unr be pers" Over de rechtsche samenwerking, i Naar aanleiding van het heden door ons overgenomen artikel uit de Stan daard over do samenwerking der recht- scho partijen schrijft liet R. K. Ge n- trum: Wij geven onmiddellijk toe, dat het in N. Heiland „niet noodig" is geweest de samenwerking te verbreken, teneinde voer de katholieken de winst van één ze- lel (c kunnen boeken. 't Was zelfs wen scliel ijk', gelijk door meer dan één katholiek blad is betoogd. Maar de „gretigheid vqn een -deel der Roomsch Katholieken" lijkt ons toch nog niet van dien aard, noch van dien om vang om daaruit algemeene conclusies te trekken len nadeele der samenwerking. Vanouds heeft onze partij geloond - rn.cn denlce aan de Kamerverkiezingen in vroeger jaren offers te kunnen bren gen ter wille der coalitie; en dat zij ook in liet heden haar specifieke wenschen niet op de spits drijft, mag geacht wor den bekend te zijn. In verschillende provinciën werd trou wens bij de jongste verkiezingen der Ge deputeerden door de Reehtsc.be vortiien samengewerkt, zonder dat daarbij Tets van de „gretigheid" der katholieken bleek. Het is ook niet zulk een „gretigheid", welke aan de katholieken boven den Hoordijk 15 Gedeputeerden schonk. En wanneer de „Standaard" zich be klaagt over N.-Holland, dan zou daarte genover kunnen worden gewezen op Gel derland. waar zooals de „Gelderlan der" uiteenzette de protesïantsche groepen der Rechterzijde haar stommen moeten hebben gekoppeld aan die der Linkerzijde, om aan deze laatste een Ka tholieken zetel toe te kennen. Laat men dergelijke gebeurtenissen ech ter niet onevenredig opblazen, maar lie ver trachten ze in 't vervolg te voorko men. Ze zijn meermalen slechts ts beschou wen ahs een incident, een accident, een „persoonlijk feit". En laat men dus niet te veel gcnerali- sceren c-n te snel de alarmklok luiden over de Rechtsche samenwerking. Die samenwerking is in vroeger tijd door den beh oudsgezin den vleugel onzer partij opgezegd, en dr. Kuvper dreigde zijnerzijds meer dan eens met een „zich terugtrekken op eigen erf". Maar feitelijk is de samenwerking nooit volkomen verbroken geweest en herstelde zij zich na de partieel© breuk reeds binnen enkele ja.ren geheel en al. De Rechtsche partijen gevoelden, dat zij te gewichtige punten van aanraking en overeenstemming hadden en te voor name belangen gezamenlijk te verdedi gen, om elkander den rug toe te keeren of lang gescheiden te blijven. Het kiezersvolk ging voort op den tra- ditioneelen en goed bevonden- weg, al We zen de leider, of eenige leiders soms een anderen kant uit. De Coalitie is in ons land de natuur- lijkste zaak, welke zich denken laat, en daarom houdt men er aan vast, ten spijt van moeilijkheden en geschilpunten. In de omstandigheid, dat er niets kunstmatigs aan haar is, maar dat zij wortelt in de beginselen en onze staat kundige verhoudingen en behoeften, ligt een krachtige waarborg voor haar be staan, waarvan geen persbescbouwing of kiesregeling het karakter zal kunnen veranderen, of het -einde veroorzaken. Het Huisgezin een ander R. K. or gaan laat zich als volgt uit: „Wij kunnen niet aa-nnemen, dat voor „De Standaard" het wezen der coalitie, de bestaansgrond der rechtsche samen werking gelegen is in de opoffering aan zetels, die onder bet meerderheidsstelsel de Katholieke partij zich getroostte. Het wezen der coalitie, de bestaans grond der rechtsche samenwerking ligt in iets anders: in de overeen stemming van de drie Techtseke partijen omtrent de hoofdbeginselen der staatkunde. Het kiesstelsel is slechts een bijkom stig iets en heeft met overeenstemming of afwijking omtrent de hoofdbeginselen niets te maken. I Wij zouden aan den ernst en de waar- 'dingheid der anti-revolutionaire partij te kort doen .gingen we