Tweede Blad
Zaterdag 2 Juni 1923
Jt
iI Dit beginsel der teekenen 'heeft
ii 'i r-Jezus gedaan te Kana in Galilea, en
fj ir i 1 heeft zijne'heerlijkheid geopenbaard:
ri en zijne discipelen geloofden in hem.
i Johannes 2 11.
In Jezus' aardsche verschijning trekt
beurtelings het echt menschelijke en het
waarachtig- Goddelijke de aandacht.
Het echt menschelijke.
Zonder zonde, zeer zeker. Maar toch
weer zoo, dat zijn volstrekte heiligheid
niet afstoot, niet hang en bevreesd maakt,
niet op een afstand houdt.
Neen-, de kinderen zelfs naderen hem
onbeschroomd. En in den tempelvoorhof
springen en zingen ze om hem heen.
Jezus trekt zich niet uit het wereldle
ven terug, maar gaat er midden in.
Johannes de Evangelist zegt er van:
„liet Woord is vleesch geworden en
heeft onder ons gewoon d".
Gewoond, zóó, dat ieder met hem in
aanraking kwam. Heel anders dan een of
ander hooggeplaatst man, met wien
slechts een beperkte kring van bevoor-r
rechten kennis en omgang heeft.
Want ieder spreekt Jezus aan. En de
schare verdringt hem.
Maar even sterk treedt weer een andere
maal het waarachtig God del ij ke naar
voren.
- Dat is het, wat de Evangelist tegelijk
zegt van dit onder-ons-wonen van het
vleesch geworden Woord: „en wij heb
ben zijne heerlijkheid aanschouwd, eeno
heerlijkheid als des eeniggehorenen van
den Vader."
Toch schrikt die Goddelijke heerlijk
heid, die in hem aanschouwd wordt, niet
af. Want het is aan hem alles „vol van
genade en waarheid".
Zoo dringt zijn Goddelijke heerlijkheid
het echt mensclkelijke niet opzij.
Het heft de menschelijke aardsche ver
schijning niet op tot een engelen-figuur.
Maar naast, en met, en achter, en hoven
dat echt menschelijke wordt het waar
achtig en eenig Goddelijke geopenbaard.
En dat niet tot onzen schrik of tot ons
verderf, maar tot onzen troost en tot onze
redding.
De eerste openharing van die héérlijk-
heid van het Woord, dat vleesch gewor
den is, heeft plaats gehad te Kana in
Galilea, waar Jezus het water wijn ge
maakt heeft.
Er waren wel andere blijken van zijn
Goddelijke heerlijkheid voorafgegaan.
Reeds in den nacht van zijn geboorte
daalden Gods engelen neder om zijn komst
op aarde té verheerlijken. Johannes de
Dooper zag -den Geest op hem nederdalen
en op hem bhjven.
En Nathanael, die Israëliet zonder be
drog, werd bij de eerste ontmoeting met
Jezus zoo aangegrepen door zijn meer-
dan-menschelijke -kennis van do verbor
gene dingen van elks hart, dat hij in aan
bidding uitriep: Rabbi, gij zijt de Zone
Gods, gij zijt de Koning Israels!
Maar dat alles waren nog maar teeke
nen, die aan Jezus waren gedaan, niet
door Jezus. En wat Nathanael in ver-
rukking•bracht, was nog niet een .daad,
maar een woord van Jezus. Vandaar,
dat Jezus tot hem zegt: Gij' zult grooter
dingen zien dan deze.
Drie dagen later gebeurde het, in Na-
thanaels eigen woonplaats, te Kana in
Galilea.
Johannes verhaalt ons die gebeurtenis
in bijzonderheden.
Het verhaal is overbekend, en behoeft
dus niet te worden herhaald.
Maar wel is hier weer opvallend, voor
eerst dat Jezus zich liet vinden op een
bruiloft, waar het dus vroolijk toeging.
Ook hier weer dat ingaan van Jezus in
ons menschelijk leven. Iels dat zich bij
Johannes den Dooper eenvoudig niet den
ken laat.
En dan, dat Jezus niet eigenmachtig
optreedt. „Mijne ure is nog niet geko
men", zoo zegt hij tot Maria, zijne moe
der. Ook voor- dit wonderwerk was het
oogenblik door den Vader bepaald. En
eerst dan als Jezus weet, dat het oogen
blik daar is, doet hij, w.at de Vader hem
te doen geeft.
Maar dan gebeutt het ook.
En de betooning van zijn macht en
heerlijkheid als des eeniggehorenen van
den Vader is in één woord overweldigend
De zes steenen watervaten, worden op
Jezus' bevel tot boven aan toe met water
gevuld. Dan zegt Jezus, dat ze eruit
scheppen en het tot den hofmeester, «die
de leiding yan het bruiloftsfeest heeft,
moeten brengen.'
En het water blijkt veranderd le
zijn, in wijn, in den besten wijn. En niet
weinig: de metreet te rekenen op voor het
minst bijna 40 liter, geeft voor tusschen
12 en 18 metreten, 470 a 700 liter wijn,
d. i. 2 a 3 okshoofd.
Wie maakt hier niet als vanzelf een
vergelijking tusschen het eerste optreden
van Mozes den Middelaar des Ouden
Verhonds en Jezus, den Middelaar des
Nieuwen Verbonds! Mozes, op wiens
woord het water van Egypte tot bloed
werd. En Jezus, die door zijn Woord het
water wijn maakt!
