EEN KONING Dtfc OEVER
JOURNALIST IS.
Martin H. Donohoe, de speciale corres
pondent van de „Daily Chronicle" heeft
den jongen Bulgaarschen koning, of om
hem zijn meer weidscben titel te geven
Tsaar Boris, geïnterviewd. Volgens den
rorrespondent is de koning een jonge man
met aangename manieren en een innemen
de eenvoudigheid. Hij heeft een scherpen
blik, doch is geheel vreemd aan de kron
kelwegen der moderne diplomatie. Hij
spreekt met een krachtige openhartig
heid. „Voor de meeste regeerende vorsten
is het leven tegenwoordig als een film
de gebeurtenissen volgen elkaar zoo vie-
gensvlug ops dat iemands blik er door be
neveld wordt", zeide de vorst.
Het onderhoud, dat de interviewer met
den koning had duurde ruim een uur en
vond plaats in de bibliotheek van het ko
ninklijk paleis. Er werd over heel wat za
ken gesproken vrede, oorlog, de interna
tionale verhoudingen en het verleden en
de toekomst van Bulgarije.
Op een vraag, van den persman, waarom
de koning nog steeds ongetrouwd is, ant
woordde hij glimlachend: „Ik geef u de
verzekering, dat hieraan geen gebroken
hart of de een of andere geheime liefde
ten grondslag ligt.
Mijn reden is van veel meer nuchteren
aard. Ik ben namelijk voor mijn leven aan
mijn werk verbonden. Deze tijden zijn
hoogst ernstig en mijn plicht tegenover
mijn land laat mij slechts weinig tijd voor
de liefde. Overigens ben ik nog geheel
„vrij" en nog niet „uitgehuwelijkt".
Toch ben. ik volgens de pers minstens
een keer per maand verloofd met de een
of andere prinses. Deze aankondigingen
interessceren mij steeds ten zeerste. Vol
gens de jongste nieuwtjes zou ik verloofd
zijn met prinses Ileana van Boemenië, die,
naar men mij zeide, zeer schoon is, doch
- die ik tot mijn spijt niet öe eer heb per
soonlijk te kennen."
Trouwens de taak van een regeerend
vorst is heden ten dage geen sinecure en
men schrikt er voor terug om een hoogge
plaatste dame het aanbod te doen, om den
troon te deelen. „Indien ik geen koning
was, zou ik journalist of buitenlandsch cor
respondent willen zijn. Dat is veel beter
dan het metier van een koning. Men heeft
dan ten minste de gelegenheid om zijn
persoonlijkheid te doen gelden, terwijl
vorsten zooals ik, te zeer gebonden zijn,
aan liet enge pad van den plicht;"
Koning Boris gaf ook blijk van een goed
doorzicht, teen hij zich over andere, meer
ernstige aangelegenheden uitsprak. Hij
verklaarde, dat hij Groot-Brittannië zeer
dankbaar is voor den moreelen steun aan
Bulgarije verleend in de laatste uren der
beproeving.
„Mijn land", zeide hij, „maakt tegen
woordig een crisis door, doch mijn ver-
tvouwen in het gezond verstand van het
Bulgaarsche volk geeft mij de hoop, dat
alles v/eer in normale banen zal worden
geleid." „Velen zijn van meening, dat de
Bulgaarsche boeien, die het ruggeinerg van
Bulgarije vormen, met de Schotten te ver
gelijken zijn. Ook de Bulgaarsche boer is
een harde werker, vaderlandslievend en
heeft een flinke dosis gezond verstand.
Bulgarije heeft onder de deelneming aan
twee oorlogen geleden, waardoor een ze
kere mats van economische onrust is ont
staan. Maar het heeft geen doel achter
waarts te kijken en over 't verleden te
treuren. Het volk ziet integendeel naar de
toekomst. Het wenscht niets liever, dan de
schadelijke gevolgen van den ooaog op ,te
heffen en weer rustig te kunnen werken.
