flan he! einde der Week Do Kabinetscrisis" iii België is eindelijk opgelost Öoor zooals een der. bladen net zeer juist uitdrukt het besluit te nemen baar niet op te lossen. I)e zaak was dat Theunis bij zijn zoe ken naar ministers niet verder kwam. Veertien dagen reeds was hij bezig om een toonbaar Kabinet bij elkaar te krij gen, maar alle pogingen mislukten. In normale omstandigheden had men -er toe moeten overgaan een beroep op de kiezers te doen, en de Kamer te ontbin den. Maar de toestand is heelemaal niet normaal. De onderhandelingen tusschen Enge land en Frankrijk konden geen voortgang hebben, zoolang in België de crisis niet was opgelost. Engeland werd ongeduldig. En zoo is men ér toe gekomen om wat het zwaarst is op dit oogenblik ook het zwaarst te laten wegen en de nationale moeilijkheden aan de internationale kwes ties ondergeschikt te maken, en aan den Koning mee te deelen, dat het oude Ka binet bereid is aan te blijven. Een blijvertje zal het wel niet zijn, want het geschil tusschen de Walen en de Vlamingen waarover het struikelde, is gebleven. Maar men kan nu toch voorloopig ver der. Laten w« hopen dat de onderhandelin gen nu ook spoedig tot goede resultaten zullen leiden. Heel gerust zijn we daarop niet. De Fransche en de Duitsehe belangen botsen te zeer, dan dat op een spoedige oplossing gerekend kan worden. En daarbij komt nog, dat de vrees voor Duitschland er diep inzit bij Frankrijk. Dat bleek nog weer dezer dagen toen in de Fransche Kamer geïnformeerd werd waarom de credieten voor de luchtvaart op" verzoek der regeèring met 3 6 m i 1- 1 i o e n waren verhoogd. Toch niet als bedreiging tegen Enge land, vroeg een der afgevaardigden. Neen, zeker niet, antwoordde de minis ter van oorlog, en van alle kanten werd tegen een zóó dwaze veronderstelling ge protesteerd. Niet tegen Engeland, maar tegen Duitschland is men bezig zich te wapenen. Er is dus niet vel hoop dat men spoe dig tot overeenstemming zal komen. In Lausanne, waar het Oostersche vraag stuk behandeld wordt, gaat het trouwens niet anders. Week in week uit wordt daar onderhandeld, zonder dat men ook maar iels verder komt. In den Nederlandschen politieken hof begint het nu rustig te worden. De Kamers zijn met vacantie gegaan en daar geen verkiezingen op til zijn kun nen nu de Kamerleden van een weivér r diende rust genieten. Belangrijke onderwerpen zijn nóg af ge-, daan in de laatste weken. De Eerste Kamer heeft het ontwerp in zake de verkiezing van EeTSte Kamérier den aangenomen. Niet omdat inen de' regeling zoo mooi vond, maar omdat nu eenmaal gekozen moest worden en geen ander stelsel in het ontwerp in te voegen was. Ook de Jachtwet waarvan verwacht zou worden dat ze door den Senaat zou worden afgestemd, heeft de eindstreep kunnen halen. De Tweede Kamer die eerst nog diver se pensioen-voorstellen te behandelen had beeft haar taak beëipdigd met de behan deling van het ontwerp inzake het mid- denstandscrediet. Nadat de regeering het ontwerp in dien 5in had gewijzigd dat zelf iedere heen wijzing naar bepaalde banken ontbrak, werd het ontwerp, dat bedoelt credietwaar dige middenstanders voor ondergang te behoeden, met groote meerderheid aan genomen. De vacantietijd is nu aangebroken. H.M. de Koningin is met haar gezin nar Engeland vertrokken om daar in stille afzondering krachten te verzamelen voor de vermoeiende weken die straks bij de jubileum-feesten wachten. Schenke God H.M. een welverdiende ïust en straks een behouden thuiskomst. Autoverkeer en wegbelasting. In de afgeloopen week hield de Vereen, van Ned, gemeenten te Den Haag een con gres waar de vraag behandeld werd: „Is het mogelijk en wenschelijk door een al- gemeene wegenbelasting de vereischte bronnen van inkomsten te vinden ter be strijding van de door