veronderstellen, dat zij de coalitie afhankelijk stelt van een bepaald aantal zetels, welke de Katholie ke partij haar onder het meerderheids- stelsel placht te bezorgen. De anti-revolutionaire noch welke an dere partij kan er iets tegen hebben, dat de Katholieken overeenkomstig hun ge talsterkte in de Kamer zijn vertegenwoor- digd. i! r»«»l Ook onder het meerderheidsstelsel zou 'de samenwerking der rechterzijde ophou den, indien en zoodra omtrent de hoofd beginselen der staatkunde en hun prac- tischo uitwerking geen voldoende over eenstemming onder de partijen van rechts aanwezig bleek. Waarom behoeft die samenwerking on der een evenredig kiesstelsel nu eerder op te houden? Wij zien noch de noodzakelijkheid, noch de rechtmatigheid daarvan in. Als er bij de verkiezing van Gedepu teerde Staten fouten begaan zijn en er zijn er begaan dan is dit toch geen' Tedvsn om het einde der rechtsche samen werking in het verschiet te stellen, om dat we evenredige vertegenwoordiging hebben. Zóó wordt de kwestie der rechtsche samenwerking op bedenkelijke wijze ver troebeld." - Dc schrik der straten. v Als wij „in stad" waren, kinders, Dan heetto 't al, éérste wegwet: „Op de kleine steentjes blijven, hoor!" Want daar was men veilig; op 't trot toir kwamen de rijtuigen niet, daar gin gen geen handkarren over heen, daar liep men en daarmee uit. Maar nu met do „s to omfiets" en de auto is '*t glad mis. Kort geleden, in Amsterdam, 'n oude vrouw, die rustig voor 'n winkelraam staat to kijlcen, 'n motorrijwiel komt met snel treinvaart om 'n hoek, weet niet te rem men, schiet verkeerd uit, op het trottoir, de oude vrouw wordt te morzel gereden. En nu weer pas te Zwolle. Toch geen wereldstad, met reuzever- keer; 'n Dame wandelt niets kwaads vermoe dend over 't trottoir, auto wijkt voor 'n fietsrijder naar den verkeerden kant uit, de dame, zwaar gewond, sterwt 's nachts rec-ds in het ziekenhuis. Onwillekeurig gaat m-en zich afvragen, waar iemand nu nog veilig is? QEÜfaESüGD NIEUWS Inbraak. Door middel van opensluiting zijn uit een perceel aan de Marnixkade te Amster dam 4 zakjes, té zamen inhoudende f 500, een bedrag van f 182.50 aan papieren geld en eenige gouden en zilveren sieraden ont vreemd. s 7^- Het wegbrengen van schepen. Ter zake van het opzettelijk toè zinken brengen van de stoomtrawler „De Britta- nia 2 IJm. 307" zijn aangehouden de vroe gere directeur G. F., wonende te Heem stede; voorts de betrokkene J. en de ma chinist v. d. K., terwijl op last van den rechter-commissaris nog is aangehouden B. allen te IJmuiden. Zij zijn naar Haarlem overgebracht. Gearresteerd. Toen Zondagmiddag de boerderij van F. Pruis, te Oud-Zevenaar, in brand stond, heeft een arbeider uit Zevonaar getracht enkele voorwerpen te redden. Thans blijkt, dat hij in het bezit is gevonden van een doosje met geld en sieraden, afkomstig van den brand. In verband daarmede is hij gearresteerd cn gevankelijk naar Arn hem overgebracht. Door een onweer gevangen ge2et. 'Aan het einde der jongste nachtzitting van het Engelsche parlement was het nood weer zoo herig, dat verschillende afge vaardigden zich door gebrek a-an vervoer middelen gedwongen zagen, in het parle ment tc overnachten. Lord Curzon gaf het goede voorbeeld, trok zijn jasje uit en maakte het zich ge makkelijk in een paar clubfauteuils. Al spoedig waren de bibliotheken en rookkamers getransformeerd in slaapzalen waar tot 's ochtends 7 uur fn koor ge snurkt werd. Een bisschop sliep in het Hoogerhuis. Een ex-„koning" overlco'en. Een typische persoonlijkheid is dezer dagen op 84-jarigen leeftijd overleden. De man, John Williams geheeten, stond be kend als de ex-„koning" van Bardsey Is land, een eilandje twee mijl lang en één mijl breed, in de IerBche Zee. „Koning John" was de tweede „monarch' van het eiland, die na, zijn vader „koning John I" te zijn opgevolgd, 30 jaren lang als absoluut heerscher over do eilandbe woners regeerde. Ongeveer 20 jaren geleden was er een opstand op het eiland, als gevolg, naar de koning beweerde, van den sinistoren in vloed van een vreemdeling, die het koning schap voor zichzelf begeerde. Tenslotte stemde de koning er in toe, afstand van den troon te doen. Zijn op volger betaalde hem ongeveer 100 pond sterling voor het koninklijk paleis en de oorspronkelijke koning verliet het eiland om er nimmer meer terug te keeren. De onttroonde vorst woonde eenigen tijd te Abersoch, waar hij het weinig ko ninklijk baantje van schaapherder be kleedde. Zeer philosofisch verklaarde de ex-heerscher, dat deze functie hem beter aanstond dan het koningschap, want dat schapen veel makkelijker te regeeren wa ren dan menschen. Hij zeide, dat het leven' van een koning eigenlijk niet waard was, geleefd te worden. Het was een ondank bare taak, die iemand slechts vijanden bezorgde. Ondergrondsche reuzen-garages. Volgens de Philadelphia Leader wordt langzamerhand in de groote steden der Unie het autoverkeer zoo druk, dat de ont wikkeling van dit verkeersmiddel spoedig verkeersbelemmering' moet brengen. In Amerika laat mei de auto's gewoon lijk onbeheerd aan den trottoirrand staan, als men voor zaken of arbeid ergens wezen moet. In de nauwere straten kan het één rij, in de breedere een paar rijen lijden; maarde rijen worden kilometers en kilometers lang, en hoe langer zoo bezet ter. Zoo is op drukke congresdagen het verkeer voor de regeeringsbureau's te Washington wel' anderhal ven kilometer wagen aan wagen lang, en in de city van New York komt het voor, dat vier kilo meters bezet zijn. Waar practisch, net als bij ons alles op de fiets, alles per auto gaat, bleeker, kruier, werkman groeit het verkeer slechts nog met den toewas der bevolking. Maar ook deze geringe groei is zoo merk baar, dat knappe koppen naar groote op lossingen voor deze verkeersproblemen zoeken. Het is toch duidelijk, dat de auto niet beantwoordt aan zijn doel, als hij ge middeld twee kilometer ver moet stoppen, van de deur, die men wil ingaan, en wan neer op den rit een stevige wandeling als toegift komt. Men wil nu, gelijk de metropolitaïnes in do groote steden op do drukko pleinen en straatkruisingen ondergrondsche remi ses aanleggen. In Seattle heeft men het met liften en dakremises geprobeerd; maar die proef is niet gunstig uitgevallen, zoodat men den blik meer naar den undre- ground gericht heeft. In Washington, waar een derde van alle staatsbeambten auto rijdt, zal de eerste grondremise met direc tum inrit (zonder lift) nog dit jaar gegra ven worden, Voor den dokter. Stel u voor, Mevrouw, Meneer, dat u ziek bent en den dokter laat komenof, om een nog juister vergelijking teweeg te brengen, dat u ziek bent en naar den dokter loopt.Dat u met andere zieken in een lange rij opschuift tot u voor den Aesculaap komt te staandat u nau welijks aan 't woord komt, dat de dokter zich uitput in bewijzen van uw klinklaro gezondheid en u in bewijzen van uw kwa len. en dat de doorslag wordt gegeven door de beslissing: Hot is vandaag een drukke dag voor jo dus.... ga aan hei werk Stel u verder vcor, dat u weer aan uw werk gaat (u moet wel) en dat elkeen u hoont om uw echec en u vertelt, dat u idioot bent geweest, dat u het handig had moeten aanpakken met een trucje hier en een foefje daar, een leugen ginds on over- gïooto openhartigheid ergens anders. Zou dat geen gekheid zijn? Welnu, dat kwam dagelijks voor in het Nederlandsche leger in zijn mobilisatie. Op marschdag b.v. dromde 't bij divisies te gelijk naar den dokter. Des avonds werden de orders voor den volgenden dag voorgelezen, „Veldtenue met