Tweede Blad Zaterdag 9 Juni 1923 Nabij God te zijn. „Haar mij aangaande, het is my goed naibij God te wezen." Psalm 73 28. In dit woord is de rust, de vrede, do verzekerdheid. Nabij God te zijn, en dat als een vreug de ervaren,, dat is het hoogste waarheen wij klimmen, het laatste dat wij berei ken, het beste dat wij ontvangen. Paulus spreekt ergens van een opgang (een trap) des geloofs; laat ons mogen z^»en, dat onze tekst de laatste hoogste trede is van een trap met vier treden. Dit is de eerste trede, dat men als natuurlijk onwedergeboren mensch zegt: „het is m ij goed verre van God te w e z e n". Hoe goed had die verloren zoon het in dat verre land der zonde; daar dronk hij uit den beker der zinnenbedwelming, daar at hij van de tafel dei; overdaad. Het was hem zoo goed verre te zijn van den [Vader. Zoo is het leven, zóó blijft helaas het leven van millioenen verloren zonen en dochters, die verloren blijven en verloren willen blijven: zwijg, o Heiland; zwijg, kerk; zwijg, vriend; zwijg, geweten; zwijg, oude Bijbel! Ze willen niet luisteren. Neen, spreekt toch allen door, want er is een andere mogelijkheid; dat ze wél luisteren met door God geopend oor: „mijn k'nd, het is u niet good verre van mij te wézen, want zóó vindt gij Mij niet, en den vrede niet, en uzelve niet: ,,h e t is u s 1 e ch t v c r r e v a n G o d t e z ij n" O, wonderlijk wonder^ als dat woord levend wordt in een menschenhart. Dat is de siddering, do ritseling van des Heeren Geest. Dat is de tweede trede, en de eerste stap op weg uit de stad Verderf naar het Vaderhuis. Dit weet de verloren zoon, als hij tot zichzelve kómt en klaagt: „hoe vele huur lingen mijns Vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van honger". Dit wist Asaf in Psalm 73, toen zijn voeten bijna uitweken, en zijne treden bij kans uitschoten, en hij buiten den tempel Gods wek zag der goddeloozen welvaart, maar na die welvaart hun vree- selijk einde: „Die verre van U zijn, zullen vergaan". O, het is heel slecht, voor tijd en eeuwigheid beide, verre van God te 'zijn! Nog veel slechter dan wij durven den- 1 Wie dit scherp gevoelt, beseft, is al opgetrokken tot cle derde trede van de trap;.hier wacht een bittere ervaring, maar met een heerlijk gevolg. Hét is de ervaring en do stemming van Góds oude bondsvolk: „wie den lïerg aan roert, zal zekerlijk gedood worden"; van Je'saja: „wee mij, want ik „verga"; van Petrus: „Heere, ga uit van mijn, want ik ben een zou dig mensch"; van den ver loren zoon: „Vader, ik heb gezondigd en ik ben niet meer waardig Uw zoon ge naamd te worden". Het is de ervaring, die de catechismus- leeraar vertolkt, als hij spreekt over „een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben". Wie kan wonen bij een verterend vuur, bij een eeuwigen gloed? O, het is mij s 1 e ch t, n a b ij God te wezen. Hier rijst echter de zon van liet Evan gelie boven en in de duisternis van-zon debesef en schuldgevoel. In dezen nood grijpt de Heiland uw hand, en naast hem leert gij den troon dés gerichts óók zien als een troon der genade, bestijgt ge c^e vierde trede en wordt het u goed nabij God te z ij n. Asaf lieeft geworsteld, gebeden, gele den, gestreden, maar als liij in het hei ligdom God gevonden heeft, als God hem 'daar