Tweede Blad
Zaterdag 9 Juni 1923
Nabij God te zijn.
„Haar mij aangaande, het is my
goed naibij God te wezen."
Psalm 73 28.
In dit woord is de rust, de vrede, do
verzekerdheid.
Nabij God te zijn, en dat als een vreug
de ervaren,, dat is het hoogste waarheen
wij klimmen, het laatste dat wij berei
ken, het beste dat wij ontvangen.
Paulus spreekt ergens van een opgang
(een trap) des geloofs; laat ons mogen
z^»en, dat onze tekst de laatste hoogste
trede is van een trap met vier treden.
Dit is de eerste trede, dat men als
natuurlijk onwedergeboren mensch zegt:
„het is m ij goed verre van God
te w e z e n".
Hoe goed had die verloren zoon het in
dat verre land der zonde; daar dronk hij
uit den beker der zinnenbedwelming, daar
at hij van de tafel dei; overdaad. Het
was hem zoo goed verre te zijn van den
[Vader.
Zoo is het leven, zóó blijft helaas het
leven van millioenen verloren zonen en
dochters, die verloren blijven en verloren
willen blijven: zwijg, o Heiland; zwijg,
kerk; zwijg, vriend; zwijg, geweten;
zwijg, oude Bijbel!
Ze willen niet luisteren.
Neen, spreekt toch allen door, want er
is een andere mogelijkheid; dat ze wél
luisteren met door God geopend oor:
„mijn k'nd, het is u niet good verre van
mij te wézen, want zóó vindt gij Mij niet,
en den vrede niet, en uzelve niet: ,,h e t
is u s 1 e ch t v c r r e v a n G o d t e z ij n"
O, wonderlijk wonder^ als dat woord
levend wordt in een menschenhart.
Dat is de siddering, do ritseling van
des Heeren Geest.
Dat is de tweede trede, en de
eerste stap op weg uit de stad Verderf
naar het Vaderhuis.
Dit weet de verloren zoon, als hij tot
zichzelve kómt en klaagt: „hoe vele huur
lingen mijns Vaders hebben overvloed
van brood, en ik verga van honger".
Dit wist Asaf in Psalm 73, toen zijn
voeten bijna uitweken, en zijne treden bij
kans uitschoten, en hij buiten den
tempel Gods wek zag der goddeloozen
welvaart, maar na die welvaart hun vree-
selijk einde: „Die verre van U zijn, zullen
vergaan".
O, het is heel slecht, voor tijd en
eeuwigheid beide, verre van God te 'zijn!
Nog veel slechter dan wij durven den-
1 Wie dit scherp gevoelt, beseft, is al
opgetrokken tot cle derde trede van
de trap;.hier wacht een bittere ervaring,
maar met een heerlijk gevolg.
Hét is de ervaring en do stemming van
Góds oude bondsvolk: „wie den lïerg aan
roert, zal zekerlijk gedood worden"; van
Je'saja: „wee mij, want ik „verga"; van
Petrus: „Heere, ga uit van mijn, want
ik ben een zou dig mensch"; van den ver
loren zoon: „Vader, ik heb gezondigd en
ik ben niet meer waardig Uw zoon ge
naamd te worden".
Het is de ervaring, die de catechismus-
leeraar vertolkt, als hij spreekt over
„een hartelijk leedwezen, dat wij God
door onze zonden vertoornd hebben".
Wie kan wonen bij een verterend vuur,
bij een eeuwigen gloed?
O, het is mij s 1 e ch t, n a b ij
God te wezen.
Hier rijst echter de zon van liet Evan
gelie boven en in de duisternis van-zon
debesef en schuldgevoel.
In dezen nood grijpt de Heiland uw
hand, en naast hem leert gij den troon
dés gerichts óók zien als een troon der
genade, bestijgt ge c^e vierde trede en
wordt het u goed nabij God te
z ij n.
Asaf lieeft geworsteld, gebeden, gele
den, gestreden, maar als liij in het hei
ligdom God gevonden heeft, als God hem
'daar gevonden heeft, dan wordt allés
goed.
Dan komt er de rust, dé vréde, de ver
zekerdheid.
