Tweede Blad;! Zaterdag 4 Augustus !923 Hij, die het boek opent. En een van do ouderlingen zei-da tot mij: Ween niet! zie, de Leeuw «die uit den stam van Juda is, do •wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openon, en zijne zeven zegelen open te breken. V' - Openb. 5 5. Noon, oen boek met zeven zegelen ge sloten, is de Openbaring van Johannes niet. Het is door zijn wondervolle afwis seling en opeenstapeling van beelden niet altijd gemakkelijk verstaanbaar, en menigo bijzonderheid blijft ook bij ijve rig navorschen duister, maar de hoofd gedachte is klaar en duidelijk. Hoe treffend wordt ons in hoofdstuk 5 geteekend, dat Jezus Christus, het Lam dat geslacht is, staat in het middelpunt der dingen. Daar moge verschil van meening zijn omtrent de beteekenis der vier dieren, die den troon omringen, maar met ont zaglijke majesteit wordt het verkondigd, dat op dien troon heerscht het Lam. Alles beweegt zich om Christus. Eerst wanneer wij dat voortdurend in het oog houden, zien wij de gebeurtenissen op het wereldtooneel in de juiste verhouw ding. Nu wordt hier van Hem ook gezegd, dat Hij het hoek, dat in Gods hand is, kan openen. Het is een hoek, een rol, van binnen en van buiten beschreven, en met zeven zegelen verzegeld. En niemand in het gansche heelal, in den hemel noch op de aarde of daaronder, kan dat boek ontzegelen en lezen. Alleen het Lam, dat hier genoemd wordt: de Leeuw uit dea stam van Juda, wordt waardig bevonden het boek te ne men en zijn zegelen te openen. Wat is dat boek? Het behelst alles, wat „geschieden moet". Het is het hoek der historie, maar niet in wetenschappe lijker! zin. Wij, menschen, schikken de feiten in chronologische orde, en speuren zoo op onze wijze het verband tusschen de ge beurtenissen na. Wij teekenen de gestallen van de groo- ten der aarde, om zóó eenigermate te be grijpen, wat er geschied is. Wij maken gewag van alles, wat ons groot toeschijnt, van de oorlogen, die ge voerd zijn, van uitvindingen en ontdek kingen, van verbonden en verdragen. Maar zóó staat de historie niet in deze rol opgeteekend. Hier wordt alles geestelijk bezien en met elkander in verhand gebracht. Hier wordt groot, wat in de wereld klein heet, en wordt vernederd, die in de schatting der menschen hoog stond. Zoo meet dan ook het hoek der Open baring met geestelijk oog gelezen worden. Hier vinden wij niet do geschiedenis van eeuw na eeuw, maar wel gedachte na gedachte, roepstem na roepstem, strijd na strijd, oordeel na oordeel, en, onder dit alles, genade na genade. Op die diene wijze wordt de Openba ring het boek van de wereldgeschiedenis, Jat ons niet een antwoord geeft op vtel- 3en van dwaze nieuwgierigheid, maar dat ons telkens wakker roept, wanneer wij insluimeren. Wij meenen, dat w ij dat hoek schrij ven, of althans, dat de grooten van het aiensclielijk geslacht zulks doen. Van mannen als Alexander den Groote Napoleon zeggen wij, dat zij geschie denis gemaakt hebben. De heidon, de denkers, de kunstenaars rijn de formeerders der historie in onze ?ogen. Wij wijzen op het spoor, dat een Socrates, een Danto nagelaten heeft. Maar nu is dit liet wondervolle van Dpenbaring 5, dat in de rechterhand Gods niet is een onbeschreven rol, die nog Volgeschreven moet worden; neen, het ^oek is geschreven, het is geheel volge schreven, van binnen en van huiten. Er iomt niets meer bij. Welk een wonderbare gedachte! Vooral, wanneer wij dan tevens besef fen, dat deze wereld toch niet is een ijdel iaarionettenspel, waarin ieder zijn rol Tèrvult zonder verantwoordelijkheid. FEUILLETON