unr be pers"
Over de rechtsche samenwerking, i
Naar aanleiding van het heden door
ons overgenomen artikel uit de Stan
daard over do samenwerking der recht-
scho partijen schrijft liet R. K. Ge n-
trum:
Wij geven onmiddellijk toe, dat het in
N. Heiland „niet noodig" is geweest de
samenwerking te verbreken, teneinde
voer de katholieken de winst van één ze-
lel (c kunnen boeken.
't Was zelfs wen scliel ijk', gelijk door
meer dan één katholiek blad is betoogd.
Maar de „gretigheid vqn een -deel der
Roomsch Katholieken" lijkt ons toch nog
niet van dien aard, noch van dien om
vang om daaruit algemeene conclusies te
trekken len nadeele der samenwerking.
Vanouds heeft onze partij geloond -
rn.cn denlce aan de Kamerverkiezingen in
vroeger jaren offers te kunnen bren
gen ter wille der coalitie; en dat zij ook
in liet heden haar specifieke wenschen
niet op de spits drijft, mag geacht wor
den bekend te zijn.
In verschillende provinciën werd trou
wens bij de jongste verkiezingen der Ge
deputeerden door de Reehtsc.be vortiien
samengewerkt, zonder dat daarbij Tets
van de „gretigheid" der katholieken
bleek.
Het is ook niet zulk een „gretigheid",
welke aan de katholieken boven den
Hoordijk 15 Gedeputeerden schonk.
En wanneer de „Standaard" zich be
klaagt over N.-Holland, dan zou daarte
genover kunnen worden gewezen op Gel
derland. waar zooals de „Gelderlan
der" uiteenzette de protesïantsche
groepen der Rechterzijde haar stommen
moeten hebben gekoppeld aan die der
Linkerzijde, om aan deze laatste een Ka
tholieken zetel toe te kennen.
Laat men dergelijke gebeurtenissen ech
ter niet onevenredig opblazen, maar lie
ver trachten ze in 't vervolg te voorko
men.
Ze zijn meermalen slechts ts beschou
wen ahs een incident, een accident, een
„persoonlijk feit".
En laat men dus niet te veel gcnerali-
sceren c-n te snel de alarmklok luiden
over de Rechtsche samenwerking.
Die samenwerking is in vroeger tijd
door den beh oudsgezin den vleugel onzer
partij opgezegd, en dr. Kuvper dreigde
zijnerzijds meer dan eens met een „zich
terugtrekken op eigen erf".
Maar feitelijk is de samenwerking
nooit volkomen verbroken geweest en
herstelde zij zich na de partieel© breuk
reeds binnen enkele ja.ren geheel en al.
De Rechtsche partijen gevoelden, dat
zij te gewichtige punten van aanraking
en overeenstemming hadden en te voor
name belangen gezamenlijk te verdedi
gen, om elkander den rug toe te keeren of
lang gescheiden te blijven.
Het kiezersvolk ging voort op den tra-
ditioneelen en goed bevonden- weg, al We
zen de leider, of eenige leiders soms
een anderen kant uit.
De Coalitie is in ons land de natuur-
lijkste zaak, welke zich denken laat, en
daarom houdt men er aan vast, ten spijt
van moeilijkheden en geschilpunten.
In de omstandigheid, dat er niets
kunstmatigs aan haar is, maar dat zij
wortelt in de beginselen en onze staat
kundige verhoudingen en behoeften, ligt
een krachtige waarborg voor haar be
staan, waarvan geen persbescbouwing of
kiesregeling het karakter zal kunnen
veranderen, of het -einde veroorzaken.
Het Huisgezin een ander R. K. or
gaan laat zich als volgt uit:
„Wij kunnen niet aa-nnemen, dat voor
„De Standaard" het wezen der coalitie,
de bestaansgrond der rechtsche samen
werking gelegen is in de opoffering aan
zetels, die onder bet meerderheidsstelsel
de Katholieke partij zich getroostte.
