Tweede Blad;!
Zaterdag 4 Augustus !923
Hij, die het boek opent.
En een van do ouderlingen zei-da
tot mij: Ween niet! zie, de Leeuw
«die uit den stam van Juda is, do
•wortel Davids, heeft overwonnen,
om het boek te openon, en zijne
zeven zegelen open te breken.
V' - Openb. 5 5.
Noon, oen boek met zeven zegelen ge
sloten, is de Openbaring van Johannes
niet. Het is door zijn wondervolle afwis
seling en opeenstapeling van beelden
niet altijd gemakkelijk verstaanbaar, en
menigo bijzonderheid blijft ook bij ijve
rig navorschen duister, maar de hoofd
gedachte is klaar en duidelijk.
Hoe treffend wordt ons in hoofdstuk 5
geteekend, dat Jezus Christus, het Lam
dat geslacht is, staat in het middelpunt
der dingen.
Daar moge verschil van meening zijn
omtrent de beteekenis der vier dieren,
die den troon omringen, maar met ont
zaglijke majesteit wordt het verkondigd,
dat op dien troon heerscht het Lam.
Alles beweegt zich om Christus. Eerst
wanneer wij dat voortdurend in het oog
houden, zien wij de gebeurtenissen op
het wereldtooneel in de juiste verhouw
ding.
Nu wordt hier van Hem ook gezegd,
dat Hij het hoek, dat in Gods hand is,
kan openen.
Het is een hoek, een rol, van binnen
en van buiten beschreven, en met zeven
zegelen verzegeld. En niemand in het
gansche heelal, in den hemel noch op
de aarde of daaronder, kan dat boek
ontzegelen en lezen.
Alleen het Lam, dat hier genoemd
wordt: de Leeuw uit dea stam van Juda,
wordt waardig bevonden het boek te ne
men en zijn zegelen te openen.
Wat is dat boek? Het behelst alles,
wat „geschieden moet". Het is het hoek
der historie, maar niet in wetenschappe
lijker! zin.
Wij, menschen, schikken de feiten in
chronologische orde, en speuren zoo op
onze wijze het verband tusschen de ge
beurtenissen na.
Wij teekenen de gestallen van de groo-
ten der aarde, om zóó eenigermate te be
grijpen, wat er geschied is.
Wij maken gewag van alles, wat ons
groot toeschijnt, van de oorlogen, die ge
voerd zijn, van uitvindingen en ontdek
kingen, van verbonden en verdragen.
Maar zóó staat de historie niet in deze
rol opgeteekend.
Hier wordt alles geestelijk bezien en
met elkander in verhand gebracht. Hier
wordt groot, wat in de wereld klein heet,
en wordt vernederd, die in de schatting
der menschen hoog stond.
Zoo meet dan ook het hoek der Open
baring met geestelijk oog gelezen worden.
Hier vinden wij niet do geschiedenis
van eeuw na eeuw, maar wel gedachte na
gedachte, roepstem na roepstem, strijd
na strijd, oordeel na oordeel, en, onder
dit alles, genade na genade.
Op die diene wijze wordt de Openba
ring het boek van de wereldgeschiedenis,
Jat ons niet een antwoord geeft op vtel-
3en van dwaze nieuwgierigheid, maar
dat ons telkens wakker roept, wanneer
wij insluimeren.
Wij meenen, dat w ij dat hoek schrij
ven, of althans, dat de grooten van het
aiensclielijk geslacht zulks doen.
Van mannen als Alexander den Groote
Napoleon zeggen wij, dat zij geschie
denis gemaakt hebben.
De heidon, de denkers, de kunstenaars
rijn de formeerders der historie in onze
?ogen. Wij wijzen op het spoor, dat een
Socrates, een Danto nagelaten heeft.
Maar nu is dit liet wondervolle van
Dpenbaring 5, dat in de rechterhand
Gods niet is een onbeschreven rol, die nog
Volgeschreven moet worden; neen, het
^oek is geschreven, het is geheel volge
schreven, van binnen en van huiten. Er
iomt niets meer bij.
Welk een wonderbare gedachte!
Vooral, wanneer wij dan tevens besef
fen, dat deze wereld toch niet is een ijdel
iaarionettenspel, waarin ieder zijn rol
Tèrvult zonder verantwoordelijkheid.
FEUILLETON
Den Vaderland ghetrouwe.
