Dagblad voor Leiden en Omstreken.
NIEUWE LEIDSÜHE COURANT
ADONNERBEftTSPRiJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal ....f2.50
Per week f 0.19
Franco per post per kwartaal 12.90
4de JAARGANG. - WOENSDAG II JULI 1923 - No. 982
BureauHooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936
ADVERTENTIE-PKU3
Gewone advertentlën per regel 22% cenfi,
Ingezonden Mededcelingen, dubbel tariefc
'Bij contract, belangrijke reductie.
kleine advertentiën bij yooruitbe^-
ling van ten hoogste SO woorden, wordefl
dagelijks geplaatst ad 50 cent.
Dit nummer bestaat uit twea
bladen.
V De rots van het objectieve.
Wij hebben er de vorige week op ge
wezen, hoe de heer Golijn in een le Gro
ningen gehouden, rede de algemeene
geeststemming onzer dagen kenschetste
met de woorden geschokt vertrouw
wen.
Deze teekening, zoo merkten, wij op, is
zeker niet onjuist, in verband waarméde
gewezen werd op de gewichtige, taak van
allen die de Anti-revolutionaire beginse
len liefhebben en belijden.
Deze gedachte werd door den heer Co-
iijn nader uitgewerkt
„Als deze schets van het leven onze3
tijds juist, is, zoo betoogde hij, volgt
daarit alleen dan niet reeds de roeping
van het Calvinisme voor onzen tijd-"
Het zóó ronddobberend volk levert
■geen verheven aanblik cp. Van stoere
kracht getilgt die laat-maar-gaan opvat
ting niet. De pit en het merg ontbregen.
Het zuchten uit de diepte is in het le
ven des menschen ook noodig. In de per
soonlijke verhouding van den mensch tot
God. Dat leert het Calvinisme ook.
Maar het leert tevens wat anders.
En om te weten wat dat andere is, moe
ten wij eerst vaststellen, waarin het w e-
z e n van het Calvinisme te zoeken valt.
Dat wezen dan ligt in het voorop
stellen van de Souvereiniteit Gods. Som
migen willen de uitverkiezing als het cen
trale dogma vaai het Calvinisme voorstel
len. En als men uitsluitend let op de
plaats, welke dit leerstuk in de geloofs
leer inneemt, dan is voor die meening ook
wel grond.
Toch kan daarin het punt van uitgang
voor het Calvinisme niet gelegen zijn.
God zelf zou dan in deze beschouwing
op den achtergrond komen te staan en
Gods gedachte aangaande 's menschen
zaligheid daarentegen op den voorgrond.
Achter de leer der uitverkiezing ligt die
van Gods absolute Souvereiniteit en door
het naar voren brengen van die gedachte
komt er ruimte voor een alomvat
tend wereldbestuur; blijft dit niet be
perkt tot het heil der gezaligden, maar
treedt óok de. werking der algemeene ge
nade aan het licht.
Of, wil men het nog wat anders gezegd,
in het gronddorgma der absolute Souve
reiniteit Gods, ontwikkelt zich de twee
erlei openharing van Gods genade. Van
de genade die particulier, en van de
genade die algemeen is. Uit de wer
king der particuliere genade komt ons
kerkelijk leven op, terwijl de ontwikke*
ling van liet algemeen volksleven op
komt uit de werking der algemeene ge
nade.
In de aanvaarding van die volstrekte
souvereiniteit Gods, in de erkenning van
het absolte karakter daarvan, ligt tevens
ook de diepste grond voor het objectieve
element in het leven en van het buigen,
•voor de autoriteit van de H. Schrift.
God Souverein en uit Hem de Waar
heid. U i t Hem ook allo macht.
De Macht der Overheid; de macht, die
de eigenaar uitoefent over zijn bezit. Alle
levensverhoudingen onderworpen aan
Zijn Wil.
Wordt het u- dan niet duidelijk hoe
hier uit den chaos van het subjectieve de
rots van het objectieve omhoog steekt?
Ziet ge dan niet klaarlijk hoe de alom
waarneembare ontbinding van oude le
venswaarden op, dat Calvinisme moeilijk
vat kan krijgen; hoe het oog van den
zoekende een vast punt ontdekt, waarop
het. rusten kan?"
De heer Colijn sprak hier niet voor
een politieke organisatie.
Maar geldt wat hij zegt van het Calvi
nisme niet eveneens van onze Anti-Re
volutionaire beginselen, die hun centraal
punt vinden in de belijdenis van de vol
strekte Souvereiniteit Gods?
