De crisis opgelost! De Standaard geeft over de oplos sing van de crisis aan Financiën 'n arti kel, waarin er op gewezen wordt, dat in de gegeven omstandigheden de portefeuil le van Financiën eigenlijk door don Pre mier van het Kabinet aanvaard dient te woroen. Dat de heer Golijn desniettemin bereid gevonden werd om Financiën op zich te nemen, zal dan ook wel moeien woTden toegeschreven aan twee overwe gingen: aan de buitengewoon moeilijke positie waarin het Kabinet Ruys, door liet aftreden van den heer De Geer, gekomen was en aan den bijzonder gevaarlijken toestand, waarin de Financiën van den Staat verkeeren. Ondanks alle ten VQrigen jare aange brachte bezuinigingen, ondanks de tot stand gekomen wettelijke voorzieningen, die versobering ten gevolge zouden heb ben, moest er voor 1924 rekening worden gehouden met een tekort op den gewonen dienst, dat wel niet ver van de 150 mil-- 1 i o e n verwijderd zou blijven. Op het oogenblik, dat die toestand dui delijk werd, verloor het Kabinet zijn Mi nister van Financiën en stond bet vleu gellam Onder die omstandigheden heeft do heer CoLijn waarschijnlijk de verantwoorde lijkheid gevoeld, die ook de Anii-revolü-: tionaire Partij hier te dragen nad. Wij hebben de verkiezingen gevoerd onder de leuze, dat er herstel van het financieel evenwicht moest komen, wij hebben steun toegezegd aan net Kabinet Ruys, óók omdat dit Kabinet zoodanig herstel op zijn werkprogram had. Faalde het Kabinet Ruys in die taak, als een gevolg van interne moeilijkhe den, moest het heengaan nog eer het zelfs een ernstige poging t-ot nakoming zijner tozegging op dit terrein onderno men had, dan had daarmee ook de A. R. Partij gefaald in wat voor haar hoofd punt was bij de verkiezingsactie van 1922. Met het Kabinet in zee gegaan, kan de A. R. Partij zich van het lot van het Ka binet niet losmaken. Zij is mee verant woordelijk voor het voortbestaan van het Kabinet Ruys in 1922; zij kan zich hal- verwege uit die verantwoordelijkheid niet stillekens loswikkelen; zij moet nu door vechten tot het einde. Dit einde kan zijn bereiking van het gestelde doel; slagen derhalve Dat einde kan óok zijn mislukking door gemis aan medewerking van de zij de der Sta ten-Gene raai. Maar het mocht n i m m e r mislukking worden, doordat wij geweigerd zouden hebben den man te leveren, die nu den last van het ïinancieele vraagstuk zal hebben te tor sen. Hadden we dat gedaan, dan hadden we het door ons zelf mee geschraagde Kabi net op een zeer critiek tijdstip in den steek gelaten en was er bovendien, naar alle waarschijnlijkheid, een politieke toe stand in bet leven geroepen, die ons van allen verderen invloed op den gang van zaken beroofd zou hebben. Het blad wijst er voorts op, dat het uiteraard om velerlei redenen, aangena mer zou zijn geweest, indien de vacante cetel in 't Kabinet weer door een G.-H. •man ingenome ware geworden, om dan aan het slot te wijzen op de buitengemeen moeilijke taak die de heer Golijn heeft te aanvaarden. Moeilijk met het oog op de vereischte eenstemmigheid van actie in het Kabinet zelf, moeilijk niet minder met het oog op de stemming in de Tweede Kamer. Zoo uit dit laatste zwarigheid mocht'opko men, is de oplossing eenvoudig; de taak zal dan moeten worden overgelaten aar^ hen, die mecnen, dat zij het beter kun nen. Van meer beteekenis is dan ook de eer ste moeilijkheid. Men denke niet te licht over een terug drukken van het uitgavenpeil met een he- drag van tusschen de 100 en 150 millioen gulden boven hetgeen reeds ten vori- ?en jare bezuinigd moest worden. Dat beteekent op menig terrein af braak van wat eerst met zorg opge bouwd werd. Dat beteekent dus een uitermate groote zelfverloochening voor den een op dit, voor den ander weer.op ander