Nabij God!
Dat kan zijn de uitdrukking voor den
heiligen hartstocht der innerlijkheid van
het leven met God, waar alle taal en alle
teeken ophouden, ja, zelfs een smet en een
belemmering zijn, maar die worden
„nabij God" kunnen ook gelden als de
vertolking van den normalen toestand
van de geloovigen, die in Jezus Christus
den heiligen verontrustenden God ken
nen en liefhebben als hun Vader nabij,
als De Rust.
Is het ons woord, is zóó ons leven' ge--
worden?
„Welzalig, die bij dagen en bij nachten
„Gods wil bepeinst, en Hem als 't
[Hoogste Goed,
„Van harte zoekt met ingespannen
[krachten".
Totdat wij misschien van deze „hoog
ste" vierde tred® nog worden opgetrok
ken tot- de allerhoogste, de v ij f d e, de
trede van het Pinksterfeest: „mijn leven
is-met Christus verborgen in Gód."
Dat is liet allerheiligste van den tempel.
Dat is zwijgen èn Gods Geest laten
spreken.
Dat is» de rustige rust èn de krachtige
daad.
Dat is het einde, dat nooit eindigt.
BLOEMEN DER WOESTIJN.
Gij die nog te midden der feestvreugde
[leeft,
denkt dat de woestijn niet haar bloeme-
[kens heeft?
Al is het geen gaarde vol kleuren en
[geuren,
toch heeft zij haar bloemen! Wij moeten
[niet treuren.
Er bloeit daar, ten eerste hoe zachthe-
[melblauw
die teedero blaadjes! de bloeme der
[trouw.
Als wij op haar letten dan wil zij ons
[leeren
„O ziel, blijf getrouw, ook bij 't bitterst
[ontberen
Dan is er de purperen bloem van 'b geduld,
die rondom de lucht met heur balsem ver-
[vult
„Ziel, wil toch niet opgaan in ijdele klach-
[ten,
Uw Meester, Hij komt, ook al laat Hij zich
[wachten l"
Het bloemken der lioop, met haar vreug-
[devol groen,
verhult barren grond onder sappig festoen
„Ziel, blijf maar vertrouwend uw lijdens-
[weg loopen,
nooit worden beschaamd die getroost op
[Hem hopen"
De bloeme der liefde, zoo zachtrood cn
[warm,
maakt rijk de woestijn, die zoo bar is en
[arm.
„O ziel, trouwe ziel, niets behoeft gij te
[vree zen,
bewaart gij de liefde, want die is de
[meeste!"
En zoo is er troost voor de ziel die wil zien
die gretig aanvaardt wat de bloemkens
[haar biên,
en stillekens zich door heur God laat ver-
Wijden,
Die nimmer Zijn kindren alléén laat in 't
[lijden.
NELLY.
iCEKBC EM SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. To Lettelbert en Enumatil
(toez.): D. Siemelink, oand. te Groningen;
te Nieuw-Beerta (toez.): J. J. Hornan te
Zwaag; to Aalst: A. Prins te Giessendanu
Bedankt. Voor Ooster-Nijkerk (toez.)
E. v. Asch te Daarle (O.)voor Nieuw-Ven
nep: A. A. Dönszelmann te Workum.
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te MiddelburgJ. Voer-
man te Warns.
Bedankt. Voor Schipluiden: U. Bu-
walda te O. en N. Bildtzijl.
Bevestiging, Intrede,
Ds. K. de Groot te Oldehove (Gr.)
hoopt 17 Juni a.s. bevestigd te worden, en
intredo te doen bij de Nedercl. Herv. Gem.
te Oosterwolde (Fr.)
Ds. A. de Blois.
Nar wij vernemen, is Ds. A. de Blois,
pred. der Geref. Gemeente te Vlaardingen,
wegens zenuwoverspanning genoodzaakt
geworden voor eenigen tijd volkomen rust
te nemen.
Beroepingswerk.