Het vertrouwen in de goden van dezen
tijd is althans een wijle geschokt.
Daarom des te meer hebben wij thans
te wijzen op de rots van het objectieve,
op de vertroostende en sterkende belij
denis van de sovereiniteit Gods.
V Sterking van het
verantwoordelijkheidsbesef.
Door den heer Golijn werd er verder
op gewezen, dat het echte Calvinisme
en dit geldt eveneens van de Anti-Revo
lutionaire beginselen den mensch prik
kelt tot rustelooze werkzaa ra
il ei d, terwijl het zijn verantwoor
delijkheidsbesef sterkt.
Het richt de krachten op zelfwerk
zaamheid én heeft geen behoefte aan een
geperfectioneerde Staatsmachine tot rege
ling van het maatschappelijk leven.
Het subjectieve, dat in zichzelf geen
vastheid bezit, moet ten slotte tot het vol
gen van een vasten koers gedreven
worden. En altijd nauwkeuriger moet die
koers worden bepaald. Tot eindelijk het
leven van boven af tot in de kleinste bij
zonderheden is geregeld geworden; tot de
maatschappij, naar Kuypers teekenend
woord, op een planetarium in het klein
gelijkt.
Hoe ander was het in de dagen van
weleer!
Hoe gebrekkig was niet de Staatsman
chine in het bloeitijdperk onzer natio
nale historie.
Een souvereiniteitsoefening verdeeld
opver 7 kleine Staatjes; zonder, althans
zonder behoorlijke, grensafbakening. Ja,
alle gezagsbegrenzing onzeker.
Tusschen de Generale Staten en de Pro
vinciën; tusschen de Provinciën onder
ling; vaak ook tusschen de Provinciën
en de steden.
Maar wat een machts- en krachtsont
plooiing! 1
En nu?
Een glad gepolijste. Staatsmachine, zoo
duur van onderhoud, dat de beenderen
der burgers kraken onder den last, dien
zij daarvoor te torsen hebben.
Toen de Nederlandsche vlag wappe
rend op allo oceanen; en de vloten, die
die vlag aan haar masten voerden, ge
vreesd tot aan alle einden der aarde.
Thanseen zorgvuldig geschreven
rapport eener Vlootwetcommissie; zonder
vloot.
Maar in ruil daarvoor veel schoons van
anderen aard. Immers, verheugen we ons
thans in 'het bezit van het alle macht in
zich opslurpend, centralistisch monster,
dat de draden beweegt van een het ge-
heele land overdekkend web van een
vormige mazen.
Voor macht en glorie en aanzien heb-
iben we nu een afgod in de plaats: den
afgod van het perfectionisme.
Die afgoderij kan alleen worden uit
geroeid door de sterking van het verant
woordelijkheidsbesef, die eerste voorwaar
de en diepste grond is voor echte volks
kracht"
Sterking van het verantwoordelijk-
.heidsbesef, inderdaad, dat is het wat wij
in dezen tijd, nu centralisatie het wacht
woord geworden is, noodig hebben.
STADSNIEUWS
De Voordorp-Bazar.
De Voordorp-Commissie of liever ge
zegd de bazar-Commissie heeft eer
van haar werk.
Zij heeft er „do gang" in weten te
Hoewel we in onzen tijd nu niet be
paald arm zijn aan bazars en middagjes,
heeft toch de Voordorp-Bazar op ondub
belzinnige wijze getoond nog voldoende
aantrekkingskracht te bezitten, om volko
men te slagen.
Want geslaagd is deze bazar in alle
opzichten.
Gegunstigd door heerlijk zomerweer,
,vond gistermiddag de opening plaats.
Vroolijk waaide de oude, maar altijd
frissche driekleur, van den ingang van
het mooie gebouw, vanwaar sierlijke
guirlandes den bezoekers den weg wezen
naar den tuin, waar de theemiddag zou
worden gehouden en, natuurlijk in de
eerste plaats, de zaal, waar de bazar is
opgesteld.
In een naastgelegen zaal had vooraf de
officieele opening plaats, waarbij Ds. G.
H. Beekenkamp, als voorzitter der bazar-
commissie, het woord voerde.
Begonnen werd met het zingen van
Psalm 103:1, waarna Ds. Beekenkamp
een gedeelte uit de Heilige Schrift voor
las, n.l. Rom. 12:13—14.
gebed.