Den Vaderland ghetrouwe. Een vertelling uit den Eranschen tijd. ity „Ja, dat is eigenljk een vreemde ge schiedenis. Mijn grootmoeder van moe derskant heeft me vaak verteld van haar voorvaderen, die eens hier op den burcht v.an den rand van 't moeras leefden en langs allerlei kronkelpaadjes naar huis reden om den roof te verbergen, die ze op «<ce veroverd hadden. Als kind had ik zoo «■aak verlangd dien burcht te zien. En nu als ik van nacht maar éven mijn -jogeu opendeed, was 't net of ik bij 't maanlicht de geesten dier oude ridders door 't moeras zag trekken." „Luitenant," Tiep de schaapherder, plotseling zijn gewone bedaardheid ver liezend, „dan bent u de erfgenaam van 't hoele goed." Do luitenant lachte: „Ja, dat zal wel. Mijn grootmoeder was do laatste van haar geslacht, en broers of zusters heb ik niet. Misschien dat ik daarom verlangend Was mijn erfgoed te zien, maar nu heb ik cr voor eons en voor altijd genoeg van. Maar wat gaat jou dat allemaal aan?" „Hot gaat me veel aan, want toen de Het ïs alles door God bepaald, en toch, daardoor wordt di^ verantwoordelijkheid van den mensch $ben enkel oogenblik te niet gedaan. «Wij lezen deze beide gedachten reeds in den 139en Psalm. Daar roept de psal mist, als hij denkt aan den aanvang van zijn bestaan, in aanbidding uit: „Al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was." Maar daar bidt diezelfde psalmist: „Doorgrond mij, o Godl en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijne gedach ten; en zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg!" Wij meenen verder, dat w ij dat hoek althans volvoeren, dat, al moge het door God geschreven zijn, wij de zegelen open breken. .Maar het boek der Openharing predikt het ons, dat niemand in heel de wijde wereld waardig is, om zulks te doen. AL „leen de Leeuw uit Juda's stam, alleen Christus, onze Heer en Zaligmaker, kan zulks doen. De Gekruisigde leidt de wereldgeschie denis. De verworpen steen is de Hoek steen van het wereldgebouw. Natuurlijk, dit is waar, dat Hij daar voor menschen gebruikt. Zooals Hij -onder het Oude Verbond Mozes en de Profeten riep en bekwaam de, zoo heeft Hij in de dagen des Nieu wen Verhonds Paulus en Augustinus verwekt, en later Luther en Calvijn, om niet meer namen uit het verleden te noe men. Hij gebruikt in een heel klein onder deel ook u en mij, maar of de namen der door Hem gebezigden hier op aarde be-, kend zijn of niet, doet er niet toe. De hoofdzaak is, dat Hij volvoert, wat in de rol Gods geschreven staat. Zien wij dat hoek wel in Zijn hand? Beseffen wij wel, dat Hij, ook in onze dagen, de zegelen openbreekt? Is het wel diep in ons hart gegrift, dat Jezus Chris tus is de Leidsman der geschiedenis? Wanneer wij dat verstaan, dan zullen wij minder vreezen voor, minder diep buigen voor menschen. i Achter de machligsten en voornaam- sten, achter koningen en veldheeren, achter krachtmenschen en achter gesle pen staatslieden staat Jezus Christus, on ze Heiland en Verlosser, het Hoofd Zij ner gemeente. Niet zij wenden het roer, maar Hij be stuurt het schip, en Hij doet' dat met vaste hand en onwrikbaar oog, ook al koken de baren. Wanneer wij dat verstaan, dan zullen wij, vol eerbied en ontzag, Hem vragen om onze taak. Ja, dan wordt het geringste werk, dat ons to doen is gegeven, een stukje van de taak, die Hij ons heeft willen toebelrou-* wen. Wat is het dan dwaas en tegelijk vree- selijk, wanneer wij met Hem geen re kening houden, wanneer Hij voor ons telkens misschien niet in theorie, maar wel in de praktijk, weer wordt de