EEN KONING Dtfc OEVER JOURNALIST IS. Martin H. Donohoe, de speciale corres pondent van de „Daily Chronicle" heeft den jongen Bulgaarschen koning, of om hem zijn meer weidscben titel te geven Tsaar Boris, geïnterviewd. Volgens den rorrespondent is de koning een jonge man met aangename manieren en een innemen de eenvoudigheid. Hij heeft een scherpen blik, doch is geheel vreemd aan de kron kelwegen der moderne diplomatie. Hij spreekt met een krachtige openhartig heid. „Voor de meeste regeerende vorsten is het leven tegenwoordig als een film de gebeurtenissen volgen elkaar zoo vie- gensvlug ops dat iemands blik er door be neveld wordt", zeide de vorst. Het onderhoud, dat de interviewer met den koning had duurde ruim een uur en vond plaats in de bibliotheek van het ko ninklijk paleis. Er werd over heel wat za ken gesproken vrede, oorlog, de interna tionale verhoudingen en het verleden en de toekomst van Bulgarije. Op een vraag, van den persman, waarom de koning nog steeds ongetrouwd is, ant woordde hij glimlachend: „Ik geef u de verzekering, dat hieraan geen gebroken hart of de een of andere geheime liefde ten grondslag ligt. Mijn reden is van veel meer nuchteren aard. Ik ben namelijk voor mijn leven aan mijn werk verbonden. Deze tijden zijn hoogst ernstig en mijn plicht tegenover mijn land laat mij slechts weinig tijd voor de liefde. Overigens ben ik nog geheel „vrij" en nog niet „uitgehuwelijkt". Toch ben. ik volgens de pers minstens een keer per maand verloofd met de een of andere prinses. Deze aankondigingen interessceren mij steeds ten zeerste. Vol gens de jongste nieuwtjes zou ik verloofd zijn met prinses Ileana van Boemenië, die, naar men mij zeide, zeer schoon is, doch - die ik tot mijn spijt niet öe eer heb per soonlijk te kennen." Trouwens de taak van een regeerend vorst is heden ten dage geen sinecure en men schrikt er voor terug om een hoogge plaatste dame het aanbod te doen, om den troon te deelen. „Indien ik geen koning was, zou ik journalist of buitenlandsch cor respondent willen zijn. Dat is veel beter dan het metier van een koning. Men heeft dan ten minste de gelegenheid om zijn persoonlijkheid te doen gelden, terwijl vorsten zooals ik, te zeer gebonden zijn, aan liet enge pad van den plicht;" Koning Boris gaf ook blijk van een goed doorzicht, teen hij zich over andere, meer ernstige aangelegenheden uitsprak. Hij verklaarde, dat hij Groot-Brittannië zeer dankbaar is voor den moreelen steun aan Bulgarije verleend in de laatste uren der beproeving. „Mijn land", zeide hij, „maakt tegen woordig een crisis door, doch mijn ver- tvouwen in het gezond verstand van het Bulgaarsche volk geeft mij de hoop, dat alles v/eer in normale banen zal worden geleid." „Velen zijn van meening, dat de Bulgaarsche boeien, die het ruggeinerg van Bulgarije vormen, met de Schotten te ver gelijken zijn. Ook de Bulgaarsche boer is een harde werker, vaderlandslievend en heeft een flinke dosis gezond verstand. Bulgarije heeft onder de deelneming aan twee oorlogen geleden, waardoor een ze kere mats van economische onrust is ont staan. Maar het heeft geen doel achter waarts te kijken en over 't verleden te treuren. Het volk ziet integendeel naar de toekomst. Het wenscht niets liever, dan de schadelijke gevolgen van den ooaog op ,te heffen en weer rustig te kunnen werken. "Wij hebben geen oorlogszuchtige bedoelin gen. De tijd zal bewijzen, dat deze woor den geen pbrase zijn. De jongste gebeurtenissen in Bulgarije zijn een zuiver binnenlandsche aangele genheid en do omverwerping der vroegere regeering i3 m geen enkel opzicht toe te schrijven aan wat men zou kunnen noe men „buitenlandsche invloeden." Het Bul gaarsche volk deed niet anders, dan zijn rechten toepassen, door zijn ontevreden heid te uiten met de parlementaire