A. WAALS, Aan het einde der Week Wo zijn met het Ruhr-conflict al thans weer een heel klein stapje verder gekomen deze week. Of misschien is dat nog teveel gezegd. Want terwijl Duitschland althans voor bereidingen maakte om een oplossing te vinden, een pogen waarvan Engeland waarschijnlijk niet afkeerig is, heeft Frankrijk juist in tegenovergestelde richting gewerkt. Bekend was dat Duitschland nieuwe voorstellen in bewerking had. Voor echter bekend was wat die voor stellen zouden inhouden heeft de Fran- sche regeering met do Belgische een con ferentie gehad en een besluit weten door te drijven* dat er van een onderzoek van de Duilscke voorstellen geen sprake kan zijn, alvorens Duitschland het lijdelijk verzet heeft beëin digd. Men is daardoor op alles voorbereid. Do Duitsche voorstellen mogen zoo gunstig zijn als bet maar wil, men heeft al bij voorbaat een argument om zo af te wijzen. Duitschland moet eerst opnieuw on der den voet worden geloopen en dan zal men als met een gevangene onderhande len. Dit optreden van Frankrijk voorspelt geinig goeds. Er blijkt toch uit dat men elk middel aangrijpt 'dat kan dienen om te verhinde ren tot een oplossing te komen en dat van een ernstig en serieus onderzoek van de Duitsche voorstellen niet te denken valt. Een lichtpunt bij al deze donkerheid is, dat in Engeland naar het schijnt de wind een weinig gaat draaien. Tot nu toe heeft Engeland zich om het Fransch-Duitsche geschil betrekke lijk weinig bekommerd. Van eenig initiatief was althans geen sprake. Thans echter heet het, dat de Tegee- ring onder leiding van den nieuwen mi nister-president Baldwin voornemens is hare passieve houding te laten varen en een actieve rol te gaan spelen. Er is geen reden om hooggestemdo verwachtingen te koesteren. Heel de Fransche pers roept nu al. in koor dat de Duitsche voorstellen absoluut onaannemelijk zijn. En al zal En geland het willen dan is het nog volstrekt niet zeker dat het is staat zal zijn den onwil van de bondgenoolen te overwin nen. Maar de mogelijkheid bestaat óók dat men in Frankrijk vooral als Engeland bijdraait, tenslotte eieren voor zijn geld zal kiezen en desnoods een half ei zal prefereeren boven een leegen dop. Een goede l-uur is heter dan een verre vriend. Nu behooren Noorwegen en Zweden wel niet tot onze allernaaste bu ren, maar dit neemt niet weg, dat het toch tot blijdschap stemt als men ziet hoe hartelijk de verstandhouding tusschen ons land en deze Noorsche buren is. Dat is gebleken toen onze Koningin het vorig jaar aan deze landen een bezoek bracht en het bleek ook weer, nu on langs de Zweedsche Koning en. deze week Koning Haakon van Noorwegen een tegenbezoek bracht. De ontvangst was beide malen meer dan hartelijk. Vooral in dezen tijd nu er zooveel on rust en verwarring is, doet het goed te zien dat de weinig© landen di© buiten den oorlog bleven en die meerder© pun ten van overeenkomst hebben, in een goe de verstandhouding leven. Gods Woord heeft ons al gewaar schuwd op Prinsen geen betrouwen te stellen. En wie in dit Woord niet geloof de, die heeft dezelfde les geleerd uit de practijk. Maar al kunnen w© aan dergelijk© vriendschapsbezoeken niet t© groot© waarde hechten, we mogen er ons toch in verblijden dat er bij al den onderlin- gen strijd toch ook nog een zoeken is van eikaars vriendschap. Op sociaal gebied wordt de toestand ernstiger d© laatst© weken. Do werkloosheid