gevonden heeft, dan wordt allés goed. Dan komt er de rust, dé vréde, de ver zekerdheid. Nabij God! Dat kan zijn de uitdrukking voor den heiligen hartstocht der innerlijkheid van het leven met God, waar alle taal en alle teeken ophouden, ja, zelfs een smet en een belemmering zijn, maar die worden „nabij God" kunnen ook gelden als de vertolking van den normalen toestand van de geloovigen, die in Jezus Christus den heiligen verontrustenden God ken nen en liefhebben als hun Vader nabij, als De Rust. Is het ons woord, is zóó ons leven' ge-- worden? „Welzalig, die bij dagen en bij nachten „Gods wil bepeinst, en Hem als 't [Hoogste Goed, „Van harte zoekt met ingespannen [krachten". Totdat wij misschien van deze „hoog ste" vierde tred® nog worden opgetrok ken tot- de allerhoogste, de v ij f d e, de trede van het Pinksterfeest: „mijn leven is-met Christus verborgen in Gód." Dat is liet allerheiligste van den tempel. Dat is zwijgen èn Gods Geest laten spreken. Dat is» de rustige rust èn de krachtige daad. Dat is het einde, dat nooit eindigt. BLOEMEN DER WOESTIJN. Gij die nog te midden der feestvreugde [leeft, denkt dat de woestijn niet haar bloeme- [kens heeft? Al is het geen gaarde vol kleuren en [geuren, toch heeft zij haar bloemen! Wij moeten [niet treuren. Er bloeit daar, ten eerste hoe zachthe- [melblauw die teedero blaadjes! de bloeme der [trouw. Als wij op haar letten dan wil zij ons [leeren „O ziel, blijf getrouw, ook bij 't bitterst [ontberen Dan is er de purperen bloem van 'b geduld, die rondom de lucht met heur balsem ver- [vult „Ziel, wil toch niet opgaan in ijdele klach- [ten, Uw Meester, Hij komt, ook al laat Hij zich [wachten l" Het bloemken der lioop, met haar vreug- [devol groen, verhult barren grond onder sappig festoen „Ziel, blijf maar vertrouwend uw lijdens- [weg loopen, nooit worden beschaamd die getroost op [Hem hopen" De bloeme der liefde, zoo zachtrood cn [warm, maakt rijk de woestijn, die zoo bar is en [arm. „O ziel, trouwe ziel, niets behoeft gij te [vree zen, bewaart gij de liefde, want die is de [meeste!" En zoo is er troost voor de ziel die wil zien die gretig aanvaardt wat de bloemkens [haar biên, en stillekens zich door heur God laat ver- Wijden, Die nimmer Zijn kindren alléén laat in 't [lijden. NELLY. iCEKBC EM SCHOOL NED. HERV. KERK. Beroepen. To Lettelbert en Enumatil (toez.): D. Siemelink, oand. te Groningen; te Nieuw-Beerta (toez.): J. J. Hornan te Zwaag; to Aalst: A. Prins te Giessendanu Bedankt. Voor Ooster-Nijkerk (toez.) E. v. Asch te Daarle (O.)voor Nieuw-Ven nep: A. A. Dönszelmann te Workum. GEREF. KERKEN. Beroepen. Te MiddelburgJ. Voer- man te Warns. Bedankt. Voor Schipluiden: U. Bu- walda te O. en N. Bildtzijl. Bevestiging, Intrede, Ds. K. de Groot te Oldehove (Gr.) hoopt 17 Juni a.s. bevestigd te worden, en intredo te doen bij de Nedercl. Herv. Gem. te Oosterwolde (Fr.) Ds. A. de Blois. Nar wij vernemen, is Ds. A. de Blois, pred. der Geref. Gemeente te Vlaardingen, wegens zenuwoverspanning genoodzaakt geworden voor eenigen tijd volkomen rust te nemen. Beroepingswerk. De Nieuwe Kerkelijke Kiesvereeniging „Het Evangelie" te Amsterdam, beveelt de volgende drietallen aan voor de Verkiezing op g.s. Maandag: Eerste drietalds. G. O. A. Oskamp (pred.)ovangelist), Winterswijk; ds. M. van Empel, Middelburg en dr. J. C. Roose, Gro ningen. Tweed drietal: ds. G. W. C. Vunderink, Haarlem; H. P. de Pree, Alkmaar; en ds. D. A. van den Bosch, 's-Gravenhage. Het centraal comité der Gezamenlijke Vriendenkringen beveelt de volgende drie tallen aan: Eerste drietal J. van Duijvenboden, te Rotterdam; G. A. Pott, te Oud-Beierland en G. de Vries te Stedum. Tweede drietal: G. van Dijk Az., te Lisse; G. A. den Hertog te Diemen; en N. G, Veldhoen te Alphen aan den Rijn. Theologische school te Kampen. Het programma voor den Theol. School dag te Kampen is nu als volgt samenge steld: Woensdagavond 20 Juni. Bidstond onder voorgang van Ds. J. Domna, van Den Haag en Begroetingssamenkomst. Donderdag 21 Juni. Prof. Dr. H. Bouw man van Kampen: „Openingswoord"; Dr. J. Waterink van Zutphen: „De Kerk in de Stad en op het Platteland"; A. Zijlstra, lid der Tweede Kamer: „Een stad op een berg"; Ds. J. de Waard van Spakenburg; en Ds. J. Gispen van Groningen: „Heilig Conservatisme". Evangelische Alliantie. Do afdceling Nederland van de Evange lische Alliantie kwam Maandag, Dinsdag en Woensdag te Zeist in Jaarvergadering bijeen. De jaarverslagen van secr. en 'penningm. werden goedgekeurd. Voorts werden een 3-tal openbare con ferentie-bijeenkomsten gehouden, waarbij als sprekers optraden Ds. W. S. Reichel, L. G. James, Dr. Jansen Schoonhoven van Almen, Pfarreg* Vroeke, van Wernigerode, Ds. R. E. v. Arkel te Utrecht, Dr. F. J. Beerens te Utrecht en Dr. J. H. Gunning te Serooskerke. Bij referendum werd nog besloten de conferentie voortaan ieder jaar te Zeist te houden. Zending. De Algemeene Zendings-Conferentie zal dit jaar te Amsterdam worden gehouden op Maandag 22, Dinsdag 23 en Woensdag 24 October. Een overzicht, zal worden ge geven. van den groei van, het zendingswerk in de laatste 25 jaren. Een professor per elf studenten. Het jongste jaarverslag van ons Hoóger Onderwijs vermeldt, dat er aan de 4 uni versiteiten. in de theologie studeerden 204 personen, voor wie er zijn '22 professoren. In Leiden' 50 studenten, 5 professoren; Utrecht 102 studenten, 5 professoren; Am sterdam 17 studenten, 8 professoren; Gro ningen 35 studenten, 5 professoren. Dit laatste jaar kwamen er aan alle universi teiten tezamen slechts 43 theologische stu denten bij. Verdeeling van Studiebeurzen. In „Bergopwaarts" wijst Prof. Obbink op het geheele gebrek aan samenwerking tusschen de, verschillende beheerders van studiebeurzen, waardoor allerlei onbillijk heden kunnen ontstaan. De regeering ver leent natuurlijk wel geen studiebeurzen zonder vooraf de betreffende faculteit te raadplegen over elke sollicitatie. Maar de Faculteit beschikt voor haar advies niet over alle gegevens, die zij zou noodlg heb ben. Zij weet b.v. nie^, welk bedrag de vra gende student reeds uit andere beurzen tot ondersteuning zijner studie ontvangt. Hetzelfde geldt van elk ander college dat studiebeurzen te vergeven heeft. Prof. Obbink zou dit bezwaar op de vol gende wijze willen doen opheffen: De verschillende studiebeurzen wijzen samen een of twee personen aan buiten de universitaire kringen ter vorming van een inlichtingsbureau, waar een lijst van alle beurzen-genietenden wordt bijge houden. De gegevens daarvoor