ieuweLeia'sclieCouraiil
Tweede Blad
laterdag 18 Augustus 1923
ij dachten niet aan God.
Den Vaderland ghetrouwe.
NEUK EN SCHOOL
Ea de kinderen Israels dachten
i|;\l' iniet aan den HEERE hunnen God,
|f'2' die hen gered had van de hand van
s;>r Je hunne vijanden van rondom. En
ij deden geene weldadigheid bij het
5 huis van Jerubbaal, dat is Gideon,
j - naar al het goede dat hij Israël
l'T' gedaan had.
Bichleren 8 34, 35.
ïii het tijdperk der Richteren is, ster-
fr dan in andere eeuwen van Israels bis-
irie, gebleken, dat de Heere door gerin-
en verachte middelen zijn volk kan
triossen.
Nergens valt zoo donkere schaduw op
tn mensch, dien God als zijn instrument
sbruikt, eh staat zoozeer in het volle
;ht de goedertierenheid en almacht
[ids om zijn volk te redden.
Diep tragisch is van meer dan 'één der
ichteren het levenseinde. En niét de
lensoh, door wien God werkt, blijft
root; maar alleen God, die doof hem
erkt.
Of des Heeren volk het dan toch einde-
jk mocht verstaan, dat de Heere Israels
eil is, en Hij alleen.
Ook in het leven van Gideon is eerst
>ii opgaande lijn, die uit de diepten van
lende rijst naar de verlossing en bevrij-
ing van het om zijn eigen zonden ver
rukte volk. Maar dan kentert bet, en
>eds bij Gideons eigen leven wordt het
prval en de inzinking voorbereid, die na
jn dood volkomen worden.
Hoe kloek hield hij stand, toen het
}lk hem tot Koning wilde uitroepenl
och voor zichzelf, noch voor zijn huis
egeerde hij de heerschappij. Niet om
heersohen was hij geroepen, maar om
verlossen. En het heerschen kwam al-
fcn den Heere toe (vs. 23).
Doch dan keert het, als Gideon van wat
era uit den buit der Midianieten gegeven
ordt een afgod maakt, een nabootsing
an den hoogeprïesterlijken rok, waaraan
lijkbaar een soort ee re dienst verbonden
as, in zijn vaderstad Ofra-
Dit toch werd Gideon en zijn huis tot
en valstrik (vs. 27).
Zoolang als Gideon nog loefde, was het
rad rustig, veertig jaren. En het volk
iende weer den Heere.
Maar nauwelijks was hij gestorven en
egraven, of het volk keerde zich weer
an den dienst des Heeren af. De Baals-
ienst kwam weer in zwang. En i d erger
og dan tevoren. Want zij stelden zich
laal-Berith tot een God (vs. 33).
Baal-Berith beteekent de Baal des ver-
onds. En als ge nu bedenkt, boe in den
ienst des Heeren bet verhond op den
oorgrond stond, dan is het u meteen dui-
elijk, dat deze vereering van den Ver-
onds-Baal een nog stouter poging was
m den God des Yerbonds door een afgod
e vervangen.
Zoo ging het na Gideons dood met het
folk van kwaad tot erger.
Eigenlijk moet het nog sterker worden
litgedrukt. Immers, tegenover Israels on
rouw was de Heere gedachtig geweest
an zijn ^verbond. Hij had het voor zijn
ntrouw geworden volk opgenomen tegen
unne vijanden.
Maar inplaats van nu tot dien trouwen
Verbondsgod weer te keeren en Hem
rouw te blijven, wijken ze niet alleen van
tem af; neen, z% stellen in plaats van
Ion waren Verbondsgod een verbonds-ai>
;od.
Tevoren was het nog een dienen van
noerdere Baals. Nu wordt in den ver-
>onds-Baal de Baalsdienst als het ware
;econcentreerd.
En het is alsof Israël openlijk wil te-
feuspreken, dat de Heere hen naar zijn
orhond verlost heeft, en zegt: Die het
oor ons heeft opgenomen tegen onze
ijanden, en ons daarin trouw betoond
leeft, dat is Baal-Berith, de Baal des*
erbonds.
Hoe kon daar iets anders op volgen
lan wat reeds vóór het optreden der
lichteren als het kenmerkende van Is-
feuilleton;
Een vertelling uit den
Franscben tijd.