het autoverkeer en door de verhooging van loonen en mate riaal zeer vermeerderde onderhoudskosten der wegen?" Prae-adviseurs waren Mr. Dr. L. H. N. Bosch ridder van Rosenthal en Mr. Dr. B. H. baron de Vos van Steenwijk. De geleerden waren ver van eenstem mig. Wat de een gewensebt achte, noemde de ander oniuitvoerbaar. De heer van Nifterik, wethouder van Vlissingen, stelde zich tegenover de beide prae-adviseurs en meende, dat de onderhoudskosten der wegen niet moeten .worden gelegd op de houders van vracht auto's, daar deze de belasting weer op an- idere schouders zouden afwentelen, wat óen prijsverhooging van levensmiddelen lenz. zou veroorzaken.' Spr. beveelt het z.g. egalisatie- stelsel aan, dat de opcenten van alle provincies wil doen afstaan voor het al gemeen belang. De algemeeno rijksinkom sten en niet een speciale beffing dienen gebezigd voor onderhoudskosten der we- gen. De heer J li rS a n d b e r g, griffier cler Staten van Zuid-Holland, merkt op, dat Zuid-Holland per jaar f 1000 per K.M. besteedt voor wegenonderhoud en .Overijsel daarentegen f 400. Spr. komt tot de conclusie, dat het onderhoud voor deze wegen op f 12 millioen komt. Hij wil een gemiddeld bedrag nemen van f600 per KM. Na het Brabantsche en Groningsche systeem van auto-belasting besproken te hebben, verdedigt spr. de regeling en in ning der a u t o-b elasting door 't r ij k en komt hij tot de conclusie, dat niet een provinciale regeling, maar een rijksregeling der auto-belasting verre de vorokeur verdient. De heer Krijgsman, wethouder van Den Bosch, is van meening, dat een auto-bandenbelasting het eerst in aanmerking moet komen en daarnaast een b e n z i n e-b e 1 a s t i n g. De provin cies moeten vrij blijven inzake bepalin gen betreffende asbelasting, snelheid, enz Een speciale heffing op vracht-auto's is alleszins gerechtvaardigd. De heer K r o 1, burgemeester van He- melumer-Oldephaert en Noordwolde (Fr.) is niet voor overdracht van we gen van provincies aan het rijk. Eenige egalisatie in de wegenbelasting is billijk, doch niet billijk is een verdeeling der te heffen rijksbelasting, onder de provincies De heer Hardick, secretaris der ge meente Apeldoorn, is er voor, dat het vele Nederlandsehe kapitaal moet worden aan gewend voor een zoo spoedig mogelijke verbetering van het interlocaal verkeer. Men moet zich niet inlaten met banden en benzine-belasting en de tollen zoo spoe dig mogelijk opdoeken. De wegenbelasting dient aan t r ij k overgelaten, maar eerst moeten er goede interlocale wegen zijn. De heer Talsma, burgemeester van Kamerik en Zegveld, vreest, dat een auto- belasting in meer dan één provincie den in-, uit- en doorvoer zou belemmeren. Een algemeene belasting van vracht auto's is echter billijk. Vrijstelling van rijwielen in de wegenbelasting zou den aanleg van rijwielpaden belemmeren. De wegen moeten zich aanpassen aan de veranderde verkeerseischen, niet omge keerd. Vrees, dat een wegenbelasting de con currentie der vracht-auto's met de spoor wegen zou drukken, koestert spr. niet. Wegenbelasting zal geisoleerde platte landsstreken in het verkeer opnemen. Een provinciale heffing naar unifor me regelen is de beste oplossing. De eerste prae-adviseur licht zijn prae- advies nader toe en merkt op, dat de over heid de zaak te lang heeft laten rusten. Niemand der aanwezigen heeft de voorge stelde wegenbelasting ongewenscht of on mogelijk genoemd. Bandonbelas ting is m o g e 1 ij k, benzin e-b e- lasting moeilijk uitvoer baar. Zware vracht-auto's dienen ex tra belast, waartegen de houders geen be zwaar zullen hebben, mits het .betaalde geld ook werkelijk aan de wegen wordt Rijwielen kunnen niet meer belast wor den, want dan zou men de voetgangers ,-ook moeten belasten. Spr. is er voor, dat de opbrengst