neemt toe en ook de arbeidsconflicten worden menigvuldiger. Dat behoeft geen verwondering te ba ren. 4 Het is verklaarbaar, dat de patroons pogingen doen om de productiekosten t© verlagen ook door op do loonen te be knibbelen. Maar even verklaarbaar is, dat de ar beiders wier positi© vaak nog ver van rooskleurig is, zich tegen dit pogen ver zetten. We kunnen er dan ook wel .op rekenen dat we een tijdperk van strijd en onrust op sociaal gebied tegemoet gaan. En ook daarom is het zoo t© bejam meren dat oruze Christelijk© arbeiders met eigen handen de Christelijk© tVak- beweging afbreken. j DE LANDBOUW EN DE CRISIS. Wij hebben gisteren een uittreksel ge geven uit de rede van den heer H. C o 1 ij n ©ver „Onze economische toestand De spreker kwam tot de conclusie dat de algemeene toestand zeer slecht is, en dat de vooruitzichten somber zijn. Daarna kwam hij tot de vraag wat dit nu inzonderheid voor den landbouw te ■eggen heeft, waarop het volgend© ant woord werd gegeven: Ook bij den landbouw is een geweldige Jepressie; men heeft verbetering gezocht 3n meer intensieve cultuur; betere bemes- •tings voorwaardenomschakeling van do ieelt der gewassen in handelsgewassen en •xportproducten; het. zal niet voldoend© ftunnen helpen, omdat aan onze oostersclie Spenzen de geweldige induslrieele ontwik keling is lamgeslagen. Spreker acht verandering ten' goed© /mor de eerste jaren ten eenenmalo uitge sloten, de geheel© ontwikkeling van den toestand van Europa wijst er op, dat voor onzo exportproducten vooreerst niet die afzetgebieden zullen worden gevonden als in vroegere jaren geschied is en do ge- heele landbouw heeft daarmee een groot aandeel. Hoewel deze toekomst niet moedgevend is, acht hij elke verzwakking van den landbouw een ramp. Volgens de laatste beroepstelling in 1909 waren er op iedere 100 menschen, in eenig beroep werkzaam, ongeveer 30 in het land bouwbedrijf; 34 in de nijverheid en 18 in handel en verkeer. Dit bedrijf is dus een belangrijke factor; meer constant van handelsverkeer en nij verheid. Boven deze heeft dit bedrijf ook groote zedelijke beteekenis; in onze platte landsbevolking schuilt veel goeds voor onze nationale volkskracht; sobere levens wijze, betere zeden, de verslappende in vloed van de moderne stadscultuur wordt nog niet zoo gezien. Wat kan nu in deze worden gedaan? Van protectie of beschermende rechten moet niets worden verwacht; al zouden deze theoretisch verdedigbaar zijn, prac- tisch zijn ze onmogelijk te verkrijgen. De regeering kan op 'l oogenblik niet veel doen; wel voor de toekomst, door ge legenheid te geven tot uitbreiding van den landbouw; ondanks alle gevoel van on zekerheid zorgen dat nog een nieuwe pro vincie van ons land wordt toegevoegd door aan de Zuiderzee meer dan 200.000 hecta ren (10 maal den Haarlemmermeerpolder) te ontwoekeren. Verder zij de regeering buitengewoon voorzichtig op 't terrein der sociale wet geving; zij doe zelf niet meer dan abso luut noodzakelijk is en de landbouwers moeten zorgen dat zij zelf doen wat nood zakelijk is, opdat aan de regeering kan worden gezegd: bemoei u daarmee niet al te veel, dat zullen we zelf doen! Daartoe is noodig een krachtige orga nisatie en een eigen organisatie. Waarom dit laatste? Omdat alleen wanneer we ons warmen aan eigen geestelijken haard, we zeker kunnen zijn dat we deen wat God van ons eischt; het begin en einde van allo werk moet altijd