Het wezen der coalitie, de bestaans
grond der rechtsche samenwerking ligt
in iets anders: in de overeen stemming
van de drie Techtseke partijen omtrent de
hoofdbeginselen der staatkunde.
Het kiesstelsel is slechts een bijkom
stig iets en heeft met overeenstemming of
afwijking omtrent de hoofdbeginselen
niets te maken. I
Wij zouden aan den ernst en de waar-
'dingheid der anti-revolutionaire partij te
kort doen .gingen we veronderstellen, dat
zij de coalitie afhankelijk stelt van een
bepaald aantal zetels, welke de Katholie
ke partij haar onder het meerderheids-
stelsel placht te bezorgen.
De anti-revolutionaire noch welke an
dere partij kan er iets tegen hebben, dat
de Katholieken overeenkomstig hun ge
talsterkte in de Kamer zijn vertegenwoor-
digd. i! r»«»l
Ook onder het meerderheidsstelsel zou
'de samenwerking der rechterzijde ophou
den, indien en zoodra omtrent de hoofd
beginselen der staatkunde en hun prac-
tischo uitwerking geen voldoende over
eenstemming onder de partijen van rechts
aanwezig bleek.
Waarom behoeft die samenwerking on
der een evenredig kiesstelsel nu eerder op
te houden?
Wij zien noch de noodzakelijkheid,
noch de rechtmatigheid daarvan in.
Als er bij de verkiezing van Gedepu
teerde Staten fouten begaan zijn en er
zijn er begaan dan is dit toch geen'
Tedvsn om het einde der rechtsche samen
werking in het verschiet te stellen, om
dat we evenredige vertegenwoordiging
hebben.
Zóó wordt de kwestie der rechtsche
samenwerking op bedenkelijke wijze ver
troebeld." -
Dc schrik der straten. v
Als wij „in stad" waren, kinders,
Dan heetto 't al, éérste wegwet:
„Op de kleine steentjes blijven, hoor!"
Want daar was men veilig; op 't trot
toir kwamen de rijtuigen niet, daar gin
gen geen handkarren over heen, daar liep
men en daarmee uit.
Maar nu met do „s to omfiets" en de auto
is '*t glad mis.
Kort geleden, in Amsterdam, 'n oude
vrouw, die rustig voor 'n winkelraam staat
to kijlcen, 'n motorrijwiel komt met snel
treinvaart om 'n hoek, weet niet te rem
men, schiet verkeerd uit, op het trottoir,
de oude vrouw wordt te morzel gereden.
En nu weer pas te Zwolle.
Toch geen wereldstad, met reuzever-
keer;
'n Dame wandelt niets kwaads vermoe
dend over 't trottoir, auto wijkt voor 'n
fietsrijder naar den verkeerden kant uit,
de dame, zwaar gewond, sterwt 's nachts
rec-ds in het ziekenhuis.
Onwillekeurig gaat m-en zich afvragen,
waar iemand nu nog veilig is?
QEÜfaESüGD NIEUWS
Inbraak.
Door middel van opensluiting zijn uit
een perceel aan de Marnixkade te Amster
dam 4 zakjes, té zamen inhoudende f 500,
een bedrag van f 182.50 aan papieren geld
en eenige gouden en zilveren sieraden ont
vreemd. s 7^-
Het wegbrengen van schepen.
Ter zake van het opzettelijk toè zinken
brengen van de stoomtrawler „De Britta-
nia 2 IJm. 307" zijn aangehouden de vroe
gere directeur G. F., wonende te Heem
stede; voorts de betrokkene J. en de ma
chinist v. d. K., terwijl op last van den
rechter-commissaris nog is aangehouden B.
allen te IJmuiden. Zij zijn naar Haarlem
overgebracht.
Gearresteerd.
Toen Zondagmiddag de boerderij van F.
Pruis, te Oud-Zevenaar, in brand stond,
heeft een arbeider uit Zevonaar getracht
enkele voorwerpen te redden. Thans blijkt,
dat hij in het bezit is gevonden van een
doosje met geld en sieraden, afkomstig
van den brand. In verband daarmede is
hij gearresteerd cn gevankelijk naar Arn
hem overgebracht.
