IwÉifaMiiit /Tweede Bfadj Zaterdag 30 Juni 1923 Hoop op den Heere. Israel hope op den Heere: wattt bij den Heero is goedertierenheid, cn bij Hem ia veel verlossing. Psalm 130 7. De psalm uit de diepten is een opgangs lied. Itij begint wol ver beneden In bange donkerheid, maarwat is de geloofs- vlucht stout, en hoe heerlijk is de op vaart van do ziel, die zich in deze ontroe rende klanken uitstort. Haar opgang is hemelvaart. Haar stij ging is de vlucht tot od, en omdat zij tot den Heero opklimmen, en in Zijn vader- oog mocht staren, wekt zij ook haar volk cp, aan dien Helper zich toe te vertrou wen, want: Israël hope op Ja, waarop? Waarheen moeten de harten zich ver trouwend uitstrekken? O, niet in de eerste plaats naar redding, en de hoop mag zich niet eerst richten op tijdelijke weldaden, en dit lied Ham- maaloth somt niet allerlei lichtzijden op, maar met één ruk heft het Israël uit de donkerheid naar hoven, en wijst het volk over alle heil heen tot God Zelf, en jubelt: ..Israël hope op den Heere, want hij den Heer© is goedertierenheid". Gelijke klanken, beluistert ge ook in een anderen psalm. Wanneer de dichter, wiens hart dorst naar dén levenden God, gelijk 't hijgende hert schreeuwt naar de waterstroomen, aan zijn onrustige en bewogen ziel vraagt: „Wat buigt gij u neder, o mijn ziél, en wat zijn gij onrustig in mij?" spreekt ook hij van hoop, en zingt ook hij: 'sla 't oog naar hoven. En waarop moet die zinkende ziel haar blik richten? Wijst hij haar op men- schen? Roept hij haar toe op het schepsel te vertrouwen? Rekent hij haar allerlei levensvoordeelen voor? Neen, maar hij dringt haar hoven dit alles uit, cn hij heft haar ver, ver bo ven die lichtzijden op, en hij brengt haar tot den Heere, en zegt: hoop op God want ik zal Hem nog loven: Hij is de menigvuldige verlossing mijns aange- zichts en mijn God! Israël hope op den Heere. Die bemoediging klinkt in dezen, psalm niet vreemd. Telkens Hoort ge hier den Heere-naam, want: „Uit de diepten riep ik tot U, o Heere! Zoo Gij, Heere, de ongerech tigheden gadeslaat! Ik verwacht den TIeer e. Bij den Heer© is goedertie renheid, en deze ziel klemt zich dus aan den Heere vast. Aan Wien zou zij zich ook heter kun- r.en overgeven? De Heere is immers haar Verbonds god, en Israels trouwe Ontfermer, en Hij is de Ik zal zijn, Die Ik zijn zal. Wiens beloften nimmer falen, en Wiens vreêrerbond nooit wankelt, enop Wien kan hef. om zijn zonden in diep ten van ellende neergezonken, Israël an ders hopen, en sterker vertrouwen, dan op Hem, Die in Zijn genade Dezelfde 'blijft voor Zijn volk? In Hem vindt het alleen vastheid. In Zijn trouw vindt het anker der hoop een zekeren (rotsvasten bodem, en ter wijl menschcn teleurstellen, en de aard- scho stennsolen breken, en de dingen hierbeneden drijfzand zijn, waarin de hoop zich niet kan ankeren, is de Heer© de Onveranderlijke. Die nooit bedriegt en op Wien Zijn Volk zeker aan kan. Hoop dan op den Heere, volk Gods! Verlaat u op nw "Bondsgod, Israël! Gij moogt zondig zijn, maar de Heere is genadig. Gij moogt ontrouw wezen, maar de H e e r e. is de Getrouwe. Gij moogt zwak zijn, maar de H c o r- e Is de Almachtige, Die Zichzelf niet kan verloochenen, en er is voor u alleen ziele- rust en levensvreugde, wanneer gij met alles wat in u is, en zelfs in de diepten, waarin God u leidt, steunt op Zijn ver bond, en vertrouwt op Zijn Naam, die Heere is, en heilig cn groot en goed Want rust gij in den. Heere, dan ziet gij het licht. FEUILLETON Van hooger Orde. Naar het, Engelsch. 