Dagblad voor Leiden en Omstreken. NIEUWE LEIDSÜHE COURANT ADONNERBEftTSPRiJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal ....f2.50 Per week f 0.19 Franco per post per kwartaal 12.90 4de JAARGANG. - WOENSDAG II JULI 1923 - No. 982 BureauHooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936 ADVERTENTIE-PKU3 Gewone advertentlën per regel 22% cenfi, Ingezonden Mededcelingen, dubbel tariefc 'Bij contract, belangrijke reductie. kleine advertentiën bij yooruitbe^- ling van ten hoogste SO woorden, wordefl dagelijks geplaatst ad 50 cent. Dit nummer bestaat uit twea bladen. V De rots van het objectieve. Wij hebben er de vorige week op ge wezen, hoe de heer Golijn in een le Gro ningen gehouden, rede de algemeene geeststemming onzer dagen kenschetste met de woorden geschokt vertrouw wen. Deze teekening, zoo merkten, wij op, is zeker niet onjuist, in verband waarméde gewezen werd op de gewichtige, taak van allen die de Anti-revolutionaire beginse len liefhebben en belijden. Deze gedachte werd door den heer Co- iijn nader uitgewerkt „Als deze schets van het leven onze3 tijds juist, is, zoo betoogde hij, volgt daarit alleen dan niet reeds de roeping van het Calvinisme voor onzen tijd-" Het zóó ronddobberend volk levert ■geen verheven aanblik cp. Van stoere kracht getilgt die laat-maar-gaan opvat ting niet. De pit en het merg ontbregen. Het zuchten uit de diepte is in het le ven des menschen ook noodig. In de per soonlijke verhouding van den mensch tot God. Dat leert het Calvinisme ook. Maar het leert tevens wat anders. En om te weten wat dat andere is, moe ten wij eerst vaststellen, waarin het w e- z e n van het Calvinisme te zoeken valt. Dat wezen dan ligt in het voorop stellen van de Souvereiniteit Gods. Som migen willen de uitverkiezing als het cen trale dogma vaai het Calvinisme voorstel len. En als men uitsluitend let op de plaats, welke dit leerstuk in de geloofs leer inneemt, dan is voor die meening ook wel grond. Toch kan daarin het punt van uitgang voor het Calvinisme niet gelegen zijn. God zelf zou dan in deze beschouwing op den achtergrond komen te staan en Gods gedachte aangaande 's menschen zaligheid daarentegen op den voorgrond. Achter de leer der uitverkiezing ligt die van Gods absolute Souvereiniteit en door het naar voren brengen van die gedachte komt er ruimte voor een alomvat tend wereldbestuur; blijft dit niet be perkt tot het heil der gezaligden, maar treedt óok de. werking der algemeene ge nade aan het licht. Of, wil men het nog wat anders gezegd, in het gronddorgma der absolute Souve reiniteit Gods, ontwikkelt zich de twee erlei openharing van Gods genade. Van de genade die particulier, en van de genade die algemeen is. Uit de wer king der particuliere genade komt ons kerkelijk leven op, terwijl de ontwikke* ling van liet algemeen volksleven op komt uit de werking der algemeene ge nade. In de aanvaarding van die volstrekte souvereiniteit Gods, in de erkenning van het absolte karakter daarvan, ligt tevens ook de diepste grond voor het objectieve element in het leven en van het buigen, •voor de autoriteit van de H. Schrift. God Souverein en uit Hem de Waar heid. U i t Hem ook allo macht. De Macht der Overheid; de macht, die de eigenaar uitoefent over zijn bezit. Alle levensverhoudingen onderworpen aan Zijn Wil. Wordt het u- dan niet duidelijk hoe hier uit den chaos van het subjectieve de rots van het objectieve omhoog steekt? Ziet ge dan niet klaarlijk hoe de alom waarneembare ontbinding van oude le venswaarden op, dat Calvinisme moeilijk vat kan krijgen; hoe het oog van den zoekende een vast punt ontdekt, waarop het. rusten kan?" De heer Colijn sprak hier niet voor een politieke