De crisis opgelost!
De Standaard geeft over de oplos
sing van de crisis aan Financiën 'n arti
kel, waarin er op gewezen wordt, dat in
de gegeven omstandigheden de portefeuil
le van Financiën eigenlijk door don Pre
mier van het Kabinet aanvaard dient te
woroen.
Dat de heer Golijn desniettemin
bereid gevonden werd om Financiën op
zich te nemen, zal dan ook wel moeien
woTden toegeschreven aan twee overwe
gingen: aan de buitengewoon moeilijke
positie waarin het Kabinet Ruys, door liet
aftreden van den heer De Geer, gekomen
was en aan den bijzonder gevaarlijken
toestand, waarin de Financiën van den
Staat verkeeren.
Ondanks alle ten VQrigen jare aange
brachte bezuinigingen, ondanks de tot
stand gekomen wettelijke voorzieningen,
die versobering ten gevolge zouden heb
ben, moest er voor 1924 rekening worden
gehouden met een tekort op den gewonen
dienst, dat wel niet ver van de 150 mil--
1 i o e n verwijderd zou blijven.
Op het oogenblik, dat die toestand dui
delijk werd, verloor het Kabinet zijn Mi
nister van Financiën en stond bet vleu
gellam
Onder die omstandigheden heeft do heer
CoLijn waarschijnlijk de verantwoorde
lijkheid gevoeld, die ook de Anii-revolü-:
tionaire Partij hier te dragen nad.
Wij hebben de verkiezingen gevoerd
onder de leuze, dat er herstel van het
financieel evenwicht moest komen, wij
hebben steun toegezegd aan net Kabinet
Ruys, óók omdat dit Kabinet zoodanig
herstel op zijn werkprogram had.
Faalde het Kabinet Ruys in die taak,
als een gevolg van interne moeilijkhe
den, moest het heengaan nog eer het
zelfs een ernstige poging t-ot nakoming
zijner tozegging op dit terrein onderno
men had, dan had daarmee ook de A. R.
Partij gefaald in wat voor haar hoofd
punt was bij de verkiezingsactie van
1922.
Met het Kabinet in zee gegaan, kan de
A. R. Partij zich van het lot van het Ka
binet niet losmaken. Zij is mee verant
woordelijk voor het voortbestaan van het
Kabinet Ruys in 1922; zij kan zich hal-
verwege uit die verantwoordelijkheid niet
stillekens loswikkelen; zij moet nu door
vechten tot het einde.
Dit einde kan zijn bereiking van het
gestelde doel; slagen derhalve
Dat einde kan óok zijn mislukking
door gemis aan medewerking van de zij
de der Sta ten-Gene raai. Maar het mocht
n i m m e r mislukking worden, doordat
wij geweigerd zouden hebben den
man te leveren, die nu den last van het
ïinancieele vraagstuk zal hebben te tor
sen.
Hadden we dat gedaan, dan hadden we
het door ons zelf mee geschraagde Kabi
net op een zeer critiek tijdstip in den
steek gelaten en was er bovendien, naar
alle waarschijnlijkheid, een politieke toe
stand in bet leven geroepen, die ons van
allen verderen invloed op den gang van
zaken beroofd zou hebben.
Het blad wijst er voorts op, dat het
uiteraard om velerlei redenen, aangena
mer zou zijn geweest, indien de vacante
cetel in 't Kabinet weer door een G.-H.
•man ingenome ware geworden, om dan
aan het slot te wijzen op de buitengemeen
moeilijke taak die de heer Golijn heeft te
aanvaarden.
Moeilijk met het oog op de vereischte
eenstemmigheid van actie in het Kabinet
zelf, moeilijk niet minder met het oog
op de stemming in de Tweede Kamer. Zoo
uit dit laatste zwarigheid mocht'opko
men, is de oplossing eenvoudig; de taak
zal dan moeten worden overgelaten aar^
hen, die mecnen, dat zij het beter kun
nen.