lei ders." Koning Boris heeft ook een geheel eigen aardige filosofie. „Koningen", zegt hij, „zijn gewone stervelingen, evenals andere menschen en moeten zich ook opofferingen getroosten voor de algemeene lasten. Met al hun beperkte bevoegdheden, kun nen zij zeer gemakkelijk fouten begaan en het schip op een klip leider. Dan worden zij door de wereld veroordeeld, doch de wereld begrijpt niet steeds." Koning Boris heeft een zeer groote nei ging tot het maken van reizen, want, „Bulgarije is toch maar een klein landje in vergelijking met het overige deel van Europa." Koning Boris leidt een afgezonderd le ven in de hoofdstad. Het meest gevoelt hij zich thuis bij heb landvolk. Hij houdt er van incognito door het land te trekken, onverwachte bezoeken te brengen aan steden en dorpen, met de boeren en hun vrouwen en kinderen te spreken en schept er genoegen in, om een paar bankbiljetten in de spaarpot van „moeder de vrouw" als aandenken aan zijn bezoek achter te laten. In den winter doet hij zeer veel aan slri- ïoopen, in do Bulgaarsche Alpen. Zoo nu en dan trekt hij een werkpak aan en fun geert als machinist op een passagiers trein vusschen Sofia en Svillengrad. „In alles", zegt de correspondent van de „Daily Chronicle", „neemt hij den prin3 van Wales tot voorbeeld en benijdt dezen openlijk om zijn groote mate van popula riteit." Een Koninklijk woord. In „Do Vrijheid" schrijft D. Hans over de Koningin en raadpleegt zijn herinnerin gen. Ziehier er een van: „Het was in 1904. Het Marine-instituut in Den Helder vierde zijn gouden feest. De Koningin ging er heen. loest voor m'n krant verslag geven. En uRoit heb ik het Jaoment vergeten, toen zij cp het exercitie veld de adelborsten toesprak. Het was voor mij oen oogenblik van poëtische «bekoring de drie-en-twintig-jarige vorstin, jonge vrouw in den volbloei van haar jeugd, de hand geklemd om den stok van het adel borstenvaandel, en allen toesprekend met een stem, sterk en welluidend, die als een melodieuze klank over het groote veld ging „Zoo sterk heeft in mij de heugenis aan dat moment, dat, nu ik deze simpele her innering schrijf, ik éven, éven in m'n klap per, m'n verslag trouw bewaard! moet naslaan, om nog eens dat alles te be leven. Daar vind ik ook haar toespraak, met dien slotzin: „Onze groote vlootvoog den namen Gods Woord tot richtsnoer van hun leven en beschouwden vroomheid als de eerste deugd. Toekomstige zeeofficieren volgt dat voorbeeld na!" Yan dat éérste, sterkbcleefde moment af heeft de Konin gin steeds op mij denzelfden indruk ge maakt, én als vorstin én als vrouw". Dit is nu 20 jaar geleden. Koningin Wil- helmina heeft sedert geleefd overeenkom stig haar leer en haar vermaning aan de toekomstige zeeofficieren. Deze zijn nu 20 jaar ouder. Is bij hun korps sedert wel steeds vroomheid als de eerste deugd beoefend? Of hebben zij het woord der Vorstin als een woordspeling QEIfiE^GD 88SEUWS Piet is toch een goeie jongen. Piet, die zoovele inbraken op zijn kerf stok heeft, zond vanuit het Huis van Be waring aaiï commissaris P. Kramer te Scheveningen een brief, waarin hij dank betuigt voor de goede behandeling aan 't commissariaat tijdens het politieonderzoek van zijn zaak ondervonden en waarin hij de verzekering geeft dat hij den commis saris, den inspecteurs en den rechercheurs geen kwaad h&rt toedraagt. Een rijwieldief gesnapt. Iemand te Botterdam wonende had een rijwiel gekocht van een Duitscher, die op gaf te Gouda verblijf te houden. De Jtooper van het rijwiel, bevreesd een gestolen rijwiel te hebben gekocht, begaf zich naar Gouda om een nader onderzoek in te stellen. De Duitscher, die bij een kas telein zijn intrek had genomen en er dc lucht van kreeg dat de Goudsche politie zich met -de zaak ging bemoeien, vluchtte bij de komst van