De Nieuwe Kerkelijke Kiesvereeniging
„Het Evangelie" te Amsterdam, beveelt de
volgende drietallen aan voor de Verkiezing
op g.s. Maandag:
Eerste drietalds. G. O. A. Oskamp
(pred.)ovangelist), Winterswijk; ds. M. van
Empel, Middelburg en dr. J. C. Roose, Gro
ningen.
Tweed drietal: ds. G. W. C. Vunderink,
Haarlem; H. P. de Pree, Alkmaar; en ds.
D. A. van den Bosch, 's-Gravenhage.
Het centraal comité der Gezamenlijke
Vriendenkringen beveelt de volgende drie
tallen aan:
Eerste drietal J. van Duijvenboden, te
Rotterdam; G. A. Pott, te Oud-Beierland
en G. de Vries te Stedum.
Tweede drietal: G. van Dijk Az., te
Lisse; G. A. den Hertog te Diemen; en N.
G, Veldhoen te Alphen aan den Rijn.
Theologische school te Kampen.
Het programma voor den Theol. School
dag te Kampen is nu als volgt samenge
steld:
Woensdagavond 20 Juni. Bidstond onder
voorgang van Ds. J. Domna, van Den Haag
en Begroetingssamenkomst.
Donderdag 21 Juni. Prof. Dr. H. Bouw
man van Kampen: „Openingswoord"; Dr.
J. Waterink van Zutphen: „De Kerk in
de Stad en op het Platteland"; A. Zijlstra,
lid der Tweede Kamer: „Een stad op een
berg"; Ds. J. de Waard van Spakenburg;
en Ds. J. Gispen van Groningen: „Heilig
Conservatisme".
Evangelische Alliantie.
Do afdceling Nederland van de Evange
lische Alliantie kwam Maandag, Dinsdag
en Woensdag te Zeist in Jaarvergadering
bijeen.
De jaarverslagen van secr. en 'penningm.
werden goedgekeurd.
Voorts werden een 3-tal openbare con
ferentie-bijeenkomsten gehouden, waarbij
als sprekers optraden Ds. W. S. Reichel,
L. G. James, Dr. Jansen Schoonhoven van
Almen, Pfarreg* Vroeke, van Wernigerode,
Ds. R. E. v. Arkel te Utrecht, Dr. F. J.
Beerens te Utrecht en Dr. J. H. Gunning
te Serooskerke.
Bij referendum werd nog besloten de
conferentie voortaan ieder jaar te Zeist
te houden.
Zending.
De Algemeene Zendings-Conferentie zal
dit jaar te Amsterdam worden gehouden
op Maandag 22, Dinsdag 23 en Woensdag
24 October. Een overzicht, zal worden ge
geven. van den groei van, het zendingswerk
in de laatste 25 jaren.
Een professor per elf studenten.
Het jongste jaarverslag van ons Hoóger
Onderwijs vermeldt, dat er aan de 4 uni
versiteiten. in de theologie studeerden 204
personen, voor wie er zijn '22 professoren.
In Leiden' 50 studenten, 5 professoren;
Utrecht 102 studenten, 5 professoren; Am
sterdam 17 studenten, 8 professoren; Gro
ningen 35 studenten, 5 professoren. Dit
laatste jaar kwamen er aan alle universi
teiten tezamen slechts 43 theologische stu
denten bij.
Verdeeling van Studiebeurzen.
In „Bergopwaarts" wijst Prof. Obbink
op het geheele gebrek aan samenwerking
tusschen de, verschillende beheerders van
studiebeurzen, waardoor allerlei onbillijk
heden kunnen ontstaan. De regeering ver
leent natuurlijk wel geen studiebeurzen
zonder vooraf de betreffende faculteit te
raadplegen over elke sollicitatie. Maar de
Faculteit beschikt voor haar advies niet
over alle gegevens, die zij zou noodlg heb
ben. Zij weet b.v. nie^, welk bedrag de vra
gende student reeds uit andere beurzen
tot ondersteuning zijner studie ontvangt.
Hetzelfde geldt van elk ander college dat
studiebeurzen te vergeven heeft.