Door een onweer gevangen ge2et.
'Aan het einde der jongste nachtzitting
van het Engelsche parlement was het nood
weer zoo herig, dat verschillende afge
vaardigden zich door gebrek a-an vervoer
middelen gedwongen zagen, in het parle
ment tc overnachten.
Lord Curzon gaf het goede voorbeeld,
trok zijn jasje uit en maakte het zich ge
makkelijk in een paar clubfauteuils.
Al spoedig waren de bibliotheken en
rookkamers getransformeerd in slaapzalen
waar tot 's ochtends 7 uur fn koor ge
snurkt werd. Een bisschop sliep in het
Hoogerhuis.
Een ex-„koning" overlco'en.
Een typische persoonlijkheid is dezer
dagen op 84-jarigen leeftijd overleden. De
man, John Williams geheeten, stond be
kend als de ex-„koning" van Bardsey Is
land, een eilandje twee mijl lang en één
mijl breed, in de IerBche Zee.
„Koning John" was de tweede „monarch'
van het eiland, die na, zijn vader „koning
John I" te zijn opgevolgd, 30 jaren lang
als absoluut heerscher over do eilandbe
woners regeerde.
Ongeveer 20 jaren geleden was er een
opstand op het eiland, als gevolg, naar de
koning beweerde, van den sinistoren in
vloed van een vreemdeling, die het koning
schap voor zichzelf begeerde.
Tenslotte stemde de koning er in toe,
afstand van den troon te doen. Zijn op
volger betaalde hem ongeveer 100 pond
sterling voor het koninklijk paleis en de
oorspronkelijke koning verliet het eiland
om er nimmer meer terug te keeren.
De onttroonde vorst woonde eenigen
tijd te Abersoch, waar hij het weinig ko
ninklijk baantje van schaapherder be
kleedde. Zeer philosofisch verklaarde de
ex-heerscher, dat deze functie hem beter
aanstond dan het koningschap, want dat
schapen veel makkelijker te regeeren wa
ren dan menschen. Hij zeide, dat het leven'
van een koning eigenlijk niet waard was,
geleefd te worden. Het was een ondank
bare taak, die iemand slechts vijanden
bezorgde.
Ondergrondsche reuzen-garages.
Volgens de Philadelphia Leader wordt
langzamerhand in de groote steden der
Unie het autoverkeer zoo druk, dat de ont
wikkeling van dit verkeersmiddel spoedig
verkeersbelemmering' moet brengen.
In Amerika laat mei de auto's gewoon
lijk onbeheerd aan den trottoirrand staan,
als men voor zaken of arbeid ergens wezen
moet. In de nauwere straten kan het één
rij, in de breedere een paar rijen lijden;
maarde rijen worden kilometers en
kilometers lang, en hoe langer zoo bezet
ter. Zoo is op drukke congresdagen het
verkeer voor de regeeringsbureau's te
Washington wel' anderhal ven kilometer
wagen aan wagen lang, en in de city van
New York komt het voor, dat vier kilo
meters bezet zijn.
Waar practisch, net als bij ons alles op
de fiets, alles per auto gaat, bleeker,
kruier, werkman groeit het verkeer
slechts nog met den toewas der bevolking.
Maar ook deze geringe groei is zoo merk
baar, dat knappe koppen naar groote op
lossingen voor deze verkeersproblemen
zoeken. Het is toch duidelijk, dat de auto
niet beantwoordt aan zijn doel, als hij ge
middeld twee kilometer ver moet stoppen,
van de deur, die men wil ingaan, en wan
neer op den rit een stevige wandeling als
toegift komt.