den hoofd-agent-recher- cheur Negrijn, over het dak van de woning van den kastelein, doch wsrd onmiddellijk door genoemden rechercheur achtervolgd. Ha verkregen assistentie gelukte het den Duitscher te arresteeren. Het blijkt dat de Goudsche politie met deze arrestatie een goeden slag hoeft ge slagen, want hij het voorloopig onderzoek is reeds gebleken dat de arrestant de da der is van minstens een dozijn rijwieldief stallen gepleegd te 's-Gravenhage en te Botterdam. De rijwieldief wordt ter beschikkinc: der Haagsche justitie gesteld. „Hbld." De moord te Ubachsbero. Betreffende den moord te Ubaehsberg verneemt de „Tel." het volgende: In een oud vervallen huisje woonde geheel op haar zelf de 72-jarige vrouw H. O. TJter- mans die door haar ouderdom zich soms wat vreemd aanstelde. Het vérhaal deed de ronde, dat zij nogal rijk was, hetgeen dan ook de aanleiding tot den moord moet zijn geweest. Zaterdagavond toen als ge woonlijk haar neefjes een bezoek aan haar wilden brengen en de gewone bood schappen wilden bezorgen, vonden zij de deur en het venster open. In het voorver trek waren verschillende zaken in wan orde over den vloer verspreid. Angstig wordend snelden de kinderen naar huis waar zij mededeeling van een en ander deden. Onmiddellijk begaf zich een zwager van juffr. H. en eenige andere personen naar haar woning, daar vonden ze de vrouw, aan handen en voeten gebonden, in haar nachtgoed op het bed liggen met een kus sen op het hoofd. Hier en daar vertoonden zich bloedsporen. Toen men het kussen wegnam bleek het gezicht één en al wonde te zijn. Het bericht van den moord ging als een loopend vuurtje door het anders zoo stille dorp en weldra was de burgemeester, de heer J. Dauhsenberg uit Yeenendaal en politie ter plaatse. Ook dr. Wolffs kwam weldra en constateerde dat de vrouw ge dood moet zijn door het slaan met een zwaar stomp voorwerp, waardoor onder andere het neusbeen verbrijzeld werd. Er wordt vermoed, dat dc moord Vrij dag en misschien zelfs reeds Donderdag gepleegd is. Daar de vrouw zeer eenzelvig leefde, was het den buren niet opgevallen, dat men haar eenige dagen niet gezien had. De moord zal in den avond of des nachts gepleegd zijn, daar de vrouw zich te bed bevond. De dief of dieven zijn door een gat in den muur binnengedron gen, waarna zij de ongelukkige vrouw met touw en afgescheurde stukken heddelaken hebben gebonden. Eerst daarna moet de doodelijke slag zijn toegebracht. Uit de verspreid liggende laden en doozen is ge bleken, dat roof het eenige doel van den moord is geweest. Vermoedelijk is echter slechts wat klein geld en een gouden kruis gestolen, daar de vrouw haar geld elders in bewaring had gegeven. Het parket te Maastricht heeft Zondag een uitgebreid onderzoek ingesteld, tot dus ver echter zonder resultaat. Een onderzoek raet een politiehond leverde ook geen suc ces op. Het lijk van de vrouw is gisteren onder groote belangstelling ter aarde besteld. Urn gevonden. De arbeider J. Spin, die eenige dagen geleden in de bosschen van mr. Linthorst Homan, gelegen aan den voet van den Bisschopsberg te Havelterberg bij het graven een paar urnen en een bronzen wa pen vond, heeft nu ongpveer op dezelfde plaats op geringe diepte een groote urn gevonden, geheel gevuld met houtskool en overblijfselen van verbrande beenderen, benevens stukken bewerkt, doch in erge mate verroest ijzer, waarschijnlijk resten van wapens. Een dier stukken ijzer, ongeveer twee decimeter lang,is nog duidelijk te her kennen als de spits van een werpspeer. Dubbele moord. De heer Gustaaf Thijssen, aannemer, af komstig uit Maastricht, die in verband met den wederopbouw van het dorp Autry, sinds eenigen tijd in Noord-Frankrijk vertoefde, werd sinds enkele dagen vermist, aldus meldt „Le Petit Parisien." Hij