terrein. Aan agitatie zal het straks niet ontbre ken „Daarop rekenen we. Daarop rekent «lollig ook de heer Golijn. Maar dat deert niet. De zinspreuk van zijn geslacht is al sinds enkele eeuwen: Christus mea petra. En wie op Hem betrouwt, ducht geen gevaren on gaat voor moeilijkheden niet uit den weg. De Nederlander wijst er op, dat velen barer vrienden allicht zullen uitroepen: „Het is geon Christelijk-historische", om .dan te vervolgen: „Neen, dat is zóó ongetwijfeld doet bet velen, met ons, leed, dat in het ver- 'ro^' gelijk in de eerste drie jaren van het Kabinet-Ruys, Minister De Visser in bet Ministerie weder alleen zal staan, als verdediger van die belangen, die in het bizonder met het nationaal Christelijk^ historisch beginsel samenhangen. Het is *oo. echt-menschelijk de stemmen te tel len en to zeggen „het komt ons toch toe." Staar zon er iêén Ghristeli jk-hi stori sc'li toan bereid geweest zijn, zoo dadelijk, «en zetel door de Geer's aftreden ledig geworden? Daarover redeneert men niet: inaar men gevoelt het: „dat kon niet." Nu de zaken eenmaal zoo staan, roept bet blad oprecht het welkom toe aan den man, die zich bereid toonde ,in deze pijn- ujk-moeilijke omstandigheden, de porte feuille van Financiën over te nemen. „Bij den Minister van Financiën, mcHH ten in deze hachelijke tijden, aanwezig zijn vijf bijna on ver een i' gb are e i s c h en. De heer Colijn bezit deze eigenschap-- pen alle. i .\i% Dat hij klaar inzicht heeft in de eischen van onzen moeilijken financiee- len toestand, bewees de heer Colijn door menig klaar en duidelijk woord. Breede kennis van zaken ver wierf de nieuwe Minister, zoowel bij de verantwoordelijke ambten, Tèds in Rijks dienst, in Moederland en Koloniën be kleed, als door zijn bestuurstaak aan een der machtigste economische ondernemin gen. i Dat hij gevoelt, voor hetgeen d e handhaving onzer nationale zelfstandigheid van ons eischt, toonde hij als Minister van Oorlog. De verdediging van zijn ontwerp-inilitiewet Was een schitterend geslaagd proefstuk. Ook in teerheid ten opzichte der s o- ciale nood en zal de heer Golijn niet teleurstellen. Wij vergeten niet, dat hij, in het Kabinet-Heemskerk, als wapen broeder stond naast -Talma. En wat moed, kracht en durf aangaat dit is het eenige punt, waarop wij vrees koesteren voor het welslagen van Colijn's Ministerschap aan Finan ciën, niet omdat hij deze eigenschappen zou missen; maar omdat hij er een te veel van bezit. Er is aanleiding tot dezen Bewinds man te zeggen, wat aan alle anderen zorgvuldig, zou moeten worden verzwe gen: „denk er aan, Minister, er zijn ook dingen, die nietkunn e n". Óf wilt gij deze opmerking in classieken vorm, zoo herinneren wij (met geringe veran dering) aan het wijze woord van den ouden Barend in de Came ra Obs- c u r a: „Je kunt niet alle ding dwingen; je kunt het wel dwingen; maar dwingen en dwingen is twee; en als je een ding dwingt, dat nou eigenlijk niet" gedwongen kan worden; wat heb je dan? Dan plaag je je zelve." Moge voor heden met dit woord worden volstaan. Van de inzichten en plannen van den nieuwen Minister, op bizondere punten, is ons niets bekend. De mededee- lingen daaromtrent, waarop Nederland nog een zestal weken zal moeten wachten, zien wij met vertrouwen tegemoet. Het „Vaderland" (vtüz.) laat zich als hrolgt uit: Colijns aanvaarding van de portefeuille Van financiën beteekent in de eerste 'plaats, dat wij eene sluitende begrooting 'zullen krijgen. Iedare veronderstelling, VIat bij zou gaan zitten, zonder dat als •doel te nemen, dat binnen zeer korten lijd bereikt moet worden, doet dezen Ikrachtmensch onrecht, i Beteekent Colijn's optreden een door zetten van de Vlootwet? "Wij zouden aar zelen op deze vraag zonder eenige reser ve bevestigend te antwoorden. Natuurlijk komt er eene Vlootwet; een ministerie dat den man overboord werpt, die de Vloot wet niet wilde, zou zich -onsterfelijk bla- "meeren met nu weer volte-face te maken. 