In zijn openingswoord, dat daarna volg
de, bracht spr. dank; in de eerste plaats
aan God,- Wien het ons past te danken
voor de lust, den ijver en bekwaamheid
die Hij schonk en voor den zegen, die
ook in het voorbijgegane jaar op het
Voordorp-werk rustte.
Eigenlijk was het jaar 1922 een proef
jaar.
Na een minder normalen overgangstijd
toch, kon nu eerst de arbeid rustig wor
den voortgezet.
De moeilijkheden bleven echter weer
ni'et uit.
De noodzakelijkheid om zooveel moge
lijk te bezuiaigen 'deed zich voor „Voor
dorp" gevoelen. De groote vraag was, hoe
deze bezuiniging op de stichting toe te
passen," zonder dat het werk er onder
leed.
Veel studie en overleg, veel onderzoek
en een stipte controle; veel tijd en in
spanning van allo krachten waren noodig
om dit te bereiken.
Maar de zegeningen zijn dan ook niet
uitgebleven.
Op een budget van 00 mille toch werd
f 16000 bezuinigd, en, waren wij niet be
wust geweest van uit ons zelve onbe
kwaam te zijn, dan zouden we misschien
hoogmoedig geworden zijn, toen het be
stuur lof werd toegezwaaid voor zijn bijna
bovenmenschelijke prestaties. Intusschen
werd een gewichtige verandering aange
bracht in de balans van het kinderhuis,
door de regeeringsbijdragen en andere
„saldo's" niet meer over te schrijven,
maar door de rekening bij het jaar af
.vast te stellen, waardoor eens en voor
goed in 'n zuiver beeld de stand van zaken
werd aangegeven. Het bleek toen dat de
diaconie jaarlijks f 10.000 moest bijpas
sen. Op den' steun heeft dit echter geen
invloed gehad. Aan teleurstellingen zijn
we, zegt spr., al gewend, al zijn ze niet
prettig, vooral met het oog op die men
schen die van alles het liefst de schaduw
zijde zien.
Ontmoedigen doet een deficit ons echter
volstrekt niet; wij aanvaarden het, als
het moet, even gelaten als een batig saldo,
Blij en opgewekt voort te gaan is niet
alleen wenschelijk maar noodzakelijk.
Er is reden om 1922 een proefjaar te
noemen, maar toch niet in absolten zin,
want er kan nog meer gedaan worden in
den zin zooals deze bazar aangeeft, en
daarom moet het er met alle mogelijke
middelen op los, om de vrijwillige bedra
gen rechtstreeks uit de gemeente te ver-
hoogen.
Dat kan ook heel goed, mits men beseft
dat „Voordorp" een zaak van de gekeele
gemeente is. Deze bazar moet het begin
zijn van een nieuwe offer-periode, het
geen echter niet wil zeggen dat dit een
oorlogverklaring aan alle aanwezigen
is (gelach), integendeel, we zijn tot elke
minnelijke schikking bereid, maar bazar-
■bezoekers behooren nu eenmaal tot dat
slag van menschen, dat graag iets mis
sen kan; wat ook nu zal blijken, vooral
nu het gaat om de kinderen van „Voor
dorp".
Spr. roept dan allen 'n hartelijk wel
kom toe. Het is hem een genoegen den
bezoekers een schitterende collectie van
allerlei voorwerpen te kunnen aanbieden.
Van alle zijden stroomden de inzen
dingen toe. Een fijne collectie handwerken
door de zusters en meisjes, evenals de
kunstige houtsnijfiguren, door de jongens
van „Voordorp" vervaardigd, nemen een
eereplaats in. Spr. zal trachten zich van
het noemen van namen te onthouden,
want waaraan zijn bijna geen einde komen
maar er zijn eenige die niet zonder meer
mogen worden voorbijgegaan, zooals die
van den heer Pander, de voogdijraad en
.de dameskring van kerkelijk Wijk IV,
wier inzendingen naast die van zeer velen
uit de gemeente de bazaar opluisteren.
In het bijzonder komt der bazarcom-
missie in haar geheel een woord van
dank toe, voor haar bewonderenswaardi-
gen ijver. Zij heeft zich uitgesloofd om
het alles tot een schoon geheel te maken,
en dan niet te vergeten, br. Sierag, die
zijn vaardigheid in het drappeeren toon
de, en het alles kleur en leven gaf. Spr.
wijst dan op den inhoud van het voorge
lezen schriftgedeelte, en hoopt dat dat van
toepasing zal zijn op deze bazar, dat zij
zal staan in de sfeer der blijmoedigheid
Gods. In die sfeer hebben we nu 2 jaar
gearbeid en hopen we altijd voort te ar
beiden a Is wakkere optimisten. Voor uw
alles belangstelling, aids spr. dank ik, van
uw daarwerkelijke belangst. houd ik mij
overtuigd. Op uw aller medewerking re
ken ik. Den wensch uitsprekende, dal
Gods zegen op deze dagen zal rusten,
opent spr. dan de bazar, waarna hij in
gemeenschappelijk gebed voorgaat.