Een vertelling uit den
Eranschen tijd.
ity
„Ja, dat is eigenljk een vreemde ge
schiedenis. Mijn grootmoeder van moe
derskant heeft me vaak verteld van haar
voorvaderen, die eens hier op den burcht
v.an den rand van 't moeras leefden en
langs allerlei kronkelpaadjes naar huis
reden om den roof te verbergen, die ze op
«<ce veroverd hadden. Als kind had ik zoo
«■aak verlangd dien burcht te zien. En nu
als ik van nacht maar éven mijn
-jogeu opendeed, was 't net of ik bij 't
maanlicht de geesten dier oude ridders
door 't moeras zag trekken."
„Luitenant," Tiep de schaapherder,
plotseling zijn gewone bedaardheid ver
liezend, „dan bent u de erfgenaam van 't
hoele goed."
Do luitenant lachte: „Ja, dat zal wel.
Mijn grootmoeder was do laatste van
haar geslacht, en broers of zusters heb ik
niet. Misschien dat ik daarom verlangend
Was mijn erfgoed te zien, maar nu heb
ik cr voor eons en voor altijd genoeg van.
Maar wat gaat jou dat allemaal aan?"
„Hot gaat me veel aan, want toen de
Het ïs alles door God bepaald, en toch,
daardoor wordt di^ verantwoordelijkheid
van den mensch $ben enkel oogenblik te
niet gedaan.
«Wij lezen deze beide gedachten reeds
in den 139en Psalm. Daar roept de psal
mist, als hij denkt aan den aanvang van
zijn bestaan, in aanbidding uit: „Al deze
dingen waren in Uw boek geschreven, de
dagen als zij geformeerd zouden worden,
toen nog geen van die was."
Maar daar bidt diezelfde psalmist:
„Doorgrond mij, o Godl en ken mijn
hart; beproef mij, en ken mijne gedach
ten; en zie, of bij mij een schadelijke weg
zij; en leid mij op den eeuwigen weg!"
Wij meenen verder, dat w ij dat hoek
althans volvoeren, dat, al moge het door
God geschreven zijn, wij de zegelen open
breken.
.Maar het boek der Openharing predikt
het ons, dat niemand in heel de wijde
wereld waardig is, om zulks te doen. AL
„leen de Leeuw uit Juda's stam, alleen
Christus, onze Heer en Zaligmaker, kan
zulks doen.
De Gekruisigde leidt de wereldgeschie
denis. De verworpen steen is de Hoek
steen van het wereldgebouw.
Natuurlijk, dit is waar, dat Hij daar
voor menschen gebruikt.
Zooals Hij -onder het Oude Verbond
Mozes en de Profeten riep en bekwaam
de, zoo heeft Hij in de dagen des Nieu
wen Verhonds Paulus en Augustinus
verwekt, en later Luther en Calvijn, om
niet meer namen uit het verleden te noe
men.
Hij gebruikt in een heel klein onder
deel ook u en mij, maar of de namen der
door Hem gebezigden hier op aarde be-,
kend zijn of niet, doet er niet toe. De
hoofdzaak is, dat Hij volvoert, wat in de
rol Gods geschreven staat.
Zien wij dat hoek wel in Zijn hand?
Beseffen wij wel, dat Hij, ook in onze
dagen, de zegelen openbreekt? Is het wel
diep in ons hart gegrift, dat Jezus Chris
tus is de Leidsman der geschiedenis?
Wanneer wij dat verstaan, dan zullen
wij minder vreezen voor, minder diep
buigen voor menschen. i
Achter de machligsten en voornaam-
sten, achter koningen en veldheeren,
achter krachtmenschen en achter gesle
pen staatslieden staat Jezus Christus, on
ze Heiland en Verlosser, het Hoofd Zij
ner gemeente.
Niet zij wenden het roer, maar Hij be
stuurt het schip, en Hij doet' dat met
vaste hand en onwrikbaar oog, ook al
koken de baren.
Wanneer wij dat verstaan, dan zullen
wij, vol eerbied en ontzag, Hem vragen
om onze taak.
Ja, dan wordt het geringste werk, dat
ons to doen is gegeven, een stukje van de
taak, die Hij ons heeft willen toebelrou-*
wen.
Wat is het dan dwaas en tegelijk vree-
selijk, wanneer wij met Hem geen re
kening houden, wanneer Hij voor ons
telkens misschien niet in theorie,
maar wel in de praktijk, weer wordt
de verworpen steen, dien wij niet kunnen
gebruiken.