uitdrukking vinden in het „Soli Deo Gloria" ORANJEBORDEN. Het a.s. regeeringsjubileum zal het aanzien geven aan velerlei herinnerings borden gewijd aan de Koningin. De heer v. Kerkwijk wijdt in de „N. R. Crt." een opstel aan de herinnerings- borden, die in den loop der jaren van de Oranjes in omloop zijn geweest. Van Prins Willem I, Maurits, Federik Hen drik en Willem II zijn dergelijke hor den niet bekend, maar wel bestaan van heide laatstgenoemden tegeliableaux; maar van Willem III bevindt zich o.a, in liet Rijks-Museum een mooi blauw Delftsch bordje, dat zijn naar voren ge wend horstbeeld op ongeveer 5-jarigen leeftijd vertoont met een gepluimd hoed je op en een staf in de'hand. Later, bij zijn kroning tot koning van Engeland in 1689 verschenen in de Delftsclie fabrie ken talrijke blauwe horden, die hem en zijn gemalin Maria afbeelden. Eerst tegen het midden der 18e eeuw bij de verheffing van Willem IV tot stadhouder, werden d© zoogenaamd© „Oranjeborden" meer algemeen, en ze zijn tot in d© laatst© jaren dier eeuw in grooten getale verVardigd. Een hijzonder fraaie gekleurd© Delftsch© schotel ver toont Prins Willem IV naar links ge keerd met in den fraai versierden rand twee oranjeboomen in potten met het bijschrift „Vivat Oranj© 1747". Eveneens hij de inhuldiging werden aardige Delftsche schotels en bordjes uit gegeven met de borstbeelden van hem en zijn gemalin Anna, Prinses van Enge land. Het volgend jaar wordt d© Prin's in een zegewagen afgebeeld, met een lau wertak in de hand en een vliegend en geltje hoven den wagen, dat het woord „Vrede" uitbazuint. Dit bordj© herdenkt den te Aken in- 1748 gesloten vrede. In datzelfde jaar gaf de geboorte van den Prins van Oranje, den lateren Willem V, reden tot feestvieren. Een typisch ge kleurd Delftsch bordje herdenkt dit feit. Wij zien er den jong geboren Prins in de wieg, terwijl de Nederland sche Maagd aan het wiegetouw trekt. „Vivat de Graaf van Buren 1748" luidt het onderschrift van dit aardige decoratieve bordje. Ook de „Vrijdag", di© in het le ven van den Prins en zijn gemalin een zoo grooten rol gespeeld heeft, wordt, behalve - op tegels en drinkglazen, her dacht op de Delftsche bordjes, die op 8 regels het volgende rympje te lezen ge- ven: cssd O wonderlijk geval, dat elk dit wel ont- houde, 't Was Vrijdag toen ons Prinsje, het tijd- lijk ligt aanschoude, 't [Was Vrijdag toen hij lag zijn dierbaar leven af, 't Was ook op Vrijdag toen zijn lichaam daald' ynt graf, 't [Was Vrijdag toen Anna haar lief ge maal quyt raakte, 't Was [Vrijdag toen. zij ook haar eed van trouwe maakte, 't Was Vrijdag toen haar ziel vloog naar den Opperheer, 't [Was Vrijdag toen ook zij ten grave daalde neer. Bijzonder rijk aan wandborden is da period© van den strijd tusschen do Pa triotten en de Prinsgezinden. Een ty pisch bordj© herdenkt het feit, dat in 1785 (volgens het bordj© op 8 Augustus, volgens een zeer zeldzame prent op 18 September) zich in Den Haag een regen-: hoog vertoond© met zeven kringen, waarvan do tweed© en breedst© oranje gekleurd was. Natuurlijk beschouwden de Prinsgezinden dit een gunstig symbool voor den Prins. Op de bordjes staat te lezen: - Til elegante Costumes, als bovenstaand model, alsook in Tailormade- Costumes hebben wij zeer voor- deelige aanbiedingen In prijzen vanaf f 22.75 HS8G Uitsluitend goede kwaliteiten HaarleiiimerstrBat 114 - leitien Zoo lang als zon en