110) „Ja, hij logeerde bij mij Lord Ra- venel, de graaf van Luxmore meen ik. Zijn titel zal hem veel goed doen! Mijn eerste klerk is heter af dan hij. Hij heeft alles opgegeven behalve o, ja ik vergat 't bijna mijnheer Halifax hij heeft mij een brief voor u gegeven." John ging bij 't raam om dien te lezen; maar toen hij hem gelezen had, liet hij ■hem, geopend rondgaan. „Mijn beste Vriend! ,,Gij zult hebben vernomen, jHit mijn vader niet meer is. („Hij zei altijd „de graaf", fluisterde Maud, terwijl zij mij over den schouder keek). Ik schrijf dit alleen om u te zeggen, wat ik zeker weef, dat gij ook reeds denkt dat ik niets wist van alles, wat gij wel zult hooren over zijn zaken, behalve heel weinig, toen ik voor den laatsten keer Beech wood heb bezocht. Wilt gij ook verder gelooven, dat hij alles wat ik gedaan hob of zal doen, "we belangen als mijn huurder wat K hoop, dat gij zult willen blijven zijn Bezit gij den Heere, dan hebt gij red ding. Waar de Heere is, is uitkomst, want hij den Heere is goedertierenheid, en hij Hem is veel verlossing. Hierin lioort ge den jubel weer: Bij U is vergeving! De dichter werkt dezen juichtoon thans uit. In die vergeving heeft hij schatten en nog eens schatten van heil gezien, en aan schouw nu, ziel, dio uit d© diepten roept: bij den Heere, (en welk een tegenstelling met d© donkerheid, die bij u gevonden wordt), is goedertierenheid, want Hij wil in gunst en nederbuigende goedheid op u terneer zien, en bij Hem is verlossing, enja veel verlos sing, ofals er letterlijk staat, een overvloed van verlossing. Hij heeft niet slechts redding voor een enkelen nood. In Hem is niet alleen uit komst voor bijzondere zielen. Hij beschikt niet over weinige wegen om te zaligen, maar hij Hem zijn tal van wegen en tal van middelen om te verlos sen, cn geen hoogte is voor Hem te steil, en geen diepte te donker, en geen nacht te hang, geen ellende te diep, en geen moeite t© groot, en geen leed te fel, en geen kruis te zwaar, en geen arme te arm, en geen zondaar, die schreiend tot Hem vlucht, te zondig. Bij Hem is veel verlossing. Een overvloed van redding. Schatten van heil. Altocs-sprïngendo bronnen van troost. Israel hope dan op den Heere. Gansch Israël, en allen, die vermoeid en belast zijn. Niemand, niemand hlijve achter, en kom ook gij, troosteloozo Sioniete, die klaagt: mijn weg is voor den Heere ver hor gen. Blijf niet op uzelf staren. Dan ziet ge veel ellende, en een overvloed van jam mer, en geen uitkomst, in geen enkèlen weg cn op geen enkele wijze, maar hoop op den Heere. Zie wat bij Hem is, cn uw verwon derend oog schouwt een volheid van vre de, dio ncoit geledigd wordt. Is uw hoop op den Heere? Wanneer go geen vreemdeling zijt aan eigen hart, zult gij moeten bekennen, dat uw hart zich maar al te dikwijls op an dere steunselen verlaat. G© vertrouwt op menschen, cn op de dingen dezer aarde, en op uzelf, en op uw kracht en wijsheid, en ach, dan komt gij altocS bedrogen uit, en wordt uw leven overschaduwd en verbitterd door teleurstelling op teleurstelling. In het schepsel vindt ge geen steun. TJw ziel kan er niet in rusten. Bij den mensch is geen verlossing. En in uzelf zoekt ge tevergeefs naar licht en vrede. Maar hoop nu op den Heere, en op Zijn verhond, dat niet wankelt, en op Zijn trouw, dio vast is tot in der eeuwigheid, engij zult niet beschaamd