Maar wolk een heerlijkheid is het,
wanneer heel ons leven in zijn houding,
in zijn daden, in zijn uitgangspunt en in
zijn strevingen wordt tot dat lied, dat
Johannes hoorde zingen: „Gij zijt waar
dig, het hoek te nemen en zijn zegelen te.
openen, want Gij zijt geslacht en hebt
ons Gode verkocht met Uw bloed uit alle
geslacht en taal en volk en natie."
Veelt gij iets van dien levensband, die
hier met een enkel woord genoemd
wordt? „Gij hebt ons gekocht."
Wie iets ervaren heeft yan dat vrijge
kocht zijn; wie het belijdt, dat hij vroe
ger een gebondene was, maar dat Jezus
die banden gebroken heeft, diens leven
wordt een lied ter eere van het Lam, en
diens oogen zullen het al meer met groo-
to verwondering aanschouwen, hoe de
Leeuw uit Juda's stam het boek opent en
de zegelen verbreekt.
VERLANGEN.
Hoe lang nog, Heer! Eer Gij do boden,
't Geroep va-n uwe kind'ren hoort*?
Uw trouw en Uw weldadigheden
Ons doet verschijnen naar Uw woord?
Hoe lang, eer Gij Uw heerschappij,
Eer Gij Uw heerschappij en recht
Bevestigt en Uw zaak voor goed
[beslecht.
Wat toeft Gij, Heer! ai hoor ons
[smeekenï
Met sterk verlangen zien wij uit,
heerlijkheidsrechten vastgesteld werden,
heeft de rechtbank uitgemaakt, dat alles,
wat voor de erven nog overgelaten was,
de burcht en 't hout, dat daarvoor de
schaapherder te zorgen had. Al die jaren
lang heeft het ons last genoeg gegeven,
want de eiken zijn heel wat waard."
„Maar waarom heb-je die dan al niet
lang gekapt?"
„Ja, als ik zoo gemeen had willen we-;
zen en geen geweten gehad had. Wat
vallen wou, moest ik vallen laten, en wat
groeien wou, moest ik groeien laten
dat stond geschreven. Mijn-grootvader
heeft 't eens allemaal willen aanknopen,
maar de rechtbank zei, dat ei nog erfge
namen warenen nou zijn ze er, maar
de tijden zijn inmiddels slechter gewor
den, en een mensch kan aan koopen niet
meer denken; je bent al blij, als je een
dak hoven je hoofd hebt voor je vrouw en
kinderen, en als je zoo zoetjes aan door
't jaar heenkruipen kan/'
„De vrouw zag er ziek uit, luitenant,"
mengde Bierwirth zich in 't gesprek, „de
moeraskoorts had haar te pakken."
„Zoo, zoo." Meer zei de luitenant niet;
in gedachten verzonken staarde hij naar
den burcht
„Och, het zou nog al gaan, maar de
blokkadedo blokkade. De Engelschen
brengen geen koortspocier meer over zee;
dat is 'i slimste/1
Wanneer de morgen aan Zal breken,
Waarop Ge Uw hecm'len ons ontsluit!
Geef ons weldra van Uw gena,
Geef ons van Uw genade blijk!
O kom met spoed, verhaast Uw Ko-
v - [ninkrijk!
Ach waarom Heer! laat Gij ons
[smachten;
Naar 't rijk van waarheid en van licht,
.Van liefde en trouw, daar wij op wachten
Waar zonde en duisternis voor zwicht,
.Wanneer Uw hand den tegenstand,
Uw hand den tegenstand vernielt,
En needrig voor Uw voetbank alles
[knielt,
.Versterk het hart toch van Uw kind'ren,
Die aan uw dienst zijn toegewijd;
Blusch uit, verdoof, wat hen kan hindren
Om één te zijn in harden strijd.
Roep allen saam, die in Uw naam,
Roep saam, die in Uw naam op aard
Zich hebben aangegord en 't kruis
aanvaard!
Blaas leven, Heer! in 't dor gebeente,
En roep Uw waarheid uit. haar graf!
Hoor naar de beê van Uw gemeente,
Ontferm U, wisch haar tranen af.
Dos Heilands bruid ziet naar Hem uit,
Zijn bruid ziet naar Hem uit met
[smart;
Geef haar een straal van hoop in 't
[somber hart!
Wees ons tot heil, doe ons niet vreezen,
Gij, onze steenJrots, wankel niet!