was, zegt dit blad, met zijn jeugdigen omployé, den Italiaan Norcini Orlando, de velden ingegaan om kersen te plukken en niet teruggekeerd. Werklieden vonden de beide lijken onder hooi verborgen. Het gouden horloge van den heer Thijs sen en zijn portefeuille, inhoudende 3000 francs waren verdwenen. Een of twee vreemde werklieden, wier sig nalement hekend is, worden als verdacht van dezen moord, gezocht. Dichterlijke politie. De Apeldoornsche politie heeft aan alle hoofden van onderwijsinrichtingen en aan eigenaars of beheerders van iikaliteiten, waarin vaak en veel publiek samenkomt, alsmede aan fabrikanten toegezonden een slap cartonnen biljet, in twee kleuren be drukt, met de op rijm gebrachte 10 geboden voor het verkeer in het belang der veilig heid. Deze luiden: Voor alles, rijdt" rechts van weg. en pad, En links langs den man, die voor U gij hadfc- In bochten, rijdt rechts en ziet voor U uit, Laat tijdig steeds klinken hel, hoorn of fluit. In 't midden des volks hij kruising of hoek Geeft richting van weg, rijdt kalm en rijdt kloek. Houdt achter elkander, passeerend op 'fc pad. En kruist gijdie rechts komt, den voorrang steeds had. In weif'ling zegt snel: ik stop en sta stil, Denkt: „Veiligheid slechts, dat is wat ik wil." Oude graven. Bij het graven kwam men tot de ontdek king dat zich in het priesterkoor van de nieuwe kerk te Terheiiden (N.-Br.) eenige grafkelders bevinden. Na opening daarvan bleek, dat indenijd aldaar 4 lijken begra ven zijn, althans voor zoover kon worden geconstateerd. Zelfs was op een doodkist nog duidelijk te lezen, dat in het jaar 1762 aldaar begraven was A. van G. Uit de ten gemeentehuize berustende ker kelijke registers is daaromtrent nog opge diept kunnen worden: „Den lOden Maart 1762 aangeb. de wed. van den heer Anthonie van Galen in het dorp genaamd Dingena Kerkhof, hegraven den 13 dito op het Choor in den Kelder, van brand geluid met alle drie de klokken komt daarvoor 7 gulden en 4 stuivers, voor het graf maken 2 gld. zanien 9 gld. en vier stuivers." De spoorwegramp in Transsylvanië. 30 do oden, 50 gewonden. Volgens berichten uit Boekarest zijn bij een spoorwegongeluk op de lijn tusschen Boekarest en Jaszy dertig reizigers ge dood en -vijftig gewond. Zitten. Ze praten van „pruikentijd", van „goiï den eeuw" en geven allerlei karakterisee- rende namen aan de verschillende tijd perken. die we al achter onzen rug hebben Hoe zullen we onze dagen noemen, onze verlichte, gerieflijke twintigste eeuw? Als we eens werden geroepen om een naam te geven aan die snelle jaartjes, die wij nu mogen beleven, we zouden ze de zit^eeuw noemen! Je ziet, hoe het tegenwoordige winkel meisje door je vraag om handschoenen of das, uit haar hazenslaapje op een allerge makkelijkst stoeltje wordt opgeschrikt; hoe de wagenbestuurder van de tram, nu op veerend zeteltje rustend, z'n stuurrad draaien en z'n bellen klinken doet. Hier en. daar is er zelfs een portier, die in plaats van fier als een haan heen en weer te stap pen of vast als 'n boom op zijn stoep te blijven staan, een krukje heeft gekregen, om er ?ijne loome leden op neer te leggen Bij het kieken s het nu mode om zich groote portretten in zittende houding to laten maken, misschien wel, omdat de wei nige seconden van stilstaan voor het thans levende schepsel „onuitstaanbaar" zijn ge worden. En met welken trots kunnen de ouden van dagen het hebben over de vroegere gewoonte, in den familiekring, dat de kin deren aan tafel stonden te eten; maar nu worden er voor iedereen stoelen aan gedragen, want de mensch beroemt zich niet langer op z'n rechte houding in ver gelijking met den lagen gang van de die ren! Onder onze weerbare mannen heerscht dezelfde kwaal de officieren rijden kalmp jes op een fiets met de marcheerende man schappen mee. De