'Welke betreurenswaardige zwenkingen Vvij in zake de defensie van dit kabinet •ook gezien hebben, liet blijft per slot van •rekening een ministerie. Maar heel iets 'anders is de vraag, hoe de Vlootwet er zal komen. Want er dient niet vergeten He worden, dat de heer Colijn daarvan steeds een zeer matig bewonderaar is ge dweest;. dat hij zelfs van oordeel is, dat bet sjeimpuiit in Indië van onze weer baarheid ter zee verkeerd is gekozen. En Van nog veel meer belang in deze is, dat :de heer Colijn niet zoolang geleden in de ^Tweede Kamer heeft gezegd, dat de tijd Vel zou kunnen komen, dat het mes diep 'zou moeten worden gezet in alle uitga- van, die voor de landsverdediging niet uitgezonderd. Dat Colijn's opvolgen van De Geer be- teekenen zou, dat wij van den vrijhandel naar de protectie gaan, kan het blad zich niet voorstellen. „Colijn is 'n man van. breeden blik, die door het directeurschap van de Bataaf- eclie het handelsvragstuk in zijn natio nale en internationale beteekenis heeft leeTen kennen. Wij achten het dus' voor loop jg uitgesloten, dat van hem gevaar lijke proefnemingen te wachten zijn met bet tweesnijdend protectiezwaard, dat Zoowel hem, die het hanteert, ala hem te lgen wien het gehanteerd wordt, ernstig Verwondt, en den eerste het meest, als hij 5n het internationaal orkest geen eerste Mooi speelt. Verder schrijft het blad nog: 1 Colijn wordt nu premier, zij het dan look niet in naam. i In de eerste plaats, doordat het finan- icieele vraagstuk het alles overheerschen- 1de vraagstuk is geworden, waardoor geen lenkele minister meer een uitgave op zijne (begrooting zal kunnen brengen, waarop Ooliju zijn fiat niet heeft gegeven. En aar Colijn van dat genus menschen is, ie absoluut geen behoefte hebben aan {uiterlijke kenteekenen' van macht, als de fczaken maar naar £ijn goedvinden ge- Jstuurd worden, in hij daarmee tevreden, fin de tweede plaats omdat Colijn altijd jprecies weet wat hij wil en daarop met •niets ontziende kracht aanstuurt. Uit het Sociale Leven De overwerkvergimiïing bij Wilton. Naar aanleiding van de aan de fa. Wilton verleende overwerkvergunning en het daarmee verhand houdend schrijven Van denj heer Zaalberg schreef het orgaan v,an den Ckr. Metaalbewerkersbond een artikel waarin het deze verlenging van 'den werktijd, gepaard met uurloonverla ging, ernstig betreurt. „Het oygaan besloot, al'dus dit orgaan, dat binneü afzienbaren! tijd de 48-urige Jwerkweek nit onze industrie zal zijn ver- 'dweneni en in verband daarmede de loo- nen zullen zijn gedaald ver beneden het ■redelijke. Dit alles zegt ons de motiveering, die aan de vergunning aan ^Wilton ten grond slag ligt, overduidelijk. Gansch iets an ders zou hot zijn, als de vergunning ver sterkt was geworden ten opzichte van een bepaalde belangrijke or der, die slechts geaccepteerd zou kun nen worden, als tijdelijk zoo of zoo lang mocht worden gewerkt. Ook dan nog zouden er factoren in het spel kunnen zijn, die ons weerhielden aan de totstandkoming mede te wereken, maar dan stond de kwestie geheel anders, veel minder gevaarlijk. Doch daarvan is hier geen sprake. Er is geen werk hij Wilton en, voor zoover wij weten, geen werk in 't zic.it ook. De nieuwe werf bij Vlaardingen staat ge heel stop, terwijl op de oude iabriek, waar 4 a 5000 arbeiders werken kunnen, ook gewerkt hebben, zóó weinig werk is, dat het personeel reeds tot goed 1700 man is ingekrompen, waarvan een ze'er groote gedeelte slee its om de week ar-: beid verricht. 