rol. Bataljonsmarsch met wielrijders beveiliging in de richting Tweegezinncn. Brood en koffie mee." Heftig geraas en getier. De sergeant van de week: Ja, jongens, ik kan 't nie helpen! Eon stem: Mos d'r nog bijkomme! In paviljoen van de wielrijders: larmo yante revolutie. Gehuil, veel getier, wan hoop sgegil, knersingen der tanden, Algemeene opinie: Ik ga morgen voor dsn dokter! Maar het legerbestuur begrijpt dat. En neemt z'n maatregelen. De bataljonscom mandant bolt den dokter op: Dokter, er wordt morgen een taaio marsch gemaakt. De dokter is op zijn qui-vive. Voorts krijgt do korporaal van de week instructie, 's morgens heel vroeg, vlak na do reveille (als velen nog napitten), de zieken te gaan ncteeren. Hij mag niet zeggen, dat hij daarvoor komt, men moet 't maar raden. Ook moet hij heel hard loopen. De korporaal volgde deze „aanwijzing" op. Desondanks weten 95 zieken van de eerste compagnie, 53 van de tweede, 87 van de derde en 11 van de vierde compie (do vierde compie was met verlof) den korporaal to bespringen. Ook velo wielrij ders slagen daarin. In deze omstandigheden besluit de ba taljonscommandant eerst met het gezonde overschot een uur Olympische spelen te houden. Dan hoeven er geen nakomers te zijn. Dus krijgt de dokter een uur tijd, om een kleine 300 patiënten tc cureeren. Dus moppert de dokter. Eén blik, 'één woord en de diagnose is gesteld. 'V-.-j, Dienstdoen! l'fe!^rSrT"1" Dienstdoen1 Dienstdoen! Do eerste 15Ö zijn er tusschenuit gewipt. Volgt: na den dienst onder de wol. 70 hevig protesteerende zieken drui pen af. Dan aspirine (30) ehi: gorgeldrank (20). Ook deze vijftig gaan dienstdoen. Nu het moeilijkste werk. Er blijft een stelletje bleeke jongens over. Zieken? Han dige simulanten? Dat is de vraag. Ik heb zieke jongens gekend die er nooit in slaag den den dokter te doen inzien, dat ze iets mankeerden. En ik heb geniale comedian- ten gekend, die nooit hoefden dienst te doen. Er waren- er die gesminkt naar den dokter gingen. Er waren er, die bezworen, dat zo niets mankeerden, dat ze zoo graag den bataljonsmarsch wouen meemaken-, maar dat ze zoo gek in d'r hoofd waren. Die hadden succes. Die fopten den dokter altijd. Er waren er, die plots hun bewust zijn verloren en zich flang op hun gezicht lieten vallen. Die speelden hoog spol. Er waren er, die de nieuwe, geheim zinnige ziekten uitvonden, die afschuwe lijke symp tomen) beschreven, waarvoor de medische wetenschap paf stond. En er wa ren er, die schenen te zijn overmeesterd door een algeheele apathie, die doof en gevoelloos waren en heelemaal suf. Als die boften, konden ze uitgelaten dansen. De dokter is bijna klaar. Hij kan niet meer. Rommeldebommelderommel de bom! Daar marcheert het bataljon de poort uit. Een onhoorbare juichkreet snijdt stil door de kamer van den dokter. Het restant 15-opgewonden zielsgelukkige zieken doen krampachtige pogingen om hun vreugde verborgen te houden. Hun wacht een fijne, lange, loome dag van nietsdoen (Vad.) Werklooze intellectueelen in Frankrijk. Ook in Frankrijk lieerscht een groote werkloosheid ónder de intellectueelen. De „Revue Universitaire" spreekt van een bij eenkomst van verschillende groepen intel lectueelen, die onlangs te Parijs plaats had, waar de heer Jean Mando over de cri sis van werkloosheid onder de Fransche intellectueelen sprak. Hij zeide: „Tal van jonge mannen en vrouwen, die hun studiën voltooid hebben-, zijn thans genoodzaakt zeer ondergeschikte betrek kingen te aanvaarden of naar verre landen te trekken, om daar emplooi te vinden. Steeds neemt heb aantal studenten aan de verschillende universiteiten nog toe, de werkloosheid onder de intellectueel-en zal daardoor steeds stijgen." De heer Mando illustreerde de boven staande uitspraak met tal van voorbeel