meeste jongelui van onzen tijd ver achten het edele handwerk, ze lachen met ploeg, hooivork, hamer en beitel, kwast en verfpot, en hun eenigste doel is een rustig zitje op een kantoorkruk. En nog voor dat je wat kan worden, moet je eerst jaren lang je tijd en broek op de schoolbank gesleten, dus, gezeten hebben. Studeeren, studeeren, studeeren, of zit ten, zitten, zitten! Zonder papiertje, geen ziertje, zonder akte geen ambt, is do leus van onze gelief de eeuw. In de grijze oudheid gaf de wijsgeer wandelend les aan zijn frissche studenten, op latere afbeeldingen van scholen zie je nog een en al beweeglijkheid en herrie, waarvan de „Avondschool" vau Gerard Dou i een voorbeeld is. Maar nu? De moderne scholen, waar de examenpapiertjes gehaald moeten worden, zijn niets-anders dan streng georganiseer de zit-inrichtingen. Het loopen is heclemaal verleerd; aller lei rijtuigen, in den ruimsten zin van het woord, zijn verscheren; maar teen de autoped z'n bescheiden getuf deed hooren, vond ie geen opgang, omdat jo er-'op staan moest. De algemeene jacht naar een zetel in Baad en Kamer, zooals Speenhoff daar liedjes op maakt, is er ook het helderste bewijs van dat zitten ideaal is. „Laat zitten wat zit", is de leus. En wat te denken van de toenemende criminaliteit en het plaatsgebrek in ge vangenissen, zijn dit geen uitingen van ons graag „zittend" geslacht? O tijden, o zeden! „Msb." ÜSQEZOEiBEU (Buiten verantwoordelijkheid der B©doctie) VROUWEN, WAT DOET GIJ? Het geweld, J^ans in het bezette Roergebied aan den^rkelmg en de massa gepleegd, voert ons uit 'n rechtvaardig heidsoogpunt als vanzelf de beelden van de gruwelen en ellende in het eens met geweld betreden België en Frankrijk voor oogen. En waar het geweld, hetzij als oorlogs daad, hetzij als gevolg en vervolg van een oorlog (zooals thans!) regeert, brengt vernuftig uitgedachte of brute lust tot pijniging en verwoesting, de diepste verwoesting, de diepste menschelijke el lende te weeg. Raemaekers bood ons tijdens den wereld oorlog hiervan vele treffend-realistische teekeningen. En als we nu, in den geest, onszelf een album voor de oogen legden, waarin we op iedere linker bladzijde konden gruwen van de foto's der ontzettende ellende, thans aan den Roer geleden, zooals deze ons in de geïllustreerde tijdschriften on der de oogen komen en daarnaast op iedere rechter bladzijde een teekening van Raemaekers ons tot in onze ziel beroerde, o p.n i e u w V/el, gij vrouwen en moeders van thans zoudt met dit album in handen niet meer stil zitten kunnen! "Want uit de aanschouwing van zóó afschuwelijk leed wordt immer de kreet om hulp, de bede oni beëindiging van 't geweld ten hemel gezonden. Maar niet dat alleen. Ora et labora. En zoo hebben destijds de vrouwen van den bond voor duurzamen vrede ge smeekt, gebeden en gewerkt (Congres in 1915 in den Dierentuin in Den Haag). En als gestadige stuwkracht staat die pacifistische beweging nog daar en werkt rustig voort. Maar laten wij vrouwen van dezen dag, die nu opnieuw door 't ge weld van h e d e n getroffen zich voelen, in groot-menschelijk medelijden dit jongste geweldplegen aangrijpen om onze stem te verheffen tot een vurig protest tegen alle jgeweld en verkrachting. Tegen het geweld in iedëren vorm en w a a r ook, hetzij van den oorlog of van den sterkste, hetzij vo otijdens of na een oorlog ontstaan. Hetzij het geweld een oorlog ver oorzaakte of een oorlog weder een geweld ten gevolge had. Maar tegen het g e- weid! Daarom vrouwen van Leiden verheft Uw stem! Staat niet achter bij haar, die in de Residentie naar aanleiding van het jongs t-gepleeg de geweld zich geroe pen voelden een oproep in de bladen te plaatsen om vereeniging en samenwerking En wat is, sinds in Februari deze op roep in het Vaderland geplaatst