Aan hei einde der Week Het leven en de waardeering van het leven, in breeden zin genomen, is wel slerk gewijzigd de laatste jaren. Een revolutie was voorheen een feit van beteekenis. Wekenlang stonden de bladen er vol van en was zulk een gebeurtenis het onderwerp van gesprek. Na den oorlog echter is dat veranderd. „Alweer een revolutie'" „Waarzoo-" „O, in Bulgarije. De ministers zijn of worden gevangengenomen. En naar het heet slechts een paar dooden. „Zoo.ja, zoo gaat :t tegenwoordig. En dan nemen we ons blad en gaan weer verder alsof er niets gebeurd is. We schrikken niet meer zoo gemakke lijk omdat we aan onrust en beroering, aan oorlog en burgerkrijg gewend zijn geraakt. En toch is het niet zonder beteekenis wat zich deze week in Bulgarije af speelde. We zien er uit hoe licht ontvlambaar do gemoederen zijn en hoe weinig in dezen tijd met wet en recht wordt gerekend zon der nog te spreken van de politieke gevolgen die zulk een staatsgreep kan hebben. Meer nog dan deze revolutie, trekt op dit oogenblik de Kabinetscrisis in België de aandacht. Deze crisis komt dan ook wel zeer on gelegen. Er wordt op dit oogenblik druk onder handeld wel niet zoozeer met alswel over Duitschland. Het Duitscbe Kabinet beeft, gelijk be kend, voorstellen ingediend die tot een oplossing van het Ruhr-conflict zouden kunnen leiden. Had Frankrijk hierover alleen te be slissen, dan waren die voorstellen waar schijnlijk reeds afgewezen. Want Frankrijk *wü juist geen overeen komst. Maar Engeland denkt er anders over. Men is daar verstandig genoeg om te be grijpen, dat de val van Duitschland voor geheel Europa en een groot deel van de wereld van verstrekkende beteekenis is. Vandaar dan ook dat gepoogd wordt de partijen tot elkaar te brengen, waarbij België, dat mede partij is en tot nu toe sterk onder Franscken invloed stond, niet gemist kan worden. Waarschijnlijk zal nu getracht worden een voorloopige oplossing van do crisis te vinden, opdat de ministers Tbeunis en Ja spar, die meer speciaal de buitenland- sche aangelegenheden behandelen aan 't roer kunnen blijven. Intusschen bestaat ook de mogelijkheid, dat van deze crisis gebruik wordt ge maakt om andere meer-Engelsch gezinde stuurlui aan boord te nemen. In Franscbe politieke kringen is men deswege naar het heet niet weinig onge rust. To Lausanne voor wie het vergeten mocht hebben disne de herinnering dat daar nog altijd geconfereerd wordt komt men maar niet verder. Volgens de correspondent van een En- gelsch blad hebben we hier te doen met een sinestere en vernederende comedie. Dat is misschien wat sterk uitgedrukt Maar aan comediespel herinneren de eindelocze „onderhandelingen" toch wel. Ook in de afgeloopen week trok wat zich op maatschappelijk gebied af, speel de weer het meest de aandacht, althans van het Christelijk volksdeel. We denken hierbij aan de jaarvergade ring van de Christelijke werkgevers en middenstanders, waar een zoeken bleek te zijn om zich aan de te passen aan de eischen die Gods Woord in dezen nieuwen tijd stelt. Dat is lang niet gemakkelijk. Maar verblijdend in hooge mate is zeker, dat met ernst gezocht wordt. Verblijdend was ook wat van de zijde van het Ghr. Nat. Vak verb, gepubliceerd werd. Het is en blijft een organisatie waarop onze meelevende Christelijke werklieden trots mogen zijn en die voor ons volk van veel beteekenis is. Het trok de aandacht dat bij het feest van Couperus, die zestig jaar werd, welke gelegenheid werd aangegrepen om dezen schrijver te huldigen, Minister de Visser, die voor de schoone kunsten te waken heeft, dezen schrijver vanwege het natio naal karakter van zijne werken huldigde Nu erkennen wij gaarne dat een Minis ter een brecde