Van meer beteekenis is dan ook de eer
ste moeilijkheid.
Men denke niet te licht over een terug
drukken van het uitgavenpeil met een he-
drag van tusschen de 100 en 150 millioen
gulden boven hetgeen reeds ten vori-
?en jare bezuinigd moest worden.
Dat beteekent op menig terrein af
braak van wat eerst met zorg opge
bouwd werd.
Dat beteekent dus een uitermate groote
zelfverloochening voor den een op dit,
voor den ander weer.op ander terrein.
Aan agitatie zal het straks niet ontbre
ken
„Daarop rekenen we. Daarop rekent
«lollig ook de heer Golijn. Maar dat deert
niet. De zinspreuk van zijn geslacht is al
sinds enkele eeuwen: Christus mea
petra.
En wie op Hem betrouwt, ducht geen
gevaren on gaat voor moeilijkheden niet
uit den weg.
De Nederlander wijst er op, dat velen
barer vrienden allicht zullen uitroepen:
„Het is geon Christelijk-historische", om
.dan te vervolgen:
„Neen, dat is zóó ongetwijfeld doet
bet velen, met ons, leed, dat in het ver-
'ro^' gelijk in de eerste drie jaren van
het Kabinet-Ruys, Minister De Visser in
bet Ministerie weder alleen zal staan, als
verdediger van die belangen, die in het
bizonder met het nationaal Christelijk^
historisch beginsel samenhangen. Het is
*oo. echt-menschelijk de stemmen te tel
len en to zeggen „het komt ons toch toe."
Staar zon er iêén Ghristeli jk-hi stori sc'li
toan bereid geweest zijn, zoo dadelijk,
«en zetel door de Geer's aftreden ledig
geworden? Daarover redeneert men niet:
inaar men gevoelt het: „dat kon niet."
Nu de zaken eenmaal zoo staan, roept
bet blad oprecht het welkom toe aan den
man, die zich bereid toonde ,in deze pijn-
ujk-moeilijke omstandigheden, de porte
feuille van Financiën over te nemen.
„Bij den Minister van Financiën, mcHH
ten in deze hachelijke tijden, aanwezig
zijn vijf bijna on ver een i' gb are
e i s c h en.
De heer Colijn bezit deze eigenschap--
pen alle. i .\i%
Dat hij klaar inzicht heeft in de
eischen van onzen moeilijken financiee-
len toestand, bewees de heer Colijn door
menig klaar en duidelijk woord.
Breede kennis van zaken ver
wierf de nieuwe Minister, zoowel bij de
verantwoordelijke ambten, Tèds in Rijks
dienst, in Moederland en Koloniën be
kleed, als door zijn bestuurstaak aan een
der machtigste economische ondernemin
gen. i
Dat hij gevoelt, voor hetgeen d e
handhaving onzer nationale
zelfstandigheid van ons eischt,
toonde hij als Minister van Oorlog. De
verdediging van zijn ontwerp-inilitiewet
Was een schitterend geslaagd proefstuk.
Ook in teerheid ten opzichte der s o-
ciale nood en zal de heer Golijn niet
teleurstellen. Wij vergeten niet, dat hij,
in het Kabinet-Heemskerk, als wapen
broeder stond naast -Talma.
En wat moed, kracht en durf
aangaat dit is het eenige punt, waarop
wij vrees koesteren voor het welslagen
van Colijn's Ministerschap aan Finan
ciën, niet omdat hij deze eigenschappen
zou missen; maar omdat hij er een te
veel van bezit.
Er is aanleiding tot dezen Bewinds
man te zeggen, wat aan alle anderen
zorgvuldig, zou moeten worden verzwe
gen: „denk er aan, Minister, er zijn ook
dingen, die nietkunn e n". Óf wilt
gij deze opmerking in classieken vorm,
zoo herinneren wij (met geringe veran
dering) aan het wijze woord van den
ouden Barend in de Came ra Obs-
c u r a: „Je kunt niet alle ding dwingen;
je kunt het wel dwingen; maar dwingen
en dwingen is twee; en als je een ding
dwingt, dat nou eigenlijk niet" gedwongen
kan worden; wat heb je dan? Dan plaag
je je zelve."