Men wil nu, gelijk de metropolitaïnes in
do groote steden op do drukko pleinen
en straatkruisingen ondergrondsche remi
ses aanleggen. In Seattle heeft men het
met liften en dakremises geprobeerd;
maar die proef is niet gunstig uitgevallen,
zoodat men den blik meer naar den undre-
ground gericht heeft. In Washington, waar
een derde van alle staatsbeambten auto
rijdt, zal de eerste grondremise met direc
tum inrit (zonder lift) nog dit jaar gegra
ven worden,
Voor den dokter.
Stel u voor, Mevrouw, Meneer, dat u
ziek bent en den dokter laat komenof,
om een nog juister vergelijking teweeg
te brengen, dat u ziek bent en naar den
dokter loopt.Dat u met andere zieken
in een lange rij opschuift tot u voor den
Aesculaap komt te staandat u nau
welijks aan 't woord komt, dat de dokter
zich uitput in bewijzen van uw klinklaro
gezondheid en u in bewijzen van uw kwa
len. en dat de doorslag wordt gegeven
door de beslissing: Hot is vandaag een
drukke dag voor jo dus.... ga aan hei
werk
Stel u verder vcor, dat u weer aan uw
werk gaat (u moet wel) en dat elkeen u
hoont om uw echec en u vertelt, dat u
idioot bent geweest, dat u het handig had
moeten aanpakken met een trucje hier en
een foefje daar, een leugen ginds on over-
gïooto openhartigheid ergens anders.
Zou dat geen gekheid zijn?
Welnu, dat kwam dagelijks voor in het
Nederlandsche leger in zijn mobilisatie. Op
marschdag b.v. dromde 't bij divisies te
gelijk naar den dokter.
Des avonds werden de orders voor den
volgenden dag voorgelezen, „Veldtenue
met rol. Bataljonsmarsch met wielrijders
beveiliging in de richting Tweegezinncn.
Brood en koffie mee."
Heftig geraas en getier.
De sergeant van de week: Ja, jongens,
ik kan 't nie helpen!
Eon stem: Mos d'r nog bijkomme!
In paviljoen van de wielrijders: larmo
yante revolutie. Gehuil, veel getier, wan
hoop sgegil, knersingen der tanden,
Algemeene opinie: Ik ga morgen voor
dsn dokter!
Maar het legerbestuur begrijpt dat. En
neemt z'n maatregelen. De bataljonscom
mandant bolt den dokter op: Dokter, er
wordt morgen een taaio marsch gemaakt.
De dokter is op zijn qui-vive.
Voorts krijgt do korporaal van de week
instructie, 's morgens heel vroeg, vlak na
do reveille (als velen nog napitten), de
zieken te gaan ncteeren. Hij mag niet
zeggen, dat hij daarvoor komt, men moet
't maar raden. Ook moet hij heel hard
loopen.
De korporaal volgde deze „aanwijzing"
op. Desondanks weten 95 zieken van de
eerste compagnie, 53 van de tweede, 87
van de derde en 11 van de vierde compie
(do vierde compie was met verlof) den
korporaal to bespringen. Ook velo wielrij
ders slagen daarin.
In deze omstandigheden besluit de ba
taljonscommandant eerst met het gezonde
overschot een uur Olympische spelen te
houden. Dan hoeven er geen nakomers te
zijn. Dus krijgt de dokter een uur tijd, om
een kleine 300 patiënten tc cureeren. Dus
moppert de dokter.
Eén blik, 'één woord en de diagnose is
gesteld. 'V-.-j,
Dienstdoen! l'fe!^rSrT"1"
Dienstdoen1
Dienstdoen!
Do eerste 15Ö zijn er tusschenuit gewipt.
Volgt: na den dienst onder de wol.
70 hevig protesteerende zieken drui
pen af.
Dan aspirine (30) ehi: gorgeldrank (20).
Ook deze vijftig gaan dienstdoen.