Zoudt Gij niet steeds dezelfde wezen,
Die nooit Uw volk, Uw werk verliett
Gij, die on3 sterkt, en wondren werkt,
Die sterkt, en| wondren .werkt met
[macht
Vertoon in onze zwakheid al Uw kracht!
H. PIERS ON.
SS£BK Eü SCHOOL
"NED. HERV. KERK.
Bedankt. Voor Ameide-Tienhoven en
Woubrugge, D. Plantinga te Elburg; voor
Schraard: A. W. Eeenstra te Oudehoorn.
GEREF. KERKEN.
Bedankt: Voor Arum: W. van Gelder
te Langeslag.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te Harlingen: M. Holtrop
cand. te Kornhorn; te Alphenl a. d. Rijn:
A. Zwiep, cand, te Rotterdam.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt. Voor Boskoop, A. Verhagen
te Middelburg.
Beroepbaar verklaard.
In de gisteren gehoudenl vergadering
der classis Heerenveen van de Ger. Kerken)
is praeparatoir geëxamineerd en met al-
gemeenc stemmen beroepbaar verklaard
de heer L. E. Smilde, TheoL cand. aan de
Vrije Universiteit-, wonende te Heerenveen.
Seendar Singh.
Thans meldt de Neder 1. kan gelukkig
medegedeeld worden), dat hier te lande
een schrijven van deni Sadoe Soendar
Singh werd ontvangen, gedateerd Sabat-
tue G Juli '23, waarin hij mededeelt weder
uit Tibet terug te zijn, waar hij niet veel
heeft kunnen uitrichten en waarvandaan
hij eerder heeft moeten terugkeeren dan
in zijn voornemen lag, tengevolge van
moeilijkheden en tegenstand.
Hij heeft echter gelukkig de overtuiging
medegebracht, dat do arbeid daar krach
tig wordt voortgezet door eenige Tibe-
taansche Christenen, die voor het oogen
blik meer kunnen doen dan hij als vreem
deling.
Hongarije en de Synode der Geref. Kerken.
Naar de Standaard verneemt zullen
Prof. Dr. J. Sebestyen en Bisschop Dr. L,
Ravasz de vergaderingen der Generale
Synode der Geref. kerken hier te lande
bijwonen.
Dc zending der Chr. Geref. Kerk.
De Deputaten van de Buitenlandsche
Zending der Chr. Geref. Kerk zullen op
Woensdag 29 Augustus a.s. vergaderen in
heb schoolgebouw te Apeldoorn.
De Deputaten hebben de Predikanten,
de Candid ateü in de heilige bediening en
de Studenten ernstig uitger.oodigd, do
vraag biddend te overwegen of iemand
hunner geen roeping gevoelt tot- hot werk
der Zending.
Voorts roepen zij jongelingen of man
nen op, dia roeping hebben tot dezen ar
beid in bet koninkrijk Gods onder do
Heidenen-
De adsspiranten moeten overleggen, be-
„Ja, ja, die vervloekte blokkade
maar 't verbaast me, dat je vrouw je nog
gaan liet, als 't er zoo bij stond."
„Zij, meneer, zij is 't juist, die me ge
dwongen heeft. Zóo als ze hoorde van
juillie hier buiten, had ze geen rust of
duur, of ik moest hier naar toe."
„Je zieke vrouw? Dat is onmogelijk."
„Ik kan 't getuigen, luitenant," merkte
Bierwirth wederom op, „en ik geloof, dat
ze het laatste vleesch en brood uit huis
aan ons meegegeven heeft,
i De luitenant streek zich met de hand
over 't gelaat; dan, 't gezegde pas goed
hegrijpend, antwoorde hij: „Schaapher
der, ik geloof, dat je gelijk hebtde
school begint pas Allen genoeg gehad?
Dan breken we op. Ik dank je; jij hebt
ons 't geloof aan 't Duitsche volk terug-;
gegeven. Eerst dachten we: we behoefden
ons maar te vertoonen en alle Noord-
Duitschers zonden als één man opstaan.
Maar niemand, die een hand verroerde...
en op 't laatst hebben we ons moeten op
jagen als boeven en bedelaars. En toen
hebben we allemaal de Duitsche dikhui
digheid vervloekt en verwenscht. Maar
wat ik hier ondervonden heb, dat richt
me weer op; en daaraan wil ik ook in de
toekomst denken. Ja zeker, 't zal nog wel
weer goed worden met ons land, als daar
veel zulke lui wonen als jij cn je vrouw."