den. Hij vertelde, dat jonge doctoren in de medicijnen naar een baantje op een mi nisterie solliciteerden', dat jonge meesters in de rechten op detectivebmjeaux onder dak trachtten te vinden^ terwijl yelen, in het bezit van universitaire graden, hun toevlucht in een handwerk zochten Dc spreker wees er op, dat de moeilijk heden om een plaats in de maatschappij tc verovereen voor do jonge vrouwen, die haar studie voltooid hadden, nog veel groo- ter waren dan voor de jonge mannen. Het is nog maar zeer kort geleden, aldus de spreker, dat drie vrouwelijke advocaten de balie hebben verlatenéén heeft een betrekking in het onderwijs gevonden, een anderein een modezaak, een derde bij ....het theater. Dit zijn slechts enkele ge vallen-, maar hoeveel jonge meisjes met een academischen graad zijn er niet, die een plaats op een kantoor zoeken, die ver taalwerk wensclien of andere baantjes, waarvoor zij allerminst .zijn opgeleid? Wel in dc eerste plaats to Parijs vindt men al die werkzoekende intellectueelen, daar is het, dat zij elkander verdringen en daar en elders bekommeren „les gens arrivés" zich vrijwel niet om lien, die werk zoeken en 't niet kunnen vinden en dit egoïsme van hen, „die er zijn", die hun baantje hebben, maakt de crisis nog erger. HEERSCHENDE DAMESMODES. Ds. Bakker v<an Amsterdam schreef in „De Gereformeerde Kerk" over dit onder werp een artikel dat wij hier laten vol gen: „Wie midden in een bosch wandelt, kan al heel moeilijk bepalen waar het begint en eindigt, hoe groot het is en waar het precies ligt. Zoo is het tot op zekere ■hoogte ook met den tijd waarin men leeft. Tenzij dat men een punt bereikt, waar men de. hoogte beklimt en boven het geboomte uitziet; dan kan men het geheel overzien. Het is noodig dat een Chrislenmensch die immers maar niet leeft van de hand in de tand en gedachlenloos van dag tot dag voortwandelt, af en toe eens van den gewonen weg afwijkt en den berg be klimt om te zien waar hij is. De teekenen der tijden moeten we kennen; eq met be hulp van Gods Woord en van de historie pogen te onderscheiden. "Welnu, wie dat doet in onze dagen en ■daarbij de maatstaf van vorige tijdvak ken in de geschiedenis van ons geslacht aanlegt, zal tot zijn ontzetting ontwaren dat de tijd waarin hij leeft, décadent (d. i. in groot verval) is. Zelfs de kinderen der wereld, die van •het licht van Gods Woord geen gebruik wenschen te maken, geven dat toe. En dat valt nu op allerlei manier te illustree- ren. Ik wil de kleedij van onze dagen, de heerschende damesmodes eens tot voor beeld nemen. Hoe levendig herinnert dat aan de tij den in het Romeinsche loven, vooraf gaande aan Rome's val. En hierbij maak ik een dankbaar gebruik van Dr. Schul- te's dissertatie „Het Heidendom bij Ter- tüllianus". Ik lees daar dat het voor den kerkva der een groote ergernis was zooals de vrouwen zich kleedden, optooiden en blanketten. Oudtijds, zoo zegt Terlulli- anus, was dat anders; toen waren er wetten, die tegen omvelvoegelijke klee ding waakten; toen was er nog onder scheid te zien tussclien eerbare en oneer bare vrouwen. „Ik zie in de kleeding te genwoordig geen onderscheid tnsschen deftige dames en prostitué's. En dan richt hij zich tot de Christelijke vrouwen „Hoeveel verachtelijker is het, als gij, die priesteressen der kuischheid genoemd wordt, u als onzedelijke vrouwen getooid en geverfd, in het publiek vertoont. Waarin staan dan die ongelukkige slachtoffers der publieke wellust bene den u?" Zoo uitte zich dus op een bepaald punt het leven in Tertulliauus' dagen. En nu weet ik wel, dat het gemakkelijk is een vergelijking te maken en toch ook weer ontzaggelijk moeilijk daarbij rechtvaar dig te zijn. i Derhalve zet ik voorop, dat wie de ze den en gebruiken van het platteland, van dorpen en