der wégenbelasting aan de gemeenten ten goe de komt, want zij zijn de wegverzörgsters bij uitnemendheid. De tweede adviseur, baron de Vos van Steenwijk, wenscht geen onder scheid te maken tusschen gewone auto's en vracht-auto's en voor alle slechts be lasting in één provincie te heffen. Een provinciale en daarnaast een rijks belasting op banden en benzine, is te bezwaarlijk. Een bandenbelas ting is te zeer gebonden aan technische bezwaren. Een benzinebelasting is wel m o g e 1 ij k. Paardentractie dient niet uitgeschakeld te worden in een wa genbelas ting. De verbetering der wegen moet in han den van Gedep. Staten zijn. Zij moeten de plannen en de leiding hebben en de opbrengst der weggelden moet gebruikt voor de provinciale wegen, welke door Gedep. Staten urgent geacht ■worden. Bij een rijksregeling wordt het beoogde doel, naar spr.'g meening, niet bereikt. DE KONINKLIJKE FAMILIE IN ENGELAND. De Londenséhe correspondent van de N. IL Grt. schrijft:' Van de reis van Koningin Wilhelniina met man en dochter, via Londen naar het Lake District, is een bescheidn ophef ge- Niettegenstaande het incognito, dat door de vele misspellingen van den naam Van Buren nog ondoordringbaarder gewoiden is. Het schijnt als een bewijs van bijzon dere hartelijke gezindheid te moeten wor den opgevat, dat de Britsche koning en ko ningin, ondanks het onofficieel karakter van het bezoek, met eenige leden hunner familie het vorstelijk gezin aan Victoria- Station ontmoeten gingen. Daar was het een bedrijvige drukte, ook voor, maar Vooral na aankomst van den trein. Dat de konmgin van opgewondenheid bij het uitstappen bijna op het perron ge vallen zou zijn, gelijk de verslaggever van de Star schreef, is een beetje overdreven. De telegrammen zullen gemeld hébben, wie er zoo al'aanwezig waren: een illuster Er is veel omhelsd, veel gekust, veel ge glimlacht, veel gebogen. De ontvangst liep uitnemend van stapel en1 de kranten geven er aardige kiekjes van, waarop vele kussen, omhelzingen, glimlachen en buigingen vereeuwigd zijn. O.&. een van de koningin in de armen van koningin Mary, met de prinses in die van een' andere dame op den achtergrond, ko ning George lachend terzijde, de prins met den schedel naar het toestel» De heelo ontmoeting droeg een gezellig en hartelijk karakter, geheel in den geest van het hoofldartikeltjè, dat de Daily Te legraph aan het bezoek wijdde. Do regee ring was, in overeenstemming met het in cognito, niet vertegenwoordigd. INGEZONDEN (Buiten verantwoordelijkheid dor Redactie)j I. Openbare Godslastering. De strijd tegen de volkszonde (ik beroel hiermede het in het openbaar vloeken van Gods naam), begint al meer en meer op den voorgrond te treden. Voortdurend kan men lezen dat gemeentebesturen een po ging doen om tegen dit euvel op te treden. Al de eeuwen door is do strijd tegen het vloeken gestreden door dit op te nemen onder de strafbare feiten, zulks in tegen stelling met onzen tegenwoordigen tij dj die zich uit in straffeloosheid. In Lev. 24 kun nen we lezen dat toen ook het vloeken van Gods naam met den dood werd gestraft, want in vers 11 staat: „Toen lasterde de zoon der Israëlitische vrouw uitdrukkelijk den naam en vloekte", en verder: „En de Heere sprak tot Mozes, zeggende: breng den vloeker uit t-ot buiten het leger en allen die het gehoord hebben zullen hunne handen op zijn hoofd leggen, daarna zal hem de gansche vergadering steenigen. Ook in den tijd van de Romeinen werd Godslastering gestraft met den dood. Zij beschouwden Godslastering als een van de grootste misdaden die een mensch kon be gaan en waren bevreesd, dat God allerlei bezoeking over den mensch brengen zoude, wanneer Zijn naam ijdelijk werd misbruikt. Zeer terecht. Want de Heere zal niet on schuldig houden die zijn naam