opvatting van zijn taak be hoort te hebben en dat het buitengewoon moeilijk is hier de juiste grenzen aan te geven. Maar het feit blijft tocli, dat Couperus lijnrecht stond tegenover die beginselen die den grondtoon van ons volkskarakter aangeven en dat de inhoud van zijn werken in vele opzichten verderfelijk moet worden genoemd. En dan kan het niet anders of het doet ietwat pijnlijk aan, als zulk een schrijver om zijn nationale beteekenis op meer dan gewone wijze door de Re geering gehuldigd wordt. Een belangrijk boekje. groeven over verstandelijke ont- wikkeling op Leidsche scholen, door Dr. A. H. Oort te Oegst geest, uitgegeven in opd^ht van de Leidsche Gezondheids commissie door S. C. v. Does- burgh - Leiden. - We zijn weer aangeland in den tijd van het jaar, waarin reeksen van (examens voor jongeren en ouderen een ware plaag voor de slachtoffers en vaak ook voor hunne omgeving zijn. Meermalen zijn ouders vervuld met een rechtmatig me delijden, als ze hun zenuwachtig-jagend vermagerend en verbleekend vooruitstre vend kroost zien „blokken" en dagen zien maken, waarhij de 8-urige arbeidsdag maar een kleinigheid is. Er is dan ook al heel wat geschreven over dat examendoen, niet het minst ook over het geringe nut ervan. Hoeveel ge slaagden zouden immers niet gaarne een drie maanden later weer onder het mes durven, wetende, dat ze dan even glorieus zouden worden afgewezen, als ze eerst cum laude slaagden. Met dat al zitten we nog hopeloos in het examenmoeras en zien we diploma op diploma in het leven geroepen, welke de er-naar-snakkende toekomstige bezitters het leven komen vergallen. Zelfs schijnt het in deze nog meer den verkeerden kant op te gaan. Toelatings examens beginnen angstig veel op eind examens te gelijken. Maar des te meer mag dan ook het werk van D r. Oort worden toegejuicht. Wat deze bij uitstek deskundige hier mee heeft verricht en nog zal verrichten, zal ons wel niet onmiddellijk van de dwaasheden der examens ontlasten, maar 't lijkt ons toch toe, dat naarmate meer hekend zal worden wat deze ge leerde deed, we toch wel langzamerhand den invloed ervan zullen zien. 't Zal wel langzaam gaan daar zijn we Hollan ders voor maar zulke stevig gemoti veerde getuigenissen als deze kunnen, dunkt ons, hun invloed toch doen gevoe len. We wenschen dat ten zeerste voor onze jeugd, en dan ook voor den bewerker, Dr. Oort, die daarvoor den dank van ouders, leerlingen en klaar-stoomende onderwij zers verdient. 't Boekje lezend, zou men vaak wen schen, dat flinke gedeelten met de tabel len eens onder de oogen van een veel grooter publiek zouden worden ge bracht, dan met de uitgave van dit keurig verzorgde hoekje kan worden bereikt. En waar we weten, dat Dr. Oort thans zijne proeven nog weer voortzet, is het niet ondienstig er een en ander over mee te deel en. Dr. Oort is met deze proeven aangevan gen, teen aan hem en Dr. E. do Vries door de Leidsche Gezondheidscommissie verzocht werd een onderzoek in te stel len naar vermoeidheidsverschijnselen bij de Leidsche schooljeugd. Vragen over veel huiswerk, over do wensclielijkheid van langere vacanties, van korter lesuren hij jongere leerlingen, over het aantal lesuren, dat achtereen mag worden gege ven, waren bij de schoolcommissie gere zen. Beide doctoren ontveinsden zich niet de moeilijkheid van een zoodanig onderzoek maar zij meenden ten slotte do z.g. Ame- rikaansche legerproeven als uiterst ge schikt voor dit onderzoek aan de Ge zondheidscommissie te kunnen voorstel len. De naam, Amerikaansche legerproeven is ontleend aan de proeven, welke in Amerika werden genomen op de man schappen, die naar het oorlogsterrein in Europa zouden gaan. Voor een demo