W Vv'V^T
Nu 'de windmolen voorhij; lustig draai-
len in het koele windeken de wit- en
?rocn geschilderde wieken. Boven stond
le molenaar; een heel poosje al had hij
le ruiters bemerkt en den samenhang ge
raden. „Vooruit, vooruitals de wind,"
riep hij, de handen als spreekbuis bezi-^
etcnd, liun toe „ik kan ze al zien"
Hij wees naar de verte en zwaaide be
moedigend met de armen.
„Nu moeten we er haast zijn."
Ze renden over een brug aan heide
banton met riet begroeide slooten... en
lan den overkant weilanden, eveneens
met slooten er doorheen. „Nog vijf minu
ten,zei een der huzaren, „dan valt de
nijne."
„De teugels aantrekken zijn laatste
krachten doen inspannen."
„Een afschuwelijke marteling."
j,Daar is nu eenmaal niets aan te doen,
ren mensch is meer dan een paard."
.„Het gaat niet meer."
„Man," riep Brun Dierks, dio als goed
raëls houding in al die eeuwen is aan
gegeven: zij vergaten den Heere (Rich
teren 3:7)? Zij dachten niet aan den
Heere hunnen God, die hen gered had
uit de hand van alle hunne vijanden van
rondom.
Zoo werd de geschiedenis vervalscht.
En al spoedig wist de groote massa niet
anders, of het was zoo, dat de .verlossing
te danken was aan de afgoden, die zij
vereerden. En boven die allen aan den
verbondsafgod.
De feiten bleven nog wel in de herinnen
ring voortleven. Maar .in plaats van die in
het zuivere licht der waarheid te bezien,
beoordeelden ze die naar 't heden ,van de
afgoderij, waaraan ze zich vergaapten.
Gideons tijd was niet meer dan een
voorbijgaande periode in Israels volksle-
ven.
En toen raakte ook deze held Gods
zelf bij zijn volk in het vergeetboek. Zij
deden geen weldadigheid bij het huis van
Gideon, naar al het goede, dat hij bij Is
raël gedaan had. En het volgende hoofd
stuk teekent ons in de geschiedenis van
Abimelech, Gideons onechten zoon, deze
ondankbaarheid van het volk, waaTvoor
hij zijn leven had in de waagschaal ge
steld.
Toch is dit een zijdeüngsch getuigenis
voor Gideons trouw aan den Heere.
Evenals in dien nacht der verlossing,
toen de kreet weerklonk: Voor den Heere
en voor Gideon, zoo bleef met den naam
des Heeren die van Gideon Op het nauwst
verbonden.
Toen de Heer» werd vergeten, toen kon
ook aan Gideon niet meer worden gedacht.
Alleen de Heere zelf beeft in zijn heilig
Woord den naam van Gideon bewaard
voor betere tijden.
- -
Dit verschijnsel beeft zich in de ge
schiedenis telkens herhaald, zoowel in de
geschiedenis der Kerk als in die van de
volkeren, ook van ons eigen volk.
Is het zoo niet gegaan met do ge
loofshelden, die de historie van Neerlands
volk en Kerk kent? Hoe heeft niet een af
wijkend geslacht de eereschuld, die het
aan die helden had, vergeten, en zelfs
ontkend!
Totdat er tijden van terugkeer tot deT
vaderen God zijn aangebroken waarin de
geschiedenis weer gekend werd. En toen
ging van die geschiedenis weer oen roep
stem uit tot het heden, waarschuwend te
gen den afval en dringend tot bekee
ring.
Worde het ook in onze dagen behar
tigd, nu het geslacht dergenen, door wie
de Heere ook onder ons zijn groote da
den deed, is heengegaan.
Opdat wij navolgen hun geloof, aan
schouwende de uitkomst hunner wande
ling.
GENOEG.
Vergaap u niet aan 's werelds schijn,
Tevreên, zoo God het voeg!
Het noodigst slechts benoodigd zijn,
Maakt weinig tot genoeg.
't Genoeg hangt aan 't verkrijgen niet,
Noch 't rijk zijn aan het veel;
En 't geen door 't wangebruik vervliet
Behoort niet tot ons deel.