ijdelijk mis bruikt. Wat een tegenstelling met den te genwoordigen tijd. Als hulpmiddel wil men nu het vloeken* onder brengen in de ge meentelijke wetgeving, met als hoogste straf, geldboete van niet meer dan 25 gul den. Zeker, de middeleeuwsclie straffen wanen barbaarsch en niet te gebruiken voor ónzen tijd, daar zullen we straks eenige voorbeelden van aanhalen, maar zoo een zwaar feit als Godslastering onder gebracht in een gemeentelijke verordening is toch werkelijk niet op zijn plaats. Gods lastering kan niet onder de overtredingen gerangschikt worden maar behoort onder de misdrijven thuis. Bezien we eenige ge gevens van oudere dagen, Poe men tegen het vloeken optrad en, hoe de straffen waren. Karei Y gaf in het jaar 1518 een placcea-t uit tegen* het vloeken van Gods naam en de Maagd Maria met als hoogste straf, daarin vermeld, te kaak stellen in het openbaar ten minste 2 uur lang. In 1531 werd deze straf verzwaard met door steking van den tong op een schavot. De Graaf van Leicester strafte met boeten, gevangenis en ontslag uit den dienst en eenige jaren later met doorsteking van den tong met een gloeiende priem. De Staten van Utrecht straften Godslastering met ge vangenis en boete, kaak en geeaeling en bij derde herhaling met doorsteking van den tong en verbanning. Wetenswaardig is het „Placceat van Policie" gegeven door do Edelmogende Heeren Staten van Zeeland, waaruit de barbaarsche straffen in dien tijd (1673) duidelijk blijken. Het kopstuk luidt: „De. Staten vom, den Lande, ende Graeffelijekheijt van Z.eelandt, allen den- geenen, die dezen zullen zien oftp hooren lezen; Saluyt: Alsoo wij bevinden dat alle onze zorge die wij van tijdt tot tijdt aen- wenden, om de hoogbgaende en krijtende sonden, uyt liet midden van den volcke te weeren, zulcken geweiischten succes niet en heeft, als wij wel van herten wensehen, en tot afweeringen van Gcdes Toom en Grimmigheydt, noodtsaeckelijck is, inson- derheijdt in een tijdt, dat daer van sulcke harde en droevige slagen over het lieve Vaderlandt gezien, en zoo smertelijck ge voelt worden, Soo is 't enz." De ordenantie bevat bepalingen ter bevordering van de ware Christelijke Gereformeerde Religie, van Zondagsheiliging, ter bestrijding van „lightveerdige vertooningen", van „liglit- veerdig eet-s weeren1", de „grouwelijcke sonde van Hoererije en Overspel" en regelt ook het vloekverbod in de volgende be woordingen „En alsoo bovenal moet gezorght wor den, dat Godes Heijlige Name niet en werde gelasterd, ofte met Yloeeken en sweeren lightveerdigblijck misbruyekt: Soo willen en ordomieeren wij, dat degene die besteen Godts grooten Naem, zijne Heijlige Godsdiensten en Instellingen met opset openbaerlijck te lasteren en te be spotten, na de gemeene Reghten publi ekelijk met een gloeyèndo priem door de tonge sullen werden gesteken, ofte met- andere corporeel© straffe gecorrigeert, an der ten exempel: En alle degene, die Go- des Naem, sijno Heijlige Sacramenten, ijdelijck misbruijeken en in de mondt ne men, ofte eenige Vloecken ofte Exeeratiën tegen haar zeiven, ofte hare Evennaesten uyt sprecken, sullen, daerop betrapt ofte wel anderszins, aghtérhaelt wordende, voor yeder reyze verbeuren, de somme van zes guldens, sonder dat de Kinderen daer van zullen exempt ofte vrij wezen^ alsoo wij verstaen, dat die daar over de facto den Hoed ofte andere Pandt, door 's Heeren dienaers sullen worden afgenomen en de ouders daer en boven geconstringeerd, de helft van de voorszegde boete voor hare kinderen te betalen: sullende de Schouten te platten Landen biervan mede de exe cutie hebben." Stadhouder Willem III vaardigde een Legerorder uit (1673) waar o.a. in staat: „velerhande ongebondenheyt ende Godt- loosheijt werdt gepleeght met vloecken, sweeren, profaneeren, Godt