cratisch, land als Amerika ging het niet aan om de rijke lieden tot officieren te maken on de arbeiders tot gemeen-sol- daat. Men meende wel proefondervin delijk te kunnen uitmaken, wie er ge schikt waren, om hij het kader opgeleid te worden enz. Behalve deze waren nog andere vragen van practisch nut op te lossen, enz. Zoo kwam men ten slotte tot 8 proeven En het resultaat schijnt zeer goed te zijn geweest, en daarom bleef men ook na den oorlog deze proeven, gewijzigd en verbeterd, gebruiken. En zoo kwam ook Dr. Oort er toe deze proeven, die intusschen den felsten anti- militairist niet den schrik om het hart behoeven te doen slaan, ook voor het on derzoek op de Leidsche scholen te gebrui ken. 't Gaat niet aan, om hier een al te nauwkeurige omschrijving der proeven te geven. We zouden daarmee dezen reu zenarbeid van Dr. Ooort ook zeker kun nen bemoeilijken, wat we niet gaarne zouden willen. Toch iets, om eenig idee ervan te geven De tijd voor 20 vraagstukken bij proef 1 is 5 minuten, omdat de bedoeling van al de proeven is te zien hoe snel en goed er door de leeriingen gedacht wordt. Som mige opgaven zijn zeer makkelijk, ande re moeilijk. Alles hoeft ook niet af. Er mag geen seconde langer gewerkt, als Dr. Oort zijn „stop" heeft laten hooren. De proeven loopen over rekenen, Ned. taal (verklaring van spreekwoorden), vormen van getallenreeksen, het maken van gevolgtrekkingen uit gegeven feiten, verband zoeken tusschen gegeven woor den en ten slotte een proef, die vooral de algemeene ontwikkeling raakt. Zooals men ziet, elck wat wils en' van alles wat. Do proeven werden en worden genomen op openbare en bijzondere scholen, vanaf het 6e leerjaar, de drie H.B.S.'en en het Gymnasium, terwijl ook in verschillende krankzinnigengestichten de leerling-ver- plegenden, kort voor een examen in de lager onder wijsvakken, werden onder zocht. Het moeilijkste, de vaststelling van den uitslag kwam daarna en in de toelichting bij de zeer duidelijke tabellen blijkt wel, met hoeveel nauwgezetheid Dr. Oort is te werk gegaan. Nagegaan werden de in vloeden van leeftijd, geslacht, milieu- en maatschappelijken stand, snelheid en deugdelijkheid van het werk, terwijl ook het oordeel van de onderwijzers werd vergeleken met het resultaat der proeven. Een en ander geeft zeker reden te over om met vertrouwen die resultaten na te gaan. Enkele opmerkingen willen we hier nog neerschrijven, waaruit wel kan blij ken, dat de uitslag der genomen prooven met do werkelijkheid overeenstemt en daarmeo dus ook een bewijs voor be trouwbaarheid' wordt geleverd. ;Wat het geslacht betreft, bleek uit de verschillende gegevens, dat de jongens gemiddeld hooger cijfers behalen dan de meisjes. Wel waren ook op dezen regel uitzonderingen, maar weer heel sterk kwam dit uit bij do proef der gevolg trekkingen, waar logisch abstract denken hij te pas komt. De meisjes zijndan overal aanmerkelijk achter. Daarentegen andere proeven, die alle min of meer taalproeven zijn, is het vrouwelijk deel herhaaldelijk de meer- diere. (Dat is zeker wel overeenkom stig het leven. Schr.) Zeer merkwaardig is ook, wat Dr. Oort meedeelt over het milieu en den maatschappelijken stand. Ook hier weer uitzondering, maar meestal komt zeer sterk uit, dat standsverschil met een ver schil in vlugheid van geest samenhangt, een uitkomst, welke ook steeds in andere landen werd verkregen. Nu moeten hier zeker nog wel andere oorzaken in aanmerking worden geno men, zooals b.v. ouders, die een achterlijk kind hebben, zullen het als vanzelf niet naar een school met breed opgezet leer plan zenden, maar deze oorzaken kunnen toch de duidelijk sprekende verschillen niet wegcijferen. Een reclame voor de