Maar 't dankbaar smaken van Gods gunst,
Nooit hunk'ren naar het meer:
Ziedaar de ware levenskunst,
Vereend met Christenleer. Pj
Met God in 'thart bezit men 't al;
Bij Hem is onze schat,
Wiens hand ons niet verlaten zal,
En elk zijn portie mat.
Zijn wijsheid woog dat aandeel ai
Naar ieders hoogste baat;
Het was Zijn liefde, die ons gaf
En meerder ware ons kwaad
-Mr. W. BILÜERDÏJK.
NED. KERV. KERK.
gedankt: Voor Wapenvelde (toez.) H. A.
de Geus, te Veenendaal.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Middelburg,. J. J. Miedema
te Groningen (B) en J. C. Rullmann te
Utrecht.
Te Nederborst den Berg: J. Schelhaas,
cand. te Hoogeveen.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt: Voor Maarssen, H. Biesma te
Groningen.
idierenkenner uitnemend wist, hoe vlug de
jwil on. de persoonlijkheid van den
«mcnsch op een paard weTkt, „daar zijn
ial meeuwen; en hoor-je welde bran
ding do zeekijk, en daar is de
•dijk immers al."
j Nieuwe hoop, nieuwe kracht voor-
iwaartsl
Een kleine vrachtkar kwam den weg
'af; van zijn houten zitbank stuurde de
Voerman zijn mager paard op zij en hield
bet in. Met een zekeren humor bood hij
fden hollenden troep zijn waren te koop
jaan: „Garnaalmooie garnaal
iVersche garnaal".
1 „Dio helpt onseen garnalen vis-
*scher," riep Brun Dierks „Een boot
•een bootwaar is de naaste boot?"
i „Een boot? ja waar is een
iboot?" kwam, gerekt, het antwoord.
<C „De Franscben zijn achter ons; we
jtnoeten over zee weg."
i „De Franschen? Jadie kunnen nog
.al lange beenen maken."
„Achter ons, daar op dien wagen. Dit
fcijn Brimswijkers. Man, man 't
komt er op een minuut op aan."
De kleine gestalte op de bank sprong
[overeind, en uit een vastberaden gelaat
fstaarden onthutst een paar goedhartige
(oogen de mannen aan. „Brunswijkers
(Ea ik zou?
Dr. PIERSON. f
In leven president-directeur der Hel
dring-gestichten.
Terug naar Indië.
Dr. B. J. Esser, miss.-pred. van de
Goref. Kerk van Rotterdam, en de zijnen
hopen, gelijk reeds gemeld, in November
naar Foerbolingo terug te keeren.
De heeren J. Zuidema, leeraar aan de
Opleidingschool tot vorming van helpers
bij den dienst des Woords, en D. Koele-
wijn, directeur van- d<f Keuchenius-
Kweekschool tot opleiding van inlandsche
onderwijzers, beide gevestigd te Djocja,
hopen reeds in October a.s. weer naar In
dië te gaan.
Kerkeraad en Kerkvoogdij.
Te 's-Gravenhago is een eigenaardige
kwestie ontstaan tusschen kerkeraad en
kerkvoogdij der Ned. Herv. Gemeente.
De kerkeraad heeft, krachtens het syno
daal reglement op de predikantstraktemen
ten, aanslagbiljetten aan de leden toege
zonden. De kerkvoogdij, waarvan Mr.
Brunt voorzitter is, heeft daarop aan dg
leden der kerk een schrijven gezonden,
waarin wordt aangevoerd, dat de kerke
raad zijn bevoegdheid zonder twijfel is
te buiten gegaan, door het opleggen van
een omslag, wat tot de taak der kerk
voogdij behoort. Ook blijkt niet, dat de
aanslag is geschied krachtens behoorlijk
ingevoerd, goedgekeurd en openbaar ge
maakt reglement, waarbij worden gere
geld aanslagen hooger beroep, wijze van
betaling enz. Indien de kerkeraad den
moed mocht hebben tot vervolging over te
gaan, dan is de kerkvoogdij bereid de le
den met raad en daad bij te staan. Zij ont
raadt de betaling der wederrechtelijk op
gelegde aanslagen.
Tweede Geref. predikantenvergadering.