verworpen steen, dien wij niet kunnen gebruiken. Maar wolk een heerlijkheid is het, wanneer heel ons leven in zijn houding, in zijn daden, in zijn uitgangspunt en in zijn strevingen wordt tot dat lied, dat Johannes hoorde zingen: „Gij zijt waar dig, het hoek te nemen en zijn zegelen te. openen, want Gij zijt geslacht en hebt ons Gode verkocht met Uw bloed uit alle geslacht en taal en volk en natie." Veelt gij iets van dien levensband, die hier met een enkel woord genoemd wordt? „Gij hebt ons gekocht." Wie iets ervaren heeft yan dat vrijge kocht zijn; wie het belijdt, dat hij vroe ger een gebondene was, maar dat Jezus die banden gebroken heeft, diens leven wordt een lied ter eere van het Lam, en diens oogen zullen het al meer met groo- to verwondering aanschouwen, hoe de Leeuw uit Juda's stam het boek opent en de zegelen verbreekt. VERLANGEN. Hoe lang nog, Heer! Eer Gij do boden, 't Geroep va-n uwe kind'ren hoort*? Uw trouw en Uw weldadigheden Ons doet verschijnen naar Uw woord? Hoe lang, eer Gij Uw heerschappij, Eer Gij Uw heerschappij en recht Bevestigt en Uw zaak voor goed [beslecht. Wat toeft Gij, Heer! ai hoor ons [smeekenï Met sterk verlangen zien wij uit, heerlijkheidsrechten vastgesteld werden, heeft de rechtbank uitgemaakt, dat alles, wat voor de erven nog overgelaten was, de burcht en 't hout, dat daarvoor de schaapherder te zorgen had. Al die jaren lang heeft het ons last genoeg gegeven, want de eiken zijn heel wat waard." „Maar waarom heb-je die dan al niet lang gekapt?" „Ja, als ik zoo gemeen had willen we-; zen en geen geweten gehad had. Wat vallen wou, moest ik vallen laten, en wat groeien wou, moest ik groeien laten dat stond geschreven. Mijn-grootvader heeft 't eens allemaal willen aanknopen, maar de rechtbank zei, dat ei nog erfge namen warenen nou zijn ze er, maar de tijden zijn inmiddels slechter gewor den, en een mensch kan aan koopen niet meer denken; je bent al blij, als je een dak hoven je hoofd hebt voor je vrouw en kinderen, en als je zoo zoetjes aan door 't jaar heenkruipen kan/' „De vrouw zag er ziek uit, luitenant," mengde Bierwirth zich in 't gesprek, „de moeraskoorts had haar te pakken." „Zoo, zoo." Meer zei de luitenant niet; in gedachten verzonken staarde hij naar den burcht „Och, het zou nog al gaan, maar de blokkadedo blokkade. De Engelschen brengen geen koortspocier meer over zee; dat is 'i slimste/1 Wanneer de morgen aan Zal breken, Waarop Ge Uw hecm'len ons ontsluit! Geef ons weldra van Uw gena, Geef ons van Uw genade blijk! O kom met spoed, verhaast Uw Ko- v - [ninkrijk! Ach waarom Heer! laat Gij ons [smachten; Naar 't rijk van waarheid en van licht, .Van liefde en trouw, daar wij op wachten Waar zonde en duisternis voor zwicht, .Wanneer Uw hand den tegenstand, Uw hand den tegenstand vernielt, En needrig voor Uw voetbank alles [knielt, .Versterk het hart toch van Uw kind'ren, Die aan uw dienst zijn toegewijd; Blusch uit, verdoof, wat hen kan hindren Om één te zijn in harden strijd. Roep allen saam, die in Uw naam, Roep saam, die in Uw naam op aard Zich hebben aangegord en 't kruis aanvaard! Blaas leven, Heer! in 't dor gebeente, En roep Uw waarheid uit. haar graf! Hoor naar de beê van Uw gemeente, Ontferm U, wisch haar tranen af. Dos Heilands bruid ziet naar Hem uit, Zijn bruid ziet naar Hem uit met [smart; Geef haar een straal van hoop in 't [somber hart! Wees ons tot heil, doe ons niet vreezen, Gij, onze steenJrots, wankel niet! Zoudt Gij niet steeds dezelfde wezen, Die nooit Uw volk, Uw werk verliett Gij, die on3 sterkt, en wondren werkt, Die sterkt, en| wondren .werkt met [macht Vertoon in onze zwakheid al Uw kracht! H. PIERS ON. SS£BK Eü SCHOOL "NED. HERV. KERK. Bedankt. Voor Ameide-Tienhoven en Woubrugge, D. Plantinga te Elburg; voor Schraard: A. W. Eeenstra te Oudehoorn. GEREF. KERKEN. Bedankt: Voor Arum: W. van Gelder te Langeslag. CHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te Harlingen: M. Holtrop cand. te Kornhorn; te Alphenl a. d. Rijn: A. Zwiep, cand, te Rotterdam. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt. Voor Boskoop, A. Verhagen te Middelburg. Beroepbaar verklaard. In de gisteren gehoudenl vergadering der classis Heerenveen van de Ger. Kerken) is praeparatoir geëxamineerd en met al- gemeenc stemmen beroepbaar verklaard de heer L. E. Smilde, TheoL cand. aan de Vrije Universiteit-, wonende te Heerenveen. Seendar Singh. Thans meldt de Neder 1. kan gelukkig medegedeeld worden), dat hier te lande een schrijven van deni Sadoe Soendar Singh werd ontvangen, gedateerd Sabat- tue G Juli '23, waarin hij mededeelt weder uit Tibet terug te zijn, waar hij niet veel heeft kunnen uitrichten en waarvandaan hij eerder heeft moeten terugkeeren dan in zijn voornemen lag, tengevolge van moeilijkheden en tegenstand. Hij heeft echter gelukkig de overtuiging medegebracht, dat do arbeid daar krach tig wordt voortgezet door eenige Tibe- taansche Christenen, die voor het oogen blik meer kunnen doen dan hij als vreem deling. Hongarije en de Synode der Geref. Kerken. Naar de Standaard verneemt zullen Prof. Dr. J. Sebestyen en Bisschop Dr. L, Ravasz de vergaderingen der Generale Synode der Geref. kerken hier te lande bijwonen. Dc zending der Chr. Geref. Kerk. De Deputaten van de Buitenlandsche Zending der Chr. Geref. Kerk zullen op Woensdag 29 Augustus a.s. vergaderen in heb schoolgebouw te Apeldoorn. De Deputaten hebben de Predikanten, de Candid ateü in de heilige bediening en de Studenten ernstig uitger.oodigd, do vraag biddend te overwegen of iemand hunner geen roeping gevoelt tot- hot werk der Zending. Voorts roepen zij jongelingen of man nen op, dia roeping hebben tot dezen ar beid in bet koninkrijk Gods onder do Heidenen- De adsspiranten moeten overleggen, be- „Ja, ja, die vervloekte blokkade maar 't verbaast me, dat je vrouw je nog gaan liet, als 't er zoo bij stond." „Zij, meneer, zij is 't juist, die me ge dwongen heeft. Zóo als ze hoorde van juillie hier buiten, had ze geen rust of duur, of ik moest hier naar toe." „Je zieke vrouw? Dat is onmogelijk." „Ik kan 't getuigen, luitenant," merkte Bierwirth wederom op, „en ik geloof, dat ze het laatste vleesch en brood uit huis aan ons meegegeven heeft, i De luitenant streek zich met de hand over 't gelaat; dan, 't gezegde pas goed hegrijpend, antwoorde hij: „Schaapher der, ik geloof, dat je gelijk hebtde school begint pas Allen genoeg gehad? Dan breken we op. Ik dank je; jij hebt ons 't geloof aan 't Duitsche volk terug-; gegeven. Eerst dachten we: we behoefden ons maar te vertoonen en alle Noord- Duitschers zonden als één man opstaan. Maar niemand, die een hand verroerde... en op 't laatst hebben we ons moeten op jagen als boeven en bedelaars. En toen hebben we allemaal de Duitsche dikhui digheid vervloekt en verwenscht. Maar wat ik hier ondervonden heb, dat richt me weer op; en daaraan wil ik ook in de toekomst denken. Ja zeker, 't zal nog wel weer goed worden met ons land, als daar veel zulke lui wonen als jij cn je vrouw." „Dat geve God," zei ie schaapherder. halve hot gewone lidmaat-attest, een ge tuigschrift van Godsvrucht sn karakter met het oog op den dienst des Heeren in het Evangelie, onderteekend door den Kerkeraad der Gemeente, waartoe zij be- hooren. De Schoolraad. Volgens het 33e jaarverslag (1922'23) van den Schoolraad, voor de Scholen met den Bijbel zijn thans 1212 scholen bij den raad. aangesloten; 58 kweekellngen verkre gen het z.g. kweekschool-diploma, 38 can- didaten het diploma-schoolraad. 