eenheidsschool, door een hoofd eener school, die met Dr. Oort correspondeerde over de proeven ook een psychologische, dwaasheid ge noemd, leveren dan ook de proeven al lerminst op. Dr. Oort heeft ook den uitslag zijner proeven getoetst aan de uitkomst van examens en dan bleek bij de verplegers examens, dat de cijfers van de exami- neerende onderwijzers daalden met het geringer worden van het aantal punten behaald bij de proeven, waarmee dus wel bleek, dat de proeven een bruikbare maat staf vormden voor een waardebepaling van een persoon. Natuurlijk is daarmee niet voor den be proefden persoon uitgemaakt, waartoe hij in het leven in staat mag gerekend worden, maar nog minder is dit mis schien het geval met de vaak zoo geheel buiten de praktijk van het leven staande examens, die bovendien voor menig ze nuwgestel al vaak onherstelbaar kwaad stichtten, terwijl de proeven niet het minst het zenuwgestel schenen (e raken, 't Is een genot, een klas bezig te zien zon der eenige opwinding, zooals men hij examens dat wel kan opmerken. Aan het slot brengt Dr. Oort een woord van dank aan allen, die medewerkten om do proeven te doen slagen. Wij zouden zeggen, de geleerde proefnemer verdient den dank van allen, die het wel meenen met de opgroeiende jeugd. En dat niet al leen voor de examendoende helft der menschheid, maar ook voor de andere helft, aan welke ieder lezer van dit be langrijke boekje nu zeker ook leert nog een andere maatstaf dan tot heden te kunnen aanleggen. De verzamelstaat achter in het hoekje levert genoeg cijfers voor aandachtige beschouwing. Wij, als voorstanders van liet Chr. On derwijs kunnen met den uitslag over een groot deel tevreden zijn. 't Blijkt wel, dat het Christelijk Onderwijs aan de „volks- verdomming" wel niet veel schuld heeft en de verstandelijke ontwikkeling en bruikbaar heid voor het leven niet in den weg staat. Ook in dit opzicht mengen we voor de proefneming en de verschijning Tan dit hoekje dankbaar zijn. BiüüEüUyiië N©ö. Mrddernachtzending Verceniging. Woensdag 13 Juni vergaderden te Utrecht onder leiding van den heer J. N. van Munster, de Secretarissen der af- deelingen uit alle oorden des lands. Nadat de vergadering op de gebruike lijke wijze door den voorzitter was ge opend, constateerde deze met voldoening dat in den voorbijen winter door de ver schillende afdeelingen goed propagan distisch werk was gedaan. In tal van plaatsen in ons land zijn openbare sa menkomsten gehouden, waarin de begin selen en de arbeid der Middernachtzen ding onder de aandacht van velen zijn gebracht en de-noodwendigheid van een voortdurenden strijd tegen de zedeloos heid en de ontucht is betoogd geworden. De Middernachtzending heeft voort te arbeiden. Getuigen en redden blijft het devies en dat het in onzen tijd noodig is, zal door niemand die ook maar even speurt wat in het volksleven woelt, wor den ontkent. Breedvoerig werd van gedachten ge wisseld over de verderfelijke propaganda voor het Nieuw Mathusianisme en beslo ten in den komenden winter den strijd tegen deze, onze volkszeden vergiftigen de, propaganda als nummer één te plaat sen op liet program van actie. Niet al leen in de groote steden, maar ook, ja vooral, op het platteland moet het God en mensch onteerende van het Nieuw Malthusianisme scherp worden belicht. Zooveel mogelijk openbare samenkom sten zullen worden gehouden ter bestrij ding van de toenemende zedeloosheid, waarhij de Middernaclitzending hoopt te mogen rekenen op de medewerking van Kerkeraden en andere corpo^ties. Voor al ook moeten huurtvergaderingen wor den gehouderr, opdat de beginselen van reinheid van zeden naar eisch van Gods wet onder alle lagen der bevolking wor den