Woensdag 19 September komen
Utrecht in bet Gebouw voor Kunsten en
Wetenschappen voor de tweede maal bij
een do Gereformeerde predikanten, van
verschillende nuanceering, in de Ned.-
Herv. (Geref.) Kerk, om htt gemeenschap
pelijk geloof, zoowel als de punten van
geschil te bespreken in gehoorzaamheid
aan de Heilige Schrift.
Ds. G. Oorthuys hoopt in te leiden „He-
dendaagsche Christologie" en Dr. P. J.
Kromsigt „Calvijn's Kerkbegrip".
De Utrechtsche Synode.
In verband met de onzekerheid die hier
eiii daar wordt gevonden omtrent het al
of niet wienschelijke van oen doorwerken
in de richting welke aanvankelijk door de
Synode van Leeuwarden werd aangegeven,
schrijft Ds. J. C. de Moor in de ,,Utr.
Kerkbode" een artikel waaraan vrij bet
volgende ontleenen;
l Bielijöcnfav ragen.
I Aan Deputaten was opgedragen, „on-
jkele vragen te ooncipieeren, welke aan de
(Kerken zullen worden aanbevolen om hij
(het afleggen der openhaire belijdenis te
tworden gebruikt". Nu geldt do critiek
jang niet alleen de voorgestelde vragen,
doch van verschillende zijden hoort men
pok: wij willen liever onze eigen vragen
(houden. Die zijn beter voor onzen kring
idan de thans voorgestelde. Vragen, die in
(Utrecht voldoen, zullen mogelijk in Fries
land ongewenscht zijn. Het gaat nu^allos
(goed; ieder heeft zoo zijn eigen manier;
jwaafom moet dat nu altemaal uniform
„Voorwaarts, mannen, dat is geen ech-
(te Duitsoher," riep de luitenant verachte
lijk.
i Tegelijk brulde de ander hun toe: „Nee,
;niet dien kant uitniet 't dorp in
(hier omdaar waar ik heen wijs
(recht op den dijk aan en dien overEr
jzijn nog wel visschers thuis
I Ietwat geërgerd keek hü hen na. „Of
jhij zelf wel een echte Duitscher is
jhijmet zijn vreemde fratsen"Na-
«denkend krabde hij zich 't hoofd en keek
van zijn plaats uit over den omtek
<„Wat zei-d'ie ook weer, Moos?" vroeg
.hij zijn paard, dat naar den laatsten ver-
jkooper Mozes heette,,'t Kwam d'r op
<eem minuut t)p aan?, Ja is dat wel za
kken doen? En tochmaar eens prohee-
fren
Weer krabde hij zich 't hoofd, glim-
(lachte vastberaden, dan lag op zijn gelaat
jweer de gewone plooi van kalmte...
(„Nou dan maar, Mooswe zullen wel
(eens zien, wat er van terecht komtals
(je maar één minuut tijd hebt. En nou
joudje, vooruit hoor, vooruit." Hij schudt
(de krachtig de teugels; het paard be-
jgreep en zette zic.h in flinken draf. Een
(wijle later hield hij midd-en op de smalle
(brug aan.
„Ja," zei hij, nadenkend op zijn gewo
ne langzame wijs! „Jaals dit nu aan
(gemaakt worden? Men zal moeten
itoestemmen, dat zulke critiek zich niet
(richt tegen Deputaten, doch tegen hun
•lastgevers, in casu de Synode van Leeu
warden. Het is jammer, dat men hun
(zooveel vergeefsch werk heeft laten doen;
jdoch wanneer deze gedachte vrij sterk in
ide Kerken leeft, is het beter, het
(Leeuwardensoh besluit terug te nemen,
jen niet een concept aan de Kerken te ge-
(ven, dat door het meerendeel ervan toch
/niet gebruikt zal worden. Ik zeg niet -=
liet well dat naar mijn inzicht de Sy-
tnode zoo zal moeten besluiten, maar wel,
pm veel verwarring te voorkomen, eerst
•de praelabele quaestie zal moeten stellen:
blijven wo bij het Leeuwardensoh besluit
pf niet? Indien neen, dan kan alle discus-
pie over den tekst der vragen vermeden
(worden. Indien ja, dan zal men pas er-
jaan toe zijn, dien zoo goed mogelijk te
(redigeeron of dat werk aan nieuwe Depu-
itaten op te dTagen, die, rekening houden-
jde met de uitgebrachte critiek, voorstel
len in gereedheid brengen voor de Syno-
jde van 1926.