kleinere steden bij- ons kent, gelukkig nog van heel veel dege lijkheid en eenvoudigheid mag spreken. MaarTertullianus zag bij zijn teeke- siing ook niet naar het platteland van Italië. Hij laat ons het leven in het brand punt aanschouwen. Het leven van de vrouw in Rome. i En dat is het wat ik doe. De vrouw zooals ze zich openbaart in de groote centra onzer beschaving, in Amsterdam; in Den Haag. De vrouw van Londen, van Parijs en Berlijn. De hoogst moderne vrouw, die den toon aangeeft in de mode. in de salons, in do theaters, op de pu blieke straat. Niet dat ik zoo vaak met dergelijke vrouwen in aanraking kom •Maar ik heb mijn oogen. Ik lees de krant; en bestudeer van tijd tot tijd ook de ru brieken van- kunst en mode. En d.-an is het toch onwedersprekelijk •waar, dat vele van die vrouwen 'ons le vendig herinneren aan het beeld dat Ter- itullianus van de mondaine vrouw in zijn dagen teekent. En met bekommering zijn wij vervuld, niet alleen ten opzichte van deze schepselen, wier eenig ideaal dat van den rijken man uit de gelijkenis vroolijk en prachtig leven, schijnt te we zen; maar ook met het oog op zoovele meisjes en vrouwen onder ons volk, wier oog bekoord wordt door wat voor oogen is; wier blik niet bij machte is achter veel schoonheid en zwier vaak een vul kaan van brandende hartstochten en schreiend leed te ontdekken. Docb om niet in algemeene termen (waarvan ik een vijand ben) te blijven hangen, wil ik u bier iets van de zooge naamde mode-shows op de in het laatst van het voorgaande jaar gehouden Ne- derlandsch-Fransche tentoonstelling in het paleis voor Volksvlijt te Amsterdam vertellen. Mannequins, (dat zijn betaalde meisjes die zich ter wille van de toeschouwers kleeden in verschillende mode-costuums), gaan, de een na de ander, aan het. bogee- rige oog voorbij en tonen in een wonder baar défilé wat Parijs als mode uitgeeft. „Wie houdt var. weelderige kleedii vr-^" zijn oogen ta gast wil laten gaan a-aS, -kleurennjüdom; wie eens wil weten, hoé Cheruit cn Redfern rrrioren; hoe'?re=» met. Poiret cd Worth combineoren; wis wil bcsludec-rcn bel raffinr.eiuent van da moae-ontwerpers, dj., üiuüi. Vionet, Jenny, Beer en Madeleine et Madeleine tol hunne beschikking hebben, dio ga eens kijken, dio ga genieten 'Want de» sierlijke mannequin* weten deze dollar-» prinsessen-pracht op kostelijke wijze voor te dragen. Zij brengen ons een vleug-; je van de gratie, die dc Parisicnnc we reldberoemd maakte; zij verplaatst ons voor ren oogenblik naar de stad, dio door allo tijden heen heeft bewaard, wat blijft van allo eeuwen: de schoonheid van kleu ren en' kleercn; de bekoord,,.held der- vrouw." Zoo beschrijft een verslaggever dit schouwspel,» dat natuurlijk bestemd is om zich straks door de salons, de plaatsen van vermaak endo straten onzer groo'.e steden te verspreiden. Men krijgt hier wel een diepen indruk van de weelderigheid der tegenwoordige mode. Doch was het dat maar alleen! Weelde spreekt op zichzelf nog niet van verval; ofschoon weeldezucht, overdadige en verwijfde pracht steeds de inzinking van energie en zedelijkheid heeft gety peerd. Bij de weelderigheid komt echter ik zou haast zeggen, natuurlijk, de zinne- prikkeling en de wellustigheid. Het is al les op het effect berekend. Lees maar verder: „Het is chic, echte Parijsche chic, on gedwongen, -als van zelf sprekend en tot in 'de uiterste details verzorgd met be-1, wonderenswaardig raffinement. O, dat beeldige schoeisel der Paris:ene, en haar beeldig voetje aan het slanke been. O, dio grappige, fel-uitdagende wiegel gang, dat deinen van die brooze figuurtjes met de smalle heupen en de smalle schoudertjes. Die vermiljcen lippen, hartvormig „aan gezet",- gespitst in het snuitje, dat soms wordt vooruitgestoken als het kopje van een