Nu het moeilijkste werk. Er blijft een
stelletje bleeke jongens over. Zieken? Han
dige simulanten? Dat is de vraag. Ik heb
zieke jongens gekend die er nooit in slaag
den den dokter te doen inzien, dat ze iets
mankeerden. En ik heb geniale comedian-
ten gekend, die nooit hoefden dienst te
doen. Er waren- er die gesminkt naar den
dokter gingen. Er waren er, die bezworen,
dat zo niets mankeerden, dat ze zoo graag
den bataljonsmarsch wouen meemaken-,
maar dat ze zoo gek in d'r hoofd waren.
Die hadden succes. Die fopten den dokter
altijd. Er waren er, die plots hun bewust
zijn verloren en zich flang op hun
gezicht lieten vallen. Die speelden hoog
spol. Er waren er, die de nieuwe, geheim
zinnige ziekten uitvonden, die afschuwe
lijke symp tomen) beschreven, waarvoor de
medische wetenschap paf stond. En er wa
ren er, die schenen te zijn overmeesterd
door een algeheele apathie, die doof en
gevoelloos waren en heelemaal suf. Als die
boften, konden ze uitgelaten dansen.
De dokter is bijna klaar. Hij kan niet
meer.
Rommeldebommelderommel de bom!
Daar marcheert het bataljon de poort
uit.
Een onhoorbare juichkreet snijdt stil
door de kamer van den dokter. Het restant
15-opgewonden zielsgelukkige zieken doen
krampachtige pogingen om hun vreugde
verborgen te houden. Hun wacht een fijne,
lange, loome dag van nietsdoen
(Vad.)
Werklooze intellectueelen in Frankrijk.
Ook in Frankrijk lieerscht een groote
werkloosheid ónder de intellectueelen. De
„Revue Universitaire" spreekt van een bij
eenkomst van verschillende groepen intel
lectueelen, die onlangs te Parijs plaats
had, waar de heer Jean Mando over de cri
sis van werkloosheid onder de Fransche
intellectueelen sprak. Hij zeide:
„Tal van jonge mannen en vrouwen, die
hun studiën voltooid hebben-, zijn thans
genoodzaakt zeer ondergeschikte betrek
kingen te aanvaarden of naar verre landen
te trekken, om daar emplooi te vinden.
Steeds neemt heb aantal studenten aan de
verschillende universiteiten nog toe, de
werkloosheid onder de intellectueel-en zal
daardoor steeds stijgen."
De heer Mando illustreerde de boven
staande uitspraak met tal van voorbeel
den. Hij vertelde, dat jonge doctoren in
de medicijnen naar een baantje op een mi
nisterie solliciteerden', dat jonge meesters
in de rechten op detectivebmjeaux onder
dak trachtten te vinden^ terwijl yelen, in
het bezit van universitaire graden, hun
toevlucht in een handwerk zochten
Dc spreker wees er op, dat de moeilijk
heden om een plaats in de maatschappij
tc verovereen voor do jonge vrouwen, die
haar studie voltooid hadden, nog veel groo-
ter waren dan voor de jonge mannen. Het
is nog maar zeer kort geleden, aldus de
spreker, dat drie vrouwelijke advocaten
de balie hebben verlatenéén heeft een
betrekking in het onderwijs gevonden, een
anderein een modezaak, een derde bij
....het theater. Dit zijn slechts enkele ge
vallen-, maar hoeveel jonge meisjes met
een academischen graad zijn er niet, die
een plaats op een kantoor zoeken, die ver
taalwerk wensclien of andere baantjes,
waarvoor zij allerminst .zijn opgeleid?
Wel in dc eerste plaats to Parijs vindt
men al die werkzoekende intellectueelen,
daar is het, dat zij elkander verdringen
en daar en elders bekommeren „les gens
arrivés" zich vrijwel niet om lien, die werk
zoeken en 't niet kunnen vinden en dit
egoïsme van hen, „die er zijn", die hun
baantje hebben, maakt de crisis nog erger.
HEERSCHENDE DAMESMODES.