i Liturgische orde. Te Leeuwar-
(den is er zeer op aangedrongen, dat nu
pens voorstellen gedaan zouden worden
pm eenheid te verkrijgen in de orde van
jden eeredienst, in de inrichting der gods-
jdienstoefeningen. Laat alle CTitiek rusten,
|die op de door Deputaten voorgestelde
(Liturgische orde, b.v. op de schuldbelij-
jdenis en de methode van collecteeren, is
(uitgebracht =-* dan Hijft nog over, dat
(velen zeggen: waarom die uniformiteit?
(laat de Kerken zulke ondergeschikte din-
igen toch inrichten zooals zij zelf oordee-
jlen, dat het meest tot hare stichting kan
(dienen. Men ziet, dat deze critiek weer
(verder gaat dan tot deputaten en zich
iricht op hun lastgever, nJ. de Synode van
(Leeuwarden. Gevoelt de meerderheid der
tKerken niet voor een medel-liturgische-
prde en is dus niet te verwachten, dat zij
idie zullen invoeren wanneer de Synode
:haar aanbeveelt -dan kan men beter
ide bespreking sparen over den inhoud
(van dat model, indien men de zaak zelve
iaiet wil.
„Eenige Gezangen". Aan deze
{Deputaten was o.a. ook opgedragen, „den
Ibundel „Eenige Gezangen" te overzien en
(voorts te trachten, dien uit te breiden met
leenige andere berijmde of onberijmde ge-
jdeelten der H. Schrift, welke het den
(Kerken vrij zal staan, nevens de Psal-
Imen in den eeredienst te gebruiken".
(Laat ons dadelijk aannemen, dat hetgeen
{Deputaten voorstellen zeer gebrekkig en
(verwerpelijk is; dan blijft tooh nog over,
(dat van allerlei zijden de opmerking
(komt: We moeten aan de „Eenige Gezan
gen" niets veranderen en ook geen en
kel nieuw eraan toe te voegen. Het eerste
tniet, om den zwakken band, die ons daar
in o.a. nog met de Hervormden samen
houdt, niet te verbreken. Het tweede niet,
pm den vrede en de rust in de Kerken
ite bewaren. Ik beoordeel thans de juist
heid dezer argumentatie niet; doch het
(staat vast, dat wie zoo redeneert zich niet
(richt tegen het werk van Deputaten, die
♦eenvoudig uitvoerden wat hun was op-
igedragën, maar tegen de Synode van
{Leeuwarden, wier besluiten men dien
rweg uit wil. ïndien men bij nadere over-
(weging eigenlijk niet voor herziening en
♦(of) toevoeging gevoelt, dan is het prac-
♦tischer, dat eerst uit te maken. Daarna
kan men dan zonder bespreking de voor
stellen van Deputaten. plechtig opbergen
in bet Kerkelijk archief.
I Na deze voorbeelden genoemd te heb-
iben, zegt Dr. de Moor, dat wanneer er
♦geen helderheid bestaat over de vraag of
♦men al dan niet den Leeuwarder koers
♦wil blijven volgen, veel tijdverspilling en
vewarring het noodzakelijk gevolg zal
zijn.
In elk geval zal het nu noodig zijn,
principieel© beslissingen te nemen en niet
alleen practisohe. In de Gezangen-quaes-
tie b..v blijkt zelfs een besluit als van
Leeuwarden over het opnemen van be
rijmde Schriftgedeelten allerminst geheel
te voldoen. De tegenstanders van Gezan
gen vindon ook die heslising verschrikke
lijk. De voorstanders van Gezangen zijn
allerminst tevreden gesteld. De „rust en
de vrede der Kerken*' spelen een groote
rol in dit geding. Laat de Synode dan nu
eens zulk een quaestie voor jaren uitma
ken. Of als dat te veel gevraagd is, een
commissie benoemen, die een beslissing
in dezen tegen 1926 voorbereidt en mo
gelijk maakt; zooals reeds in Den Haag
in 1914 werd voorgesteld. Al is het na
tuurlijk ondoenlijk, hierin allen te bevre
digen, we weten dan toch als Kerken,
waaraan we voorloopig toe zijn. En dat
is om allerlei redenen zeer wenschelijk.
jbeidb kanten de Schelfzee was, en de
(Franschen waren de Egyptenaars
ö'a dan waren wij de weg ja en
(dan ging dat allicht over ons heenwij
(Zijn nou toch eenmaal geen echte Duit—
(Scher."