organisatie. Maar geldt wat hij zegt van het Calvi nisme niet eveneens van onze Anti-Re volutionaire beginselen, die hun centraal punt vinden in de belijdenis van de vol strekte Souvereiniteit Gods? Het vertrouwen in de goden van dezen tijd is althans een wijle geschokt. Daarom des te meer hebben wij thans te wijzen op de rots van het objectieve, op de vertroostende en sterkende belij denis van de sovereiniteit Gods. V Sterking van het verantwoordelijkheidsbesef. Door den heer Golijn werd er verder op gewezen, dat het echte Calvinisme en dit geldt eveneens van de Anti-Revo lutionaire beginselen den mensch prik kelt tot rustelooze werkzaa ra il ei d, terwijl het zijn verantwoor delijkheidsbesef sterkt. Het richt de krachten op zelfwerk zaamheid én heeft geen behoefte aan een geperfectioneerde Staatsmachine tot rege ling van het maatschappelijk leven. Het subjectieve, dat in zichzelf geen vastheid bezit, moet ten slotte tot het vol gen van een vasten koers gedreven worden. En altijd nauwkeuriger moet die koers worden bepaald. Tot eindelijk het leven van boven af tot in de kleinste bij zonderheden is geregeld geworden; tot de maatschappij, naar Kuypers teekenend woord, op een planetarium in het klein gelijkt. Hoe ander was het in de dagen van weleer! Hoe gebrekkig was niet de Staatsman chine in het bloeitijdperk onzer natio nale historie. Een souvereiniteitsoefening verdeeld opver 7 kleine Staatjes; zonder, althans zonder behoorlijke, grensafbakening. Ja, alle gezagsbegrenzing onzeker. Tusschen de Generale Staten en de Pro vinciën; tusschen de Provinciën onder ling; vaak ook tusschen de Provinciën en de steden. Maar wat een machts- en krachtsont plooiing! 1 En nu? Een glad gepolijste. Staatsmachine, zoo duur van onderhoud, dat de beenderen der burgers kraken onder den last, dien zij daarvoor te torsen hebben. Toen de Nederlandsche vlag wappe rend op allo oceanen; en de vloten, die die vlag aan haar masten voerden, ge vreesd tot aan alle einden der aarde. Thanseen zorgvuldig geschreven rapport eener Vlootwetcommissie; zonder vloot. Maar in ruil daarvoor veel schoons van anderen aard. Immers, verheugen we ons thans in 'het bezit van het alle macht in zich opslurpend, centralistisch monster, dat de draden beweegt van een het ge- heele land overdekkend web van een vormige mazen. Voor macht en glorie en aanzien heb- iben we nu een afgod in de plaats: den afgod van het perfectionisme. Die afgoderij kan alleen worden uit geroeid door de sterking van het verant woordelijkheidsbesef, die eerste voorwaar de en diepste grond is voor echte volks kracht" Sterking van het verantwoordelijk- .heidsbesef, inderdaad, dat is het wat wij in dezen tijd, nu centralisatie het wacht woord geworden is, noodig hebben. STADSNIEUWS De Voordorp-Bazar. De Voordorp-Commissie of liever ge zegd de bazar-Commissie heeft eer van haar werk. Zij heeft er „do gang" in weten te Hoewel we in onzen tijd nu niet be paald arm zijn aan bazars en middagjes, heeft toch de Voordorp-Bazar op ondub belzinnige wijze getoond nog voldoende aantrekkingskracht te bezitten, om volko men te slagen. Want geslaagd is deze bazar in alle opzichten. Gegunstigd door heerlijk zomerweer, ,vond gistermiddag de opening plaats. Vroolijk waaide de oude, maar altijd frissche driekleur, van den ingang van het mooie gebouw, vanwaar sierlijke guirlandes den bezoekers den weg wezen naar den tuin, waar de theemiddag zou worden gehouden en, natuurlijk in de eerste plaats, de zaal, waar de bazar is opgesteld. In een naastgelegen zaal had vooraf de officieele opening plaats, waarbij Ds. G. H. Beekenkamp, als voorzitter der bazar- commissie, het woord voerde. Begonnen werd met het zingen van