Moge voor heden met dit woord worden
volstaan. Van de inzichten en plannen
van den nieuwen Minister, op bizondere
punten, is ons niets bekend. De mededee-
lingen daaromtrent, waarop Nederland
nog een zestal weken zal moeten wachten,
zien wij met vertrouwen tegemoet.
Het „Vaderland" (vtüz.) laat zich als
hrolgt uit:
Colijns aanvaarding van de portefeuille
Van financiën beteekent in de eerste
'plaats, dat wij eene sluitende begrooting
'zullen krijgen. Iedare veronderstelling,
VIat bij zou gaan zitten, zonder dat als
•doel te nemen, dat binnen zeer korten
lijd bereikt moet worden, doet dezen
Ikrachtmensch onrecht,
i Beteekent Colijn's optreden een door
zetten van de Vlootwet? "Wij zouden aar
zelen op deze vraag zonder eenige reser
ve bevestigend te antwoorden. Natuurlijk
komt er eene Vlootwet; een ministerie dat
den man overboord werpt, die de Vloot
wet niet wilde, zou zich -onsterfelijk bla-
"meeren met nu weer volte-face te maken.
'Welke betreurenswaardige zwenkingen
Vvij in zake de defensie van dit kabinet
•ook gezien hebben, liet blijft per slot van
•rekening een ministerie. Maar heel iets
'anders is de vraag, hoe de Vlootwet er
zal komen. Want er dient niet vergeten
He worden, dat de heer Colijn daarvan
steeds een zeer matig bewonderaar is ge
dweest;. dat hij zelfs van oordeel is, dat
bet sjeimpuiit in Indië van onze weer
baarheid ter zee verkeerd is gekozen. En
Van nog veel meer belang in deze is, dat
:de heer Colijn niet zoolang geleden in de
^Tweede Kamer heeft gezegd, dat de tijd
Vel zou kunnen komen, dat het mes diep
'zou moeten worden gezet in alle uitga-
van, die voor de landsverdediging niet
uitgezonderd.
Dat Colijn's opvolgen van De Geer be-
teekenen zou, dat wij van den vrijhandel
naar de protectie gaan, kan het blad zich
niet voorstellen.
„Colijn is 'n man van. breeden blik, die
door het directeurschap van de Bataaf-
eclie het handelsvragstuk in zijn natio
nale en internationale beteekenis heeft
leeTen kennen. Wij achten het dus' voor
loop jg uitgesloten, dat van hem gevaar
lijke proefnemingen te wachten zijn met
bet tweesnijdend protectiezwaard, dat
Zoowel hem, die het hanteert, ala hem te
lgen wien het gehanteerd wordt, ernstig
Verwondt, en den eerste het meest, als hij
5n het internationaal orkest geen eerste
Mooi speelt.
Verder schrijft het blad nog:
1 Colijn wordt nu premier, zij het dan
look niet in naam.
i In de eerste plaats, doordat het finan-
icieele vraagstuk het alles overheerschen-
1de vraagstuk is geworden, waardoor geen
lenkele minister meer een uitgave op zijne
(begrooting zal kunnen brengen, waarop
Ooliju zijn fiat niet heeft gegeven. En
aar Colijn van dat genus menschen is,
ie absoluut geen behoefte hebben aan
{uiterlijke kenteekenen' van macht, als de
fczaken maar naar £ijn goedvinden ge-
Jstuurd worden, in hij daarmee tevreden,
fin de tweede plaats omdat Colijn altijd
jprecies weet wat hij wil en daarop met
•niets ontziende kracht aanstuurt.
Uit het Sociale Leven
De overwerkvergimiïing bij Wilton.
Naar aanleiding van de aan de fa.