verbreid. Ook het verspreiden van geschriftjes zal mede aan dat doel op ruimer schaal worden dienstbaar gemaakt. De wijze waarop in menig geval door de bevoegde autoriteiten de Zede wetten; worden toegepast, kon allerminst de goedkeuring van de vergaderden weg dragen. Besloten werd aan de naleving en uitvoering van de betreffende bepa lingen meerdere aandacht te (wijden. Te ruim 7 uur werd de vergadering door Iden heer Velthuijzen met dankge bed gesloten Bezuiniging. De functie van onder-directeur der mi litaire sport- en gymnastickscliool is op geheven. Het bij die inrichting dienst doende offieierspersoneel is met 1 luite nant verminderd, terwijl het aantal on derofficieren- instructeur is teruggebracht tot vier. Van de laatsten kunnen hoog stens twee den rang van adjudant-onder officier bekleeden. LEIDSCHE PENKRASSEN Amice. Ik moet ditmaal beginnen met het ma ken van enkele opmerkingen naar aanlei ding van wat J. C. H. te Leiden in het nummer van Woensdag aan mijn adres Deze inzender maakt er aanmerking op dat ik had geschreven „Het oude Oegst- geest bestaat niet meer", want zegt hij, ■het oude Oegstgeest bestaat nog wel. Er zijn wel heel wat nieuwe woningen bij gebouwd, maar de krotwoningen, die zoo hoog noodig door goede en naar de eischen des tijds ingerichte arbeiders woningen vervangen hadden moeten wor den, zijn gebleven. Het oude Oegstgeest is: wat woningen betreft, wel in groot verval, maar het bestaat treu rig genoeg, nog wel, netjes wegge werkt achter de meer fraaie en voor do gemeentekas meer opbregende villa s der kapitaalkrachtige deserteurs uit Leiden. 't Kan zijn, amice, dat het aan mij ligt, omdat ik mij minder duidelijk heb uitgedrukt, maar in elk geval heeft deze inzender niet begrepen wat ik bedoelde. Toen ik schreef dat het eigenaardig ka rakter van do gemeente Oegstgeest lang zamerhand geheel is verloren gegaan, dacht ik niet aan de woningen, maar had ik iets anders op het oog. Er is een tijd geweest dat de gemeenten Leiden en Oegstgeest feitelijk twee wa ren en dat beiden een eigenaardig ka rakter hadden. Leiden, de dicht bevolkte fabrieksstad, waar tevens "de studeerende jeugd haar weetgierigheid kan bevredigen. Wel niet een groote stad, maar dan toch een stad, met al de eigenaardigheden van het stadsleven. En daarnaast het landelijke Oegstgeest, dat nu eigenlijk geen enkele trek met met Leiden gemeen had. Een landelijk plaatsje,, dat primitief als alles was in gericht, in niets aan het stadsleven 'her innerde. Maar dat is nu de laatste jaren ver anderd. Het karakter van Leiden is door de vele buitenwijken gewijzigd en tege lijkertijd is Oegstgeest een ander dorp geworden. Ik zou haast zeggen heide plaatsen zijn naar elkaar toegegroeid, zo hebben langzamerhand allerlei punten van overeenstemming gekregen, zoodat het zelfs moeilijk is, de juiste grens aan te geven. Wat ik bedoel blijk het best dunkt me, als we 'n vergelijking maken tusschen Lei derdorp en Oegstgeest. Beide dorpen lig gen ongeveer op denzelfden afstand van Leiden en heide dorpen zijn ook heel wat veranderd de laatste jaren. Maar nu is dit het verschil, dat Lei derdorp z i ch z e 1 f is gebleven. Ook al gaat men daar alle huizen afbreken en door nieuwe vervangen, dan kan men toch zeggen, dat Leiderdorp nog bestaat. Het heeft nog iets eigens. Het hêeft nog een eigen karakter en een eigen be staan, waarom er m.i. ook alles tegen zou zijn om dit dorp bij Leiden te voegen Van Oegstgeest geldt dit niet. Afgezien van het Morsch-gedeelte, kan men gerust zeggen, dat het oude Oegstgeest niet meer bestaat. Het is niet zichzelf gebleven, maar het is in Leiden opgegaan, naar Leiden toegegroeid, het is feitelijk ook zonder