worden. Bij Hem is goedertierenheid, ook voor u. Bij Hem is veel verlossing, ook voor uw nood. Bij Hem is verzoening, ook voor uw ziel, mits ge u geheel en al, mot lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid aan Hem kwijtraakt. VOORUITZICHT. In de waaz'ge verte rijzen, bergen voor mijn speurende oogen; bergen, die met lichte, hooge toppen naar den hemel wijzen» Bergen, waar de frissche bronnen uit de blanke sneeuw ontspringen, waar in wouden vogels zingen, lammren zich in weiden zonnen. Naar die bergen gaan mijn oogen, ach, zoo moede van het schrijnen van do zon der zandwoestijnen op den barren grond ,den drogen! Naast die bronnen zal ik zinken met mijn afgematte leden; 'fc bifctre leed is dan geleden; van heur water zal ik drinken; in beur golven zal ik baden 'b arme lijf, vol stof en wonden, opgedaan op ruwe gronden en langs scherpgesteendo paden. Iedre druppel geeft mij leven, geeft mij moed en frissche krachten; daarom zend ik mijn gedachten bergwaarts, met verlangend beven. en zullen getrouw in acht genomen worden. Mijn dankbar© groeten aan al d© uwen, Uwa en hunne, LUXMORE." „Geef mij den brief terug, Maud, mijn kind?" Zonder tegenstribbelen gaf zij den brief, op welken zij beslag gelegd had, aan haar vader terug. „Wat bedoelt hij, mijnheer Jessop, met mijn© belangen als zijn huurder?" „Hij wilde, dat ik u zou beduiden, dat hij een deel van d© bezitting Luxmore be houden heeft Enderley's molens. De huur, welk© gij betaalt, zegt hij, zal een voldoende inkomen voor hem wezen en zoolang uw huur loopt, zal geen land heer 't u lastig kunnen maken. Zeer ver standig van hem zeer verstandig, mijnheer Halifax!" j John antwoordde niet. „Ik heb nooit iemand zoo veranderd gezien. Hij deed enkel© zaken met mij af, helder, zakelijk; mijn klerk zou 't niet heter gedaan hebben. Daarna zaten wij hij elkander en spraken er over, wat hij gedaan had en ik trachtto hem dwaas genoeg, daar 't nu toch eenmaal gebeurd is aan te toonen hoe onzinnig hij ge handeld had tegenover zich zelf en zijn Want, o ziel, het zijn des Heeren hergen, waarheen Hij uw schreden richtte, nu en in 't verleden; Hij is 'b, Die uw heilsbcgeeren zal vervullen te allen tijde, Dio voor 'fc kwaad u zal bewaren, voor den eeuwgen dood u sparen, wandelt gij slechts aan Zijn zijde! NELLY. NED. HEPvV. KEEK. Beroepen. Te Biervliet (toez.)J. J. H. Visch to Gent (België); te Nieuw-Weer- dinge (toez.): D. Siemelink, cand. te Gro ningen, Bedankt. Voor Waddiaxveen: D. Plantinga te Elburg. -w I GEBEF. GEMEENTEN. Bedankt. Voor Meliskerke: J. Vreug- dcnhil te Borssele. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Ds. P. Krul hoopt Zondag 22 Juli afscheid te nemen van de Herv. Gem. te Biervliet en 29 Juli d.a.v. intrede te doen te Breodevoorfc. Bevestiger hoopt daarbij te zijn Ds. W. J. van Petegem te Dinx- perlo. De Synodale organisatie. Naar de „Stand, verneemt werd in de Classicale vergadering van Dordrecht de volgende motie, voorgesteld door Dr. Seve- rijn, aangenomen: ,De Classicaio vergadering van Dor drecht, overwegende het voorstel van ©en groote Synode, protesteert tegen de Syno dale organisatie, zijnde in strijd met het wezen en de rechten van de Kerk van Christus. Voorts - cordeeiende, dat ïn de Kerk al leen heb Woord Gods behoort te regeeren en haar orde daarmede in overeenstem ming moet wezen, verzoekt zij Uw Hoog eerwaarde Vergadering om zoodanige maatregelen te nemen, dat de