1 En nu juist dit werkgebrek bij Wilton is voor den beer Zaalberg het motief ge weest om te bandelen, zooals hij deed. Maar wij vragen ons daarbij dan af, of de firma Wilton alleen voor„ de moeilijk heden zit. Is het in zeker opzicht bij de Rott. Droogdok-Maatschappij niet pre cies eender? En bij Feijenoord, bij P. Smit, bij Burgerhout in Rotterdam en bij de N. Waterweg te Schiedam? Heb ben die alle niet met precies dezelfde moeilijkheden te kampen? Immers ja. Zeker, we weten wel, dat er onder scheid is tusschen het bedrijf van Wilton en do andere genoemde 'ondernemingen, daar het eerste hoofdzakelijk repa ratie-bedrijf is en de andere hoofdzake lijk op den nieuwbouw zijn ingericht, doch de oorzaken der malaise zijn voor allen, zonder onderscheid, dezelfde. Wor den die oorzaken weggenomen voor den een, dan verdwijnen ze ook voor den an der, terwijl, als ze blijven bestaan ten opzichte van den nieuwbouw, ze evenzoo intact blijven voor wat betreft de repara tie." Het blad wijst or vervolgens op, dat do loonen hier wel hooger zijn dan in Duitschland, maar dat dit niet geldt van Engeland. Overbekend is botdrviisntegen dat- de loonen van de Nederlandsche- so.beepr»- werven altoos belachelijk, of kovv treu rig, schandelijk laag zijn geveest En thans zijn ze, d.cor d - V-len de verlagingen van den delven tijd, reeds zoo laag geworden, dat ;n de ..'.Tin nen der nog werkenden de armoede on het gebrek u van-I allen kant tegenkomt. Zou het werkelijk nog meer met ouzo loonen naar omlaag moeten, dan zal dat niet anders kunnenidan ten koste van bet allernoodzakelijkste. En toch dat gevaar dreigt: dat gevaar dreigt meer dan ooit. Het schrijven van den heer Zaalberg en de vergunning door hem verstrekt is ons daarvan ihet 'beste bewijs. Dat het levenspeil van 1920 tot de ge schiedenis behoort, weten wij evengoed als wie ook. Maar we weten nog meer. We weten, dat de metaalbewerkers reeds hu hun loopen het peil van 1914 bedenke lijk zien naderen, wat zeggen wil, dat ze in werkelijkheid spoedig daaronder zullenrijn. En stond_het nu ,inderdaad voor ons ook maar eenigermate vast, dat 'dit mid del kon zijn om nit onze industrie de ma laise weg te bannen, dan zouden we er wellicht nog eehigszins anders tegenover staan. Maar van dit middel is geen heil te verwachten Qok de heer Zaalberg ver wacht het er niet van. Het gevaar dat ons bedreigt, ons en on ze gezinnen, moge ir tusschen den me taalbewerkers de oogen openen. Met hon derdtallen zijn ze heengegaan; hadden in dezen tijd de organisatie- niet noodig. Ze mogen het ook uit wat nu meer voorvalt leeren, dat als daar niet komt een geest van ernstig, christelijk willen, niet komt een zien van het dreigende ge vaar, met als gevolg een ziclr krachtiger organiseeren, het met hun sociale positie in volle vaart naar beneden snel t." Intusschen is de regeling noodgedwon gen aanvaard. De moderne Metaalborwerkersbond had voorgesteld bij Wilton do staking te pro clameerden, maar de andere bonden heb ben het verstandiger geacht hierop niet in te gaan. De beteekenis van de Pers. 1 „Evenals de tong, is ook het gedruk te woord een macht ten goede of ten kwade, waarvan do omvang door hem, die het hanteert, niet kan gemeten wor den. 1 De verantwoordelijkheid van zulk een is groot. Het is dus de beslissende vraag, aan wien hij zich verantwoordt. Dat be- heerscht de richting van zijn werk, dus van zijn invloed. Wij zijn dankbaar, dat er in ons land gevonden worden, die zich alleen verant woorden aan Hem, die in zeer eigenlij ken zin spreekt en het is er, Wiens woord daad is. Groot is hun getal niet, en hun zwaard is niet als dat van een Goliath. Maar God geeft en geve hun de kracht, om, met Zijn zegen gewapend, de slingersteenen van hun woord te doen raken tusschen de gespen, en het pantsier, als het gaat om