Ds. Bakker v<an Amsterdam schreef in
„De Gereformeerde Kerk" over dit onder
werp een artikel dat wij hier laten vol
gen:
„Wie midden in een bosch wandelt, kan
al heel moeilijk bepalen waar het begint
en eindigt, hoe groot het is en waar het
precies ligt. Zoo is het tot op zekere
■hoogte ook met den tijd waarin men
leeft. Tenzij dat men een punt bereikt,
waar men de. hoogte beklimt en boven het
geboomte uitziet; dan kan men het geheel
overzien.
Het is noodig dat een Chrislenmensch
die immers maar niet leeft van de hand
in de tand en gedachlenloos van dag tot
dag voortwandelt, af en toe eens van den
gewonen weg afwijkt en den berg be
klimt om te zien waar hij is. De teekenen
der tijden moeten we kennen; eq met be
hulp van Gods Woord en van de historie
pogen te onderscheiden.
"Welnu, wie dat doet in onze dagen en
■daarbij de maatstaf van vorige tijdvak
ken in de geschiedenis van ons geslacht
aanlegt, zal tot zijn ontzetting ontwaren
dat de tijd waarin hij leeft, décadent
(d. i. in groot verval) is.
Zelfs de kinderen der wereld, die van
•het licht van Gods Woord geen gebruik
wenschen te maken, geven dat toe. En
dat valt nu op allerlei manier te illustree-
ren. Ik wil de kleedij van onze dagen, de
heerschende damesmodes eens tot voor
beeld nemen.
Hoe levendig herinnert dat aan de tij
den in het Romeinsche loven, vooraf
gaande aan Rome's val. En hierbij maak
ik een dankbaar gebruik van Dr. Schul-
te's dissertatie „Het Heidendom bij Ter-
tüllianus".
Ik lees daar dat het voor den kerkva
der een groote ergernis was zooals de
vrouwen zich kleedden, optooiden en
blanketten. Oudtijds, zoo zegt Terlulli-
anus, was dat anders; toen waren er
wetten, die tegen omvelvoegelijke klee
ding waakten; toen was er nog onder
scheid te zien tussclien eerbare en oneer
bare vrouwen. „Ik zie in de kleeding te
genwoordig geen onderscheid tnsschen
deftige dames en prostitué's. En dan
richt hij zich tot de Christelijke vrouwen
„Hoeveel verachtelijker is het, als gij, die
priesteressen der kuischheid genoemd
wordt, u als onzedelijke vrouwen getooid
en geverfd, in het publiek vertoont.
Waarin staan dan die ongelukkige
slachtoffers der publieke wellust bene
den u?"
Zoo uitte zich dus op een bepaald punt
het leven in Tertulliauus' dagen. En nu
weet ik wel, dat het gemakkelijk is een
vergelijking te maken en toch ook weer
ontzaggelijk moeilijk daarbij rechtvaar
dig te zijn. i
Derhalve zet ik voorop, dat wie de ze
den en gebruiken van het platteland,
van dorpen en kleinere steden bij- ons
kent, gelukkig nog van heel veel dege
lijkheid en eenvoudigheid mag spreken.
MaarTertullianus zag bij zijn teeke-
siing ook niet naar het platteland van
Italië. Hij laat ons het leven in het brand
punt aanschouwen. Het leven van de
vrouw in Rome. i
En dat is het wat ik doe. De vrouw
zooals ze zich openbaart in de groote
centra onzer beschaving, in Amsterdam;
in Den Haag. De vrouw van Londen, van
Parijs en Berlijn. De hoogst moderne
vrouw, die den toon aangeeft in de mode.
in de salons, in do theaters, op de pu
blieke straat. Niet dat ik zoo vaak met
dergelijke vrouwen in aanraking kom
•Maar ik heb mijn oogen. Ik lees de krant;
en bestudeer van tijd tot tijd ook de ru
brieken van- kunst en mode.