"Wij hebben geen oorlogszuchtige bedoelin
gen. De tijd zal bewijzen, dat deze woor
den geen pbrase zijn.
De jongste gebeurtenissen in Bulgarije
zijn een zuiver binnenlandsche aangele
genheid en do omverwerping der vroegere
regeering i3 m geen enkel opzicht toe te
schrijven aan wat men zou kunnen noe
men „buitenlandsche invloeden." Het Bul
gaarsche volk deed niet anders, dan zijn
rechten toepassen, door zijn ontevreden
heid te uiten met de parlementaire lei
ders."
Koning Boris heeft ook een geheel eigen
aardige filosofie. „Koningen", zegt hij,
„zijn gewone stervelingen, evenals andere
menschen en moeten zich ook opofferingen
getroosten voor de algemeene lasten.
Met al hun beperkte bevoegdheden, kun
nen zij zeer gemakkelijk fouten begaan en
het schip op een klip leider. Dan worden
zij door de wereld veroordeeld, doch de
wereld begrijpt niet steeds."
Koning Boris heeft een zeer groote nei
ging tot het maken van reizen, want,
„Bulgarije is toch maar een klein landje in
vergelijking met het overige deel van
Europa."
Koning Boris leidt een afgezonderd le
ven in de hoofdstad.
Het meest gevoelt hij zich thuis bij heb
landvolk. Hij houdt er van incognito door
het land te trekken, onverwachte bezoeken
te brengen aan steden en dorpen, met de
boeren en hun vrouwen en kinderen te
spreken en schept er genoegen in, om een
paar bankbiljetten in de spaarpot van
„moeder de vrouw" als aandenken aan zijn
bezoek achter te laten.
In den winter doet hij zeer veel aan slri-
ïoopen, in do Bulgaarsche Alpen. Zoo nu
en dan trekt hij een werkpak aan en fun
geert als machinist op een passagiers trein
vusschen Sofia en Svillengrad.
„In alles", zegt de correspondent van de
„Daily Chronicle", „neemt hij den prin3
van Wales tot voorbeeld en benijdt dezen
openlijk om zijn groote mate van popula
riteit."
Een Koninklijk woord.
In „Do Vrijheid" schrijft D. Hans over
de Koningin en raadpleegt zijn herinnerin
gen. Ziehier er een van:
„Het was in 1904. Het Marine-instituut
in Den Helder vierde zijn gouden feest. De
Koningin ging er heen. loest voor m'n
krant verslag geven. En uRoit heb ik het
Jaoment vergeten, toen zij cp het exercitie
veld de adelborsten toesprak. Het was voor
mij oen oogenblik van poëtische «bekoring
de drie-en-twintig-jarige vorstin, jonge
vrouw in den volbloei van haar jeugd, de
hand geklemd om den stok van het adel
borstenvaandel, en allen toesprekend met
een stem, sterk en welluidend, die als een
melodieuze klank over het groote veld ging
„Zoo sterk heeft in mij de heugenis aan
dat moment, dat, nu ik deze simpele her
innering schrijf, ik éven, éven in m'n klap
per, m'n verslag trouw bewaard!
moet naslaan, om nog eens dat alles te be
leven. Daar vind ik ook haar toespraak,
met dien slotzin: „Onze groote vlootvoog
den namen Gods Woord tot richtsnoer van
hun leven en beschouwden vroomheid als
de eerste deugd. Toekomstige zeeofficieren
volgt dat voorbeeld na!" Yan dat éérste,
sterkbcleefde moment af heeft de Konin
gin steeds op mij denzelfden indruk ge
maakt, én als vorstin én als vrouw".
Dit is nu 20 jaar geleden. Koningin Wil-
helmina heeft sedert geleefd overeenkom
stig haar leer en haar vermaning aan de
toekomstige zeeofficieren.
Deze zijn nu 20 jaar ouder. Is bij hun
korps sedert wel steeds vroomheid als de
eerste deugd beoefend? Of hebben zij het
woord der Vorstin als een woordspeling
QEIfiE^GD 88SEUWS
Piet is toch een goeie jongen.