snuivende ree; die lange oorbellen, tuitend onder de zware haardoffc-n, het is allemaal zoo apart, zoo popperig ook, zouden wij willen zeggen." En dan blijft straks niet uit, dat „het naakt" groote aantrekkingskracht bezit. „Een lachje glijdt thans over de gezich- ten der toeschouwers. Een der manne quins heeft haar cape van nerz laten af glijden en toont een zonnekleurig kleed, dat niet alleen mouw-, maar ook bijkans geheel rugloos is." Ja, ja, die moderne huisvader die zich maar niet begrijpen kon dat de toiletten van zijn dochters van boven en van be neden steeds korter werden en nochtans altijd maar in prijs gestegen, zal nog wel eens reden tot zuchten hebben. En dat niet alleen om zijn beurs; maar nog veel meer om zijn meisjes. Uit de klcederdrachten der moderne vrouw spreekt veelal een ongedwongen heid, een emancipatie (d. i. zich losma ken van alle zeden cn gebruik), een on beschaamdheid die somwijlen doet lachen, een andermaal verbluft, maar per slot van rekening toch 't ergste doet vreezen voor den smaak en de genegen heid van het toonaangevende geslacht. „Ik zie in de kleeding tegenwoordig geen onderscheid tusschen deftige dames mes en prostitué's, zoo geeselt Terlulia- nus zijn tijd. Wanneer ik in deze twintig ste eeuw des middags om vijf uur in do Kalverstraat en in do Regulierbreestraat mijn oogen de kost geef, dan kom ik evenals de kerkvader tot de slotsom, dat de prostitué's wel bijzondere middelen moeten aanwenden om nog herkend ie worden. In zooverre kan ik het vatten (en ik prijs het), dat de Roomsche kerk in het portaal van haar kerkgebouwen aanplakt, dat vrouwen slechts in eerbare kleeding in de kerk zullen geduld worden. Maar dat die waarschuwing daar hangt, ty- peert onzen tijd. Ik wil dit bijzondere onderwerp, dat voor de pen van een man niet gemak kelijk is, maar derniettegenstaande van actueele waarde, nu verder maar laten rusten. In het boek van Dr. Schultze, den predikant van Wierden, vindt men uit Tertulilanus' pen nog heel wat, dat bij- zonden toepasselijk zou zijn op onze toe- standen. De historie herhaalt zich. De Predi ker zei in zijn dagen, dat er niets nieuws onder de zon is. „Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn; en hetgeen er ge daan is, hetzelve zal er gedaan worden. Is er eenig ding waarvan men zou kun nen zeggen: ziet dat, het is nieuw? Het is aireede geweest in de ecuwen die voor ons geweest zijn". Daar is in onze tijden een geslacht op gegroeid, in onze steden, maar vaak ook in onze dorpen, dat „beraadslaagt tegen den Heere en Zijne Gezalfde, zeggende: Laat ons hunne banden verscheuren cn hunne touwen van ons werpen". En nu zijn de banden verscheurd cn de banden los. Niet slechts het oude ge loof heeft men van zich geworpen. De oude zeden en gebruiken ziin als „ver ouderde traditie" gevolgd. En de theo logen hebben bij dit bedrijf vaak nog een 'handje geholpen. Nu is men vrij, heerlijk vrij cn onaf- hankelijk. Geëmancipeerd. Maar de ge volgen blijven niet uit. God laat niet met zich spotten. Nebukadnez-ar at, na zijn zelfverheerlijking, gras. Ons geslacht komt waarlijk ook al bij Nebukadhczar terecht. De een stelt zich aan als een gek, en df» ander gedraagt zich als een dier. Of laat ik de dieren niet beleedigen. Koor den zij het, dan zouden zij waarschijnlijk den neus ophalen voor menig hoogst ont- "wikkeld en fijn kunstzinnig menschen- lcind; en zich te fatsoenlijk achten voor zijn conversatie. En dus: „Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uwe licha men stelt tot eon levende, heilige en Ga- do welbehaaglijke oiferando, welke is uwe redelijke godsdienst. Dan, „wordt van het kwado niet over wonnen. maar over vu»': het kwade door, het goede"'. J 't __i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 10