de komst van Gods Koninkrijk, de heiliging van-Zijn Naam, de volvoering van Zijn wil. 1 Het is een zeer ongelijkestrijd, waarin de Christelijke pers haar krachten te me ten heeft, en ook van dezen oorlog is het geld de zenuw. Maar niet de inzet, en ook niet het doel. Inzet ca doel van het bestqon van een Christelijke pers mogen wij alleen 'zoeken iii hot overdragen van geestelijke bezittingen van het voorgeslacht aan het thans levend en opkomend geslacht. In den ruimsten zin is dit het doel van alle pers-producten: het .boek, het vlug schrift en het dagblad. 1 Ih engerén zin echter is het de taak van het dagblad; hier is do dageli.iksche neerslag van alle gebeuren gezet in het kader van den tijd. I En achter die taak staat de "strijd tus schen den Geest des Heeren en den geest uit den afgrond. 1 Beiden reiken hun getrouwen de wape nen toe, en het is niet te ontkennen, dat „die van ons rijn", een Gideonsbende is, •vergeleken bij de legerscharen van den overkant. Maar Gideons mannen hebben niet al leen overwonnen door een stil en gerust leven. Wij lezen van een groot geraas, dat zij met hun kruiken maakten, waar^ door de vijand op de vlucht sloeg. Ook op het terrein der pers mag dei Gi deonsbende van onze dagen meedoen, inoet rij niet een gedoken groepje zijn. Binnen het raam der Koninklijke wet, mag zij haar bazuin helder en luid doen klinken, zich aanpassende aan den tijd, evenals de „groote pers". En dan, „het is in den naam des Hee ren, dat ik ze verhouwen heb." Dat is de krijgstaal van bioedigen ernst. Zij mag op het onbloedig slagveld van den papieren oorlog ook gehoord worden. Natur-lijk, „een onbegonnen werk", dat verhouwen van een zoo sterken vijand. Natuurlijk. Maar „weest gijlieden dan volmaakt", dat is immers ook „een onbe gonnen werk"?i 1 „Timotheus". TEGEN KERK EN GODSDIENST. In een Engelseh blad verscheen onlangs een artikel van Captain Francis Mc. Cul- lach, die langen tijd in Rusland vertoefde en die de processen tegen de Katholieke geestelijken bijwoonde, waarbij - een van deze geestelijken ter dood werd veroor deeld, wélk vonnis aanstonds werd vol trokken, terwijl een ander in de gevan genis werd gezet. Bekend iss dat te voren reeds de Ortho doxe geestelijke Bisschop Benjamin ter dood werd gebracht en dat het hoofd der -Russische Kerk nog gevangen zit. Captain Mc. Cullach geeft een gedeelte van de verliooren weer. Een van de beschuldigingen was, dat de R coms'ch-K atkoljekc priesters onderwijs a&n kinderen geven in den godsdienst. Het geven van godsdienstonderwijs in do scho len is verboden en men beschouwde den arbeid dezer priesters onder de kinderen van hun gemeente als schoolonderwijs. Fxjn andere beschuldiging was, dat de priesters in de Kerk him preeken hielden, zonder dat deze eerst, waren goedgekeurd door de Sovjetheerschers. Volgens den of- ficicclen beschuldiger werden do gemeente led en bang gemaakt met de helsehe straf fen, wat hij een terreur noemde. Ook vroeg de beschuldiger voor de Communisten de vrijheid om in de Kerk te komen discugsi- eoren, wat de priesters natuurlijk niet kon den toestaan. Daar de geestelijken de rechten hunner Kerk hooghielden, volgde de veroordeeling De Engelsche schrijver zegt, dat het bijwo nen van het proces voor hem zeer bang was, maar hij mocht' zich ook verblijden, mannen te zien, die hun loven voor hun belijdenis over hadden. Hij constateert een zeer sterke terreur legen godsdienst ent -Kerk cn spreekt met lof van do vrouwen te Petrograd, de eeni- gsn, die waagden te protesteeren: tegen de -gruwelen van het ongeloof. 1 VARIA. Waarschuwing! Een f;?i3 wordt, als jullie weten Ook wel stalen ros geheeten; 1 Ma-ar dat beduidt niet, snapt het goed, Dat je zoo'n ding af-rossen mocll I Waterschuwheld. F.'