Psalm 103:1, waarna Ds. Beekenkamp een gedeelte uit de Heilige Schrift voor las, n.l. Rom. 12:13—14. gebed. In zijn openingswoord, dat daarna volg de, bracht spr. dank; in de eerste plaats aan God,- Wien het ons past te danken voor de lust, den ijver en bekwaamheid die Hij schonk en voor den zegen, die ook in het voorbijgegane jaar op het Voordorp-werk rustte. Eigenlijk was het jaar 1922 een proef jaar. Na een minder normalen overgangstijd toch, kon nu eerst de arbeid rustig wor den voortgezet. De moeilijkheden bleven echter weer ni'et uit. De noodzakelijkheid om zooveel moge lijk te bezuiaigen 'deed zich voor „Voor dorp" gevoelen. De groote vraag was, hoe deze bezuiniging op de stichting toe te passen," zonder dat het werk er onder leed. Veel studie en overleg, veel onderzoek en een stipte controle; veel tijd en in spanning van allo krachten waren noodig om dit te bereiken. Maar de zegeningen zijn dan ook niet uitgebleven. Op een budget van 00 mille toch werd f 16000 bezuinigd, en, waren wij niet be wust geweest van uit ons zelve onbe kwaam te zijn, dan zouden we misschien hoogmoedig geworden zijn, toen het be stuur lof werd toegezwaaid voor zijn bijna bovenmenschelijke prestaties. Intusschen werd een gewichtige verandering aange bracht in de balans van het kinderhuis, door de regeeringsbijdragen en andere „saldo's" niet meer over te schrijven, maar door de rekening bij het jaar af .vast te stellen, waardoor eens en voor goed in 'n zuiver beeld de stand van zaken werd aangegeven. Het bleek toen dat de diaconie jaarlijks f 10.000 moest bijpas sen. Op den' steun heeft dit echter geen invloed gehad. Aan teleurstellingen zijn we, zegt spr., al gewend, al zijn ze niet prettig, vooral met het oog op die men schen die van alles het liefst de schaduw zijde zien. Ontmoedigen doet een deficit ons echter volstrekt niet; wij aanvaarden het, als het moet, even gelaten als een batig saldo, Blij en opgewekt voort te gaan is niet alleen wenschelijk maar noodzakelijk. Er is reden om 1922 een proefjaar te noemen, maar toch niet in absolten zin, want er kan nog meer gedaan worden in den zin zooals deze bazar aangeeft, en daarom moet het er met alle mogelijke middelen op los, om de vrijwillige bedra gen rechtstreeks uit de gemeente te ver- hoogen. Dat kan ook heel goed, mits men beseft dat „Voordorp" een zaak van de gekeele gemeente is. Deze bazar moet het begin zijn van een nieuwe offer-periode, het geen echter niet wil zeggen dat dit een oorlogverklaring aan alle aanwezigen is (gelach), integendeel, we zijn tot elke minnelijke schikking bereid, maar bazar- ■bezoekers behooren nu eenmaal tot dat slag van menschen, dat graag iets mis sen kan; wat ook nu zal blijken, vooral nu het gaat om de kinderen van „Voor dorp". Spr. roept dan allen 'n hartelijk wel kom toe. Het is hem een genoegen den bezoekers een schitterende collectie van allerlei voorwerpen te kunnen aanbieden. Van alle zijden stroomden de inzen dingen toe. Een fijne collectie handwerken door de zusters en meisjes, evenals de kunstige houtsnijfiguren, door de jongens van „Voordorp" vervaardigd, nemen een eereplaats in. Spr. zal trachten zich van het noemen van namen te onthouden, want waaraan zijn bijna geen einde komen maar er zijn eenige die niet zonder meer mogen worden voorbijgegaan, zooals die van den heer Pander, de voogdijraad en .de dameskring van kerkelijk Wijk IV, wier inzendingen naast die van zeer velen uit de gemeente de bazaar opluisteren. In het bijzonder komt der bazarcom- missie in haar geheel een woord van dank toe, voor haar bewonderenswaardi- gen ijver. Zij heeft zich uitgesloofd om het alles tot een schoon geheel te maken, en dan niet te