Prof. Obbink zou dit bezwaar op de vol
gende wijze willen doen opheffen:
De verschillende studiebeurzen wijzen
samen een of twee personen aan buiten
de universitaire kringen ter vorming
van een inlichtingsbureau, waar een lijst
van alle beurzen-genietenden wordt bijge
houden. De gegevens daarvoor worden aan
dat bureau verstrekt door de bestuurders
der studiebeurzen die van elke verleende
beurs of gratifiea&e bericht zenden, aan
dat bureau, en hunnerzijds het recht heb-,
ben aan dat blireau voor elk afzonderlijk
geval inlichtingen te vragen. Dat bureau
adviseert dus niet, oefent geen den min
sten invloed op do begeving der beurzen,
laat ieder beheerscollege volkomen vrij.
Het antwoordt alleen op do ingekomen
vragen naar het bedrag der beurzen dat
door een bepaald student wordt genoten.
Een dergelijke samenwerking zou aan
veel misbruiken, en wanverhoudingen een
einde maken, en, ook al mocht aanvanke
lijk deze samenwerking niet algemeen zijn,
zelfs al' zou ze nooit algemeen worden, als
maar de helft of 2/3 der „studiebeurzen"
voor zoodanige samenwerking zich aaneen
sloten, dan zou het daardoor verkregen
resultaat ruimschoots de moeite waard zijn
De leerplichtwet.
Het hoofdbestuur van den Bond van
Ned. Onderwijzers heeft, naar „De Bo
de" mededeelt, een adres gezonden aan
de Tweede Kamer, waarin het mededeelt,
dat het heeft kennis genomen van liet in
gediend ontwerp van wet tot wijziging
der Leerplichtwet, waarvan de bedoeling
is; tot en met het eind van 1924 de leer
verplichting to beperken lot een 'zes
jarige.
Adressant meent, dat in het bijzonder
het zevende leerjaaV der lagere school
van onschatbare waarde moet worden
geacht, doordat juist in zulk een zeven
de leerjaar de leerlingen komen op den
leeftijd, dat zich vele nieuwe mogelijkhe
den tot" ontwikkeling van den kinderlijken
geest openen, terwijl tevens in dit leer
jaar de gelegenheid komt tot beter vast
leggen van de leerstof; en
dat vooral na den aohteruitgang van
het vervolgonderwijs, welke verwacht
moet worden van de jongste wijziging
der Lager-Onderwijswet 1920 het zeven
de leerjaar onontbeerlijk moet worden
geacht in het onderwijsstelsel van ons
land.
Verder oordeelt adressant dat omtrent
de in werkelijkheid door aanneming van
dit ontwerp te verkrijgen bezuiniging
slechts gissingen zijn te maken, en geen
berekeningen; en
dat aanneming van dit ontwerp zou
zijn in het nadeel van het Nederlandsclie
onderwijs.
Eerste Kamer.
De leden van de Eerste Kamer zijn
ter vergadering bijeengeroepen tegen
Dinsdag 19 dezer, des avonds te half-
negen.
Na het bezoek van Koning Haakon.
Do Koningin heeft het volgende tele
gram van den Koning van Noorwegen
ontvangen:
Bij bet eindigen van mijn bezoek aan
Uwe Majesteit stel ik er-prijs op, Uwe
Majesteit en Z.%K. H. den Prins der
Nederlanden opnieuw dank te zeggen
voor de indrukwekkende ontvangst welke
Zij en het Nèderlandsche volk mij be>
reid hebben. Ik ben er diep door getrof
fen en zal een steeds levendig blijvende
herinnering bewaren aan mijn bezoek,
dat de vriendschapsbanden tusschen
Noorwegen en Nederland zal bevesti
gen.
Hare Majesteit heeft daarop het vol
gende geantwoord:
Uwe Majesteit dank zeggende voor
Haar minzaam telegram, stel ik er prijs
op Haar nogmaals de verzekering te ge
ven dat wij evenals mijn volk ten zeerste
hebben gewaardeerd het blijk van
vriendschap dat, Uwe Majesteit ons beeft
geschonken door Haar vriendelijk bezoek,
waarvoor ik Haar nog zeer hartelijk
dank zeg. Uw verblijf in Nederland zal
zeSer er toe bijdragen om de banden
van vriendschap, welke zoo gelukkig
tuscshen onze beide landen bestaan, te
bevestigen en nauwer aan te halen.