worden aan dat bureau verstrekt door de bestuurders der studiebeurzen die van elke verleende beurs of gratifiea&e bericht zenden, aan dat bureau, en hunnerzijds het recht heb-, ben aan dat blireau voor elk afzonderlijk geval inlichtingen te vragen. Dat bureau adviseert dus niet, oefent geen den min sten invloed op do begeving der beurzen, laat ieder beheerscollege volkomen vrij. Het antwoordt alleen op do ingekomen vragen naar het bedrag der beurzen dat door een bepaald student wordt genoten. Een dergelijke samenwerking zou aan veel misbruiken, en wanverhoudingen een einde maken, en, ook al mocht aanvanke lijk deze samenwerking niet algemeen zijn, zelfs al' zou ze nooit algemeen worden, als maar de helft of 2/3 der „studiebeurzen" voor zoodanige samenwerking zich aaneen sloten, dan zou het daardoor verkregen resultaat ruimschoots de moeite waard zijn De leerplichtwet. Het hoofdbestuur van den Bond van Ned. Onderwijzers heeft, naar „De Bo de" mededeelt, een adres gezonden aan de Tweede Kamer, waarin het mededeelt, dat het heeft kennis genomen van liet in gediend ontwerp van wet tot wijziging der Leerplichtwet, waarvan de bedoeling is; tot en met het eind van 1924 de leer verplichting to beperken lot een 'zes jarige. Adressant meent, dat in het bijzonder het zevende leerjaaV der lagere school van onschatbare waarde moet worden geacht, doordat juist in zulk een zeven de leerjaar de leerlingen komen op den leeftijd, dat zich vele nieuwe mogelijkhe den tot" ontwikkeling van den kinderlijken geest openen, terwijl tevens in dit leer jaar de gelegenheid komt tot beter vast leggen van de leerstof; en dat vooral na den aohteruitgang van het vervolgonderwijs, welke verwacht moet worden van de jongste wijziging der Lager-Onderwijswet 1920 het zeven de leerjaar onontbeerlijk moet worden geacht in het onderwijsstelsel van ons land. Verder oordeelt adressant dat omtrent de in werkelijkheid door aanneming van dit ontwerp te verkrijgen bezuiniging slechts gissingen zijn te maken, en geen berekeningen; en dat aanneming van dit ontwerp zou zijn in het nadeel van het Nederlandsclie onderwijs. Eerste Kamer. De leden van de Eerste Kamer zijn ter vergadering bijeengeroepen tegen Dinsdag 19 dezer, des avonds te half- negen. Na het bezoek van Koning Haakon. Do Koningin heeft het volgende tele gram van den Koning van Noorwegen ontvangen: Bij bet eindigen van mijn bezoek aan Uwe Majesteit stel ik er-prijs op, Uwe Majesteit en Z.%K. H. den Prins der Nederlanden opnieuw dank te zeggen voor de indrukwekkende ontvangst welke Zij en het Nèderlandsche volk mij be> reid hebben. Ik ben er diep door getrof fen en zal een steeds levendig blijvende herinnering bewaren aan mijn bezoek, dat de vriendschapsbanden tusschen Noorwegen en Nederland zal bevesti gen. Hare Majesteit heeft daarop het vol gende geantwoord: Uwe Majesteit dank zeggende voor Haar minzaam telegram, stel ik er prijs op Haar nogmaals de verzekering te ge ven dat wij evenals mijn volk ten zeerste hebben gewaardeerd het blijk van vriendschap dat, Uwe Majesteit ons beeft geschonken door Haar vriendelijk bezoek, waarvoor ik Haar nog zeer hartelijk dank zeg. Uw verblijf in Nederland zal zeSer er toe bijdragen om de banden van vriendschap, welke zoo