vergeten, br. Sierag, die zijn vaardigheid in het drappeeren toon de, en het alles kleur en leven gaf. Spr. wijst dan op den inhoud van het voorge lezen schriftgedeelte, en hoopt dat dat van toepasing zal zijn op deze bazar, dat zij zal staan in de sfeer der blijmoedigheid Gods. In die sfeer hebben we nu 2 jaar gearbeid en hopen we altijd voort te ar beiden a Is wakkere optimisten. Voor uw alles belangstelling, aids spr. dank ik, van uw daarwerkelijke belangst. houd ik mij overtuigd. Op uw aller medewerking re ken ik. Den wensch uitsprekende, dal Gods zegen op deze dagen zal rusten, opent spr. dan de bazar, waarna hij in gemeenschappelijk gebed voorgaat. Na deze officieele opening ging men ge zamenlijk naar de bazar, waar al dade lijk goede zaken werden gedaan ook. Trouwens, het schoone, door den voorz. in zijn openingswoord reeds genoemd, overtrof aller verwachtingen. Het was in den letterlijken zin des woords een ba zar, 't geen tevens in zich sluit, dat er van alle aanwezige artikelen moeilijk een beschrijving is te geven. Noemen we daarom slechts eenige keur- collecties van fijne kantwerken, die in vorm zijn geëxposeerd, de mooie sprei, groote verscheidenheid en in allerlei vorm en een met buitengewone eigenschappen toegeruste pop, die verloot wordta de ju bileumtafel, enz. De hoeveelheid der aanwezige voorwer pen van practische en schoonheidswaar- de is groot, en die der attracties niet minder. Hulde aan de commissie, die zulk een verscheidenheid wist uit te denken en bijeen te brengen. Er werd, zooals gezegd, druk verkocht, dank zij den ijver der talrijke verkoop sters, die het inkoopen doen voor ieder tot een genot weten te maken. Een bezoek aan de bazar werd meestal afgewisseld door een rustig zitje in den tuin, waar, behalve thee en gebak, talrijke ververschingen den inwendigen mensch ten dienste stonden. Naar men ons verzekerde, valt op een goed succes van „Voordorp" te rekenen, wat ons dan ook niet verwondert. Voor de warmte behoeft men een bezoek aan de bazar niet te laten, de atmosfeer in de zalen is heerlijk koel, en de bazar biedt ongetwijfeld voor elk wat wils. Chr. HGogere Burgerschool M. S. J. C. Leiden. Toegelaten tot klasse I, zonder examen; S. J. Berkel, H. J. Boorsma, H. Bos, F. W. Buurman. J. A. Burger, B. Corts, A. Donkers, G. D. van Es, Cato W. Fon tein, G. P. F. van der Heide, J. van Hol ten, Frederika G. Huurman, D. de Jong, J. de Kier, A. Koning, J. Koning, Jo Kuyper, L. J. Kuypers, J. van Leeuwen, Aan het Zoeklicht Leiden, 11 Juli 1923. Wij menschen zijn toch maar kortzich tige schepselen. Toen het koud bleef en guur, de lucht van wolken zwart was dag aan dag en de zomer toefde, hadden wij al uitgemaakt dat 1923 een rampjaar zou worden. De jeremiades, om van ergere dingen niet te spreken, waren niet van de lucht De oogst zou nu zeker mislukken. Zoo oordeelden w ij in onze kortzich tigheid. Maar nu heeft God het land bezocht De weiden bedekken zich met kudden. De velden tooien zich met koren. En de volgeladen wagens brengen het geurende hooi in ongekende hoeveelheid in de schuren. God deed zijn hand open en beschaamt alle menschelijke verwachtingen. De velden, ze schijnen te juichen en te zingen een loflied, Hem ter eere. En wij, die zoo goed wisten te klagen en die zoo sterk waren in het jeremieeien wat doen wij? Wordt nu ook bij ons de lofzang ge hoord ter eere van Hem die de werelden schiep? OBSERVATOR. J. Offringa, C. A. de Reede, 'AL van Royen, G. N. van der Wilk. Na afgelegd examen: Klas I; Karei J. Ruyscli v. Dugteren, Johan H. van Dorp. Klas II: Hendrik G. Hofman. Klas IV: Willem J. Hofman (voorW waardelijk). Afgewezen candidaten: Voor klas I 4 candidaten; voor klas II 2 candidaten. I