2500 schriftelijke adviezen1 werden uitgebracht; door de commissie van beroep werden een tiental ontslagkwesties behandeld; in 8 gevallen (op-wachtgeld-stellïng) werd het ontslag gehandhaafd; in de twee andere werd heb ontslag ingetrokken. Het fonds voor ziekteverzekering en langdurige gevallen heeft f 15.500 uitge keerd. Oe ontvangsten bedroegen f 30.21136 de uitgaven f 22.778,591; er is een betig saldo van f "7433.26}. v_; Afrikaanche Schoolreclame. Er zijn blijkens „De Volksstem" scholen in Zuid-Afrika, die vermoedelijk ter ver meerdering van eigen glorie zooveel moge lijk leerlingen trachten te trekken. We le zen in een der laatste nummers van het blad: „Die volgende advertensie verskijn in Vrijstaatso koerante: Die Skoolraad en -Komitee van 'n voor- uitstrewende dorp en distrik in die Vrij staat, is besig om hul Dorpskool op te werk en het nou fonds© beskikbaar vir beurse van 30 vir skoolgaande sekondero kandidate in besifc van Std. VI-sertifikaat en wat hoër wil studeer. Losies en inwo ning. Applikasies moet die ondergetekende bereik so spoedig moontlik, vergesel deux getuig8krifte van predikant en) prinsipaal en ook jongste Skoolsertifikaat, Losieshuis onder beskerming van Kerk en Raad. Skool heb B.A. prinsipaal en goed gekwa- lifiseerde staf, Musiek onder goed gekwa- lifiseerde onderwij seres." Het „Liturgie-rapport.*' In „Het Orgel" wordt het „Rapport in zake het concipieeren van belijdenis-vra gen, de herziening van de liturgie, en het overzien en de uitbreiding van "Jen bundel Eemge Gezangen door deputaten ad hoe aan de Generale Synode der Gereformeer de Kerken in Nederland, saam te komen in Utrecht in het jaar 1923", korter gezegd liet z.g. „Liturgisch Rapport" aan een scherpe critiek onderworpen, tenminste wat betreft de derde afdeeling van ge noemd rapport, welk onderdeel de kwestie der gezangen behandelt en wel in tweeën gesplitst, n.l.: 1. Herziening van deni be- staanden bundel; 2. Uitbreiding van deni bes taanden bundel. De wil ze waarop dit programma uitgevoerd werd, ontlokte den redacteur van „Heb Orgel" volgende cri tiek: Wie de muzikale adviseurs zijn van de betrokken deputaten ad hoe, wier voorzit ter dr. J. C. de Moor en rapporteur prof. dr. G. Ch. Aalders is, ligt in het duister. Het rapport verklaart hieromtrent het vol gende: Het spreekt schier vanzelf, dat De- j putafcefi bij hun werk, met name wat i betreft de poging, om onzen bundel „Eenige Gezangen/' uit te breiden, de medewerking van anderen niet kon ontberen, "YVkar het hier gaat om een i arbeid die uitsluitend Gods eere en 1 het heil der kerken bedoelt, ooTdeel- i den Deputateni het gewenscht en ver- 1 kregen zij daartoe gereedelijk de be- i willigig der betrokkenen, dat hunne namen niet zouden worden genoemd. Men; kan die argumenten aanvaarden, doch waarom geldt zij alleen voor do mu zikale adviseurs? Of is het heele Rapport niet een arbeid „ter eere Gods en tot heil der kerkeni?" Dat lijkt toch wel ©enigszins meten met twee maten. Of was het noemen van de nament der muzikale adviseurs minder de moeite waard? Gezien de hoedanigheid speciaal van de muziekbijlagen komt ons deze laatste veronderstelling niet onaannemelijk