Wilton verleende overwerkvergunning en
het daarmee verhand houdend schrijven
Van denj heer Zaalberg schreef het orgaan
v,an den Ckr. Metaalbewerkersbond een
artikel waarin het deze verlenging van
'den werktijd, gepaard met uurloonverla
ging, ernstig betreurt.
„Het oygaan besloot, al'dus dit orgaan,
dat binneü afzienbaren! tijd de 48-urige
Jwerkweek nit onze industrie zal zijn ver-
'dweneni en in verband daarmede de loo-
nen zullen zijn gedaald ver beneden het
■redelijke.
Dit alles zegt ons de motiveering, die
aan de vergunning aan ^Wilton ten grond
slag ligt, overduidelijk. Gansch iets an
ders zou hot zijn, als de vergunning ver
sterkt was geworden ten opzichte van
een bepaalde belangrijke or
der, die slechts geaccepteerd zou kun
nen worden, als tijdelijk zoo of zoo lang
mocht worden gewerkt.
Ook dan nog zouden er factoren in het
spel kunnen zijn, die ons weerhielden aan
de totstandkoming mede te wereken, maar
dan stond de kwestie geheel anders, veel
minder gevaarlijk.
Doch daarvan is hier geen sprake. Er
is geen werk hij Wilton en, voor zoover
wij weten, geen werk in 't zic.it ook. De
nieuwe werf bij Vlaardingen staat ge
heel stop, terwijl op de oude iabriek,
waar 4 a 5000 arbeiders werken kunnen,
ook gewerkt hebben, zóó weinig werk is,
dat het personeel reeds tot goed 1700
man is ingekrompen, waarvan een ze'er
groote gedeelte slee its om de week ar-:
beid verricht.
1 En nu juist dit werkgebrek bij Wilton
is voor den beer Zaalberg het motief ge
weest om te bandelen, zooals hij deed.
Maar wij vragen ons daarbij dan af, of
de firma Wilton alleen voor„ de moeilijk
heden zit. Is het in zeker opzicht bij de
Rott. Droogdok-Maatschappij niet pre
cies eender? En bij Feijenoord, bij P.
Smit, bij Burgerhout in Rotterdam en
bij de N. Waterweg te Schiedam? Heb
ben die alle niet met precies dezelfde
moeilijkheden te kampen? Immers ja.
Zeker, we weten wel, dat er onder
scheid is tusschen het bedrijf van Wilton
en do andere genoemde 'ondernemingen,
daar het eerste hoofdzakelijk repa
ratie-bedrijf is en de andere hoofdzake
lijk op den nieuwbouw zijn ingericht,
doch de oorzaken der malaise zijn voor
allen, zonder onderscheid, dezelfde. Wor
den die oorzaken weggenomen voor den
een, dan verdwijnen ze ook voor den an
der, terwijl, als ze blijven bestaan ten
opzichte van den nieuwbouw, ze evenzoo
intact blijven voor wat betreft de repara
tie."
Het blad wijst or vervolgens op, dat do
loonen hier wel hooger zijn dan in
Duitschland, maar dat dit niet geldt van
Engeland.
Overbekend is botdrviisntegen dat- de
loonen van de Nederlandsche- so.beepr»-
werven altoos belachelijk, of kovv treu
rig, schandelijk laag zijn geveest
En thans zijn ze, d.cor d - V-len
de verlagingen van den delven tijd,
reeds zoo laag geworden, dat ;n de ..'.Tin
nen der nog werkenden de armoede on
het gebrek u van-I allen kant tegenkomt.
Zou het werkelijk nog meer met ouzo
loonen naar omlaag moeten, dan zal dat
niet anders kunnenidan ten koste van bet
allernoodzakelijkste. En toch dat gevaar
dreigt: dat gevaar dreigt meer dan ooit.
Het schrijven van den heer Zaalberg en
de vergunning door hem verstrekt is ons
daarvan ihet 'beste bewijs.
Dat het levenspeil van 1920 tot de ge
schiedenis behoort, weten wij evengoed
als wie ook. Maar we weten nog meer.