Piet, die zoovele inbraken op zijn kerf
stok heeft, zond vanuit het Huis van Be
waring aaiï commissaris P. Kramer te
Scheveningen een brief, waarin hij dank
betuigt voor de goede behandeling aan 't
commissariaat tijdens het politieonderzoek
van zijn zaak ondervonden en waarin hij
de verzekering geeft dat hij den commis
saris, den inspecteurs en den rechercheurs
geen kwaad h&rt toedraagt.
Een rijwieldief gesnapt.
Iemand te Botterdam wonende had een
rijwiel gekocht van een Duitscher, die op
gaf te Gouda verblijf te houden.
De Jtooper van het rijwiel, bevreesd een
gestolen rijwiel te hebben gekocht, begaf
zich naar Gouda om een nader onderzoek
in te stellen. De Duitscher, die bij een kas
telein zijn intrek had genomen en er dc
lucht van kreeg dat de Goudsche politie
zich met -de zaak ging bemoeien, vluchtte
bij de komst van den hoofd-agent-recher-
cheur Negrijn, over het dak van de woning
van den kastelein, doch wsrd onmiddellijk
door genoemden rechercheur achtervolgd.
Ha verkregen assistentie gelukte het den
Duitscher te arresteeren.
Het blijkt dat de Goudsche politie met
deze arrestatie een goeden slag hoeft ge
slagen, want hij het voorloopig onderzoek
is reeds gebleken dat de arrestant de da
der is van minstens een dozijn rijwieldief
stallen gepleegd te 's-Gravenhage en te
Botterdam.
De rijwieldief wordt ter beschikkinc: der
Haagsche justitie gesteld. „Hbld."
De moord te Ubachsbero.
Betreffende den moord te Ubaehsberg
verneemt de „Tel." het volgende: In een
oud vervallen huisje woonde geheel op
haar zelf de 72-jarige vrouw H. O. TJter-
mans die door haar ouderdom zich soms
wat vreemd aanstelde. Het vérhaal deed
de ronde, dat zij nogal rijk was, hetgeen
dan ook de aanleiding tot den moord moet
zijn geweest. Zaterdagavond toen als ge
woonlijk haar neefjes een bezoek aan
haar wilden brengen en de gewone bood
schappen wilden bezorgen, vonden zij de
deur en het venster open. In het voorver
trek waren verschillende zaken in wan
orde over den vloer verspreid. Angstig
wordend snelden de kinderen naar huis
waar zij mededeeling van een en ander
deden.
Onmiddellijk begaf zich een zwager van
juffr. H. en eenige andere personen naar
haar woning, daar vonden ze de vrouw,
aan handen en voeten gebonden, in haar
nachtgoed op het bed liggen met een kus
sen op het hoofd. Hier en daar vertoonden
zich bloedsporen.
Toen men het kussen wegnam bleek het
gezicht één en al wonde te zijn.
Het bericht van den moord ging als een
loopend vuurtje door het anders zoo stille
dorp en weldra was de burgemeester, de
heer J. Dauhsenberg uit Yeenendaal en
politie ter plaatse. Ook dr. Wolffs kwam
weldra en constateerde dat de vrouw ge
dood moet zijn door het slaan met een
zwaar stomp voorwerp, waardoor onder
andere het neusbeen verbrijzeld werd.
Er wordt vermoed, dat dc moord Vrij
dag en misschien zelfs reeds Donderdag
gepleegd is. Daar de vrouw zeer eenzelvig
leefde, was het den buren niet opgevallen,
dat men haar eenige dagen niet gezien
had. De moord zal in den avond of des
nachts gepleegd zijn, daar de vrouw zich
te bed bevond. De dief of dieven zijn
door een gat in den muur binnengedron
gen, waarna zij de ongelukkige vrouw met
touw en afgescheurde stukken heddelaken
hebben gebonden. Eerst daarna moet de
doodelijke slag zijn toegebracht. Uit de
verspreid liggende laden en doozen is ge
bleken, dat roof het eenige doel van den
moord is geweest. Vermoedelijk is echter
slechts wat klein geld en een gouden kruis
gestolen, daar de vrouw haar geld elders
in bewaring had gegeven.