voor. Want wat de Deputaten ad hoe der Ge nerale Synode in dit opzicht aanbieden, is muzikaal werkelijk benedenj peil. Men zon kunnen denken, dat de Deputaten ad hoe, op muzikaal gebied incompetent, on verstandig of ongelukkig zijn geweest met de keuzo der muzikale adviseurs. En er dan zijn ingeloopen. Doch de voorzitter der Deputaten ad hoc, dr. J. O. de Moor, als zoodanig voor 't rapport mede verant woordelijk, is op toonkunstgebied niet ten eenenmale vreemdeling. Hij geniet in zijn kringen zelfs een zeker muzikaal gezag; hij adviseert zelf in muzikale aangelegen s/Wat doe-je nu?" vroeg de luitenant verbaasd, want Brun Dierks legde zich een zadel over den schouder. „Rijden zal toch wel niemand, zoo ge-; meen zullen jullie toch wel niet wezen, en bovendien, door 't moeras gaat 't voetje vor voetje. Er kan nog wel oen zaal bovenop," voegde hij hier aan toe, „die paar uurtjes kan ik er best twee dragen." i Maar do manschappen schaamden zich" hem met nóg moer te belasten; hun mam tel, ransel en wapenen honden ze zoo goed en kwaad als 't ging met riemen vast en legden dat op de paarden; 't za- del droegen ze echter zelf. En zoo ving do tocht door 't moeras aan. Onderweg liet de lutenant zich van den burcht verhalen; en van al de overleve ringen daaromtrent, die de schaapherder kende; en deze vertelde; er was nog één kamer, waar je van den hof uit langs een oude trap kon komen, en die nog bowoon- baar was; zijn grootvader had er een sterke eiken deur voor gemakt en dikke ijzeren staven voor het venster; en hij zelf had heel wat nachten daarin doorge bracht, als hij loerde op de lui, die er hout of steen wilden komen stelen. De weg liep juist zoo, als do schaap herder gezegd had. In 't wijde moeras lagen hier en daar zandige plekjes, die slechts luttel boven do omgeving uilsta- Leden, hij beoordeelt in tijdschriften mu zikale publicaties, hij schrijft zelfs oen „muzikale kroniek" iu „De Reformatie". En dezelfde dr. Dc Moor neemt wat het Rapport aan muziek bevat, ten volle on der zijn verantwoording. Nadat de schrijver van het artikel nog ecD uitgebreide opsomming geeft van de clamatie en harmonie-f outen, besluit hij zijn artikel met volgenden passus: sHet is al erg genoeg, dat men met zulk dilettantismo ter Generale Synodo liceft kunnen aankomen. Daaraan is echter nu eenmaal niets te doen. Doch laat men erger voorkomen, nu hel nog tijd is. Laten allen, dio in dezen van invloed lcunfi.cn zijn cn wier stem gezag heeft, dien invloed op do Generale Synode of haar raadgevers aanwenden, teneinde een besluit te verhinderen, dat in zijn toe passing een aanslag beteckent op den goeden smaak en de aesthetische reputatie van den Gereformeerden eeredienst alles behalve zal verhoogen. Laat nu blijken, dat er in Gereformeerde kringen werkelijk genoeg zuivere muzikali teit is, die het invoeren van zulk gepruts niet duldt. Een gepruts, dat op fiasco moet uitloopen. De eere Gods noch het heil derkerken worden daarmee gediend. Integendeel." Eerste en Tweede Kamer. „De grief, dat de Eerste Kamer al meer-en-meer een doublure van de Twee-, de Kamer gaat worden, zegt „De Vrij-» heid", wordt typisch geïllustreerd door het aantal pagina's, dat de „Handelin gen" (die stenografisch het gesprokene weergeven) beslaan. In het parlementaire jaar 1921-'22 hield de Tweede Kamer 93 vergaderingen, 2783 pagina's „Handelingen" vullende; de Eerste Kamer bracht het toen tot 4-9 ver-, gaderingen en 1061 pagina's „Handelin gen". Het laatste jaar, 1922-'23, vergaderde de Tweede Kamer 101 maal, de „Hande-r