maan *zal staan, Sal nooit d' oranj© couleur vergaan, Dit sag ik in dees middag stond, Juist in het Teken van 't Verhond, Met Eerbied daar ik God moet looven, Daar zag ik doe Oranje booven. INGEZONDEN (Buiten aerantwoordelijkheid der Redactie) Koudekerk 7 Juni 1923. Ceach/e Redactie. In No. 946 van uw blad, Woendag 30 Mei 1.1. verschenen, komt in he*: 2e blad, voor zijde, 3e en 4e kolom, ecu stukje voor on der het opschrift: „Da» Theesing verdedigt zich." Het slot daarvan moet wel een cigen- ardigen, ja droeven indruk gegeven hebben van het Orgaan der Confessioneel© Ver. „De Gereformeerde Kerk" of van diens eind-redacteur, Ds, Lingbeek, Ned. Herv. pred. te Reitsum, en onwillekeurig van de Confessioneelen in de Ned. Herv. Kerk. Mag ik dawom, ter wille van de waar heid en] opdat het volle licht schijne over het door'I)s. Liagbwjic geschrevene, u be leefd verzoeken, onder de aandacht der le zers van geïiowiid stukje oik te wiiJeni brengen he'geen van diens hand verscheen in de „Gereformeerde Kerk" van 24 Mei LI., en dat ik zoo vrij ben hierbij in te sluiten Ik had gehoopt de daarin uitgesproken gedachten ook in uw blad te zullen lezen. Tot heden echter te vergeefs. Dat heeft mij teleurgesteld. Ik meende dan ook ver plicht te zijn, nu zelf uw abonné's attent te maken op hetgeen Ds. Lingbeek schreef, en vraag daarom bij dezen plaatsing daar van in uw blad. Bij voorbaat vriendelijk dank. l i Ds. C. D. ISRAEL Jr., i j.v i Ned. Herv. Predikant. (Wij laten het door Ds. Israël bedoeld© •artikeltje hier volgen. Er blijkt uit, dat de Gereformeerde Kerk, de mannen van den Gereformeerden Bond met deze looche naars van den Christus niet op eene lijn stelt, maar toch wel dat formeel geen onderscheid wordt gemaakt. Naar de belijdenis zegt „De Gereformeerde Kerk" is de eene dwaling zoo goed als de andere. Alsof de brutale loochening van God en den Christus, zelfs maar te vergelijken was, met het hebben van bezwaren tegen een onderdeel van een der belijdenisschriften. Wij merken hierbij nog op, dat de op merking van Ds. Lingbeek door ons was ontleend aan de Nederlander. De nadere verklaring voor de toezending waarvan wij Ds. Israël danken en die wij hier la ten volgen haddeni wij niet onder de oogen gehad. Red.) Nog eens Middellie. Do Waarheidsvriend deelt mede, dat wij in de Yragenbus over het geval van Mid dellie schreven en noemt het „wel wat al te sterk", dat wij in één adem met den predikant van Middellie zulken noemen die over Kerk en Staat een ander oordeel hebben dan wij in art. 36 lezen. Wij beginnen met den Waarheidsvriend er op attent te maken, dat het niet gaat over de vraag wat wij in art. 36 lezen. Want de mannen van dien geest, dien wij op het oog hebben, lazen in art. 36 hetzelf de als wij, maar waren het daar mee niet eens en hebben 't daarom gewijzigd. Waarom stelt de Waarheidsvriend het dan voor, alsof het maar ;was een quaesrie van uitlegging van art. 36 der belij denis en niet (zooals het toch werkelijk is) van afwijking van de belijdenis? Altijd kruipt bij de Waarheidsvriend het bloed naar de Separatistische zijde! Dat zien wij hier weer. Maar nu, wat de zaak zelf betreft. Wij erkennen, dat er onderscheid' moet worden gemaakt tusschen grovere en fij nere dwalingen. Er zijn dwalingen, waar bij de lamp van Gods Woord noodig is. En er zijn dwalingen, die een blinde kan tas ten'. Tot de eerste behoort die omtrent ar tikel 