Het parket te Maastricht heeft Zondag
een uitgebreid onderzoek ingesteld, tot dus
ver echter zonder resultaat. Een onderzoek
raet een politiehond leverde ook geen suc
ces op.
Het lijk van de vrouw is gisteren onder
groote belangstelling ter aarde besteld.
Urn gevonden.
De arbeider J. Spin, die eenige dagen
geleden in de bosschen van mr. Linthorst
Homan, gelegen aan den voet van den
Bisschopsberg te Havelterberg bij het
graven een paar urnen en een bronzen wa
pen vond, heeft nu ongpveer op dezelfde
plaats op geringe diepte een groote urn
gevonden, geheel gevuld met houtskool en
overblijfselen van verbrande beenderen,
benevens stukken bewerkt, doch in erge
mate verroest ijzer, waarschijnlijk resten
van wapens.
Een dier stukken ijzer, ongeveer twee
decimeter lang,is nog duidelijk te her
kennen als de spits van een werpspeer.
Dubbele moord.
De heer Gustaaf Thijssen, aannemer, af
komstig uit Maastricht, die in verband met
den wederopbouw van het dorp Autry, sinds
eenigen tijd in Noord-Frankrijk vertoefde,
werd sinds enkele dagen vermist, aldus
meldt „Le Petit Parisien."
Hij was, zegt dit blad, met zijn jeugdigen
omployé, den Italiaan Norcini Orlando, de
velden ingegaan om kersen te plukken en
niet teruggekeerd. Werklieden vonden de
beide lijken onder hooi verborgen.
Het gouden horloge van den heer Thijs
sen en zijn portefeuille, inhoudende 3000
francs waren verdwenen.
Een of twee vreemde werklieden, wier sig
nalement hekend is, worden als verdacht
van dezen moord, gezocht.
Dichterlijke politie.
De Apeldoornsche politie heeft aan alle
hoofden van onderwijsinrichtingen en aan
eigenaars of beheerders van iikaliteiten,
waarin vaak en veel publiek samenkomt,
alsmede aan fabrikanten toegezonden een
slap cartonnen biljet, in twee kleuren be
drukt, met de op rijm gebrachte 10 geboden
voor het verkeer in het belang der veilig
heid.
Deze luiden:
Voor alles, rijdt" rechts van weg. en pad,
En links langs den man, die voor U gij hadfc-
In bochten, rijdt rechts en ziet voor U uit,
Laat tijdig steeds klinken hel, hoorn of
fluit.
In 't midden des volks hij kruising of hoek
Geeft richting van weg, rijdt kalm en
rijdt kloek.
Houdt achter elkander, passeerend op
'fc pad.
En kruist gijdie rechts komt, den
voorrang steeds had.
In weif'ling zegt snel: ik stop en sta stil,
Denkt: „Veiligheid slechts, dat is wat ik
wil."
Oude graven.
Bij het graven kwam men tot de ontdek
king dat zich in het priesterkoor van de
nieuwe kerk te Terheiiden (N.-Br.) eenige
grafkelders bevinden. Na opening daarvan
bleek, dat indenijd aldaar 4 lijken begra
ven zijn, althans voor zoover kon worden
geconstateerd. Zelfs was op een doodkist
nog duidelijk te lezen, dat in het jaar 1762
aldaar begraven was A. van G.
Uit de ten gemeentehuize berustende ker
kelijke registers is daaromtrent nog opge
diept kunnen worden:
„Den lOden Maart 1762 aangeb. de wed.
van den heer Anthonie van Galen in het
dorp genaamd Dingena Kerkhof, hegraven
den 13 dito op het Choor in den Kelder,
van brand geluid met alle drie de klokken
komt daarvoor 7 gulden en 4 stuivers, voor
het graf maken 2 gld. zanien 9 gld. en vier
stuivers."