lingen" liepen op tot 2826; de Eerste Ka mer bracht 't in dit jaar tot 54 vergade ringen, met 1050 pagina's Handelingen". Aan veelpraterij door de oppositie kan waarlijk niet gedacht worden: de opposi tie was immers nog nimmer zoo zwak als in het afgeloopen jaar met ziju 42 te gen 8. Om niet misverstaan te worden, zij hier aanstonds aan toegevoegd, dat het peil van do debatten, in de Eerste Kamer ze-» ker in 't algemeen eer hoog dan laag stond. Een andere vraag is echter, of de Sc naat, door zóó veel te vergaderen r zóó veel te spreken niet hard op weg is te denatureeren. Al meer en meer wil ons Hoogerhuis niet slechts het laatste woord spreken, maar ook het eerste woord. Zij wil meê-leiding-geven meê-sturen en niet alleen ieder ontwerp opnieuw be- discussieeren, alsof zij het recht van amendement had, zij poogt zelfs de Re geering op belangrijke punten van Staats beleid in een richting to drijven, welke de Regeering niet uit wil. Waarbij nog komt, dat het lidmaat schap van een college, dat binnen 10 maanden niet minder dan 54 openbare vergaderingen houdt (plus de noodige sectie- en commissievergaderingen) zóó veel van de leden gaat vragen, dat het ai moeilijker wordt naast andere functies dit ambt behoorlijk te vervullen. Het is geen toeval, dat. het absenteïs me in de Eerste Kamer hand over hand toeneemt en dat men onder belangrijke redevoeringen meestal meer leege dan be zette plaatsen kan constaleeren. Op deze manier voortgaande, moet he' tot een niet onbelangrijke „schadeloos stelling" voor onze senatoren komen hetgeen, evenals de veelpraterij op zich-» zelve, voor het prestige van onze Kamer van revisie niet bevorderlijk kan worden geacht." Het komt ons voor dat „De Vrijheid'* de zaken wel wat donker inziet Over het prestige van ons "orhuis maken wij ons vooralsnog niel ezorgd. Dat de Eerste Kamer zich meer dan vroeger laat gelden, is misschien juist. Maar is dit niet voor een zeer groot deel de schuld van de Tweede Kamer, die vaak minder goed dan hare zuster aan de overzijde van het Binnenhof weet te vertolken wat er leeft bij ons volk en minder het landsbelang in het oog houdt? Als do vernieuwde Eerste Kamer zich op dezelfde wijze van haar taak kwijt als het nu aftredende Hoogerhuis, dan zal het met haar prestige naar het ons voorkomt wel los loopen. ken; en daar langs leidde telkens de weg in wonderlijke, npu.vvg.xf breede bochten, zoodat 't soms als liep men woer terug; overal, naar Linlfa en rechts, sloe-» gen wagensporen af, die in veengateni doodliepen; some zakten de hoeven der/ paarden diep weg in den drassi gen grond; slechts langzaam kwam men voor-, uit, en de reeds spoedig uitgeputte man-» schappen ademden verheugd op, toen zo aan den anderen rand van 't moeras klei-V ne zandheuvels zich zagen verheffen. i In de eerste boerderij van het naaste dorp vroegen ze gastvrijheid en hartelijk' werden ze ontvangen. De boer overreedde hen enkele dagen bij hem te verblijven om weer op hun verhaal te komen, ter wijl men intusschen door een bode zou onderhandelen met do visschers aan de kust, welke echter nog vrij vor af was. De schaapherder schudde alle manschap-» pen vriendelijk de hand; wees eiken dank' af en begaf zich weer op den terugweg. Herhaaldelijk sneed hij groote bochten af door met zijn polsstok over slooten cn veenputten to springen en kwam daar-» door nog tijdig hij dag thuis. Sultan sprong hem tegemoet: zijn vrouw had de kinderen moegenomen naar de kudde, om zoodoende boter op hen lo kunnen letten. j (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5