36. Tot de tweede die van Middellie. Daarom: wanneer wij in een Bestuur gesteld werden voor de vraag of wij iemand, die in zake art. 36 dwaalt, wilden uitwerpen, dan zou het ons makkelijk val len zulks te weigeren. Maar niet gemakke lijk zou het ons vallen, als datzelfde werd voorgesteld ten opzichte van iemand van de leer van Middellie. Wanneer men nu echter een actie wil op touw zetten, om door de Kerkbesturen de tucht te gaan toepassen op mannen als die van Middellie en op zulken alléén, dan meenen wij daartegen te moeten waarschuwen. Want naar de b e 1 i j d e n i s is de ééne dwaling zoo goed (of kwaad) als de andere. En als men zegt:, wij oefenen wel tucht, maar niet naar de belijdenis, dan erkent men daar mee naar willekeur te werk te willen gaan. En als men eenmaal dien weg van wille keur is ingeslagen, dan is -men nog niet aan het einde! Daarom schreven wij„Zion moet door recht verlost worden." Het geval-Mid- dellie moet niet op zichzelf behandeld wor- oen, alsof daarmee de Kerk geholpen ware, maar het moet juist toonen hoe ver het met do Kerk gekomen is. En het moet leiden tot reformatio der LE1DSCHE PENKRASSEN Amice. Ik had om de waarheid te zeggen, verwacht dat ik naar aanleiding van wat ik de vorige week schreef over eventueels annexatie van Oegstgeest aan mijn jasje zou worden getrokken. Dat is echter niet het geval geweest. Nu weet ik niet wat daarvan de oor zaak was. Misschien hebben de lezers ge dacht: we hebben pas een annexatie ge had en dus zal het voorloopig wel zoo'n vaart niet loopen. Maar 't is ook mogelijk dat iedereen gevoeld heeft, dat het dien kant op moet en dat het toch eigenlijk een ongezonde toestand is, dat de belas tingbetalers gelegenheid hebben den fis- eusdans te ontspringen en toch zoo goed als in Leiden te blijven wonen. Kreeg ik geen brieven zooalsik ver wacht had, toch ben ik over wat ik schreef op een andere manier aange klampt. Iemand die toevallig m'n adres wist kwam een praatje maken en wees er me op, dat het niet verstandig zou zijn van c-en eventueel© annexatie groote ver- wachtigen te koestereu. De inkomsten zouden daardoor voor Leiden ongetwijfeld niet onbelangrijk stijgen. Maar, zoo betoogde hij, wat helpt dat als de uitgaven even snel omhoog gaan? Men heeft nu In Oegstgeest een gemeen tebestuur dat de zaken heel zuinig be heert en dat hoewel aan allerlei din gen veel zorg wordt besteed de zaken toch op een ietwat huiselijke en daardoor goedkoop© manier behandelt. Denk maar aan de politie. Niet zoodra zou Oegstgeest geannexeerd zijn of de politiemacht zou belangrijk uitgebreid moeten worden. Het ophalen van het vuilnis en tal van andere dingen zouden op een meer grootscheepsche manier worden aangepakt, de ingezetenen zouden als „stadsbewoners" allerlei eischen stel len en zoo zou het gevolg zijn dat de men schen wel meer 1/elasting betaalden, maar dat de financieel© toestand van Leiden er niet noemenswaard door verbeterde. Ik weet niet precies amice, in hoe ver deze bezwaren juist zijn. Zóó oppervlak kig bezien zou ik zeggen 't zal wel wat meevallen. G© moet toch niet vergeten dat wo nu ook al een groot gedeelte van het vroegere Oegstgeest bestrijken en dat de ze Gerqeente nu een geheel zelfstandige bestuursinrichting heeft, die toch ook vrij groot© uitgaven vordert. Bovendien zullen de meerdere uitgaven mijns ifiziens toch lang niet in verhou ding staan tot de meerdere