De spoorwegramp in Transsylvanië.
30 do oden, 50 gewonden.
Volgens berichten uit Boekarest zijn bij
een spoorwegongeluk op de lijn tusschen
Boekarest en Jaszy dertig reizigers ge
dood en -vijftig gewond.
Zitten.
Ze praten van „pruikentijd", van „goiï
den eeuw" en geven allerlei karakterisee-
rende namen aan de verschillende tijd
perken. die we al achter onzen rug hebben
Hoe zullen we onze dagen noemen, onze
verlichte, gerieflijke twintigste eeuw?
Als we eens werden geroepen om een
naam te geven aan die snelle jaartjes,
die wij nu mogen beleven, we zouden ze
de zit^eeuw noemen!
Je ziet, hoe het tegenwoordige winkel
meisje door je vraag om handschoenen of
das, uit haar hazenslaapje op een allerge
makkelijkst stoeltje wordt opgeschrikt;
hoe de wagenbestuurder van de tram, nu
op veerend zeteltje rustend, z'n stuurrad
draaien en z'n bellen klinken doet. Hier en.
daar is er zelfs een portier, die in plaats
van fier als een haan heen en weer te stap
pen of vast als 'n boom op zijn stoep te
blijven staan, een krukje heeft gekregen,
om er ?ijne loome leden op neer te leggen
Bij het kieken s het nu mode om zich
groote portretten in zittende houding to
laten maken, misschien wel, omdat de wei
nige seconden van stilstaan voor het thans
levende schepsel „onuitstaanbaar" zijn ge
worden.
En met welken trots kunnen de ouden
van dagen het hebben over de vroegere
gewoonte, in den familiekring, dat de kin
deren aan tafel stonden te eten; maar
nu worden er voor iedereen stoelen aan
gedragen, want de mensch beroemt zich
niet langer op z'n rechte houding in ver
gelijking met den lagen gang van de die
ren!
Onder onze weerbare mannen heerscht
dezelfde kwaal de officieren rijden kalmp
jes op een fiets met de marcheerende man
schappen mee.
De meeste jongelui van onzen tijd ver
achten het edele handwerk, ze lachen met
ploeg, hooivork, hamer en beitel, kwast en
verfpot, en hun eenigste doel is een rustig
zitje op een kantoorkruk.
En nog voor dat je wat kan worden,
moet je eerst jaren lang je tijd en broek
op de schoolbank gesleten, dus, gezeten
hebben.
Studeeren, studeeren, studeeren, of zit
ten, zitten, zitten!
Zonder papiertje, geen ziertje, zonder
akte geen ambt, is do leus van onze gelief
de eeuw.
In de grijze oudheid gaf de wijsgeer
wandelend les aan zijn frissche studenten,
op latere afbeeldingen van scholen zie je
nog een en al beweeglijkheid en herrie,
waarvan de „Avondschool" vau Gerard
Dou i een voorbeeld is.
Maar nu? De moderne scholen, waar de
examenpapiertjes gehaald moeten worden,
zijn niets-anders dan streng georganiseer
de zit-inrichtingen.
Het loopen is heclemaal verleerd; aller
lei rijtuigen, in den ruimsten zin van het
woord, zijn verscheren; maar teen de
autoped z'n bescheiden getuf deed hooren,
vond ie geen opgang, omdat jo er-'op staan
moest.
De algemeene jacht naar een zetel in
Baad en Kamer, zooals Speenhoff daar
liedjes op maakt, is er ook het helderste
bewijs van dat zitten ideaal is.
„Laat zitten wat zit", is de leus.
En wat te denken van de toenemende
criminaliteit en het plaatsgebrek in ge
vangenissen, zijn dit geen uitingen van
ons graag „zittend" geslacht?
O tijden, o zeden!
„Msb."
ÜSQEZOEiBEU
(Buiten verantwoordelijkheid der B©doctie)
VROUWEN, WAT DOET GIJ?