„Dat geve God," zei ie schaapherder.
halve hot gewone lidmaat-attest, een ge
tuigschrift van Godsvrucht sn karakter
met het oog op den dienst des Heeren in
het Evangelie, onderteekend door den
Kerkeraad der Gemeente, waartoe zij be-
hooren.
De Schoolraad.
Volgens het 33e jaarverslag (1922'23)
van den Schoolraad, voor de Scholen met
den Bijbel zijn thans 1212 scholen bij den
raad. aangesloten; 58 kweekellngen verkre
gen het z.g. kweekschool-diploma, 38 can-
didaten het diploma-schoolraad. 2500
schriftelijke adviezen1 werden uitgebracht;
door de commissie van beroep werden een
tiental ontslagkwesties behandeld; in 8
gevallen (op-wachtgeld-stellïng) werd het
ontslag gehandhaafd; in de twee andere
werd heb ontslag ingetrokken.
Het fonds voor ziekteverzekering en
langdurige gevallen heeft f 15.500 uitge
keerd. Oe ontvangsten bedroegen f 30.21136
de uitgaven f 22.778,591; er is een betig
saldo van f "7433.26}. v_;
Afrikaanche Schoolreclame.
Er zijn blijkens „De Volksstem" scholen
in Zuid-Afrika, die vermoedelijk ter ver
meerdering van eigen glorie zooveel moge
lijk leerlingen trachten te trekken. We le
zen in een der laatste nummers van het
blad:
„Die volgende advertensie verskijn in
Vrijstaatso koerante:
Die Skoolraad en -Komitee van 'n voor-
uitstrewende dorp en distrik in die Vrij
staat, is besig om hul Dorpskool op te
werk en het nou fonds© beskikbaar vir
beurse van 30 vir skoolgaande sekondero
kandidate in besifc van Std. VI-sertifikaat
en wat hoër wil studeer. Losies en inwo
ning. Applikasies moet die ondergetekende
bereik so spoedig moontlik, vergesel deux
getuig8krifte van predikant en) prinsipaal
en ook jongste Skoolsertifikaat, Losieshuis
onder beskerming van Kerk en Raad.
Skool heb B.A. prinsipaal en goed gekwa-
lifiseerde staf, Musiek onder goed gekwa-
lifiseerde onderwij seres."
Het „Liturgie-rapport.*'
In „Het Orgel" wordt het „Rapport in
zake het concipieeren van belijdenis-vra
gen, de herziening van de liturgie, en het
overzien en de uitbreiding van "Jen bundel
Eemge Gezangen door deputaten ad hoe
aan de Generale Synode der Gereformeer
de Kerken in Nederland, saam te komen
in Utrecht in het jaar 1923", korter gezegd
liet z.g. „Liturgisch Rapport" aan een
scherpe critiek onderworpen, tenminste
wat betreft de derde afdeeling van ge
noemd rapport, welk onderdeel de kwestie
der gezangen behandelt en wel in tweeën
gesplitst, n.l.: 1. Herziening van deni be-
staanden bundel; 2. Uitbreiding van deni
bes taanden bundel. De wil ze waarop dit
programma uitgevoerd werd, ontlokte den
redacteur van „Heb Orgel" volgende cri
tiek:
Wie de muzikale adviseurs zijn van de
betrokken deputaten ad hoe, wier voorzit
ter dr. J. C. de Moor en rapporteur prof.
dr. G. Ch. Aalders is, ligt in het duister.
Het rapport verklaart hieromtrent het vol
gende:
Het spreekt schier vanzelf, dat De-
j putafcefi bij hun werk, met name wat
i betreft de poging, om onzen bundel
„Eenige Gezangen/' uit te breiden, de
medewerking van anderen niet kon
ontberen, "YVkar het hier gaat om een
i arbeid die uitsluitend Gods eere en
1 het heil der kerken bedoelt, ooTdeel-
i den Deputateni het gewenscht en ver-
1 kregen zij daartoe gereedelijk de be-
i willigig der betrokkenen, dat hunne
namen niet zouden worden genoemd.
Men; kan die argumenten aanvaarden,
doch waarom geldt zij alleen voor do mu
zikale adviseurs? Of is het heele Rapport
niet een arbeid „ter eere Gods en tot heil
der kerkeni?" Dat lijkt toch wel ©enigszins
meten met twee maten.