We weten, dat de metaalbewerkers reeds
hu hun loopen het peil van 1914 bedenke
lijk zien naderen, wat zeggen wil, dat ze
in werkelijkheid spoedig daaronder
zullenrijn.
En stond_het nu ,inderdaad voor ons
ook maar eenigermate vast, dat 'dit mid
del kon zijn om nit onze industrie de ma
laise weg te bannen, dan zouden we er
wellicht nog eehigszins anders tegenover
staan. Maar van dit middel is geen heil
te verwachten Qok de heer Zaalberg ver
wacht het er niet van.
Het gevaar dat ons bedreigt, ons en on
ze gezinnen, moge ir tusschen den me
taalbewerkers de oogen openen. Met hon
derdtallen zijn ze heengegaan; hadden in
dezen tijd de organisatie- niet noodig.
Ze mogen het ook uit wat nu meer
voorvalt leeren, dat als daar niet komt
een geest van ernstig, christelijk willen,
niet komt een zien van het dreigende ge
vaar, met als gevolg een ziclr krachtiger
organiseeren, het met hun sociale positie
in volle vaart naar beneden
snel t."
Intusschen is de regeling noodgedwon
gen aanvaard.
De moderne Metaalborwerkersbond had
voorgesteld bij Wilton do staking te pro
clameerden, maar de andere bonden heb
ben het verstandiger geacht hierop niet
in te gaan.
De beteekenis van de Pers.
1 „Evenals de tong, is ook het gedruk
te woord een macht ten goede of ten
kwade, waarvan do omvang door hem,
die het hanteert, niet kan gemeten wor
den. 1
De verantwoordelijkheid van zulk een
is groot. Het is dus de beslissende vraag,
aan wien hij zich verantwoordt. Dat be-
heerscht de richting van zijn werk, dus
van zijn invloed.
Wij zijn dankbaar, dat er in ons land
gevonden worden, die zich alleen verant
woorden aan Hem, die in zeer eigenlij
ken zin spreekt en het is er, Wiens woord
daad is.
Groot is hun getal niet, en hun zwaard
is niet als dat van een Goliath. Maar God
geeft en geve hun de kracht, om, met
Zijn zegen gewapend, de slingersteenen
van hun woord te doen raken tusschen
de gespen, en het pantsier, als het gaat
om de komst van Gods Koninkrijk, de
heiliging van-Zijn Naam, de volvoering
van Zijn wil.
1 Het is een zeer ongelijkestrijd, waarin
de Christelijke pers haar krachten te me
ten heeft, en ook van dezen oorlog is het
geld de zenuw.
Maar niet de inzet, en ook niet het
doel. Inzet ca doel van het bestqon van
een Christelijke pers mogen wij alleen
'zoeken iii hot overdragen van geestelijke
bezittingen van het voorgeslacht aan het
thans levend en opkomend geslacht.
In den ruimsten zin is dit het doel van
alle pers-producten: het .boek, het vlug
schrift en het dagblad.
1 Ih engerén zin echter is het de taak
van het dagblad; hier is do dageli.iksche
neerslag van alle gebeuren gezet in het
kader van den tijd.
I En achter die taak staat de "strijd tus
schen den Geest des Heeren en den geest
uit den afgrond.
1 Beiden reiken hun getrouwen de wape
nen toe, en het is niet te ontkennen, dat
„die van ons rijn", een Gideonsbende is,
•vergeleken bij de legerscharen van den
overkant.
Maar Gideons mannen hebben niet al
leen overwonnen door een stil en gerust
leven. Wij lezen van een groot geraas,
dat zij met hun kruiken maakten, waar^
door de vijand op de vlucht sloeg.
Ook op het terrein der pers mag dei Gi
deonsbende van onze dagen meedoen,
inoet rij niet een gedoken groepje zijn.
Binnen het raam der Koninklijke wet,
mag zij haar bazuin helder en luid doen
klinken, zich aanpassende aan den tijd,
evenals de „groote pers".