gelukkig tuscshen onze beide landen bestaan, te bevestigen en nauwer aan te halen. Afhaling van poststukken. Tot dusverre werd aan- personen, aan wier woningen tengevolge van de ophef- find der Zondagbestelling" op Zondag geen correspondentie bezorgd wordt, op dien dag,- de gelegenheid gegeven tot kostelooze afhaling van voor hen be stemde poststukken. Door den Directeur-Generaal is thans bepaald, dat aan deze personen, voor zooveel daaruit voor de postadministra tie geen kosten /voortvloeien, kosteloos de gelegenheid moet worden gegeven ook des Zaterdags gedurende den openstellings- tijd hup. correspondentie aan het- post-: kantoor af te,halen. Dit geldt alleen voor stukken, weika op Zaterdag niet meer in de bestelling worden opgenomen. - -1 Beperking invoer van schoenen. De heer F 1 e s k e n s beeft den minis-^ ter van A., H. en N. de volgende vragen! gesteld: lo. ïs liet den minister bekend, dat nog steeds groote hoeveelheden schoen werk, hoofdzakelijk uit landen met liga valuta, in ons land worden ingevoerd? 2o. Acht de minister het niet aller-* noodzakelijkst om ten spoedigste dïo maatregelen te nemen, welke tot de noo-! dige invoerbeperking leiden? 3o. Kan de minister de redenen mede- deolen, waarom nog geen gebruik is ge maakt van do bevoegdheid, neergelegd in de Schoen enwet. om den invoer van schoenwerk te beperken9 4o. Kan de inTnfster toezeggen, dat de daartoe noodige maatregelen ten spoedig ste in werking zullen treden? Het natte weer en de veeteelt, ïn het bedrijf van den Frieschen greid- boer ziet men tegenwoordig oen toestand, Ui-en zich de oudste boeren niet herinneren In de hooilanden staat een uikke zware gras, maaiers en machines vellen de vrucht neer -en daarnaast bevinden zich de wei landen, kaal een stukgetrapt, zonder vee er in. Het vee staat grootendeèl3 nog on sta-I. Nog nooit is zoiets gebeurd, zeggen de oudjes. En toch i do boeren gedwongen hun vee op stal houden cf weer te stal len, in het belang van het vee en in het - belang van het weiland. Door de koude en natte weersgesteldheid en den voehtigen bodem leed de gezond heidstoestand van het vee, ging de melk- opbrengsb in plaats van vooruit achter uit. Ziektegevallen, meest longontsteking, kwamen voor en menige boer vond 's mor géns een koe dood in liet land, te midden van een waterplasje. De lichaamszwaarte van het dier had uit den voehtigen bodem het water geperst en daarin la;g het beest des nachts of 's daags te herkauwen. Dan vaak nog regen bovendien. En daarnaast werd het land stukgetrapt, zoodat veel gras verleren ging en de bo- j dem soms meer op bouwland dan op weide leek. Daarin zeer weinig gras, maar dat kan spoedig verkecnen. Een paar zon- nige dagen kunnen op dat gebied wonde ren deen. nu gemaaide gras wordt natuurlijk i allemaal ingekuild, behalve een deal ervan, dat aan het vee op stal wordt gevoederd,; want hooi heeft zoo wat geen enkele boer 1 meer. Dat is met zoe'n langen staltijd te begrijpen. POLITIEKE DICHTERS. In fel-bewogen tijden, zegt onze Rot terdammer, worden de dichters ge boren. Zóó kan het geen verwondering wek ken, dat de laatste stembusstrijd voor Gemeenteraad en Provinciale Staten en- kele poëten deed opstaan, wier proeven ook in ons blad vermelding vonden. Voo?al een