inkomsten. Nu weet ik wel amice'dat men dergelij ke dingen niet alleen van den financieelen kant mag beschouwen." Feit is echter dat Oegstgeest zoo langzamerhand geheel met Leiden samengroeit en dat de vereeniging eigenlijk al zoo ongemerkt tot stand is ge komen. Onder die omstandigheid lean er tegen vereeniging van heide gefheenten naar het mij voorkomt geen overwegend bezwaar bestaan. Hieruit volgt niet amice, dat ik van meening zou zijn dat we alleen naar Oegstgeest moeten zien als we spreken over de mogelijkheid of liever de wen- schelijkheid van belastingverlaging. Want hoe gewenscht ook, er is, vooral nu do uittocht van meergegoeden aan houdt, weinig grond om van een moge lijkheid van belastingverlaging te spre ken. En toch zal er met ernst naar gestreefd moeten worden, om straks een krachtige bezuinigingspolitiek te gaan voeren. Met te zeggen dat het niet kan, zijn we niet klaar. Moeten is ook een ding. Als iemands inkomsten bedenkelijk achteruit gaan, dan zal hij, ook al leefde hij steeds op betrekkelijk eenvoudigen voet m o e- t e n bezuinigen hoe dan ook. En zoo zal het ook bij do Gemeente moeten gaan, zul len w© straks niet onder den belasting druk bezwijken. Nu zijn wat dit betreft, mijn verwach tingen van den nieuwen Gemeenteraad 1 niet hoog gespannen. 't Is wel waar, dat verschillende par-» tijen bezuiniging in hun vaandel schre-i ven, maar de uitslag van de verkiezingen is van dien aard geweest dat de kans op een krachtig college van B. en W. met een stevige werlc-meerderheid er niet be ter op is geworden. 1 Veel zal hierbij afhangen van de wijz© waarop straks de wethouderskwestie wordt opgelost. Dat het geheele college van B. en W. uit mannen van rechts zal bestaan lijkt me niet waarschijnlijk en in de gegeven omstandigheden ook niet ge-, wenscht. i Go weet trouwens dat het nooit do be doeling van de rechterzijde is geweest alle plaatsen voor zich op te eischen. Toen in 1920 do verhouding werd 19 le den rechts en 12 links, werd ook de heer van der Pot tot wethouder gekozen en na diens vertrek werden opnieuw hoewel vruchteloos pogingen gedaan om aan de linkerzijde een wethouder te vinden. Of het nu beter zal gaan weet ik niet. De keus is ongetwijfeld niet groot. Do Sociaal-democraten zullen zich denk ik wel opnieuw op het standpunt stellen dat ze geen verantwoordelijkheid wen-, schen te dragen en als ze wel een wet- houderszelel ambieeren dan is het voor mij nog zeer de vraag of de rechterzijde daaraan kan meewerken, 't Lijkt me toch ongerijmd om mannen die openlijk ver klaren dat hun eerste doel is a f te h r e- k e n en de maatschappelijke orde om t© keeren, aan het roer te zetten. In elk ge val zou dan een onomwonden verklaring vooraf moeten gaan, die ze allicht niet geneigd zullen zijn te geven. Blijven nog over de heeren Reimerin- ger en Witmans. 't Is mij niet bekend of laatstgenoemde als secretaris van de Huurcomminsi© zitting kan riemen. Maar al is dat het geval, dan volgt daaruit nog niet dat hij in het college van B. en W. een plaats zal willen innemen. Dezo week heeft hij verklaard te willen staan boven de partijen. Maar als hij een wethouderszetel aanvaardt dan beteekent dat, tot op zekere hoogte samenwer king, al volgt daaruit niet dat men zijn eigen standpunt zou moeten prijsgeven.