Na deze officieele opening ging men ge
zamenlijk naar de bazar, waar al dade
lijk goede zaken werden gedaan ook.
Trouwens, het schoone, door den voorz.
in zijn openingswoord reeds genoemd,
overtrof aller verwachtingen. Het was in
den letterlijken zin des woords een ba
zar, 't geen tevens in zich sluit, dat er
van alle aanwezige artikelen moeilijk een
beschrijving is te geven.
Noemen we daarom slechts eenige keur-
collecties van fijne kantwerken, die in
vorm zijn geëxposeerd, de mooie sprei,
groote verscheidenheid en in allerlei vorm
en een met buitengewone eigenschappen
toegeruste pop, die verloot wordta de ju
bileumtafel, enz.
De hoeveelheid der aanwezige voorwer
pen van practische en schoonheidswaar-
de is groot, en die der attracties niet
minder. Hulde aan de commissie, die zulk
een verscheidenheid wist uit te denken
en bijeen te brengen.
Er werd, zooals gezegd, druk verkocht,
dank zij den ijver der talrijke verkoop
sters, die het inkoopen doen voor ieder
tot een genot weten te maken.
Een bezoek aan de bazar werd meestal
afgewisseld door een rustig zitje in den
tuin, waar, behalve thee en gebak, talrijke
ververschingen den inwendigen mensch
ten dienste stonden.
Naar men ons verzekerde, valt op een
goed succes van „Voordorp" te rekenen,
wat ons dan ook niet verwondert. Voor
de warmte behoeft men een bezoek aan
de bazar niet te laten, de atmosfeer in
de zalen is heerlijk koel, en de bazar
biedt ongetwijfeld voor elk wat wils.
Chr. HGogere Burgerschool M. S. J. C.
Leiden.
Toegelaten tot klasse I, zonder examen;
S. J. Berkel, H. J. Boorsma, H. Bos,
F. W. Buurman. J. A. Burger, B. Corts,
A. Donkers, G. D. van Es, Cato W. Fon
tein, G. P. F. van der Heide, J. van Hol
ten, Frederika G. Huurman, D. de Jong,
J. de Kier, A. Koning, J. Koning, Jo
Kuyper, L. J. Kuypers, J. van Leeuwen,
Aan het Zoeklicht
Leiden, 11 Juli 1923.
Wij menschen zijn toch maar kortzich
tige schepselen.
Toen het koud bleef en guur, de lucht
van wolken zwart was dag aan dag en
de zomer toefde, hadden wij al uitgemaakt
dat 1923 een rampjaar zou worden.
De jeremiades, om van ergere dingen
niet te spreken, waren niet van de lucht
De oogst zou nu zeker mislukken.
Zoo oordeelden w ij in onze kortzich
tigheid.
Maar nu heeft God het land bezocht
De weiden bedekken zich met kudden.
De velden tooien zich met koren.
En de volgeladen wagens brengen het
geurende hooi in ongekende hoeveelheid
in de schuren.
God deed zijn hand open en beschaamt
alle menschelijke verwachtingen.
De velden, ze schijnen te juichen en
te zingen een loflied, Hem ter eere.
En wij, die zoo goed wisten te klagen
en die zoo sterk waren in het jeremieeien
wat doen wij?
Wordt nu ook bij ons de lofzang ge
hoord ter eere van Hem die de werelden
schiep?
OBSERVATOR.
J. Offringa, C. A. de Reede, 'AL van
Royen, G. N. van der Wilk.
Na afgelegd examen:
Klas I; Karei J. Ruyscli v. Dugteren,
Johan H. van Dorp.
Klas II: Hendrik G. Hofman.
Klas IV: Willem J. Hofman (voorW
waardelijk).
Afgewezen candidaten:
Voor klas I 4 candidaten; voor klas II
2 candidaten.
I R. K. Vakschool voor Meisjes.
Het gebouw Noordeinde 11 is in
Oranje-tooi.