Geref. Kerken waaraan uw organisatie werd opge legd, haar eigen rechten en Schriftuurlijke orde kunnen herwinnen." De beroepingsquaestia te Nijehorne. Vanwege den kerkoraad van de Ned. Herv. gemeente te Nijehorne is tegen a.s. Zaterdagavond een openbar© vergadering uitgeschreven, waarin do beroepings- quaestie zal worden besproken. D© negen punten tellend© agenda eindigt met de conclusie: „Een predikant, die door im moreel© middelen zijn beroep verkrijgt, bezit moreel geen recht dit aan te nemen, al keurt de Kerk formeel alles goed." Kerkelijke bezuiniging. Te Enkhuizen is de toestand van de geldmiddelen der Ned. Herv. Gemeente verre van rooskleurig, zoodat er zelfs al eens sprak© van is geweest één der hei de groote kerkgebouwen te sluiten. De kerkeraad heeft thans besloten, het in stituut van voorlezer en voorzanger af te schaffen. De betrokken ambtenaren ont vangen eervol ontslag met ingang van 1 October. Zending. Op de classicale vergadering te Harder wijk werd met op één na algemeene stem men besloten om t© komen tot een eigen classicale zending. Een commissi© word ge vormd, bestaande uit vijf Veluwsche pre dikanten, die zich in verbinding zal stel len met het bestuur van den gereformeer den zendingsbond, ten einde in dez© zaak te komen tot overeenstemming. Dit zou een der eerste pogingen wezen onder de gereformeerden in do Necl. Herv. Kerk om de zending weer in kerkelijke banen te leiden. Opleiding predikanten. In de „Saambinder" schrijft Ds. Ker sten over de opleiding van predikanten voor de Geref. Gemeenten: „Velèn zullen met mij met genoegen heb ben gelezen, wat Ds. Den Hengst schroef over de opleiding. Sinds vele jaren is over deze zoo gewich tige en teedere zaak onder ons gesproken; csnige regelen getroffen, doen van ernstig aanpakken is geen sprake. 'fc Heeft mij menigmaal verdroten, dat voor de roeping, die op ons rust kerke- dienst en scholen (voor de opleiding van predikanten) te onderhouden, zoo weinig hart is. O, ik weet er zijn groot© bezwaren; ik zelf draag ze; en wij mogen niet anders dan met groote omzichtigheid den hier ge wezen weg betreden gaan. Maar het staat even vast, dat God niet alleen onmiddel lijk werkb, doch middelen gebruikt. Hij erfgenamen. Maar dat kon hij niet in zien. Hij zeide, dat dit alles niemand kwaad kon doen want dat hij geen plan had ooit t© trouwen. Arme kerel!" i „Is hij nog bij u?" vroeg John zacht. „Neen; hij ging dezen morgen naar Parijs; zijn vader zal daar begraven worden. Daarna, zeide hij, was hij niet zeker, wat hij zou doen. Hij zeide mij vaarwel! ik ik vond 't akelig." Er was iets in de nobele daad van de zen jongen edelman 't is sedert niet zonder parallel geweest onder onze aris tocratie dat de praatjes 't zwijgen op legde. Men werd er verlegen onder. Van de vele babbelzuchtig© bezoekers, di© dien morgen bij Lady Oldtower kwa men de groote wereld van Goltham, berucht wegens al het schandaal van de groot© wereld, was er niemand, die niet in dezen geest sprak over graaf Luxmore en zijn© zaken. Sommigen zeiden, dat hij gek geworden was, anderen dachten, dat hij weer katholiek geworden was en in een klooster zon gaan. Een paar pro testeerden tegen dit alles en zeiden, dat hij een flinke man was en dat *t jammer heeten moest, dat hij besloten had de laatste van de Luxmore's te zullen zijn, Wat ons betreft -do heer en mevrouw Halifax, Maud en ik we spraken den geheelen morgen niet met elkander over leerde Davids