vrijheidslievend anti-cleri- caal uit Zuid-Beieiland bleek duchtig door den dichtergeest te zijn geïnspi-1 reerd. Op doorluchte voorgangers kunnen zij wijzen. Bekend is hoe bij een verkiezing te Groningen, waar indertijd Mr. Alexander! de Savornin Lohman en Dr. Abraham Kuyper in herstemming kwamen, door Prof. Hekkert strooibiljetten werden ver- spreid met dit kreupoldicht: ?AGeen dweepzieke Alexanders Geen Brammen vol venijn'. Verdienen Nederlanders -Te lieeten' of te zijn". In 'het jubileum-nummer van „Patri"] monium" herinnert .de Bondsvoorzitter,'"! de heer Van Vliet, er aan, dat 40 jaar! terug, een liberaal kiezer te Sneek al- dus zijn stembiljet invulde: „Brummelkamp is uitverkoren, Wolbers is de werkmansvriend. Daarom hebben zij 'tverdiend, Aan den Hem^J en gepeupel. Dat zij Neêrlands Parlement Sieren jnct hun vroom talent, Maar bet volk Halleluja, Kiest Wiebenga en Inserda!" Is, het wonder, dat, waar zulke mees- Iers voorgingen, ook thans do liberale dichtader nog heerlijk vloeit? FE1SIWLETÖN. Van hooger Orde. Naar hefc Engelsch. 97) Vroeg in den morgen stond ik op; maar niet te vroeg, want ik trof juffrouw Sil-: ver aan in de Hall, met haar hoed op, terwijl zij eigenhandig een deel van 't hare naar beneden gebracht had. Zij dacht er blijkbaar aan onmiddellijk te ver trekken. Met de grootste moeite kon ik, zonder mijn reden te kennen te geven, wat natuurlijk onmogelijk was, haar overhalen om te blijven. Arm meisje; ze iwildei bijna niet luisteren; zij was erg •opgewonden; cenige lteeren stond zij op om le vertrekken en dan ging zij weer zitten. Toen ten slotte de deur van de studeer kamer openging, stonden wij nog in de Hall, terwijl zij telkens onwillekeurig bloosde. Maar 't was enkel Edwin, die in den laatsten tijd de gewoonte bad aangeno men om zeer vroeg op te staan, om wis kunde te bestudeeren. Hij scheen verrast, dat hij mij zag met juffrouw Silver. „Wat moet die doos? Zij gaat toch niet. vertrekken?" j „Neen, ik heb haar verzocht om niet te gaan. Help gij haar over te halen, Ed win." Want Edwin, hoe stil hij ook was, was een jongen met veel verstand en veel invloed. Hij ging naar de gouvernante en nam haar hand. „Blijf toch; toe ik bid u, blijf toch." Zij stribbelde niet meer tegen, maar bleef. Ik liet haar alleen met Edwin en ging mijn gewone morgenwandeling doen, de tuin^op en neer, tot 't tijd was voor 't ■ontbijt. Een vreemd en pijnlijk ontbijt was 't; Guy was' er gelukkig niet bij. Het gesprek vlotte niet. Juffrouw Silver was tot mijn verbazing, zacht en teer als deze lente morgen. Meer dan eens glommen er tra nen in haar neergeslagen wimpers. En toen men haastig de ontbijttafel verliet Edwin was al heel spoedig weggegaan en mevrouw Halifax haar zacht aanstiet, schrok zij op en kreeg een hevige kleur. Die kleur veranderde geheel de uitdruk king van haar gezicht; deed haar tien jaar jonger en tienmaal beminnelijker schijnen. Ook de moeder merkte dat op en zij zeide zacht: „Mijn beste, wilt u met mij in de stu deerkamer gaan?" „Voor de lessen? Ja. Ik vraag excuus! Maud waar'is Maud?" „Laat de lessen voor dit oogenblik maar rusten. [We zullen even met mijn zoon spreken. Oom Phineas, wilt u komen? Wilt u komen, mijn beste?" „Als u 't wil," en zij volgde, ongewoon