te lasteren, en de sijnen lieijlige Name lichtveerdeleijck te gebruyeken; zijnde saecken, volgens alle goede discipline ten liooghsten straf baar. Als straf hierop gesteld komt o.m. voor „voor do eerste mael onder den blauwen hemel voor hare Regimenten ten thoone van allo Wereldt aan een Pale ge- slooben, ende twee dagen langh te water en te broot aldaer gestelt, ende de tweede mael met een gloeijende priem door tie tonge geboort en nyt het gebiet van dezen Staet gebannen; werden. Gedaan in 't Le ger te Raemsdonck, den 24 July 1673. Was geteekent:' 1 !G. N. Prince d Orange. Toen de, straffen later iets milder werden en de lijfstraffen werden afgeschaft, be zong het volk die lichtere straf, op het vloeken gesteld, als volgt: „En wordt bij ons wel ooit, ifv j Godslasterem, heiligschennis ter dood, gelijk weleer, gestraft?" In het Reglement van Krijgstucht of Discipline voor het krijgsvolk te lande der Vereenigde Nederlanden vindt men ook nog een bepaling betreffende het vloeken, waar o.m. staat vermeld: „Daar de gods dienst de bron is van alle geluk, deugd, waren moed en trouw, moet ook in den krijgsstand een ieder zich tot betrachting derzeivo en tot eene zedige levenswijze be vlijtigen'; de godslasteringen, het vloeken en zweren moeten worden nagelaten, en zullen de meerderen hierin, en in al wat de handhaving der goede zeden kan bevor deren^ hunne minderen met een goed voor beeld voorgaan én allo buitensporigheden algemeen vermijd moeten worden (1815)." Met ingang van 1 Jan. 1923 is bovenbe doeld Reglement evenwel ingetrokken en is daarvoor een nieuw in de plaats geko men, waarvan art. 22' luidt: „Hij (de mi litair) zal zich zoowel buiten als in dienst onthouden van het bezigen van onzedelijke taal of liederlijke uitdrukkingen, alsmede van vloeken en godslasteringen." De laat ste bepaling betreffende ©en verbod op het vloeken enz. kan men vinden in het Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland van liet jaar 1809, en wel art. 86, luidende: „Op gelijke wijze zullengestraft, worden (dat is met gevangenis of bannis- sement, te zamen of afzonderlijk, niet te boven gaande den tijd van zes jaren) die voorbedachte!ijk openlijke daden plegen, of alzoo geschriften verspreiden of doen verspreiden, rechtstreeks en opzettelijk in gericht ter bespatting, belastering of ver vloeking van bet albesturend Opperwe zen." Met het verschijnen van de Code Pènal in 1811 verviel genoemd wetboek en sindsdien! heeft de Rijkswetgever zich te genover het vloeken en belasteren neutraal gehouden. TERHORST. Woubrugge, Juni 1923. LE1DSCHE PENKRASSEN Amice. We hebben eene mooie vergadering ge had Donderdagavond hier in Leiden. Het was er gezellig, er heersehte een prettige toon en ik twijfel niet of deze bijeenkomst heeft er toe bijgedragen dat de onderlinge band is versterkt en dat opnieuw is gevoeld de noodzakelijkheid om niet bij de pakken te gaan neerzitten, maar in de kracht Gods aan het werk te gaan voor de propageering van onze be ginselen en de versterking van onze or ganisatie. Met genoegen heb ik bemerkt, dat bet bestuur aan dit laatste punt reeds ernstig aandacht heeft geschonken en ik ver wacht dan ook dat tve in den komenden herfst hiervan w'el meer zullen hooren. Een van de zaken die in de eerste plaats geregeld moeten worden is dunkt mij de financiën. 