vingeren ten oorlog in jaren lange zwerftochten; wil Hij niet het onder wijs gebruiken tot bekwaammaking derge- ncn die Hem dienen zullen in Zijnen, wijn gaard? Ons kerkelijk leven geraakt op heb doode spoor. Met ernst! wij moeten voort, of wij zullen verliezen, wat met groote zorg in jarenlangen arbeid onder des Hee ren zegen is opgebouwd. Het woord van mijn geachten medere dacteur heeft mij weer moed gegeven. Ik wil een poging wagen, opdat zijn woord niet blijve als het woord eens roependen in de woestijn. Eer de groote malais© in trad werd mij toezegging gedaan van f 30.000, renteloos voor een school ter op leiding van predikanten. Di© toezegging is nu tc niet. Maar ik vraag allen, di© iets voor den bouw onzer gemeenten gevoelen, en wat missen kun nen, een gave af te staan. Wie der predi kanten vormt met mij ©ene commissie de gelden t© beheeren en straks de generale synode ze aan te bieden? Een penningske van de weduwe is wel kom; doch ook zij die van den Heere mil der zijn bedeeld, gevoelen misschien iets voor deze ernstige zaak. Tientallen gemeenten wachten op de be diening; vele plaatsen roepen om de oude waarheid, en met vreezo zien we telkens weer onze gemeenten vermeerderen, terwijl het aantal leeraren vermindert. Op onze kerkelijke vergaderingen moeten wij altijd weer personen afwijzen, omdat ons onderzoek geldt het extra-ordinaire, waar bij de zich presenteerende singuliere ga ven moet bewijzen te bezitten, om zonder opleiding, daartoe van God inmiddellijk bekwaamd, van stonde aan een woord t© spreken. Van deze personen waren wel licht enkelen t© gebruiken, zoo men hen beoordeelde ter opleiding, en het zou blij ken dat Gcd hen gebruiken wilde. Neen ik wil niet rijp en green op den preekstoel zetten, doch met nauwgezetheid door de kerk doen bepalen wie, door haar gevormd, haar mogen dienen in het Woord Op dealen weg wacht ik Gods zegen. Onze vaderen hebben in het onmiddellij ke niet gerust en ik geloof wij doen t© kort aan 't heil der kerk door stil t© zitten." Roomsche actie op Midden-Java. In de „Gelderlander" een R.-K. blad lezen we het volgende: „Het doet je goed te lezen, dat het Boomsch-Katholiek leven in Indië zoo vooruit gaat D© Kath. Sociale Bond to Djokja is be zig gelden in te zamelen voor een groot hospitaal, volgens do modernste eiscKcn ingericht, voor vermogenden, minvermo genden en onvermogenden van eiken volksaard. Het hospitaal zal bediend wor den door Katholieke Liefdezusters en be heerd door Katholieke doctoren. Grooten tegenstand ondervindt men echter bij de loge en bij de protestanten. En dat terwijl er op Java nog zoo groot gebrek is aan geneeskundige hulp, vooral voor do inboorlingen. Er zijn districten met 300.000 zielen en meer, waarvoor slechts één Ja- vaansche dokter staat. Het meuwo zieken huis wordt gemerkt R. K. (Roomsch Ka tholiek) en dan is men er in Indië nog bang voor." Naar aanleiding hiervan schrijft „H e t Z e n d in g s b 1 a d" van do Geref. Kerken in Nederland: Dat er op Java nog groot gebrek is aan geneeskundige hulp, vooral voor de Inlan ders, is ten volle waar. Di© nood kan niet gemakkelijk mot te schrille kleuren ge- teekend. Maar zeer opmerkelijk is, dat men juist t© Djokja e-en Roomsch Katholiek Ziekenr huis wil oprichten, dat blijkbaar vooral voor de Inl. bevolking dienst moet doen. T© Djocja bestaat het bekendo Petronel- la-hospifcaal met zijn acht hulphospitalen, uitgaande van de Gereformeerd© Zending. Reeds