R. K. Vakschool voor Meisjes. Het gebouw Noordeinde 11 is in Oranje-tooi. De herdenking van het jubileum van H. M. de Koningin gaf de directrice van de R. K. Vakschool voor Meisjes, Mevr. van OerleNippen, gereede aanleiding 'de jaarlijksche tentoonstelling van ver vaardigde werkstukken der leerlingen een apart cachet te geven. Een vluchtig kijkje, dat wij hedenmor gen in het tentoonstellingsgebouw namen gaf er ons een indruk van, en hoewel de expositie nog niet in de finesse's ge reed was, en een schaar van helpsters, nog, ondanks de Sahara-temperatuur, die op 't oogenblik Leiden over gloeit, met groote actieviteit de laatste hand aan het 'tentoongestelde legden, zal uw verslag gever een poging doen zijn totaal-indruk weer te geven. In de z.g. Strijkkamer is het voorste gedeelte der tentoonstellingsruimte inge nomen door een „Oude Kamer". Een buitengewoon goed idee. Onze tijd en onze a.s. huisvrouwen kun nen werkelijk in dit opzicht terug zien op den goéden ouden tijd. „Toen deege deeg'lijkheid „Niet speelde ralp en schaap. Wat een weelde zoo'n oude getrouwe linnenkast, van geslacht tot geslacht over- geëerfd en achter die massieve paneelen rji aan rij kraakhelder damast en helder linnengoed. Een kapitaal, zoo'n erfstuk. Voeg daarbij het snorrende spinnewiel wiel, de Frieschc stanet-klok mot zijn afgemeten getik-tak en ge kunt u voorstel len hoe onze vaderen vanzelf „huiselijk" waren. We zouden evenwel afdwalen de werkstukken der leerlingen vormen im mers de hoofdzaak bij deze tentoonstel ling. Toch is er verband tusschen die oude kamer en de hyper-moderne werkstukken! van het tegenwoordige geslacht. FEUILLETON Van hooger Orde. 118) Naar het Engelsch. „Dat is goed. Ik dacht, aangezien deze aanval erger is geweest dan de laatste, dat iemand er toch van weten moest, 't Is oen groote troost voor mij Phineas, dat ik 't je verteld heb." „Nog iets en ik ben volkomen gerust. Gij ziet, hoewel ik nog jaren kan leven. gelijk ik hoop vele jaren van bezig heid l>en ik toch van geen dag zeker en heb ik mijn voorzorgen te nemen. Te huis zal ik nu vrij veilig zijn;" hij glim lachte weer. „En ik ga zelden uit zonder dat ik een vaai mijn jongens bij me heb. Maar uit vrees zie hier!" Hij toonde mij zijn zakboekje; op een kaartje, met zijn naam en adres, stond geschreven in zijn eigen, leesbare hand: „Te huis en zeg 't mijne vrouw voorzich tig." Ik gaf 't hoekje terug. En terwijl ik 't overreikte viel er een klein stuk papier uit geel en verbleekt de eenige „minnebrief" van zijne vrouw getee- kend: „Uwe Ursula March." 'John nam 't op, zag er naar en legde 'f weer op z'n plaats. „Arme lieveling! arme lievelingl" Hij zuchte en! zweeg een poos. „Ik ben erg blij, dat Guy thuis geko men is; erg blij, dat mijn kleine Maud zoo gelukkig is. Hoor! hoe die kinderen lachenl" Voor een oogenblik ging er een schaduw van verdriet over het gezicht van den vader, voor wien alle vreugden van het huiselijk leven zoo dierbaar waren. Maax 't verdween spoedig. „Hoe vroolijk zijn ze! hoe wonder-^ lijk is alles gegaan met ons en de on zen! Gelijk Ursula dezen avond zeide; op dit oogenblik hebben we niet één zorg." Ik legde daar den nadruk op, want Dr. K. had verklaard, dat als John een rustig leven had, zonder veel zorgen en benauwdheden hij, menschelijkerwijs gesproken, wel zeer oud zou kunnen wor den. „Ja, je vader is ook oud geworden. Wie weet? We kunnen beiden nog eens oude mannen zijn, Phineas!" En toen hij opstond, zag hij er krachtig uit naar lichaam en geest, vol vroolijk- heid en gezondheid, nauwelijks aan den drempel van dien ouderdom, van welken hij sprak. En ik was ouder dan hij. „N u,wilt gij meegaan, om de kinderen goeden' nacht te