51 Is heel verklaarbaar eD ab soluut niet verontrustend dat er na twéé verkiezingen vlak achter elkaar, een te kort is, maar dit ne6mt toch niet weg de noodzakelijkheid om dit tekort zoo spoe dig mogelijk weg te werken. In de verga dering van Donderdag hoorde ik van ver schillende leden dat ze wel genegen wa ren voor een keer hunne contributie te verhoogen. Dat lijkt me een uitnemende zaak. We gaan nu weer den vacantietijd tegen. Niet alle menschen kunnen met vacantie gaan, maar er zijn er toch heel wat, die straks een niet onbelangrijk bedrag voor genot gaan uitgeven. Vooral voor zulke leden, zou het geen bezwaar zijn, indien ze een klein deel van het uit te geven bedrag aan onzen penningmeester zonden om de uitgaven die niet uitgesteld mogen worden te be strijden. Als er onder de lezers of leze ressen mochten zijn die in dezen iets wil len doen, dan ben ik gaarne bereid om •voor doorzending van eventueele giften zorg te dragen. Een afdoende oplossing voer het finan- cieele vraagstuk zullen wé echter pas vin den, als we komen lot uitvoering van de ook Donderdag reeds geopperde gedachte om een vaste strijdkas te vormen. Het gaat nu zoo, dat enkele weken voor de verkiezingen een Tondgang wordt ge houden om gelden in te zamelen en als regel valt over de uitkomst niet te kla gen. 't Zou echter voor de meeste men schen althans, gemakkelijker zijn, indien men op geregelde tijden een klein bedrag kon offeren, terwijl de verkiezingskas daar wel bij zou varen. Nu is dat ook alweer gemakkelijker ge zegd dan gedaan. Want wil men geregeld gelden ophalen, dan moet ook de organi satie geregeld intact blijven niet alleen, maar ook actief. En 't, zal de vraag zijn of men '.t zoo ver zal weten te brengen, 't Is wel de meest gewenschte toestand cn we zouden er zeker rijke vruchten van plukken, om dat dan tevens veel meer dan nu 't con tact met de kiezers bewaard Heef. Maar dan moeten er toch eerst de menschen zijn die 't uit willen voeren en dat lijkt me nog niet zoo gemakkelijk. De ervaring leert nu eenmaal dat slechts een betrekkelijk klein aantal van „onze menschen" lust gevoeld zich voor den practischen arbeid^op politiek terrein te geven. Dat is te bejammeren, maar het is nu eenmaal een feit, waarmee bij het maken van plannen rekening moet wor den gehouden. Ik zeg dit natuurlijk niet. amice om te ontmoedigen en hen' die leiding moeten geven al bij voorbaat met lamheid te slaan. Integendeel, ik hoop van harte dat het bestuur slagen zal, niet alleen bij het maken van een organisatieplan maar ook als liet aan de uitvoering van plannen komt. iVeel hangt hierbij af van de vraag hoe wij persoonlijk staan tenopziohte van onze beginselen, of er een innige band is aan die beginselen en of wij ons waarlijk onder de banier van Koning Jezus wen sehen te scharen. Als dat inderdaad het geval is, dan komt ook de rest wel in orde. Er wordt veel geklaagd in deze tijden ook over de zedelijke en de geestelijke achteruitgang. Of er inderdaad zooveel reden is tot klacht zou ik niet durven zeggen. In elk geval is er naast veel don kerheid ook nog wel veel licht en naast veel dat tot bezorgdheid stemt ook veel dat ons reden geeft om te danken. Maar dit mag voor ons geen reden zijn om overmoedig te worden of onverschil lig. De vijand rukt ook nu vast aan, met opgestoken vaan. En als we al die be drijvigheid zien bij de vijanden van Gods Kerk, en we zien dan op eigen zwakheid, dan kan het niet anders of wij zullen ook als David bidden: Geef Gij ons hulp tegen den vijand. En als we zoover komen amice, als we waarlijk bidden, dan zul len we ook vanzelf verder gaan en verdex- moeten gaan. Want evenals een geloof zonder de werken dood is, zoo heeft ook bet gebed, dat niet tot activiteit prikkelt geen beteekenis. Wie bidt „Uw Koninkrijk kome", zal ook in zich voelen den heiligen drang om mee te werken om dat Koninkrijk te doen komen. En wie met David bidt om liulpe tegen de vijanden, die zal ook bereid zijn de banden uit de mouwen te steken en het uit te roepen: In God zullen wij kloe ke daden doen! Het eene is niet denkbaar zonder het andere, 't Deed me daarom zoo goed toen Ds. Thomas Donderdagavond met zooveel nadruk opwekte tot persoonlijke Gods