.°t Lut wil zwemmen -leeren, iCn laven is hem lief; Na freaagt hij per annonce Lwemondèr richtper brief. I Rooken is s-ean kinderwerk. Toen het jongetje ging rooken, 1 Zag hij rood van stille pret; Toen het sigaretje op was, 1 Leek hij meer op een servet! LEIDSCHE PENKRASSEN Amice. Mag men de berichten gelooven, dan "sluit de gemeenterekening over 1922 met een niet onbelangrijk voordeelig saldo. Het is wel niet zoo groot als in plaat sen als 's Gravenhage en Rotterdam, waar men een millioenen-oversckot heeft, maar een saldo van ruim 9 ton is voor een gemeente als Leiden in dezen-tijd nu de wereld van sombere geruchten ook op financieel gebied vol is, toch niet te versmaden. Onder de stadsheric'hten zag ik er de aandacht op gevestigd, dat dit eindcijfer niet zoo gunstig is als 't lijkt. De toepas sing van de Provinciale voorschriften, waartoe de heer de Lange het vorig jaar den stoot gaf, had tot resultaat dat op deze rekening een veel 'grooter bedrag aan belastingen "kon voofkomen dan in de bedoeling lag. Het spreekt vanzelf, dat* zooiets maar eenmaal kan gebeuren en dat men, "wanneer men een vergelijking wil maken met voorgaande jaren, met dit feit Tekening heeft te houden. Daarbij komt dan nog dat de lichtfa brieken 'n veel grootere bate gaven, dan waarop gerekend was. Opzichzelf valt dit natuurlijk tóe te jui chen, maar we zien hieruit toch, dat de eigenlijke rekening, ontdaan van deze meevallers, lang niet zoo gunstig is als 't oppervlakkig wel schijnt. Ik zeg dit niet amice, om de zwartkij- kerij in de hand to werken. Integendeel, vooral in dezeft. tijd nu er zooveel is wat neerdrukt, moeten we ons verblijden over alle moedgevende ver schijnselen. 't Is toch in vele opzichten al donker genoeg en aan ondankbare menschen ontbreekt het ook niet. Maar dit alles mag ons toch niet ver leiden tot een zekere oppervlakkigheid waardoor we in de n^eening' gaan verkee ren, dat 't alles wel weer vanzelf op z'n pootjes zal terecht komen. Want zoo is het, naar het oordeel van deskundigen toch niet. Do inkomens gaan achteruit, en vaak niet weinig ook, en de gevolgen daarvan zullen vroeger of later uit de belastingopbrengst terdege blijken, nog temeer als de uittocht van de gezin' nen met grootere inkomens blijft aanhou. t den. J En dan moeten we .ook niet vergeten f dat het vrij gunltige resultaat over 1922 alleen bereikt kon worden door de gas. c -en electriciteitsprijzen „op peil" te hou. ■den en een ondanks do verlaging van liet i. ivermenigvuldigingscijfer zeer hooge be lasting te heffen die op de burgerij een zwaren druk legt. Al is er dus tot op zekere hoogte reden 'tot dankbaarheid, voor optimistische he schouwingen over de ontwikkeling van den financieelen toestand in Leiden, is het zeker nog te vroeg. We zullen in elk geval eerst de begreoj ting over 1924 dienen af te wachten waai\ uit dan blijken zal, in hoeverre B. en W. er in geslaagd zijn, op grooten schaal t* bezuinigen. 't Lijkt me een heel goede gedachte vaa de hoogeré autoriteiten om de hegroolin^ gen voortaan anders in te richten dan tot 5 nu toe het geval was. We krijgen nu van eiken dienst de ont- vangsten en uitgaven naast elkaar waar door het verkrijgen van 'n overzicht ge-i 1 makkelijker wordt en veel heler kan worden nagegaan wat iedere tak van dienst aan de gemeente kost. Ik denk hierbij b.v. aan het onderwijs. Tot nu toe was het buitengewoon lastig om niet te zeggen onmogelijk na te gaan wat het onderwijs nu eigenlijk aan de gemeente kost. Men kon wel uitrekenen hoeveel aan subsidie en schoolgelden ont vangen wordt en hoeveel voor leermidde^ len, salarissen, onderhoud gebouwen enz. wordt uitgegeven, maar het was niet na te gaan welke bedragen betaald moe ten worden voor rente en aflossing