En d.-an is het toch onwedersprekelijk
•waar, dat vele van die vrouwen 'ons le
vendig herinneren aan het beeld dat Ter-
itullianus van de mondaine vrouw in zijn
dagen teekent. En met bekommering zijn
wij vervuld, niet alleen ten opzichte van
deze schepselen, wier eenig ideaal dat
van den rijken man uit de gelijkenis
vroolijk en prachtig leven, schijnt te we
zen; maar ook met het oog op zoovele
meisjes en vrouwen onder ons volk, wier
oog bekoord wordt door wat voor oogen
is; wier blik niet bij machte is achter
veel schoonheid en zwier vaak een vul
kaan van brandende hartstochten en
schreiend leed te ontdekken.
Docb om niet in algemeene termen
(waarvan ik een vijand ben) te blijven
hangen, wil ik u bier iets van de zooge
naamde mode-shows op de in het laatst
van het voorgaande jaar gehouden Ne-
derlandsch-Fransche tentoonstelling in
het paleis voor Volksvlijt te Amsterdam
vertellen.
Mannequins, (dat zijn betaalde meisjes
die zich ter wille van de toeschouwers
kleeden in verschillende mode-costuums),
gaan, de een na de ander, aan het. bogee-
rige oog voorbij en tonen in een wonder
baar défilé wat Parijs als mode uitgeeft.
„Wie houdt var. weelderige kleedii vr-^"
zijn oogen ta gast wil laten gaan a-aS,
-kleurennjüdom; wie eens wil weten, hoé
Cheruit cn Redfern rrrioren; hoe'?re=»
met. Poiret cd Worth combineoren; wis
wil bcsludec-rcn bel raffinr.eiuent van da
moae-ontwerpers, dj., üiuüi. Vionet,
Jenny, Beer en Madeleine et Madeleine
tol hunne beschikking hebben, dio ga
eens kijken, dio ga genieten 'Want de»
sierlijke mannequin* weten deze dollar-»
prinsessen-pracht op kostelijke wijze
voor te dragen. Zij brengen ons een vleug-;
je van de gratie, die dc Parisicnnc we
reldberoemd maakte; zij verplaatst ons
voor ren oogenblik naar de stad, dio door
allo tijden heen heeft bewaard, wat blijft
van allo eeuwen: de schoonheid van kleu
ren en' kleercn; de bekoord,,.held der-
vrouw."
Zoo beschrijft een verslaggever dit
schouwspel,» dat natuurlijk bestemd is om
zich straks door de salons, de plaatsen
van vermaak endo straten onzer groo'.e
steden te verspreiden.
Men krijgt hier wel een diepen indruk
van de weelderigheid der tegenwoordige
mode. Doch was het dat maar alleen!
Weelde spreekt op zichzelf nog niet van
verval; ofschoon weeldezucht, overdadige
en verwijfde pracht steeds de inzinking
van energie en zedelijkheid heeft gety
peerd. Bij de weelderigheid komt echter
ik zou haast zeggen, natuurlijk, de zinne-
prikkeling en de wellustigheid. Het is al
les op het effect berekend. Lees maar
verder:
„Het is chic, echte Parijsche chic, on
gedwongen, -als van zelf sprekend en tot
in 'de uiterste details verzorgd met be-1,
wonderenswaardig raffinement. O, dat
beeldige schoeisel der Paris:ene, en haar
beeldig voetje aan het slanke been. O, dio
grappige, fel-uitdagende wiegel gang, dat
deinen van die brooze figuurtjes met de
smalle heupen en de smalle schoudertjes.
Die vermiljcen lippen, hartvormig „aan
gezet",- gespitst in het snuitje, dat soms
wordt vooruitgestoken als het kopje van
een snuivende ree; die lange oorbellen,
tuitend onder de zware haardoffc-n, het
is allemaal zoo apart, zoo popperig ook,
zouden wij willen zeggen."
En dan blijft straks niet uit, dat „het
naakt" groote aantrekkingskracht bezit.
„Een lachje glijdt thans over de gezich-
ten der toeschouwers. Een der manne
quins heeft haar cape van nerz laten af
glijden en toont een zonnekleurig kleed,
dat niet alleen mouw-, maar ook bijkans
geheel rugloos is."