Het geweld, J^ans in het bezette
Roergebied aan den^rkelmg en de massa
gepleegd, voert ons uit 'n rechtvaardig
heidsoogpunt als vanzelf de beelden van
de gruwelen en ellende in het eens met
geweld betreden België en Frankrijk
voor oogen.
En waar het geweld, hetzij als oorlogs
daad, hetzij als gevolg en vervolg van
een oorlog (zooals thans!) regeert, brengt
vernuftig uitgedachte of brute lust
tot pijniging en verwoesting, de diepste
verwoesting, de diepste menschelijke el
lende te weeg.
Raemaekers bood ons tijdens den wereld
oorlog hiervan vele treffend-realistische
teekeningen.
En als we nu, in den geest, onszelf een
album voor de oogen legden, waarin we
op iedere linker bladzijde konden gruwen
van de foto's der ontzettende ellende,
thans aan den Roer geleden, zooals deze
ons in de geïllustreerde tijdschriften on
der de oogen komen en daarnaast op
iedere rechter bladzijde een teekening van
Raemaekers ons tot in onze ziel beroerde,
o p.n i e u w
V/el, gij vrouwen en moeders van
thans zoudt met dit album in handen
niet meer stil zitten kunnen!
"Want uit de aanschouwing van zóó
afschuwelijk leed wordt immer de kreet
om hulp, de bede oni beëindiging van 't
geweld ten hemel gezonden.
Maar niet dat alleen. Ora et labora.
En zoo hebben destijds de vrouwen van
den bond voor duurzamen vrede ge
smeekt, gebeden en gewerkt (Congres in
1915 in den Dierentuin in Den Haag).
En als gestadige stuwkracht staat die
pacifistische beweging nog daar en werkt
rustig voort.
Maar laten wij vrouwen van dezen
dag, die nu opnieuw door 't ge
weld van h e d e n getroffen zich voelen, in
groot-menschelijk medelijden dit jongste
geweldplegen aangrijpen om onze stem
te verheffen tot een vurig protest tegen
alle jgeweld en verkrachting. Tegen het
geweld in iedëren vorm en w a a r ook,
hetzij van den oorlog of van den sterkste,
hetzij vo otijdens of na een oorlog
ontstaan. Hetzij het geweld een oorlog ver
oorzaakte of een oorlog weder een geweld
ten gevolge had. Maar tegen het g e-
weid!
Daarom vrouwen van Leiden verheft Uw
stem! Staat niet achter bij haar, die in
de Residentie naar aanleiding van het
jongs t-gepleeg de geweld zich geroe
pen voelden een oproep in de bladen te
plaatsen om vereeniging en samenwerking
En wat is, sinds in Februari deze op
roep in het Vaderland geplaatst werd,
da a r al niet bereikt?
Gesteund en geschraagd door dit be
haalde succes en de sympathie van on
noemelijk velen, kwam eenige weken gele
den een der Haagsche comité-ïeden naar
Leiden om voorloopig in intiemen kring
ook hier enkele uitgenoodigde dames
meer ih bijzonderheden deelgenoot te ma
ken van de in Den Haag gevoerde actie
en het daar gebeurde. Zij vertelde van
het enorme succes van de eerste openbare
vergadering in „Pulchri Studio" gehou
den, waar de zalen te klein waren voor de
groote menschenmenigte, die stond te
wachten om binnen gelaten te worden, zoo
dat in allerijl nog voor een andere lokali
teit moest worden gezorgd (Doopsgezinde
Kerk), tusschen welke gebouwen de voor
dien avond aangezochte bekende sprekers
en spreeksters, als:
Pater Borromaeus de Greevc,
Opperrabijn Tal, -I
Ds. Junod,
Ds. Bosch,
Suze Groeneweg,
Albarda, (wethouder),
Drooglever Fortuyn, (wethouder
Marijke, enz. heen en weer moesten
gaan.
„Het was, evenals de daaropvolgende in
het Gebouw voor K. W., een enthousiaste
avond, waaruit veel goeds tot stand kwam
en de sympathie van duizenden ons deel
werd zoo besloot Mevrouw S.