wenschen?" Toen allen vroolijk waren uiteenga gaan, stonden John en ik langen tijd in de ledige huiskamer, met z'n hand op mijn schouder, gelijk hij gewoon was te staan toen we jongens waren en met el kander spraken. Wat bij zeide zal ik niet opschrijven -maar ik herinner 't mij nog elk woord herinner ik me nog. Toen gaven we elkander de hand. „Goedennacht, Phineas." HOOFDSTUK XXXIX. Vrijdag, de eerste Augustus 1834. Velen zullen zich dien dag nog herinne ren; welk een zachte, grauwe zomermor gen 't was en hoe 't zonnelicht er schitte rend doorbrak, hoe overal de klokken luidden, de schoolkinderen feest hadden en de werklieden vacantie; hoe in stad en dorp er overal een weldadige vreugde was omdat 't oude, eerlijk© Engeland zijn stem verheven had neen met vregde haar 20 millioen betaald had - en in al hare koloniën de neger vrij was. Menigeen zal nog, in een vergeten lade, de medaille kunnen vinden, welke door duizenden en tien-duizenden van alle klassen gekocht werd, in koper, zilver of goud uitgedeeld op de armen-scholen en door oude lieden gegeven aan hun klein-kinderen. Ik zag dat mevrouw Ha lifax er een met een blauw lintje om d© hals bond van de kleine Louise, ter her innering aan dezen dag. Een aardig medaille was 't, met een slaaf, wiens handen naar den Hemel wa ren gericht, recht opstaande, terwijl de ketenen waren afgevallen. John bleef den geheelen voormiddag bij zijn vrouw, terwijl hij haar rondreed in haar tuinstoel; haar meenam om onze schoolkinderen te zien in hunne vreugde en om de juichkreten te hooren van het volk bij de molens beneden. Want geheel Enderley, het voorbeeld van den meester volgend, stelde belang, hartelijk belang in de Emancipatie van de slaven.- We hadden onze jonge lieden om ons heen en de dag was een heerlijke dag, zoo- als allen zeide. John was ook gelukkig -onuitspreke lijk gelukkig. Na het middageten bracht hij zijn vrouw naar haar stoel bij den esschenboom, waar zij het late hooi in de wei kon ruiken en 't geklater van de heek in 't beukenbosch hooren zwakjes, want zij was haast geheel droog nu, maar 't was toch nog aardig. Haar man zat op 't gras en deed haar lachen om zijn won derlijke gezegden, terwijl hij haar be wonderde met haar nieuwe muts en de prachtig-witte shawl. Guy's shawl welke mijnheer Guy zelf nu geen tijd had om te bewonderen. Hij was weggegaan naar de school voor de thee daar, terwijl hij zijn zuster en zijn schoonzuster begeleidde en nog een andere dame, wier oogen schitterden met veel „zusterlijke" vTeugde, zoovaak zij zagen naar haar ouden speelmakker. Guy's zuster was zij echter niet en zou ze ook wel niet -worden en ik vroeg me zelf af of hij in z'n hart al niet be gonnen was erg dankbaar te zijn dat dit niet zoo was. „Ach moeder", riep de vader lachend, „gezult zien, waar 't op uit loopt al onze jonge vogels zullen spoedig gevlogen zij.n gij en ik zullen alleen overblij ven." „Geen nood John", en terwijl zij zich vooroverboog gaf zij hem een kus. „Geen nood. Eens waren wij met ons heiden nu zullen we weer met ons beiden zijn. We zullen erg gelukkig wezen. We heb-i ben alleen elkander noodig." „Alleen elkander, mijn lieveling." Dit laatste woorden de manier waarop hij het zeide, kan ik nog hooren, als ik stil luister. Nog zie ik hen daar zitten onder dien esschenboom, terwijl de zon Ursala's witte shawl nog witter maakte, terwijl zij den huwelijksring deed schitter ren aan hare hand en in plaats van zil-. ver iets van de vroegere goudkleur van de jongensjaren in John's krullen wierp deze schilderij zie ik voor me, als ik mijn oogen sluit, duidelijk alsof ik zo gis teren voor 't eerst gezien had. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 1