Ja, ja, die moderne huisvader die zich
maar niet begrijpen kon dat de toiletten
van zijn dochters van boven en van be
neden steeds korter werden en nochtans
altijd maar in prijs gestegen, zal nog wel
eens reden tot zuchten hebben. En dat
niet alleen om zijn beurs; maar nog veel
meer om zijn meisjes.
Uit de klcederdrachten der moderne
vrouw spreekt veelal een ongedwongen
heid, een emancipatie (d. i. zich losma
ken van alle zeden cn gebruik), een on
beschaamdheid die somwijlen doet
lachen, een andermaal verbluft, maar
per slot van rekening toch 't ergste doet
vreezen voor den smaak en de genegen
heid van het toonaangevende geslacht.
„Ik zie in de kleeding tegenwoordig
geen onderscheid tusschen deftige dames
mes en prostitué's, zoo geeselt Terlulia-
nus zijn tijd. Wanneer ik in deze twintig
ste eeuw des middags om vijf uur in do
Kalverstraat en in do Regulierbreestraat
mijn oogen de kost geef, dan kom ik
evenals de kerkvader tot de slotsom, dat
de prostitué's wel bijzondere middelen
moeten aanwenden om nog herkend ie
worden.
In zooverre kan ik het vatten (en ik
prijs het), dat de Roomsche kerk in het
portaal van haar kerkgebouwen aanplakt,
dat vrouwen slechts in eerbare kleeding
in de kerk zullen geduld worden. Maar
dat die waarschuwing daar hangt, ty-
peert onzen tijd.
Ik wil dit bijzondere onderwerp, dat
voor de pen van een man niet gemak
kelijk is, maar derniettegenstaande van
actueele waarde, nu verder maar laten
rusten. In het boek van Dr. Schultze, den
predikant van Wierden, vindt men uit
Tertulilanus' pen nog heel wat, dat bij-
zonden toepasselijk zou zijn op onze toe-
standen.
De historie herhaalt zich. De Predi
ker zei in zijn dagen, dat er niets nieuws
onder de zon is. „Hetgeen er geweest is,
hetzelve zal er zijn; en hetgeen er ge
daan is, hetzelve zal er gedaan worden.
Is er eenig ding waarvan men zou kun
nen zeggen: ziet dat, het is nieuw? Het
is aireede geweest in de ecuwen die voor
ons geweest zijn".
Daar is in onze tijden een geslacht op
gegroeid, in onze steden, maar vaak ook
in onze dorpen, dat „beraadslaagt tegen
den Heere en Zijne Gezalfde, zeggende:
Laat ons hunne banden verscheuren cn
hunne touwen van ons werpen".
En nu zijn de banden verscheurd cn
de banden los. Niet slechts het oude ge
loof heeft men van zich geworpen. De
oude zeden en gebruiken ziin als „ver
ouderde traditie" gevolgd. En de theo
logen hebben bij dit bedrijf vaak nog een
'handje geholpen.
Nu is men vrij, heerlijk vrij cn onaf-
hankelijk. Geëmancipeerd. Maar de ge
volgen blijven niet uit. God laat niet met
zich spotten. Nebukadnez-ar at, na zijn
zelfverheerlijking, gras. Ons geslacht komt
waarlijk ook al bij Nebukadhczar terecht.
De een stelt zich aan als een gek, en df»
ander gedraagt zich als een dier. Of
laat ik de dieren niet beleedigen. Koor
den zij het, dan zouden zij waarschijnlijk
den neus ophalen voor menig hoogst ont-
"wikkeld en fijn kunstzinnig menschen-
lcind; en zich te fatsoenlijk achten voor
zijn conversatie.
En dus: „Ik bid u dan, broeders, door
de ontfermingen Gods, dat gij uwe licha
men stelt tot eon levende, heilige en Ga-
do welbehaaglijke oiferando, welke is
uwe redelijke godsdienst.
Dan, „wordt van het kwado niet over
wonnen. maar over vu»': het kwade door,
het goede"'. J 't __i