Hij luisterde oplettend en hoorde al 't
gerammel der wagens. Toen deze zoo
•dichtbij waren, dat hij de vervolgers eT
bp zien staan kon, draaide hij zich op
'zijn bank om, dook in elkaar, onzeker,
•wat er gebeuren zou, maar vast besloten
'zijn plaats te blijven innemen.
1 „Garnaalversche garnaal
'schreeuwde bij zijn koopmansroep, zoo
bard, als moest hij alle rietstengels uit de
•buurt aanmanen om te koopen „garnaal...
•mooie garnaal!" schreeuwde hij te har
der, naar mafe zijn angst groeide. Want
•achter hem riep een rauwe, ruwe stem:
l,Plaats daarlOlez-vous de lat"
1, .Garnaal!"
I „Weg van !de brug, stomme kinkel!"
Jbruldo een" woedende stem ahter hem.
„Mooie, versche garnaal... levende gar-
inaal!
I ;,De duivel haal-je ik rij jc om-
iver jij hond weg van de brug!"
bGocruin anaille ivilain mise
rable."
I De klejno geslalte kromp nóg meer in
lelkaar; zijn hoofd dook dieper tusshen
Idioten en achterlijke kinderen.
Het jaarverslag over 1922, van de be
kende „Vereendging tot opvoeding en ver
pleging van idioten en achterlijke kinde
ren", is dezer dagen versche men.
Het trekt de opmerkzaamheid al dade-
lijk, dat deze vereendging een gesticht, of
althans het éérste gedeelte van oen ge- l
sticht rijker is geworden. Tot dusver be
zit zij een drietal gestichten, te Ermelo,
'e Heeren-Loo, Groot-Emaus en Lozen-
oord. i j
Dit verslag brtengt ons de mededeeling, 3
dat er een gesticht bijgekomen is en wel
do Dr. Mr. Willem van den Bergh-S rich
ting te Noordwijk.
's Heeren-Lqo. Dit is bet oudste der
gestichten dezer Vereeniging. Het werd
geopend begin 1891 en biedt thans plEta-ts
voor ruim 500 zwakzinnige kinderen.
G r o ot-Emaus werd geopend begin
1907. Deze Stichting is bestemd voor ach
terlijke kinderen. Voor een 250-tal van zuL
ke kinderen is daar thans plaats beschik
baar. Het nieuwste Paviljoen is aangewen
zen voor kinderen, die zooals bet verslaf
het uitdrukt, „met eigenaardige psychi
sche gebreken behept zijn" of, om het in
een meer bekenden term te zeggen, voor
jeugdige psychopathen. Voorzoover ons be
kend, is dit het eenige internaat van dien.
aard in ons land.
Lozenoord, werd in het jaar 1910
geopend. Lozenoord dient voor de verzor
ging van zwakzinnige meisjes. Een 200-tal
meisjes kunnen hier verpleegd worden. De
vierde stichting der Vereeniging wordt ge
bouwd te Noordwijk (Binnen) en is uit
sluitend bestemd voor zwakzinnige kinde
ren uit de Provincie Zuid-Holland. Tegen
November of December dezes jaars hoopt-
het bestuur de c f ^te paviljoenen in ge
bruik te kunnen nemen. Een aantal kinde
ren uit Zuid-Holland afkomstig, en die
thans op 's Heeren-Loo verpleegd worden,
sullen al aanstonds naar de nieuwe stich
ting te Noordwijk worden overgebracht.
Het bestuur meende deze stichting d&Z
naam te moeten geven van )rDe Dr. Mz.
Willem van den Bergh-S richting" omdat
wijlen Dr. Mr. Willem van den Bcrgh, des
tijds predikant te Voorthulzen, de vader
is van de gedachte om hier te lande meer
dan toenmaals het geval was, voor zwak
zinnige en dergelijke misdeelde kinderen to
doen.