De herdenking van het jubileum van
H. M. de Koningin gaf de directrice van
de R. K. Vakschool voor Meisjes, Mevr.
van OerleNippen, gereede aanleiding
'de jaarlijksche tentoonstelling van ver
vaardigde werkstukken der leerlingen een
apart cachet te geven.
Een vluchtig kijkje, dat wij hedenmor
gen in het tentoonstellingsgebouw namen
gaf er ons een indruk van, en hoewel
de expositie nog niet in de finesse's ge
reed was, en een schaar van helpsters,
nog, ondanks de Sahara-temperatuur,
die op 't oogenblik Leiden over gloeit, met
groote actieviteit de laatste hand aan het
'tentoongestelde legden, zal uw verslag
gever een poging doen zijn totaal-indruk
weer te geven.
In de z.g. Strijkkamer is het voorste
gedeelte der tentoonstellingsruimte inge
nomen door een „Oude Kamer".
Een buitengewoon goed idee.
Onze tijd en onze a.s. huisvrouwen kun
nen werkelijk in dit opzicht terug zien
op den goéden ouden tijd.
„Toen deege deeg'lijkheid
„Niet speelde ralp en schaap.
Wat een weelde zoo'n oude getrouwe
linnenkast, van geslacht tot geslacht over-
geëerfd en achter die massieve paneelen rji
aan rij kraakhelder damast en helder
linnengoed.
Een kapitaal, zoo'n erfstuk.
Voeg daarbij het snorrende spinnewiel
wiel, de Frieschc stanet-klok mot zijn
afgemeten getik-tak en ge kunt u voorstel
len hoe onze vaderen vanzelf „huiselijk"
waren.
We zouden evenwel afdwalen de
werkstukken der leerlingen vormen im
mers de hoofdzaak bij deze tentoonstel
ling.
Toch is er verband tusschen die oude
kamer en de hyper-moderne werkstukken!
van het tegenwoordige geslacht.
FEUILLETON
Van hooger Orde.
118)
Naar het Engelsch.
„Dat is goed. Ik dacht, aangezien deze
aanval erger is geweest dan de laatste,
dat iemand er toch van weten moest, 't
Is oen groote troost voor mij Phineas,
dat ik 't je verteld heb."
„Nog iets en ik ben volkomen gerust.
Gij ziet, hoewel ik nog jaren kan leven.
gelijk ik hoop vele jaren van bezig
heid l>en ik toch van geen dag zeker
en heb ik mijn voorzorgen te nemen. Te
huis zal ik nu vrij veilig zijn;" hij glim
lachte weer. „En ik ga zelden uit zonder
dat ik een vaai mijn jongens bij me heb.
Maar uit vrees zie hier!"
Hij toonde mij zijn zakboekje; op een
kaartje, met zijn naam en adres, stond
geschreven in zijn eigen, leesbare hand:
„Te huis en zeg 't mijne vrouw voorzich
tig."
Ik gaf 't hoekje terug. En terwijl ik 't
overreikte viel er een klein stuk papier
uit geel en verbleekt de eenige
„minnebrief" van zijne vrouw getee-
kend: „Uwe Ursula March."
'John nam 't op, zag er naar en legde
'f weer op z'n plaats.
„Arme lieveling! arme lievelingl" Hij
zuchte en! zweeg een poos.
„Ik ben erg blij, dat Guy thuis geko
men is; erg blij, dat mijn kleine Maud
zoo gelukkig is. Hoor! hoe die kinderen
lachenl"
Voor een oogenblik ging er een schaduw
van verdriet over het gezicht van den
vader, voor wien alle vreugden van het
huiselijk leven zoo dierbaar waren.
Maax 't verdween spoedig.
„Hoe vroolijk zijn ze! hoe wonder-^
lijk is alles gegaan met ons en de on
zen! Gelijk Ursula dezen avond zeide; op
dit oogenblik hebben we niet één zorg."
Ik legde daar den nadruk op, want Dr.
K. had verklaard, dat als John een
rustig leven had, zonder veel zorgen en
benauwdheden hij, menschelijkerwijs
gesproken, wel zeer oud zou kunnen wor
den.
„Ja, je vader is ook oud geworden. Wie
weet? We kunnen beiden nog eens oude
mannen zijn, Phineas!"
En toen hij opstond, zag hij er krachtig
uit naar lichaam en geest, vol vroolijk-
heid en gezondheid, nauwelijks aan
den drempel van dien ouderdom, van
welken hij sprak. En ik was ouder dan
hij.