nu beschikt men daar in het hoofd hospitaal over 200 en in do hulphospitalen over 450 bedden. Het hoofdhospitaal zal worden uitgebreid tot ©en ziekenhuis, dat 360 patiënten zal kunnen bergen, terwijl het getal hulphospitalen nog verdubbeld zal worden. Do plannen zijn al goedge keurd. Wellicht spreken wo niet t© sterk, als wo zeggen, dat nergens op Java, zelfs in heel Indië, d© medisch© hulp voor de Inlanders van particuliere zijde krachtiger is aangevat en breeder is ontwikkeld dan juist te Djocja. En nu wil men van Roomsche zijde juist hier een hospitaal oprichten. Er zijn op Java wel plaatsen waar de behoeft© aan medische hulp meer dan dubbel zoo groot is, dan t© Djokja, waar op dit gebied ieeds veel tot stand kwam. Waarom kiezen dan de Roomschen niet 'n plaats waar de nood veel meer roept om hulp? Waarom kiest men juist Djokja uit? t dit onderwerp; niet tot na de lunch, toen John en ik ons wat afgezonderd hadden van do overig© bezoekers en op en neer wandelen in den tuin. Maud verschoen plotseling voor ons. „Ik ging u achterna, vader. Ik ik wilde wat aardbeziën zoeken en ik wilde eens met n spreken". „Spreekop, kleine dame." Hij nam haar arm in de zijne cn zij liep tus3ohen ons op en neer door het breed© pad van den tuin maar zonder om te zien naar de aardbeziënbedden. Zij was ernstig en bleker dan gewoon lijk. Haar vader vroeg of ze moe was? „Neen, maar ik heb hoofdpijn. Di© menschen uit Goltham praten zoo. Va^ der, gij moet me dat eens uitleggen, want ik begrijp dat niet alles, wat ze zeggen van Lord Ravenel." John legde 't haar uit zoo eenvoudig cn kort mogelijk. „Ik begrijp 't nu. Dus, hoewel hij graaf van Luxmore is, is hij geheel arm armer dan een van ons? En hij heeft izichzelven arm gemaakt, opdat hij zijn eigen en zijns vaders schulden zou kun nen. betalen en niet wilde, dat anderen voor hem zouden lijden? Is dat zoo?" „Ja, mijn kind." „Is dan niet een roer edele daad, va der?" .Wij zijn niet „bang voor Romo." Anti papisme zit ons niet in 't bloed. Als Room sche actie in Indië ziekenhuizen gaat bou wen waar di© niet zijn wie zou dit niet toejuichen? Maar wel geeft het te denken, dat men van die zijde zich juist voor Djokja druk maakt en juist daar een ziekenhuis wil op richten, waar de Gereformeerde Zending haar oudst© en belangrijkstel hospitaal heeft. Blit het Sociale Leven Ned. Chr. Bouwarbeidsrsbond. Verschenen is het negende verslag van de Nederl. Chr. Bouwarheidersbond. Dit verslag handelt over de jaren '21 en '22. Het voorwoord gewaagt van gunstig© en minder gunstige tijden en toestanden voor de bouwarbeiders. De actie leverde resultaten. Collectieve contracten kwamen tot stand. Verhooging der loonen werd verkregen, de bedrijfs risico's verminderden. De vooruitgaand© beweging hield in 1919 en 1920 aan. Het ledental bleef in die jaren stijgen en do organisatie verbeterde. Een centraal be stuur werd gevormd, een veelbelovende werkeloosheidsverzekering kwam tot stand. Financieel ging de Bond vooruit Het verslag over de jaren 1921 en 1922 kon niet in denzelfden toon worden go- schreven als do beido vorige. Wat den vooruitgang betreft is do orga nisatie en zijn de vakgenooten gedurende deze jaren op bot keerpunt gekomen. Het ledental vermeerdert niet langer, doch daalt. De arbeidsvoorwaarden verbeteren niet meer, doch pogingen tot verslechteringen moeten bestreden worden. Handel en industrie brengen niet veel bouwwerk aan, de woningbouw