werd, da a r al niet bereikt? Gesteund en geschraagd door dit be haalde succes en de sympathie van on noemelijk velen, kwam eenige weken gele den een der Haagsche comité-ïeden naar Leiden om voorloopig in intiemen kring ook hier enkele uitgenoodigde dames meer ih bijzonderheden deelgenoot te ma ken van de in Den Haag gevoerde actie en het daar gebeurde. Zij vertelde van het enorme succes van de eerste openbare vergadering in „Pulchri Studio" gehou den, waar de zalen te klein waren voor de groote menschenmenigte, die stond te wachten om binnen gelaten te worden, zoo dat in allerijl nog voor een andere lokali teit moest worden gezorgd (Doopsgezinde Kerk), tusschen welke gebouwen de voor dien avond aangezochte bekende sprekers en spreeksters, als: Pater Borromaeus de Greevc, Opperrabijn Tal, -I Ds. Junod, Ds. Bosch, Suze Groeneweg, Albarda, (wethouder), Drooglever Fortuyn, (wethouder Marijke, enz. heen en weer moesten gaan. „Het was, evenals de daaropvolgende in het Gebouw voor K. W., een enthousiaste avond, waaruit veel goeds tot stand kwam en de sympathie van duizenden ons deel werd zoo besloot Mevrouw S. Haar werd verzocht nog eens in Leiden te willen terugkomen, en zoo werd ten huize van Mevr. Ds. van Arkel, Donderdag 20 Jqni een voorloopig suh-comité ge vormd van het Haagsche comité „Vrou wen wat doet gij?", welk sub-comité u nu toeroept: Vrouwen van Leiden, vereenigt U met de vrouwen van alle landen, iedere ge zindte en eiken godsdienst, Pacifistische vereenigingen, treedt toe. Reikt allen el kaar de hand en dringt gezamenlijk op, om met de niet-terug-te-dringen macht van Uw eendracht, en Uw gezamenlijke afschuw voor alle geweld, het ge weld te doen wijken voor het recht, dat zegevieren kan en moet. Alleen z o o en van deze gedachten ver vuld, is het groote zoo vurig begeerde heil te verwachten: geen geweld meer, maar beslechting van geschillen door onderling overleg en rechtspraak. En waar de goede rechtspraak zete len zal?: Daar waar geen geweld gebruikt wordt! Vrouwen, geeft ons Uw naam, Uw be tuiging van sympathie of Uw steun en hulp. Begint met Uw naam op te geven aan een der onderstaande adressen. Doet het dadelijk! Mevr. VAN ARKEL—VAN DIJK, Presidente van het voorloopig sub-Comité van het Haagsche i Comité „Vrouwen wat doet gij?" Morschweg 22. Mevr. VAN HOOLWERFF LA BASTIDE, Rijnsburgerweg 5G Mevr. VAN KRIMPEN— DEN BOESTERD, Zoeterwoudsclie Singel 88 Mevr. TRAPMAN—HETTERSCHIJ Mej. VAN VOLLENI-IOVEN, Rapenburg 106. Plantsoen 79 Openbars Godslastering. f II. V-r, Jiezien we nu onze wetgeving van heden! ten dage. In hot Wetb. van Strafr. art. 45; wordt straf bedreigd, tegen hem, die in het openbaar voor de ee»Daarheid aan- stcotelijke toespraken houdt, of op zooda- nige plaats aanstootelijke liederen zingt> of aanstootelijke woorden of teekeningen' stelt. Wat dunkt u, geachte lezers? Zou het. in ons Christenland voor rle eerbaar heid aanstootelijk zijn als gij iemand, soms oponmenschelijke manier hoort vloe ken en alzoo God lastert? „Van Dale" zegt immers dat vloeken is „godslasterlijke woorden uitspreken." Ik zeg, ja het is aan stootelijk voor de eerbaarheid, maar dan nog heeft men aan bovenaangehaald art. niets, omda-t de bedoeling van den Wetge ver is geweest het waken tegen onzedelijk heid in het openbaar. Evenwel, het laatste woord is hierover nog lang "niet gesproken. Zelfs onze voormannen op het gebied van rechtspreken zijn het hierover niet eens, hetgeen uit het volgende kan blijken. De Raad eenér gemeent» nam een artikel in de Politieverordening op, luidende „Het is verboden in het openbaar Godslasterin gen te uiten." Dit art. werd evenwel door de Kroon verniet'rï, overwegende o.a. „Onder de bevoegdheid, den Baad bij ark '35 der Gemeentewet toegekend, is niet begrijpen het waken tegen Godslastering. De bepaling der onderwerpelijke verorde ning, waarbij wordt verboden in' het open baar Godslasteringen te uiten is dus in strijd met de wet." Nu gaat men in meer dan een gemeente een zoogenaamd „vloeh- verbod" daar stellen. De redactie van die verboden-is bijna gelijkluidend, en wel:" ,Het is verboden den Naam Gods vloeken de in het openbaar te gebruiken." De meening van den Rechter, bij esn voorko mend geval van overtreding, is lang niet onverdeeld. B.v.: De Kantonrechter te Kampen veroordeelde iemand tot f 5.