Haar werd verzocht nog eens in Leiden
te willen terugkomen, en zoo werd ten
huize van Mevr. Ds. van Arkel, Donderdag
20 Jqni een voorloopig suh-comité ge
vormd van het Haagsche comité „Vrou
wen wat doet gij?", welk sub-comité u nu
toeroept:
Vrouwen van Leiden, vereenigt U met
de vrouwen van alle landen, iedere ge
zindte en eiken godsdienst, Pacifistische
vereenigingen, treedt toe. Reikt allen el
kaar de hand en dringt gezamenlijk op,
om met de niet-terug-te-dringen macht
van Uw eendracht, en Uw gezamenlijke
afschuw voor alle geweld, het ge
weld te doen wijken voor het recht, dat
zegevieren kan en moet.
Alleen z o o en van deze gedachten ver
vuld, is het groote zoo vurig begeerde heil
te verwachten: geen geweld meer, maar
beslechting van geschillen door onderling
overleg en rechtspraak.
En waar de goede rechtspraak zete
len zal?:
Daar waar geen geweld gebruikt
wordt!
Vrouwen, geeft ons Uw naam, Uw be
tuiging van sympathie of Uw steun en
hulp.
Begint met Uw naam op te geven
aan een der onderstaande adressen. Doet
het dadelijk!
Mevr. VAN ARKEL—VAN DIJK,
Presidente van het voorloopig
sub-Comité van het Haagsche
i Comité „Vrouwen wat doet gij?"
Morschweg 22.
Mevr. VAN HOOLWERFF
LA BASTIDE,
Rijnsburgerweg 5G
Mevr. VAN KRIMPEN—
DEN BOESTERD,
Zoeterwoudsclie Singel 88
Mevr. TRAPMAN—HETTERSCHIJ
Mej. VAN VOLLENI-IOVEN,
Rapenburg 106.
Plantsoen 79
Openbars Godslastering. f
II. V-r,
Jiezien we nu onze wetgeving van heden!
ten dage. In hot Wetb. van Strafr. art. 45;
wordt straf bedreigd, tegen hem, die in
het openbaar voor de ee»Daarheid aan-
stcotelijke toespraken houdt, of op zooda-
nige plaats aanstootelijke liederen zingt>
of aanstootelijke woorden of teekeningen'
stelt. Wat dunkt u, geachte lezers? Zou
het. in ons Christenland voor rle eerbaar
heid aanstootelijk zijn als gij iemand,
soms oponmenschelijke manier hoort vloe
ken en alzoo God lastert? „Van Dale" zegt
immers dat vloeken is „godslasterlijke
woorden uitspreken." Ik zeg, ja het is aan
stootelijk voor de eerbaarheid, maar dan
nog heeft men aan bovenaangehaald art.
niets, omda-t de bedoeling van den Wetge
ver is geweest het waken tegen onzedelijk
heid in het openbaar. Evenwel, het laatste
woord is hierover nog lang "niet gesproken.
Zelfs onze voormannen op het gebied van
rechtspreken zijn het hierover niet eens,
hetgeen uit het volgende kan blijken. De
Raad eenér gemeent» nam een artikel in
de Politieverordening op, luidende „Het
is verboden in het openbaar Godslasterin
gen te uiten." Dit art. werd evenwel door
de Kroon verniet'rï, overwegende o.a.
„Onder de bevoegdheid, den Baad bij ark
'35 der Gemeentewet toegekend, is niet
begrijpen het waken tegen Godslastering.