„N u,wilt gij meegaan, om de kinderen
goeden' nacht te wenschen?"
Toen allen vroolijk waren uiteenga
gaan, stonden John en ik langen tijd in
de ledige huiskamer, met z'n hand op
mijn schouder, gelijk hij gewoon was te
staan toen we jongens waren en met el
kander spraken.
Wat bij zeide zal ik niet opschrijven
-maar ik herinner 't mij nog elk
woord herinner ik me nog. Toen gaven
we elkander de hand.
„Goedennacht, Phineas."
HOOFDSTUK XXXIX.
Vrijdag, de eerste Augustus 1834.
Velen zullen zich dien dag nog herinne
ren; welk een zachte, grauwe zomermor
gen 't was en hoe 't zonnelicht er schitte
rend doorbrak, hoe overal de klokken
luidden, de schoolkinderen feest hadden
en de werklieden vacantie; hoe in stad
en dorp er overal een weldadige vreugde
was omdat 't oude, eerlijk© Engeland
zijn stem verheven had neen met
vregde haar 20 millioen betaald had -
en in al hare koloniën de neger vrij was.
Menigeen zal nog, in een vergeten lade,
de medaille kunnen vinden, welke door
duizenden en tien-duizenden van alle
klassen gekocht werd, in koper, zilver of
goud uitgedeeld op de armen-scholen
en door oude lieden gegeven aan hun
klein-kinderen. Ik zag dat mevrouw Ha
lifax er een met een blauw lintje om d©
hals bond van de kleine Louise, ter her
innering aan dezen dag.
Een aardig medaille was 't, met een
slaaf, wiens handen naar den Hemel wa
ren gericht, recht opstaande, terwijl de
ketenen waren afgevallen.
John bleef den geheelen voormiddag
bij zijn vrouw, terwijl hij haar rondreed
in haar tuinstoel; haar meenam om onze
schoolkinderen te zien in hunne vreugde
en om de juichkreten te hooren van het
volk bij de molens beneden. Want geheel
Enderley, het voorbeeld van den meester
volgend, stelde belang, hartelijk belang
in de Emancipatie van de slaven.-
We hadden onze jonge lieden om ons
heen en de dag was een heerlijke dag, zoo-
als allen zeide.
John was ook gelukkig -onuitspreke
lijk gelukkig. Na het middageten bracht
hij zijn vrouw naar haar stoel bij den
esschenboom, waar zij het late hooi in de
wei kon ruiken en 't geklater van de heek
in 't beukenbosch hooren zwakjes,
want zij was haast geheel droog nu, maar
't was toch nog aardig. Haar man zat op
't gras en deed haar lachen om zijn won
derlijke gezegden, terwijl hij haar be
wonderde met haar nieuwe muts en de
prachtig-witte shawl. Guy's shawl
welke mijnheer Guy zelf nu geen tijd had
om te bewonderen.
Hij was weggegaan naar de school voor
de thee daar, terwijl hij zijn zuster en
zijn schoonzuster begeleidde en nog een
andere dame, wier oogen schitterden met
veel „zusterlijke" vTeugde, zoovaak zij
zagen naar haar ouden speelmakker.
Guy's zuster was zij echter niet en zou
ze ook wel niet -worden en ik vroeg
me zelf af of hij in z'n hart al niet be
gonnen was erg dankbaar te zijn dat dit
niet zoo was.
„Ach moeder", riep de vader lachend,
„gezult zien, waar 't op uit loopt al
onze jonge vogels zullen spoedig gevlogen
zij.n gij en ik zullen alleen overblij
ven."
„Geen nood John", en terwijl zij zich
vooroverboog gaf zij hem een kus. „Geen
nood. Eens waren wij met ons heiden
nu zullen we weer met ons beiden zijn.
We zullen erg gelukkig wezen. We heb-i
ben alleen elkander noodig."
„Alleen elkander, mijn lieveling."
Dit laatste woorden de manier waarop
hij het zeide, kan ik nog hooren, als ik
stil luister. Nog zie ik hen daar zitten
onder dien esschenboom, terwijl de zon
Ursala's witte shawl nog witter maakte,
terwijl zij den huwelijksring deed schitter
ren aan hare hand en in plaats van zil-.
ver iets van de vroegere goudkleur van
de jongensjaren in John's krullen wierp
deze schilderij zie ik voor me, als ik
mijn oogen sluit, duidelijk alsof ik zo gis
teren voor 't eerst gezien had.
(Wordt vervolgd.)