Afhaling van poststukken.
Tot dusverre werd aan- personen, aan
wier woningen tengevolge van de ophef-
find der Zondagbestelling" op Zondag
geen correspondentie bezorgd wordt, op
dien dag,- de gelegenheid gegeven tot
kostelooze afhaling van voor hen be
stemde poststukken.
Door den Directeur-Generaal is thans
bepaald, dat aan deze personen, voor
zooveel daaruit voor de postadministra
tie geen kosten /voortvloeien, kosteloos de
gelegenheid moet worden gegeven ook des
Zaterdags gedurende den openstellings-
tijd hup. correspondentie aan het- post-:
kantoor af te,halen.
Dit geldt alleen voor stukken, weika
op Zaterdag niet meer in de bestelling
worden opgenomen. - -1
Beperking invoer van schoenen.
De heer F 1 e s k e n s beeft den minis-^
ter van A., H. en N. de volgende vragen!
gesteld:
lo. ïs liet den minister bekend, dat
nog steeds groote hoeveelheden schoen
werk, hoofdzakelijk uit landen met liga
valuta, in ons land worden ingevoerd?
2o. Acht de minister het niet aller-*
noodzakelijkst om ten spoedigste dïo
maatregelen te nemen, welke tot de noo-!
dige invoerbeperking leiden?
3o. Kan de minister de redenen mede-
deolen, waarom nog geen gebruik is ge
maakt van do bevoegdheid, neergelegd
in de Schoen enwet. om den invoer van
schoenwerk te beperken9
4o. Kan de inTnfster toezeggen, dat de
daartoe noodige maatregelen ten spoedig
ste in werking zullen treden?
Het natte weer en de veeteelt,
ïn het bedrijf van den Frieschen greid-
boer ziet men tegenwoordig oen toestand,
Ui-en zich de oudste boeren niet herinneren
In de hooilanden staat een uikke zware
gras, maaiers en machines vellen de vrucht
neer -en daarnaast bevinden zich de wei
landen, kaal een stukgetrapt, zonder vee
er in. Het vee staat grootendeèl3 nog on
sta-I.
Nog nooit is zoiets gebeurd, zeggen de
oudjes. En toch i do boeren gedwongen
hun vee op stal houden cf weer te stal
len, in het belang van het vee en in het -
belang van het weiland.
Door de koude en natte weersgesteldheid
en den voehtigen bodem leed de gezond
heidstoestand van het vee, ging de melk-
opbrengsb in plaats van vooruit achter
uit. Ziektegevallen, meest longontsteking,
kwamen voor en menige boer vond 's mor
géns een koe dood in liet land, te midden
van een waterplasje. De lichaamszwaarte
van het dier had uit den voehtigen bodem
het water geperst en daarin la;g het beest
des nachts of 's daags te herkauwen. Dan
vaak nog regen bovendien.
En daarnaast werd het land stukgetrapt,
zoodat veel gras verleren ging en de bo- j
dem soms meer op bouwland dan op
weide leek. Daarin zeer weinig gras, maar
dat kan spoedig verkecnen. Een paar zon-
nige dagen kunnen op dat gebied wonde
ren deen.
nu gemaaide gras wordt natuurlijk i
allemaal ingekuild, behalve een deal ervan,
dat aan het vee op stal wordt gevoederd,;
want hooi heeft zoo wat geen enkele boer 1
meer. Dat is met zoe'n langen staltijd te
begrijpen.
POLITIEKE DICHTERS.
In fel-bewogen tijden, zegt onze Rot
terdammer, worden de dichters ge
boren.
Zóó kan het geen verwondering wek
ken, dat de laatste stembusstrijd voor
Gemeenteraad en Provinciale Staten en-
kele poëten deed opstaan, wier proeven
ook in ons blad vermelding vonden.
Voo?al een vrijheidslievend anti-cleri-
caal uit Zuid-Beieiland bleek duchtig
door den dichtergeest te zijn geïnspi-1
reerd.
Op doorluchte voorgangers kunnen zij
wijzen.