— boete of 5 dagen hechtenis wegens het in het openbaar bezigen van een godslaster lijken vloek. Zijn ambtgenoot elders over woog echter „dat het inroepen van de ver doemenis Gods inhoudt een erkenning van de almacht Gods en men zich daardoor niet aan godslastering schuldig maakt. De Rechtbank oordeelde evenwel geheel anders en overwoog op grond van hetgeen „Koenen" omtrent het vloeken zegt, n.l. ,dat hij, die vloekt, God uitdaagd, om hem te verdoemen, dat naar haar oordeel het gebezigde woord (G.v.d.) een vloek is en de „vloek godslasterlijk", zoodat be klaagde moet worden veroordeeld." Hier uit kan men gevoegelijk afleiden, dat een gemeenteraad wel een verordening in 't leren kan roepen behelzende het „vloe ken" doch niet „Godslasterende woorden uiten." Dus een gemeenteraad die een vloekver- bod wil daar stellen, moet er m. i. reke ning mede houden dat hij niet strafbaar stelt „Godslastering" maar alleen „vloeken in het openbaar." Intusschen schieten we met al die plaatselijke verboden ïiiet veel op, daarbij komt nog een vraag naar vo ren, n.l. zijn dergelijke verordeningen rechtsgeldig? Een arrest van den H. R.. van 17 April 1905 luidt: „Ook voor zoover een gemeentelijke verordening mocht tre den in een onderwerp, waaian reeds door een wet is voorzien, is zij verbindend, in dien zij door de bevoegde macht, noch ge schorst, noch vernietigd is." „Verbindend" zijn dus dergelijke verordeningen wel, al thans zoolang nog niet volgens art 153 der Gemeentewet door de Kroon is ingegre pen maar zijn ze rechtsgeldig? want blijk baar is toch getreden in hetgeen des Rijks wetgevers is, omdat die strafbepalingen in het leren heeft geroepen ten opzichte van feiten gepleegd in het openbaar en welke indruischen tegen het zedelijkheidsgevoel. (Zie Koninklijk Besluit van 3 Dec. "'96, Statasbl. 177.) Als men nu aanschouwt do verschillende pogingen door het grooter wordend aantal gemeentebesturen om het vloeben te be strijden, zou ik haast geneigd zijn te zeg gen dat het een leemte in «n.ze Rijkswet geving is. Wear nog bijkomt dat de stof waarover het gaat veel te belangrijk is om te worden ondergebracht in een gemeente lijke verordening „omdat de opvatting der godslastering als beleediging der goddelij ke Majesteit, aan het deliet een zooda- Landsoverheid, aan het delict een zooda nige beteekenis geeft, die het tot osn ma terie bestempelt van bij uitstek te zijn een [rijksbelang." Zijn we het met die opvat ting eens, dan behoort het niet meer on der de overtredingen te worden gerang schikt, doch onder de misdrijven, dus met andere woorden, een helder artikel inge- lascht in het Wetb. van Strafr. onder een hoofdstuk „misdrijven" verbiedende liet inl het openbaar vloeken van Gods heiligen Naam en het uiten van Godslasterlr woorden. Zijn we eenmaal zoover gevor derd dan kan met kracht tegen deze volks zond© orden opgetreden. Intusschen moe ten we doorgaan dit kwaad to bestrijden) k op alle terrein des levens. Leest het groote manifest uitgegeven door den „Bond tegen het scheniden door het vloeken van Gods heiligen Naam" do verzoeken daarin opge nomen met kracht tc handhaven. t® deen handhaven. TERHORST. V Woubrugge, Juni 1923.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6