gehoorzaam, mevrouw Halifax. Arme Guy! Ik had werkelijk medelij den met hem. Eindelijk, toen juffrouw Silver pijnlijk onrustig werd en weer sprak over de les sen, zeide mevrouw Halifax „Nog arret Maud zal met 'n half uur komen. Wilt u zoo vriendelijk zijn en mijn plaats innemen en onder tusschen even bij mijn zoon blijven?" „O, zeker!" De moeder stond op, „mijn zoon, mijn beste jongen!" zei ze, terwijl ze over hem heen leunde en hem iets toe fluisterde; daarop verliet zij langzaam en kalm de kamer; ik volgde haar. Buiten de deur gingen wij vaneen en ik hoorde haar naar boven gaan, naar baar eigen kamer. Ongeveer een half uur later, toen Maud en ik uit den tuin kwamen, vonden wij haar, terwijl zij in de hall stond. Nie-i mand was bij baar en zij deed niets. Maud kwam met enkele bloemen, naar haar toe. „Erg mooi, erg mooi, mijn kindl" „Maar u kijkt er niet eens naar ik zal ze juffrouw Silver laten zien." „Neen," was 't haastige antwoord,, „kom hier Maud, juffrouw Silver is be zet." Ik stuurde 't meisje heen, want ik zag, dat zelfs de tegenwoordigheid van Mand onverdragelijlc was voor de moe der. Die arme moecler, wier onzekerheid tot angst geworden was. Zij wachtte, terwijl zij bij liet raam van de etkamer stond en luisterde on ging dan weer de „hall" in en uit. ,,'t Is vreemd erg vreemd. Hij be loofde 't mij te komen vertellen; zeker hij moet 't mij toch 't eerst zeggen mij, zijne moeder!" Zij zweeg. „Hoor, was dat de deur van de studeerkamer?" „Ik denk 't; nog een oogenblik en ge zult geheel zekerheid hebben." Ja nog een oogenblik en we waren geheel zeker. Dö jonge minnaar trad binnen met het bittere nieuws op 't gezicht. „Zij heeft mij afgeslagen moeder. Ik zal nooit meer gelukkig zijn!" Arme Guy. Ik sloop weg en liet den jon gen alleen met z'n moeder. Weer ging er een uur voorbij van de zen vreemden, wonderlijken dag. Het huis scheen pijnlijk rustig. Maud, troosteloos en boos, was met Walter naar het bosch gegaan; de vader en Edwin waren druk bezig in de fabrieken cn hadden een boodschap gezonden, dat geen van beiden zou komen eten. Ik liep van de oene ka mer in de andere, die kamer vermijdende waar Guy en moeder waren. Einde lijk hoorde ik lien beiden naar boven gaan. Guy kon niet zonder hulp loopen. Hij was afgewezen! onze Guy, dien wij allen onweerstaanbaar hadden ge dacht onze Guy, „wien te z:en hem lief te hebben was." Ik ontmoette mevrouw Halifax toen zij uit Guy's kamer kwam. Zij ging naar de kleine zijkamer, welke juffrouw Silver had als haar studeervertrek, vanwaar een trap van zes treden ongeveer, toegang gaf tot de kamer, waar zij en haar leer ling sliepen. De deur van de zijkamer stond open, die van de slaapkamer was gesloten. „Is zij daar?" „Guy's moeder stond besluiteloos. Plot seling wendde zij zich tot mij: „Houd de kinderen uit den weg, wilt ge, Phineas? Laat niemand, iets weten van Guy". „Natuurlijk niet." „Er zal een vergissing plaats gehad, hebben. Misschien is zij niet zeker van onze toestemming van die van zijiri vader en de mijne; maar het tegendeel moet haar duidelijk worden gemaakt; mijn jongen moet niet opgeofferd wor den; gij begrijpt 't, Phineas." Ja, misschien beter dan zij zelve, de arme moeder! (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5