Of was het noemen van de nament der
muzikale adviseurs minder de moeite
waard? Gezien de hoedanigheid speciaal
van de muziekbijlagen komt ons deze
laatste veronderstelling niet onaannemelijk
voor.
Want wat de Deputaten ad hoe der Ge
nerale Synode in dit opzicht aanbieden,
is muzikaal werkelijk benedenj peil. Men
zon kunnen denken, dat de Deputaten ad
hoe, op muzikaal gebied incompetent, on
verstandig of ongelukkig zijn geweest met
de keuzo der muzikale adviseurs. En er
dan zijn ingeloopen. Doch de voorzitter
der Deputaten ad hoc, dr. J. O. de Moor,
als zoodanig voor 't rapport mede verant
woordelijk, is op toonkunstgebied niet ten
eenenmale vreemdeling. Hij geniet in zijn
kringen zelfs een zeker muzikaal gezag;
hij adviseert zelf in muzikale aangelegen
s/Wat doe-je nu?" vroeg de luitenant
verbaasd, want Brun Dierks legde zich
een zadel over den schouder.
„Rijden zal toch wel niemand, zoo ge-;
meen zullen jullie toch wel niet wezen,
en bovendien, door 't moeras gaat 't
voetje vor voetje. Er kan nog wel oen
zaal bovenop," voegde hij hier aan toe,
„die paar uurtjes kan ik er best twee
dragen." i
Maar do manschappen schaamden zich"
hem met nóg moer te belasten; hun mam
tel, ransel en wapenen honden ze zoo
goed en kwaad als 't ging met riemen
vast en legden dat op de paarden; 't za-
del droegen ze echter zelf. En zoo ving
do tocht door 't moeras aan.
Onderweg liet de lutenant zich van den
burcht verhalen; en van al de overleve
ringen daaromtrent, die de schaapherder
kende; en deze vertelde; er was nog één
kamer, waar je van den hof uit langs een
oude trap kon komen, en die nog bowoon-
baar was; zijn grootvader had er een
sterke eiken deur voor gemakt en dikke
ijzeren staven voor het venster; en hij
zelf had heel wat nachten daarin doorge
bracht, als hij loerde op de lui, die er
hout of steen wilden komen stelen.
De weg liep juist zoo, als do schaap
herder gezegd had. In 't wijde moeras
lagen hier en daar zandige plekjes, die
slechts luttel boven do omgeving uilsta-
Leden, hij beoordeelt in tijdschriften mu
zikale publicaties, hij schrijft zelfs oen
„muzikale kroniek" iu „De Reformatie".
En dezelfde dr. Dc Moor neemt wat het
Rapport aan muziek bevat, ten volle on
der zijn verantwoording.
Nadat de schrijver van het artikel nog
ecD uitgebreide opsomming geeft van de
clamatie en harmonie-f outen, besluit hij
zijn artikel met volgenden passus:
sHet is al erg genoeg, dat men met zulk
dilettantismo ter Generale Synodo liceft
kunnen aankomen. Daaraan is echter nu
eenmaal niets te doen.
Doch laat men erger voorkomen, nu hel
nog tijd is. Laten allen, dio in dezen van
invloed lcunfi.cn zijn cn wier stem gezag
heeft, dien invloed op do Generale Synode
of haar raadgevers aanwenden, teneinde
een besluit te verhinderen, dat in zijn toe
passing een aanslag beteckent op den
goeden smaak en de aesthetische reputatie
van den Gereformeerden eeredienst alles
behalve zal verhoogen.
Laat nu blijken, dat er in Gereformeerde
kringen werkelijk genoeg zuivere muzikali
teit is, die het invoeren van zulk gepruts
niet duldt. Een gepruts, dat op fiasco moet
uitloopen.
De eere Gods noch het heil derkerken
worden daarmee gediend. Integendeel."
Eerste en Tweede Kamer.
„De grief, dat de Eerste Kamer al
meer-en-meer een doublure van de Twee-,
de Kamer gaat worden, zegt „De Vrij-»
heid", wordt typisch geïllustreerd door
het aantal pagina's, dat de „Handelin
gen" (die stenografisch het gesprokene
weergeven) beslaan.
In het parlementaire jaar 1921-'22 hield
de Tweede Kamer 93 vergaderingen, 2783
pagina's „Handelingen" vullende; de
Eerste Kamer bracht het toen tot 4-9 ver-,
gaderingen en 1061 pagina's „Handelin
gen".