officieele annexatie reeds 'u deel van Leiden geworden. Wordt dan ook ooit de annexatie van Oegstgeest bij Leiden een feit, dan zal de betrekkelijke wet niets anders doen dan sanctionneeren wat historisch geworden is. Het spreekt vanzelf, amice, dat dit met de vraag, of in Oegstgeest de oude krot woningen af of niet door nieuwe woningen zijn vervangen, niets uitstaande heeft. In zooverre is wat de schrijver op merkte niet juist. En wat de zaak zelf betreft, waarover hij schreef, daarop durf ik niet in te gaan, omdat ik daar voor met de plaatselijke toestanden te weinig op de hoogte ben. Ik weet niet of hier aan de woning- houw, speciaal wat betreft arbeiderswo ningen, te weinig zorg is besteed, en of- het Gemeentebestuur aan dit vraags'Aik te weinig aandacht heeft geschonken. Wel meen ik mij te herinneren, gelezen te hebben, dat in een vergadering van een woningbouwvereniging het gemeen tebestuur gehuldigd werd om de betoonde medewerking, maar bijzonderheden hier omtrent zijn mij toch niet bekend. Misschien wil een van onze lezers die meer speciaal met dit vraagstuk op de hoogte is, hieromtrent wel eens nadere in lichtingen verschaffen. Na dezo „enkele opmerkingen", die wat langer zijn geworden dan aanvankelijk in mijne bedoeling lag, moet ik nog even terugkomen op een ander punt in een vo- rigen brief, door mij aangeroerd: het optreden van het crisis-comité voor werk- loozen te Leiden. Ik had n.l. geschreven, dat mij ter oore was gekomen, dat dit comité de zaken op een zeer lichtvaardige wijze behandelde; dat het feitelijk niets anders deed dan betalen en dat nu, om wat orde in den chaos te brengen, door B. en W. een di- Tecteur was benoemd, wat natuurlijk weer nieuwe kosten met zich brengt. Ik voegde daaraan toen toe, dat ik op tegenspraak hoopte. Welnu, die tegenspraak is gekomen. Juist toen ik mijn wekelijksche briefje wilde schrijven, ontving ik het volgende epistel: Waarde vriend Veritas. Op je vriendelijk schrijven van 2 Juni ben ik eens, wat de werkzaamheden van het crisis-comité betreft op onder- zoek uitgegaan. Was het, het zij in alle bescheidenheid gezegd, niet wensckelijker geweest eersty eens tor hevcegder plaatse inlichtingen in j te vannen. Je naam, VERITAS, zal je toch wel toegang geven, daar waar an- dere personen misschien buiten moeten blijven staan. Het is toch ook zoo, mijn waarde, dat praatjes gemakkelijker do wereld in, dan er weer uit zijn. Maar nu ter zake. Volgens zeer betrouwbare inlichtingen bedroeg het aantal gevallen dat onder-' zocht moest worden in de eerste week dat het crisis-comité moest uitkeeren plus minus 600. Je zult het met mij eens zijn dat dit niet in één week voor elkaar was te krijgen. Een feit is toch dat de mensclien niet zonder uitkeering naar huis gezonden konden worden en dus de uitkeeringen volgens de bekende gege«. vens moesten worden vastgesteld. De verzekering kan ik je echter geven, en de bewijzen zijn te leveren, dat elk geval- op zich zelf is beoordeeld. Met de ge- zinsbehoeften is wel degelijk rekening gehouden en werden de gegevens geput uit de rapporten door de vakver eenigin- gen ingediend, welke rapporten later stuk voor stuk zijn gecontroleerd. Dat er in sommige gevallen wel eens te veel is uitgekeerd, ligt voor de hand. Elke nieuwe regeling heeft zijn gebreken en deze kunnen slechts door de ondervin ding worden ondervangen. Feit is ech-. ter, dat in de gevallen waarin, per abuis, teveel was uitgekeerd, h et te veel betaalde met volgende uitkeeringen is verrokend en niemand heeft meer gekregen dan waar op hij volgens de ministerieele regeling recht had. - Dat er, om wat orïVf n den c7i aos te brengen, dcor B. en W. voor dien tak van Dienst een „Directeur" is be noemd, is niet juist, want van een chaos is geen sprake geweest. Dat de omvang rijkheid van de bemoeiingen van liet cri sis-comité het noodzakelijk hebben ge maakt een persoon aan te stellen, die deze zaak niet al3 bijwerk behoeft te beschouwen is alleen aan de omstandig heden te wijten. Men heeft toch de keuze tusschen den boel te laten marcheeren en dan is er personeel noodig, of de boel tot een „chaos" te maken, en dat kan men dan zonder personeel wel. Ik raad je aan, vriend Veritas, gaat eens kijken op de Breestraat en ik ben 1 verzekerd dat je met een tevreden gevoel het bureau van het crisis-comité zult ver- j, laten en hij je zelf zult zeggen: „De boel is voor elkaar". Mijn overtuiging is, dat de gelden, uitgegeven aan liet personeel j, ruimschoots opwegen tegen de gelden die anders misschien ten oprechte zouden worden uitgekeerd. Bovendien, Veritas, wilde ik je aan- dacht er op vestigen, dat ook in het cri- I sis-comité leden van den Gemeenteraad zijn benoemd, die, laat mijn geheugen mij niet in den steek, geenszins ingeno^ men waren met het feit, dat do geergani- «o.ftrde uitgetrokken werkloozen van da 4j.ou«ewoerd naar de Breestraat gingen. En zou je nu niet denken, amice, dat deze personen bij zoo ernstige feiten als zich volgens je brief zouden hebben voorge- daan, deze zaken niet ter bevoegder plaatse zouden hebben ter sprake ge- T bracht. y Neen vriend, mijn vermoeden kan cn-^ juist zijn, maar heb je de geruchten mis-' schien gehoord van iemand die, bet- kostte wat het het kost, het crisis-comité een trap heeft willen geven. Dit kan ik je wel verklaren: de dikwijls gehoorde klachten over de gestie aan de Hooge- woerd, hoe daar de menschen en zaken behandeld werden, zijn, nu deze zaken op de Breestraat zijn ondergebracht, ver- S stomd en hoort men niet anders dan met lof spreken over de humane behandeling die de menschen ondervinden, al krijgt natuurlijk niet ieder zijn zin. Eere wicn eere toekomt. Dit wil ik ten slotte even vastleggen, dat, indien het B. A. .zijn taak wat rui- t mer had opgevat en niet steeds op. het bureaucratisch standpunt was blijven staan van: „wij willen met de vakcentra- les niets te maken hebben" hot crisis-co- mité niet was ontstaan f.n ook deze zaak niet naar voren was gebracht. Mocht ge nog iets naders willen weten, dan ben ik gaarne bereid nog eens op on- derzoek voor je uit te gaan. Alleen nog dit: wilt ge een algeheel inzicht in deze zaak hebben, gaat eens naar de Bres- l straat en ik hen er zeker van dat ge met f de meeste welwillendheid zult worden te i woord gestaan. Je vriend, HAVANGé. Ik heb hieraan voor ditmaal niet veel toe te voegen, al was het alleen maar omdat anders mijn briefje te lang zou worden. Het doet mij genoegen, amice, dat zoo pertinent kon worden tegengesproken dat de zaken door het crisiscomité met 1 een zekere oppervlakkigheid zouden worden behandeld, en dat maar op goed geluk uitkeeringen zouden zijn verstrekt. Alleen blijft voor mij de vraag over, wat dit alles nu \vel kost en in hoeverre juist is, het bezwaar, dat de personeels- kosten weer niet onbelangrijk zijn ver-»> meerderd. Daar ik echter hoorde dat aan het B.v A. een ambtenaar als overbodig wordt ontslagen, terwijl bovendien het werk-1 loozenvraagstuk in de volgende Raads-l vergadering aan de orde komt, waarhij dan tevens zoo noodig de kwestie van het' crisiscomitó wel ter sprake zal wordeny gebracht, meen ik het hierbij te kunnen» laten. Ik wil echter niet eindigen zonder eeni woord van dank aan - „Havancé", die zoo vriendelijk was op mijn schrijven toV reageeren cn de gewenschte inlichtingen te verschaffen. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6