digen, we weten dan toch als Kerken, waaraan we voorloopig toe zijn. En dat is om allerlei redenen zeer wenschelijk. jbeidb kanten de Schelfzee was, en de (Franschen waren de Egyptenaars ö'a dan waren wij de weg ja en (dan ging dat allicht over ons heenwij (Zijn nou toch eenmaal geen echte Duit— (Scher." Hij luisterde oplettend en hoorde al 't gerammel der wagens. Toen deze zoo •dichtbij waren, dat hij de vervolgers eT bp zien staan kon, draaide hij zich op 'zijn bank om, dook in elkaar, onzeker, •wat er gebeuren zou, maar vast besloten 'zijn plaats te blijven innemen. 1 „Garnaalversche garnaal 'schreeuwde bij zijn koopmansroep, zoo bard, als moest hij alle rietstengels uit de •buurt aanmanen om te koopen „garnaal... •mooie garnaal!" schreeuwde hij te har der, naar mafe zijn angst groeide. Want •achter hem riep een rauwe, ruwe stem: l,Plaats daarlOlez-vous de lat" 1, .Garnaal!" I „Weg van !de brug, stomme kinkel!" Jbruldo een" woedende stem ahter hem. „Mooie, versche garnaal... levende gar- inaal! I ;,De duivel haal-je ik rij jc om- iver jij hond weg van de brug!" bGocruin anaille ivilain mise rable." I De klejno geslalte kromp nóg meer in lelkaar; zijn hoofd dook dieper tusshen Idioten en achterlijke kinderen. Het jaarverslag over 1922, van de be kende „Vereendging tot opvoeding en ver pleging van idioten en achterlijke kinde ren", is dezer dagen versche men. Het trekt de opmerkzaamheid al dade- lijk, dat deze vereendging een gesticht, of althans het éérste gedeelte van oen ge- l sticht rijker is geworden. Tot dusver be zit zij een drietal gestichten, te Ermelo, 'e Heeren-Loo, Groot-Emaus en Lozen- oord. i j Dit verslag brtengt ons de mededeeling, 3 dat er een gesticht bijgekomen is en wel do Dr. Mr. Willem van den Bergh-S rich ting te Noordwijk. 's Heeren-Lqo. Dit is bet oudste der gestichten dezer Vereeniging. Het werd geopend begin 1891 en biedt thans plEta-ts voor ruim 500 zwakzinnige kinderen. G r o ot-Emaus werd geopend begin 1907. Deze Stichting is bestemd voor ach terlijke kinderen. Voor een 250-tal van zuL ke kinderen is daar thans plaats beschik baar. Het nieuwste Paviljoen is aangewen zen voor kinderen, die zooals bet verslaf het uitdrukt, „met eigenaardige psychi sche gebreken behept zijn" of, om het in een meer bekenden term te zeggen, voor jeugdige psychopathen. Voorzoover ons be kend, is dit het eenige internaat van dien. aard in ons land. Lozenoord, werd in het jaar 1910 geopend. Lozenoord dient voor de verzor ging van zwakzinnige meisjes. Een 200-tal meisjes kunnen hier verpleegd worden. De vierde stichting der Vereeniging wordt ge bouwd te Noordwijk (Binnen) en is uit sluitend bestemd voor zwakzinnige kinde ren uit de Provincie Zuid-Holland. Tegen November of December dezes jaars hoopt- het bestuur de c f ^te paviljoenen in ge bruik te kunnen nemen. Een aantal kinde ren uit Zuid-Holland afkomstig, en die thans op 's Heeren-Loo verpleegd worden, sullen al aanstonds naar de nieuwe stich ting te Noordwijk worden overgebracht. Het bestuur meende deze stichting d&Z naam te moeten geven van )rDe Dr. Mz. Willem van den Bergh-S richting" omdat wijlen Dr. Mr. Willem van den Bcrgh, des tijds predikant te Voorthulzen, de vader is van de gedachte om hier te lande meer dan toenmaals het geval was, voor zwak zinnige en dergelijke misdeelde kinderen to doen. Het verslag gewaagt van rijken zegen op den arbeid der Vereeniging. Do beide