van de gebouwen. Als we dat straks alles netjes naast el-- kaar hebben, dan is het gemakkelijk over den kostprijs te oordeelen en in verband daarmede over de schoolgelden die ge- 'heven moeten worden. Ik vermoed dat we binnenkort wel weer een schoolgeld-debat in den Raad te wachten hebben. De toekomstige wethou der van Onderwijs, de heer Mcynen, heeft er toch dezer dagen in den Raad op ge-! wezen dat het schoolgeld van H. ƒ3. S. en Gymnasium in vergelijking met jlat voor het uitgebreid lager onderwijs te laag is, zeer ten nadeele van de U.1.0. scholen die daardoor ontvolkt worden. Verwacht kan dus worden,- dat een van de eerste daden van den. niouwen wet houder zal zijn, met een voorstel to ko men om dit schoolgeld te vei'hoogen, wat opzichzelf niet is af te keuren en zooals straks misschien wol zal blijken, zelfs noodzakelijk moet worden geacht. Zooals de vorige week reeds gemeld werd, heeft de A. R. raadsfractie beslo ten, den heer Pera, niet als wethouder te herkiezen. Een van de nieuwe fuhchöna- r^sen zal dus straks de weinige dankba re taak hebben ,de afdeeling sociale, za^ ken van den heer Pera over te nemen. Dat was altijd als een weinig, dank bare afdeeling en zij zal het temeer wor den nu we leven in een tijd van 'ach. ter- uitgang. In het maatschappelijk leven worden overal do loonen verlaagd, terwijl daar-! moe gepaard gaat een verlenging van dén werktijd. Wat dit laatste betreft is men zelfs 'in Amsterdam mét zijn Soc. Demo-i cratische wethouders al voorgegaan en het ligt voor de hand dat Leiden hierin zal moeten volgen. En vermoedelijk zal er nog wel meer gebeuren ook. Dit alles ka 1 noodzakelijk zijn, maar ook al is het noodzakelijk en onaf wend-* haar, een dankbare taak is het toch in geen geval. En er is lieel wat tact en wijsheid noo dig om zulke maatregelen voor le berei den en tot en goed einde te brengen. Daarom hangt er heel veel van ai> wie van de straks te kiezen heeren met deze taak belast wordt. Bij voorbaat wil ik hem al de verzekering geven dat ik hem niet zal benijden. "Want, zooals gezegd, eeen dankbare taak zil hij waarschijnlijk niet hebben. Er is nu eenmaal niemand die gaarne terug wil. En nu weet ik wel dat zelfs een wethouder hieraan weinig kan "doen omdat hij of hij vooruit wil of achter uit toch altijd met de omstandigheden zal hebben le rekenen,het spreekt van zelf, dat hij bij eve.atueele loonsverlaging of wat dan ook, als de eerst verantwoor delijke de kous op den kop krijgt. Maar laai ik daarover thans niet lan- 1 ger uitweiden. We leven nu in den va- cantietijd en ook al is men zelf niet met vacantie, dan kan het toch een opwek kend gezicht zijn anderen te zien uit-! gaan of gebruind en gebrand van vacan-. tie te zien lerugkeeren. Er kan lang gepraat worden, amice, over de vraag of de tijden die voorhij zijn al of niet beter waren dan de tegen woordige. Sommige verziende menschen weten van den tegenwoordigen tijd weinig goeds te vertellen en zijn altijd vol enthousias me over den goeden ouden tijd toen alles zooveel beter en mooier was. Het kan wel zijn. Ik weet het niet. Maar in één opzicht zijn we, dunkt me, althans vooruit gegaan, n.l. wat het va-- cantiewezen betreft. Als ik zie hoe in de-' zen tijd niet slechts enkelen, maar "zeer .j velen die misschien wei ver in de meer- derheid zijn van een langere of kortere- vacantie genieten dan zie ik daarin een reden van blijdschap en een vooruitgang die tot groote dankbaarheid kan stem men.- Of do menschen nu dan tevredener en meer dankbaar zijn dan vroeger? ïk weet het niet m'n waarde. Maar als j 't niet zoo is, dan pleit dat niet voor het tegenwoordige geslacht. Want ook het vaeantiegenot is een gave Gods. VERITAS, t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6