^ Maar hoe dit ook zij, het is duidelijk, dat afgezien van het geschikte wethou- dersmatoriaal dat aan de rechterzijde aanwezig is, het kringetje waaruit even-, tueel linksche weihouders gekozen zouden moeten worden erg klein is, en dat de meerderheid die een te vormen college achter zich zal hebben niet alleen zeer ge ring is, maar uit den '-nk ook innerlijk zwak. Van de straks te k cz>- - 'miers."zal dus veel gevraagd worden. Ze worden voor een uiterst moeilijke taak geplaatst, bij do vervulling waarvan veel wijsheid en voorzichtigheid noodig zal zijn. Dit geldt trouwens ook van <le raads fracties. I Uit de verslagen .-.s. wol gebleken dat d© samenwerking van de rechterzijde en zelfs de samenwerking van do loden der verschillende fracties 'ord.-H-r^ npeal eens iets te Avencchen overliet Ik wil hopen amice, dat onz sle-r den zich zullen beijveren om te dien- op zichte tot een beteren toestand te geraken en dat ze zullen verstaan dat alleen door eendrachtige samcrwerl inw o<n krachtig optreden mogelijk is. En dan spreek ik tevens de oor, n;t, dat meer dan de laatste jcren aandacht zal geschonken worden aan de propagan da van onze b e g i u's e 1 e n. W© -behoeven niet het voorbeeld te vol-» gen van de S. D. A. P. die te pas pp to onpas propagandistische redevoer'"n^en 'houdt. Maar toch. mogen enze meunen ook niet in het andere uiterste vervallen door het vaandel eenvoudig in het fou- draal te laten. Ik weet wel dat een partij die in de oppositie is en die vau de op positie leeft gemakkelijker kan ..gehiiceti" dan partijen die practisc.h werk verrich ten en die daardoor veel meer gebonden zijn, maar het komt mij toch vorw. dat we op dit gebied nu n;et bepaald ver wend zijn den laatsten tijd. Van onze mannen is althans nmt waar, wat de Secretaris van de Vereen, van Leidsche industrieën in ziin jaarverslag schreef, n.l. dat Bijk en Gem con f a waar het de belangen der Industrie bafre't ro- woonlijk doof zijn maar dat alPcp b'j het behartigen van politieke belangen een on gezonde activiteit wordt betracht. Het is mij niet bekend, waarop deze beschuldiging berust. Ik heb ook wel een weinig meegeleefd en dan is mij ik be paal mij nu maar tot de Gemeende ab soluut niet bekend, dat de belanden van de industrie worden verwaarloosd en dat door B. en "W. en de meerderheid van den Raad in de eerste, plaats pob'tieke be langen in het oog werden gehouden. 't Is waar, men heeft ïn die Vrinden ernstig bezwaar tegen de Zakelijke Be lasting op het Bedrijf, die ik ook niet be paald kan bewonderen. Maar 't is toch al te dwaas dunkt me, om te beweren dat aan het handhaven van die belasting politieke motieven ten grondslag liggen. Want ik weet waarlijk niet op welk© wijze daaruit nu politieke winst zou zijn te slaan. Als dat het doel'geweest was, dan hadden B. en W. niet heter kunnen doen dan voor te stellen, die belasting af te schaffen. De meerderheid van den Raad zou dan ongetwijfeld zijn meege gaan. En van de zijde der fabrikanten - toch ook kiezers had men dan warm© toejuichingen geoogst. Uit het feit dat dit niet gedaan werd zou men d© conclusie kunnen trekken dat men geen' goed inzicht heeft gehad in de belangen van de industrie die met het gemeentebelang in nauw verband staan, maar het gaat toch niet aan, maar zon der meer in een officieel verslag neer t© schrijven, wat hier gezegd werd. Daarvoor moest dunkt me de Leidsck© vereeniging van ïndu/trieelen met haar Secretaris te hoog staan. ij VERITAS. j!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6