En dan, „het is in den naam des Hee
ren, dat ik ze verhouwen heb."
Dat is de krijgstaal van bioedigen ernst.
Zij mag op het onbloedig slagveld van
den papieren oorlog ook gehoord worden.
Natur-lijk, „een onbegonnen werk", dat
verhouwen van een zoo sterken vijand.
Natuurlijk. Maar „weest gijlieden dan
volmaakt", dat is immers ook „een onbe
gonnen werk"?i
1 „Timotheus".
TEGEN KERK EN GODSDIENST.
In een Engelseh blad verscheen onlangs
een artikel van Captain Francis Mc. Cul-
lach, die langen tijd in Rusland vertoefde
en die de processen tegen de Katholieke
geestelijken bijwoonde, waarbij - een van
deze geestelijken ter dood werd veroor
deeld, wélk vonnis aanstonds werd vol
trokken, terwijl een ander in de gevan
genis werd gezet.
Bekend iss dat te voren reeds de Ortho
doxe geestelijke Bisschop Benjamin ter
dood werd gebracht en dat het hoofd der
-Russische Kerk nog gevangen zit.
Captain Mc. Cullach geeft een gedeelte
van de verliooren weer.
Een van de beschuldigingen was, dat de
R coms'ch-K atkoljekc priesters onderwijs
a&n kinderen geven in den godsdienst. Het
geven van godsdienstonderwijs in do scho
len is verboden en men beschouwde den
arbeid dezer priesters onder de kinderen
van hun gemeente als schoolonderwijs.
Fxjn andere beschuldiging was, dat de
priesters in de Kerk him preeken hielden,
zonder dat deze eerst, waren goedgekeurd
door de Sovjetheerschers. Volgens den of-
ficicclen beschuldiger werden do gemeente
led en bang gemaakt met de helsehe straf
fen, wat hij een terreur noemde. Ook vroeg
de beschuldiger voor de Communisten de
vrijheid om in de Kerk te komen discugsi-
eoren, wat de priesters natuurlijk niet kon
den toestaan.
Daar de geestelijken de rechten hunner
Kerk hooghielden, volgde de veroordeeling
De Engelsche schrijver zegt, dat het bijwo
nen van het proces voor hem zeer bang
was, maar hij mocht' zich ook verblijden,
mannen te zien, die hun loven voor hun
belijdenis over hadden.
Hij constateert een zeer sterke terreur
legen godsdienst ent -Kerk cn spreekt met
lof van do vrouwen te Petrograd, de eeni-
gsn, die waagden te protesteeren: tegen de
-gruwelen van het ongeloof.
1 VARIA.
Waarschuwing!
Een f;?i3 wordt, als jullie weten
Ook wel stalen ros geheeten;
1 Ma-ar dat beduidt niet, snapt het goed,
Dat je zoo'n ding af-rossen mocll
I
Waterschuwheld.
F.'.°t Lut wil zwemmen -leeren,
iCn laven is hem lief;
Na freaagt hij per annonce
Lwemondèr richtper brief.
I Rooken is s-ean kinderwerk.
Toen het jongetje ging rooken,
1 Zag hij rood van stille pret;
Toen het sigaretje op was,
1 Leek hij meer op een servet!
LEIDSCHE PENKRASSEN
Amice.
Mag men de berichten gelooven, dan
"sluit de gemeenterekening over 1922 met
een niet onbelangrijk voordeelig saldo.
Het is wel niet zoo groot als in plaat
sen als 's Gravenhage en Rotterdam,
waar men een millioenen-oversckot heeft,
maar een saldo van ruim 9 ton is voor
een gemeente als Leiden in dezen-tijd nu
de wereld van sombere geruchten ook
op financieel gebied vol is, toch niet te
versmaden.