Bekend is hoe bij een verkiezing te
Groningen, waar indertijd Mr. Alexander!
de Savornin Lohman en Dr. Abraham
Kuyper in herstemming kwamen, door
Prof. Hekkert strooibiljetten werden ver-
spreid met dit kreupoldicht:
?AGeen dweepzieke Alexanders
Geen Brammen vol venijn'.
Verdienen Nederlanders
-Te lieeten' of te zijn".
In 'het jubileum-nummer van „Patri"]
monium" herinnert .de Bondsvoorzitter,'"!
de heer Van Vliet, er aan, dat 40 jaar!
terug, een liberaal kiezer te Sneek al-
dus zijn stembiljet invulde:
„Brummelkamp is uitverkoren,
Wolbers is de werkmansvriend.
Daarom hebben zij 'tverdiend,
Aan den Hem^J en gepeupel.
Dat zij Neêrlands Parlement
Sieren jnct hun vroom talent,
Maar bet volk Halleluja,
Kiest Wiebenga en Inserda!"
Is, het wonder, dat, waar zulke mees-
Iers voorgingen, ook thans do liberale
dichtader nog heerlijk vloeit?
FE1SIWLETÖN.
Van hooger Orde.
Naar hefc Engelsch.
97)
Vroeg in den morgen stond ik op; maar
niet te vroeg, want ik trof juffrouw Sil-:
ver aan in de Hall, met haar hoed op,
terwijl zij eigenhandig een deel van 't
hare naar beneden gebracht had. Zij
dacht er blijkbaar aan onmiddellijk te ver
trekken. Met de grootste moeite kon ik,
zonder mijn reden te kennen te geven,
wat natuurlijk onmogelijk was, haar
overhalen om te blijven. Arm meisje; ze
iwildei bijna niet luisteren; zij was erg
•opgewonden; cenige lteeren stond zij op
om le vertrekken en dan ging zij weer
zitten.
Toen ten slotte de deur van de studeer
kamer openging, stonden wij nog in de
Hall, terwijl zij telkens onwillekeurig
bloosde.
Maar 't was enkel Edwin, die in den
laatsten tijd de gewoonte bad aangeno
men om zeer vroeg op te staan, om wis
kunde te bestudeeren. Hij scheen verrast,
dat hij mij zag met juffrouw Silver.
„Wat moet die doos? Zij gaat toch niet.
vertrekken?"
j „Neen, ik heb haar verzocht om niet te
gaan. Help gij haar over te halen, Ed
win." Want Edwin, hoe stil hij ook was,
was een jongen met veel verstand en veel
invloed. Hij ging naar de gouvernante en
nam haar hand. „Blijf toch; toe ik bid u,
blijf toch."
Zij stribbelde niet meer tegen, maar
bleef. Ik liet haar alleen met Edwin en
ging mijn gewone morgenwandeling doen,
de tuin^op en neer, tot 't tijd was voor 't
■ontbijt.
Een vreemd en pijnlijk ontbijt was 't;
Guy was' er gelukkig niet bij. Het gesprek
vlotte niet. Juffrouw Silver was tot mijn
verbazing, zacht en teer als deze lente
morgen. Meer dan eens glommen er tra
nen in haar neergeslagen wimpers. En
toen men haastig de ontbijttafel verliet
Edwin was al heel spoedig weggegaan
en mevrouw Halifax haar zacht aanstiet,
schrok zij op en kreeg een hevige kleur.
Die kleur veranderde geheel de uitdruk
king van haar gezicht; deed haar tien
jaar jonger en tienmaal beminnelijker
schijnen. Ook de moeder merkte dat op
en zij zeide zacht:
„Mijn beste, wilt u met mij in de stu
deerkamer gaan?"
„Voor de lessen? Ja. Ik vraag excuus!
Maud waar'is Maud?"
„Laat de lessen voor dit oogenblik maar
rusten. [We zullen even met mijn zoon
spreken. Oom Phineas, wilt u komen?
Wilt u komen, mijn beste?"
„Als u 't wil," en zij volgde, ongewoon
gehoorzaam, mevrouw Halifax.