Het verslag gewaagt van rijken zegen
op den arbeid der Vereeniging. Do beide
scholen, die op 's Heeren-Loo en die op
Groot-Emaus trekken vooral de aandacht.
Tal van kinderen worden bier onderwezen,
met welke men. op een gewone school niet
terecht kan en die om eene of andere re
den thuis niet naar behooren verzorgd
kunnen worden. De vruchten van het on
derwijs zijn dikwijls zeer merkwaardig,
niet bet minst bij de af deeling voor blinde
achterlijke kinderen, die op Groot-Emaus,
verpleegd worden.
Men vind op *8 Heeren-Loo en op Groot-
Emaus werkplaatsen waar de kinderen op
geleid worden voor verschillende vakken,
timmeren, schilderen, schoenmaken, mat-
tenmaken pantoffelmaken, ma tras se rijna
ken, mandenmaken, boekbinden enz.
Het blijkt, dat vele kinderen, met. veel
geduld, het in die vakken soms een heel
eind brengen kunnen.
Inderdaad blijken al deze stichtingen in
eeni groote behoefte to voorzien. Voortdu
rend worden ongelukkige kinderen uit alle
oorden van het land derwaarts gebracht.
Merkwaardig mag het heeten, dat de
Vereeniging ook in de moeilijke jaren die
sedert 1914, het oorlogsjaar, achter ons
liggen, het hoofd boven water heeft kun
nen houden, niot alleens maar dat zij et
financieel nog niet zoo slecht voorstaat»
Alleen Groot-Emaus heeft een aanzienlijk
tekort. De andere stichtingen hebbey. het
kunnen bolwerken.
Het tekort van Groot-Emaus is alleszins
verklaarbaar. De veel te geringe bijdragen,
van Regeerinswege voor de verzorging van
Voogdij- en Begeeringskinderen, maken
het begrijpelijk dat hier tekorten niet. kon
den uitblijven. Om een denkbeeld te ge
ven van deni omvang van den arbeid der
Vereeniging doelen wij bier nog mede, dat
het budget van 's Heeren-Loo bedragen,
heeft over 1922, de enorme som vart
f 355.978.11; dat van Groot-Emaus
f 219.520.725 en dat van Lozenoord
f 138.267.29.
De Balans der Vereeniging wijst aan een;
totaal bedrag van f 1.861.871.595. Het ver
dient de opmerkzaamheid dat blijkens heb
verslag allo contributies, alle giften en;
collecten vloeien in de suppletiekas. Voor
on- en minvermogende kindenen kon zoo
doende e>en totaal bedrag van f 12.217.19
gesuppleerd worden.
Wij bevelen de lezing van hot- verslag
ten zeerste san.
zijn schouders Mozes alleen stond on-<
Ibeweeglijk, wat druiloorigde zaak
Iheelemaal vertrouwen deed hij toch niet.
„Vensóhe garnaalmooie gaT
verder kwam hij niet, want vijf, zes man
waren van den wagen gesprongen, gre
pen het paard bij don teugel om het ach-<
teruit te dringen, doch Mozes kende zijn
plichtzijn kop stak hij hoog in do
lucht en hij zette zich schrap op de aeh-
terpooten. In blinde woede ranselden,
zweepslagen neer, nu eens op het paard,
dan op ds?n man, ras op beide tegelijk,
waar ze maar Taken konden; zo rukten
het paard den bek aan bloed, pakten toen
do spaken en zwenkten den dissel. Geluk
kig gleden de wielen nog juist togen do
brugleuning af, anders was de wagen
over den rand van de brug heenpvsch ten
ion zijwaarts omgevallen; nu Tolde hij
♦achteruit de sloot in; de weg was .vrii.
„Jou krijgen we wel" ,.T1 passera
.nar mos mains." Wég rateldo do wagens.
1 Toen zij ver genoeg weg waren, hief 't
♦koopmannetje hot hoofd op, net als con
.schildpad warmeer 'het-gevaar voorbij
is... „Bé, mé, mè," deed hij do laatst
(gehoorde vreemde klanken imWat,1
.zal ik mo nog langer ovor die ozols en
,1 af aards 't hoofd breken? Stomkoppen
.l)énnén jullie; mijn garnalen bebhKn toen
iheelemaal geen water noodig."