Onder de stadsheric'hten zag ik er de
aandacht op gevestigd, dat dit eindcijfer
niet zoo gunstig is als 't lijkt. De toepas
sing van de Provinciale voorschriften,
waartoe de heer de Lange het vorig jaar
den stoot gaf, had tot resultaat dat op
deze rekening een veel 'grooter bedrag
aan belastingen "kon voofkomen dan in de
bedoeling lag. Het spreekt vanzelf, dat*
zooiets maar eenmaal kan gebeuren en
dat men, "wanneer men een vergelijking
wil maken met voorgaande jaren, met dit
feit Tekening heeft te houden.
Daarbij komt dan nog dat de lichtfa
brieken 'n veel grootere bate gaven, dan
waarop gerekend was.
Opzichzelf valt dit natuurlijk tóe te jui
chen, maar we zien hieruit toch, dat de
eigenlijke rekening, ontdaan van deze
meevallers, lang niet zoo gunstig is als 't
oppervlakkig wel schijnt.
Ik zeg dit niet amice, om de zwartkij-
kerij in de hand to werken.
Integendeel, vooral in dezeft. tijd nu er
zooveel is wat neerdrukt, moeten we ons
verblijden over alle moedgevende ver
schijnselen. 't Is toch in vele opzichten
al donker genoeg en aan ondankbare
menschen ontbreekt het ook niet.
Maar dit alles mag ons toch niet ver
leiden tot een zekere oppervlakkigheid
waardoor we in de n^eening' gaan verkee
ren, dat 't alles wel weer vanzelf op z'n
pootjes zal terecht komen.
Want zoo is het, naar het oordeel van
deskundigen toch niet. Do inkomens gaan
achteruit, en vaak niet weinig ook, en de
gevolgen daarvan zullen vroeger of later
uit de belastingopbrengst terdege blijken,
nog temeer als de uittocht van de gezin'
nen met grootere inkomens blijft aanhou. t
den. J
En dan moeten we .ook niet vergeten f
dat het vrij gunltige resultaat over 1922
alleen bereikt kon worden door de gas. c
-en electriciteitsprijzen „op peil" te hou.
■den en een ondanks do verlaging van liet i.
ivermenigvuldigingscijfer zeer hooge be
lasting te heffen die op de burgerij een
zwaren druk legt.
Al is er dus tot op zekere hoogte reden
'tot dankbaarheid, voor optimistische he
schouwingen over de ontwikkeling van
den financieelen toestand in Leiden, is
het zeker nog te vroeg.
We zullen in elk geval eerst de begreoj
ting over 1924 dienen af te wachten waai\
uit dan blijken zal, in hoeverre B. en W.
er in geslaagd zijn, op grooten schaal t*
bezuinigen.
't Lijkt me een heel goede gedachte vaa
de hoogeré autoriteiten om de hegroolin^
gen voortaan anders in te richten dan tot 5
nu toe het geval was.
We krijgen nu van eiken dienst de ont-
vangsten en uitgaven naast elkaar waar
door het verkrijgen van 'n overzicht ge-i 1
makkelijker wordt en veel heler kan
worden nagegaan wat iedere tak van
dienst aan de gemeente kost.
Ik denk hierbij b.v. aan het onderwijs.
Tot nu toe was het buitengewoon lastig
om niet te zeggen onmogelijk na te gaan
wat het onderwijs nu eigenlijk aan de
gemeente kost. Men kon wel uitrekenen
hoeveel aan subsidie en schoolgelden ont
vangen wordt en hoeveel voor leermidde^
len, salarissen, onderhoud gebouwen
enz. wordt uitgegeven, maar het was niet
na te gaan welke bedragen betaald moe
ten worden voor rente en aflossing van
de gebouwen.
Als we dat straks alles netjes naast el--
kaar hebben, dan is het gemakkelijk over
den kostprijs te oordeelen en in verband
daarmede over de schoolgelden die ge-
'heven moeten worden.
Ik vermoed dat we binnenkort wel weer
een schoolgeld-debat in den Raad te
wachten hebben. De toekomstige wethou
der van Onderwijs, de heer Mcynen, heeft
er toch dezer dagen in den Raad op ge-!
wezen dat het schoolgeld van H. ƒ3. S. en
Gymnasium in vergelijking met jlat voor
het uitgebreid lager onderwijs te laag is,
zeer ten nadeele van de U.1.0. scholen die
daardoor ontvolkt worden.