vrucht. Dat is voor alles noodig. Dat is de bron waaruit alles voortvloeit. Als er onder ons gevonden wordt, waarachtige Godsvrucht, als er is de vree- ze des Heeren, dan mogen we nog wel op een goede toekomst ook in ons politie ke loven hopen. Zelfs hier in Leiden. Met belangstelling heb ik de vorige week een paar driestarren gelezen, waar in op het wenschelijke van conferenties voor onze raadsleden de aandacht werd gevestigd. Dat lijkt me een uitnemende zaak. Het lidmaatschap van een Gemeente raad is inderdaad nog niet zoo gemakke lijk, in dezen tijd. Er zijn natuurlijk wel menschen die 't rich gemakkelijk m a- k e n maar wie ernst maakt met de zaken en overtuigd is van de groote verant woordelijkheid die hij als gemeentebe stuurder heeft, die zal zeker zijne functie niet als een gemakkelijke aanmerken. Over de meest uiteenloopende zaken moet een raadslid een beslissing nemen. Hij kan niet volstaan met algemeene op merkingen, maar hij moet zijn voor of t p ge n laten hooren! Is het wonder amice, dat onze raadsle den weieens met de handen in het haar zitten en dat ze behoefte gevoelen aan voorlichting van of samenspreking met collega's uit andere gemeenten die mis schien over meer ervaring beschikken of wat beter inzicht hebben? ;En daartoe kunneh zeker conferenties als waarvan in bedoelde artikeltjes spra ke was, uitnemende diensten verrichten. We hebben wat dat betreft hier een praclit-omgeving. Leiden is het centrum van een groot aantal dorpen, die alle on geveer dezelfde behoeften hebben en waar vaak dezelfde vraagstukken aan de orde komen. Alleen Leiden is wat grooter maar dat is dan ook de eenige uitzondering. Ik zou 't daarom van harte toejuichen indien er enkele raadsleden waren die 't initiatief voor het houden van dergelijke conferenties wilden nemer. Ge hebt zeker wel geLezen, wat deze week in Noordwijk is afgespeeld. De Raad heeft daar n.l. besloten den Commissaris van politie toe le laten om zich tegen aan vallen van sommige raadsleden te verde digen. Of liever, de Raad heeft daartoe niet bpsloten, maar de burgemeester heeft eehvoudig gedecreteerd, dat het besluit om den Commissaris niet toe "te laten ongeldig was. Hij redeneerde n.l: zóo, dat de leden die zich zouden misdragen heb ben, als belanghebbenden in den zin der wet niet mee hadden mogen stem men. Een zonderling staaltje van wetsuitleg- ging, waarbij het onbegrijpelijk is, dat een Gemeenteraad die toch ook niet pas komt kijken, zooiets belieft te slikken. Als de heeren nu toch een weinig de Gemeen tewet hadden bestudeerd, dan zonden ze zich zeker niet op een dergelijke manier in den hoek laten zetten. Intusschen de Commissaris zal nu wor den toegelaten om zich te verdedigen. Als dit voorbeeld navolging vindt, dan kunnen we zeker hier en daar nog wei eens wat beleven en zie ik mezelf ook nog eens in den Raad terecht komen, 't Is zoo nu en dan reeds voorgekomen dat op wat ik schreef in den Raad geattendeerd werd. Vindt het Noordwijksche voorbeeld na volging, dan spreekt het vanzelf dat ik ook eens gehoor vraag om mij te verde digen. We zien hieruit intusschen weer ami ce, hoe noodig het is dat cme raadsleden op de hoogte zijn. Op de hoogte met de wetten en bepalingen die zij als raads leden dienen te kennen en op de hoogte ook en zeker niet in de laatste plaats met onze beginselen. Ik heb me v.re!eens afgevraagd, amice: zou de nederlaag die we hier in Leiden hebben te boeken, niet mee daarin zijn oorzaak vinden, dat nu ja, wel over aller lei bijkomstige dingen door onze mannen is gesproken, maar dat zoo zeldzaam en zoo weinig voor onze beginselen het pleit werd gevoerd, dat we zoo zelden verkwikt werden en verwarmd, door eer. stevig principieel betoog? VERITAS. -X-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6