scholen, die op 's Heeren-Loo en die op Groot-Emaus trekken vooral de aandacht. Tal van kinderen worden bier onderwezen, met welke men. op een gewone school niet terecht kan en die om eene of andere re den thuis niet naar behooren verzorgd kunnen worden. De vruchten van het on derwijs zijn dikwijls zeer merkwaardig, niet bet minst bij de af deeling voor blinde achterlijke kinderen, die op Groot-Emaus, verpleegd worden. Men vind op *8 Heeren-Loo en op Groot- Emaus werkplaatsen waar de kinderen op geleid worden voor verschillende vakken, timmeren, schilderen, schoenmaken, mat- tenmaken pantoffelmaken, ma tras se rijna ken, mandenmaken, boekbinden enz. Het blijkt, dat vele kinderen, met. veel geduld, het in die vakken soms een heel eind brengen kunnen. Inderdaad blijken al deze stichtingen in eeni groote behoefte to voorzien. Voortdu rend worden ongelukkige kinderen uit alle oorden van het land derwaarts gebracht. Merkwaardig mag het heeten, dat de Vereeniging ook in de moeilijke jaren die sedert 1914, het oorlogsjaar, achter ons liggen, het hoofd boven water heeft kun nen houden, niot alleens maar dat zij et financieel nog niet zoo slecht voorstaat» Alleen Groot-Emaus heeft een aanzienlijk tekort. De andere stichtingen hebbey. het kunnen bolwerken. Het tekort van Groot-Emaus is alleszins verklaarbaar. De veel te geringe bijdragen, van Regeerinswege voor de verzorging van Voogdij- en Begeeringskinderen, maken het begrijpelijk dat hier tekorten niet. kon den uitblijven. Om een denkbeeld te ge ven van deni omvang van den arbeid der Vereeniging doelen wij bier nog mede, dat het budget van 's Heeren-Loo bedragen, heeft over 1922, de enorme som vart f 355.978.11; dat van Groot-Emaus f 219.520.725 en dat van Lozenoord f 138.267.29. De Balans der Vereeniging wijst aan een; totaal bedrag van f 1.861.871.595. Het ver dient de opmerkzaamheid dat blijkens heb verslag allo contributies, alle giften en; collecten vloeien in de suppletiekas. Voor on- en minvermogende kindenen kon zoo doende e>en totaal bedrag van f 12.217.19 gesuppleerd worden. Wij bevelen de lezing van hot- verslag ten zeerste san. zijn schouders Mozes alleen stond on-< Ibeweeglijk, wat druiloorigde zaak Iheelemaal vertrouwen deed hij toch niet. „Vensóhe garnaalmooie gaT verder kwam hij niet, want vijf, zes man waren van den wagen gesprongen, gre pen het paard bij don teugel om het ach-< teruit te dringen, doch Mozes kende zijn plichtzijn kop stak hij hoog in do lucht en hij zette zich schrap op de aeh- terpooten. In blinde woede ranselden, zweepslagen neer, nu eens op het paard, dan op ds?n man, ras op beide tegelijk, waar ze maar Taken konden; zo rukten het paard den bek aan bloed, pakten toen do spaken en zwenkten den dissel. Geluk kig gleden de wielen nog juist togen do brugleuning af, anders was de wagen over den rand van de brug heenpvsch ten ion zijwaarts omgevallen; nu Tolde hij ♦achteruit de sloot in; de weg was .vrii. „Jou krijgen we wel" ,.T1 passera .nar mos mains." Wég rateldo do wagens. 1 Toen zij ver genoeg weg waren, hief 't ♦koopmannetje hot hoofd op, net als con .schildpad warmeer 'het-gevaar voorbij is... „Bé, mé, mè," deed hij do laatst (gehoorde vreemde klanken imWat,1 .zal ik mo nog langer ovor die ozols en ,1 af aards 't hoofd breken? Stomkoppen .l)énnén jullie; mijn garnalen bebhKn toen iheelemaal geen water noodig."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5