Het laatste jaar, 1922-'23, vergaderde
de Tweede Kamer 101 maal, de „Hande-r
lingen" liepen op tot 2826; de Eerste Ka
mer bracht 't in dit jaar tot 54 vergade
ringen, met 1050 pagina's Handelingen".
Aan veelpraterij door de oppositie kan
waarlijk niet gedacht worden: de opposi
tie was immers nog nimmer zoo zwak
als in het afgeloopen jaar met ziju 42 te
gen 8.
Om niet misverstaan te worden, zij hier
aanstonds aan toegevoegd, dat het peil
van do debatten, in de Eerste Kamer ze-»
ker in 't algemeen eer hoog dan laag
stond.
Een andere vraag is echter, of de Sc
naat, door zóó veel te vergaderen r
zóó veel te spreken niet hard op weg is
te denatureeren. Al meer en meer wil ons
Hoogerhuis niet slechts het laatste woord
spreken, maar ook het eerste woord.
Zij wil meê-leiding-geven meê-sturen
en niet alleen ieder ontwerp opnieuw be-
discussieeren, alsof zij het recht van
amendement had, zij poogt zelfs de Re
geering op belangrijke punten van Staats
beleid in een richting to drijven, welke
de Regeering niet uit wil.
Waarbij nog komt, dat het lidmaat
schap van een college, dat binnen 10
maanden niet minder dan 54 openbare
vergaderingen houdt (plus de noodige
sectie- en commissievergaderingen) zóó
veel van de leden gaat vragen, dat het ai
moeilijker wordt naast andere functies
dit ambt behoorlijk te vervullen.
Het is geen toeval, dat. het absenteïs
me in de Eerste Kamer hand over hand
toeneemt en dat men onder belangrijke
redevoeringen meestal meer leege dan be
zette plaatsen kan constaleeren.
Op deze manier voortgaande, moet he'
tot een niet onbelangrijke „schadeloos
stelling" voor onze senatoren komen
hetgeen, evenals de veelpraterij op zich-»
zelve, voor het prestige van onze Kamer
van revisie niet bevorderlijk kan worden
geacht."
Het komt ons voor dat „De Vrijheid'*
de zaken wel wat donker inziet
Over het prestige van ons "orhuis
maken wij ons vooralsnog niel ezorgd.
Dat de Eerste Kamer zich meer dan
vroeger laat gelden, is misschien juist.
Maar is dit niet voor een zeer groot
deel de schuld van de Tweede Kamer, die
vaak minder goed dan hare zuster aan
de overzijde van het Binnenhof weet
te vertolken wat er leeft bij ons volk en
minder het landsbelang in het oog
houdt?
Als do vernieuwde Eerste Kamer zich
op dezelfde wijze van haar taak kwijt
als het nu aftredende Hoogerhuis, dan
zal het met haar prestige naar het ons
voorkomt wel los loopen.
ken; en daar langs leidde telkens de weg
in wonderlijke, npu.vvg.xf breede bochten,
zoodat 't soms als liep men woer
terug; overal, naar Linlfa en rechts, sloe-»
gen wagensporen af, die in veengateni
doodliepen; some zakten de hoeven der/
paarden diep weg in den drassi gen
grond; slechts langzaam kwam men voor-,
uit, en de reeds spoedig uitgeputte man-»
schappen ademden verheugd op, toen zo
aan den anderen rand van 't moeras klei-V
ne zandheuvels zich zagen verheffen. i
In de eerste boerderij van het naaste
dorp vroegen ze gastvrijheid en hartelijk'
werden ze ontvangen. De boer overreedde
hen enkele dagen bij hem te verblijven
om weer op hun verhaal te komen, ter
wijl men intusschen door een bode zou
onderhandelen met do visschers aan de
kust, welke echter nog vrij vor af was.
De schaapherder schudde alle manschap-»
pen vriendelijk de hand; wees eiken dank'
af en begaf zich weer op den terugweg.
Herhaaldelijk sneed hij groote bochten af
door met zijn polsstok over slooten cn
veenputten to springen en kwam daar-»
door nog tijdig hij dag thuis. Sultan
sprong hem tegemoet: zijn vrouw had de
kinderen moegenomen naar de kudde, om
zoodoende boter op hen lo kunnen letten.
j (Wordt vervolgd.)