Arme Guy! Ik had werkelijk medelij
den met hem.
Eindelijk, toen juffrouw Silver pijnlijk
onrustig werd en weer sprak over de les
sen, zeide mevrouw Halifax „Nog
arret Maud zal met 'n half uur komen.
Wilt u zoo vriendelijk zijn en mijn plaats
innemen en onder tusschen even bij mijn
zoon blijven?"
„O, zeker!"
De moeder stond op, „mijn zoon, mijn
beste jongen!" zei ze, terwijl ze over hem
heen leunde en hem iets toe fluisterde;
daarop verliet zij langzaam en kalm de
kamer; ik volgde haar. Buiten de deur
gingen wij vaneen en ik hoorde haar
naar boven gaan, naar baar eigen kamer.
Ongeveer een half uur later, toen Maud
en ik uit den tuin kwamen, vonden wij
haar, terwijl zij in de hall stond. Nie-i
mand was bij baar en zij deed niets.
Maud kwam met enkele bloemen, naar
haar toe.
„Erg mooi, erg mooi, mijn kindl"
„Maar u kijkt er niet eens naar ik
zal ze juffrouw Silver laten zien."
„Neen," was 't haastige antwoord,,
„kom hier Maud, juffrouw Silver is be
zet." Ik stuurde 't meisje heen, want ik
zag, dat zelfs de tegenwoordigheid van
Mand onverdragelijlc was voor de moe
der. Die arme moecler, wier onzekerheid
tot angst geworden was.
Zij wachtte, terwijl zij bij liet raam
van de etkamer stond en luisterde on
ging dan weer de „hall" in en uit.
,,'t Is vreemd erg vreemd. Hij be
loofde 't mij te komen vertellen; zeker hij
moet 't mij toch 't eerst zeggen mij,
zijne moeder!"
Zij zweeg. „Hoor, was dat de deur
van de studeerkamer?"
„Ik denk 't; nog een oogenblik en ge
zult geheel zekerheid hebben." Ja nog een
oogenblik en we waren geheel zeker. Dö
jonge minnaar trad binnen met het
bittere nieuws op 't gezicht.
„Zij heeft mij afgeslagen moeder. Ik
zal nooit meer gelukkig zijn!"
Arme Guy. Ik sloop weg en liet den jon
gen alleen met z'n moeder.
Weer ging er een uur voorbij van de
zen vreemden, wonderlijken dag. Het huis
scheen pijnlijk rustig. Maud, troosteloos
en boos, was met Walter naar het bosch
gegaan; de vader en Edwin waren druk
bezig in de fabrieken cn hadden een
boodschap gezonden, dat geen van beiden
zou komen eten. Ik liep van de oene ka
mer in de andere, die kamer vermijdende
waar Guy en moeder waren. Einde
lijk hoorde ik lien beiden naar boven
gaan. Guy kon niet zonder hulp loopen.
Hij was afgewezen! onze Guy, dien
wij allen onweerstaanbaar hadden ge
dacht onze Guy, „wien te z:en hem
lief te hebben was."
Ik ontmoette mevrouw Halifax toen zij
uit Guy's kamer kwam. Zij ging naar de
kleine zijkamer, welke juffrouw Silver
had als haar studeervertrek, vanwaar een
trap van zes treden ongeveer, toegang
gaf tot de kamer, waar zij en haar leer
ling sliepen. De deur van de zijkamer
stond open, die van de slaapkamer was
gesloten.
„Is zij daar?"
„Guy's moeder stond besluiteloos. Plot
seling wendde zij zich tot mij:
„Houd de kinderen uit den weg, wilt
ge, Phineas? Laat niemand, iets weten
van Guy".
„Natuurlijk niet."
„Er zal een vergissing plaats gehad,
hebben. Misschien is zij niet zeker van
onze toestemming van die van zijiri
vader en de mijne; maar het tegendeel
moet haar duidelijk worden gemaakt;
mijn jongen moet niet opgeofferd wor
den; gij begrijpt 't, Phineas."
Ja, misschien beter dan zij zelve, de
arme moeder!
(Wordt vervolgd)