wordt door de règeering ingekrompen; de particulier© bouwondernemingeh voorzien niet in do bestaande behoefte. Het heeft den schijn, dat zoowel het economisch leven -als de bouwarbeiders door den geest van afwachten en eisckcn aan anderen stellen, zijn aangetast De organisatie heeft haar plicht gedaan. Zoowel in de actie voor onze arbeidsvoor den als in den principieelen strijd tegea andersdenkenden op het terrein der vak organisatie, hebben wij niet nagelaten al onze krachten/in te spannen. Het ledenTal van den Bond liep terug van 10.514 leden tot 9239, een verlies van 1275. Het ledenverloop van onzen Bond was minder groot dan het gemiddelde van. do overige hij het G. N V i^nn-osloten Bonden. Een onderzoek naar veranderde l>e- drijfsverhoudingnn was dusdanig, dat het Centr. Best. besloot, de proefname met geen enkel systeem te steunen, noch mo- reelc of financieele hulp aan hen. die pro- ductcieve associaties of soortgelijk© in stellingen wenschen op te richten, te ver- Renen. Aan de loonactie mot do bescheiden cu rapporten is een gedeelte, 83 bladz. groot, gewijd. De propaganda is niet blijven rusten. In 1922 werden nog 1756 leden hijgeschreven, hoewel 3031 afgeschreven. Doch het blijkt, dat het moeilijker is om de menschen te houden dan om ze te krij gen. Vanaf 1913 tot eind 1922 heeft d© Bond niet minder dan 24.007 leden inge schreven. Het is waarschijnlijk, dat een 8 a 0 duizend vakgenooten, die eenmaal lid van den Bond zijn geweest, in het bedrijf werken en ongeorganiseerd of in andere bonden georganiseerd zijn. Uitkeering terzake van werkloosheid. Omtrent de uitkeering aan gehuwden en ongehuwden uit gesubsid'eerde werk- loozenkassen heeft d© minister van ar-« beid het volgend© bepaald: Ongehuwd samenwonenden, die geen, kinderen hebben, worden ook ten opzich te van de uitlceerir.gen niet als gehuwd beschouwd; ongehuwd samenwonenden, <li© kinderen hebben en daarmede in gezin samenleven, mogen ten opzichte van d© uitkeeringen slechts dan als gehuwd worden beschouwd, wanneer vaststaat, dat voor hen om wettelijke redenen voors hands geen huwelijk mogelijk is; een gehuwde, die zijn vrouw verlalen heeft en niet voor het onderhoud van zijn kinderen zorgt, wordt ten opzichte van dp uitkeeringen met een ongehuwde gelijk gesteld. Leden, die ongehuwd hij hun coders inwonen, worden voor het verdere verloop van 1923 als zoodanig beschouwd, tenzij zij na dat tijdstip huwen of als kostwin ner kunnen worden beschowd. „Zeer edel." „Ik geloof, dat 't de nobelste dood is, van welk© ik ooit hoorde. Ik zou hem dat zoo gaarne zeggen. Wanneer bomt hij op Beech wood?" Maud sprak ving, met een blos op d© wangen, op de driftige manior welke zij van haar moeder had. En toen haar vraag niet terstond werd beantwoord, herhaalde zij haar nog vlugger. Haar vader antwoordde: „lk weet 't niet". „Hoe vreemd! Ik dacht, dat hij ter stond komen zou van avond mis* schien." Ik herinnerde haar, dat Lord Ravenel naair Parijs gegaan was en mijnhec# Jessop 't „vaarwel" toegeroepen had. „Hij" had bij ons moeten komen in plaats van hij mijnheer Jessop. Schrijf het dat, vader. Zeg hem hoe blij we zul-» len zijn hem weer t9 zien. En misschien kunt u hem wel helpen; u, die iedereen helpt. Hij zeide altoos, dat n zijn best® vriend waart." „Zei hij dat?" „En nu dan, lieve vader, schrijf Vei*\ ik weet zeker dat u 't wilt." „Mijn kind, ik kan niet." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5