Verwacht kan dus worden,- dat een van
de eerste daden van den. niouwen wet
houder zal zijn, met een voorstel to ko
men om dit schoolgeld te vei'hoogen, wat
opzichzelf niet is af te keuren en zooals
straks misschien wol zal blijken, zelfs
noodzakelijk moet worden geacht.
Zooals de vorige week reeds gemeld
werd, heeft de A. R. raadsfractie beslo
ten, den heer Pera, niet als wethouder te
herkiezen. Een van de nieuwe fuhchöna-
r^sen zal dus straks de weinige dankba
re taak hebben ,de afdeeling sociale, za^
ken van den heer Pera over te nemen.
Dat was altijd als een weinig, dank
bare afdeeling en zij zal het temeer wor
den nu we leven in een tijd van 'ach. ter-
uitgang.
In het maatschappelijk leven worden
overal do loonen verlaagd, terwijl daar-!
moe gepaard gaat een verlenging van dén
werktijd. Wat dit laatste betreft is men
zelfs 'in Amsterdam mét zijn Soc. Demo-i
cratische wethouders al voorgegaan en
het ligt voor de hand dat Leiden hierin
zal moeten volgen. En vermoedelijk zal
er nog wel meer gebeuren ook.
Dit alles ka 1 noodzakelijk zijn, maar
ook al is het noodzakelijk en onaf wend-*
haar, een dankbare taak is het toch in
geen geval.
En er is lieel wat tact en wijsheid noo
dig om zulke maatregelen voor le berei
den en tot en goed einde te brengen.
Daarom hangt er heel veel van ai> wie
van de straks te kiezen heeren met deze
taak belast wordt. Bij voorbaat wil ik
hem al de verzekering geven dat ik hem
niet zal benijden. "Want, zooals gezegd,
eeen dankbare taak zil hij waarschijnlijk
niet hebben.
Er is nu eenmaal niemand die gaarne
terug wil. En nu weet ik wel dat zelfs
een wethouder hieraan weinig kan "doen
omdat hij of hij vooruit wil of achter
uit toch altijd met de omstandigheden
zal hebben le rekenen,het spreekt van
zelf, dat hij bij eve.atueele loonsverlaging
of wat dan ook, als de eerst verantwoor
delijke de kous op den kop krijgt.
Maar laai ik daarover thans niet lan- 1
ger uitweiden. We leven nu in den va-
cantietijd en ook al is men zelf niet met
vacantie, dan kan het toch een opwek
kend gezicht zijn anderen te zien uit-!
gaan of gebruind en gebrand van vacan-.
tie te zien lerugkeeren.
Er kan lang gepraat worden, amice,
over de vraag of de tijden die voorhij
zijn al of niet beter waren dan de tegen
woordige.
Sommige verziende menschen weten
van den tegenwoordigen tijd weinig goeds
te vertellen en zijn altijd vol enthousias
me over den goeden ouden tijd toen alles
zooveel beter en mooier was.
Het kan wel zijn. Ik weet het niet.
Maar in één opzicht zijn we, dunkt me,
althans vooruit gegaan, n.l. wat het va--
cantiewezen betreft. Als ik zie hoe in de-'
zen tijd niet slechts enkelen, maar "zeer .j
velen die misschien wei ver in de meer-
derheid zijn van een langere of kortere-
vacantie genieten dan zie ik daarin een
reden van blijdschap en een vooruitgang
die tot groote dankbaarheid kan stem
men.-
Of do menschen nu dan tevredener en
meer dankbaar zijn dan vroeger?
ïk weet het niet m'n waarde. Maar als j
't niet zoo is, dan pleit dat niet voor het
tegenwoordige geslacht.
Want ook het vaeantiegenot is een gave
Gods. VERITAS, t