De bepaling der onderwerpelijke verorde
ning, waarbij wordt verboden in' het open
baar Godslasteringen te uiten is dus in
strijd met de wet." Nu gaat men in meer
dan een gemeente een zoogenaamd „vloeh-
verbod" daar stellen. De redactie van die
verboden-is bijna gelijkluidend, en wel:"
,Het is verboden den Naam Gods vloeken
de in het openbaar te gebruiken." De
meening van den Rechter, bij esn voorko
mend geval van overtreding, is lang niet
onverdeeld. B.v.: De Kantonrechter te
Kampen veroordeelde iemand tot f 5.—
boete of 5 dagen hechtenis wegens het in
het openbaar bezigen van een godslaster
lijken vloek. Zijn ambtgenoot elders over
woog echter „dat het inroepen van de ver
doemenis Gods inhoudt een erkenning van
de almacht Gods en men zich daardoor
niet aan godslastering schuldig maakt.
De Rechtbank oordeelde evenwel geheel
anders en overwoog op grond van hetgeen
„Koenen" omtrent het vloeken zegt, n.l.
,dat hij, die vloekt, God uitdaagd, om
hem te verdoemen, dat naar haar oordeel
het gebezigde woord (G.v.d.) een vloek is
en de „vloek godslasterlijk", zoodat be
klaagde moet worden veroordeeld." Hier
uit kan men gevoegelijk afleiden, dat een
gemeenteraad wel een verordening in 't
leren kan roepen behelzende het „vloe
ken" doch niet „Godslasterende woorden
uiten."
Dus een gemeenteraad die een vloekver-
bod wil daar stellen, moet er m. i. reke
ning mede houden dat hij niet strafbaar
stelt „Godslastering" maar alleen „vloeken
in het openbaar." Intusschen schieten we
met al die plaatselijke verboden ïiiet veel
op, daarbij komt nog een vraag naar vo
ren, n.l. zijn dergelijke verordeningen
rechtsgeldig? Een arrest van den H. R..
van 17 April 1905 luidt: „Ook voor zoover
een gemeentelijke verordening mocht tre
den in een onderwerp, waaian reeds door
een wet is voorzien, is zij verbindend, in
dien zij door de bevoegde macht, noch ge
schorst, noch vernietigd is." „Verbindend"
zijn dus dergelijke verordeningen wel, al
thans zoolang nog niet volgens art 153 der
Gemeentewet door de Kroon is ingegre
pen maar zijn ze rechtsgeldig? want blijk
baar is toch getreden in hetgeen des Rijks
wetgevers is, omdat die strafbepalingen in
het leren heeft geroepen ten opzichte van
feiten gepleegd in het openbaar en welke
indruischen tegen het zedelijkheidsgevoel.
(Zie Koninklijk Besluit van 3 Dec. "'96,
Statasbl. 177.)
Als men nu aanschouwt do verschillende
pogingen door het grooter wordend aantal
gemeentebesturen om het vloeben te be
strijden, zou ik haast geneigd zijn te zeg
gen dat het een leemte in «n.ze Rijkswet
geving is. Wear nog bijkomt dat de stof
waarover het gaat veel te belangrijk is om
te worden ondergebracht in een gemeente
lijke verordening „omdat de opvatting der
godslastering als beleediging der goddelij
ke Majesteit, aan het deliet een zooda-
Landsoverheid, aan het delict een zooda
nige beteekenis geeft, die het tot osn ma
terie bestempelt van bij uitstek te zijn een
[rijksbelang." Zijn we het met die opvat
ting eens, dan behoort het niet meer on
der de overtredingen te worden gerang
schikt, doch onder de misdrijven, dus met
andere woorden, een helder artikel inge-
lascht in het Wetb. van Strafr. onder een
hoofdstuk „misdrijven" verbiedende liet inl
het openbaar vloeken van Gods heiligen
Naam en het uiten van Godslasterlr
woorden. Zijn we eenmaal zoover gevor
derd dan kan met kracht tegen deze volks
zond© orden opgetreden. Intusschen moe
ten we doorgaan dit kwaad to bestrijden) k
op alle terrein des levens. Leest het groote
manifest uitgegeven door den „Bond tegen
het scheniden door het vloeken van Gods
heiligen Naam" do verzoeken daarin opge
nomen met kracht tc handhaven. t®
deen handhaven.
TERHORST. V
Woubrugge, Juni 1923.