Allerlei gedachten, die zich aan deze
uitkomst van Jezus' eerste wonderwerk
zouden kunnen vastknoopen, snijdt Jo
hannes echter af door het slotwoord: Dit
beginsel der teek en en heeft Jezus gedaan
te Kana in Galilea, en heeft zijne heer
lijkheid geopenbaard; en zijne discipelen
geloofden in hem.
Daar ging het om.
En niet om opzien te haren, niet. om
door het buitengewone bij de menschen
vleeschelijke verwondering teweeg te
brengen. En wel allerminst behoeft het
nog gezegd? om onmatigheid te voe
den.
En evenmin om het bruiloftsfeest, dat
door het gebrek aan wijn dreigde afge
broken te worden, voort te zetten, of den
gastheer uit de verlegenheid te redden.
Dit was wel mede hét gevolg ervan.
Maar hoofddoel was toch: door een te-eken
zijn heerlijkheid als de Zone Gods te.
openharen, opdat ze. in hem zouden geloo-
von.
Dit teeken werd zoo gekozen, dat zijn
milde gunst erin uitblonk, en dat het'
menschen kon lokken en aantrekken.
Zooals Jezus is, zoo is het Evangelie.
Het zoekt u als mensch mhfr Qods goe
dertierenheid en trouw.
Het daalt tot u af. Het sluit zich hij
u aan. Het opent do schatten van Gods
rijke gunst en zijn almachtige genade.
Niet maar voor uw zondaarsnooden in
het afgetrokkene, maar voor uw leven
en uw bestaan als mensch.
Maar dan ook: voor altijd en eeuwig
heid beide. Niet voor dit leven alleen; en
niet voor het leven na ^it leven, maar
voor heel uw aanzijn.
En het brengt u hulp en uitkomst,
die niet van menschen komen kan, maar
waarin de heerlijkheid Gods n tegenblinkt
vol van genade en waarheid, zooals die
in Christus verschenen zijn.
Verschenen om aan u te wordon geopen
baard.
Maar ook om door u te worden ver-
herelijkt, opdat ook zij met u mogen ge-
looven in Jezus Christus, dien God ge
zonden heeft.
DE VROOLIJKE REIZIGER.
Wijk, wereldsch gewemel!
Ik moet naar den hemel,
Verhinder me niet!
Weg, zonden, zwijgt lusten!
Ik wil hier niet rusten
In 's vijands gebied.
*k Zal bosscben en strocmeni
En rotsen niet schromen
Maar 't veilige pad
Kloekmoedig betreden,
Dat Jezus beneden
In 't reizen betrad.
Met Hem wil ik zwerven,
En 't wereldsch goed derven;
Wat geef ik cm schijn!
*k Zeek schatten van waarde,
En wil hier op aarde
Een vreemdeling zijn.
Verkeer© ik in 't eenzaam
Met Jezus gemeenzaam,
Dan wens Ar ik niets meer.
En reis ik met and ren:
Wij troosten malkandren,
En leven den Heer.
Hoe dichter ik nader
Aan 3t huis van mijn Valer,
Koe sterker ik hijg
Naar dé eeuwige woning-
Het feest van mijn kroning,
En 't eind van deif krijg!
En wat zou mij hindren?
'k Zie de uurtjes reeds mindren,
Laat 't werelds gedruisch V
Mijn moed niet verslappen?
Nog weinige stappen,
En dan ben ik thuis!
VAN ALPHEN.
KEBK Efa SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te Sebaldeburen (toe-z.)
D. Siemelink, cand. te Groningen.
Bedankt. Voor Arnemuiden: W. J.
Kolkért te Eemnes-Buiten.
GEREF. KERKEN. r
Tweetal. Te DedemsvaartJ. Ton-
kens te Lutjegast en D. Steenhuis te Lop-
persum.
Beroepen. Te OoltgensplaatB.
Meijer te Ierseko; te Altoveer: J. H. Don-
ner, cand. te Goes; te Middelburg: H. J.
Heida te Vlaardingen.
Aangenomen; Naar KlundertG.
Laarman te Scharendijke.
GHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te Vlissingen: J. Tolsma
te Zeist.
Jubileum.
hs. J. Gispen, predikant bij de Geref.
Kerk van Groningen B, herdenkt Dinsdag
den dag waarop hij voor 25 jaar in hot
ambt bevestigd werd. Geboren 1 Juni 1874
deed Ds. Gispen 5 Juni 1898 zijn intrede
bij de Geref. Kerk van Overschie. 10 Nov.
1901 vertrok hij naar Ba me veld, waar hij
10 jaar arbeidde, 3 Dec, 1911 ging hij naar
Alp hen aan den Rijn, welke standplaats
in Juli 1910 met Assen verwisseld werd.
Sinds 9 Mei 1920 dient Ds. Gispen de
Kerk van Groningen B.
Ds. P. de Groot, f
Te Leeuwarden overleed Ds. P. de Groot
emeritus-predikant bij de Geref. Kerk van
Wianswerd. Geboren 16 Aug. 1858 te Nes
(W.-D.), had hij reeds vroeg begeerte naar
het predikambt. Later is -hij nog gaan stu-
deenen. Hij werd in 1888 candidaat in de
theologie en was achtereenvolgens predi
kant te Naaldwijk, Rinsiunageest, Meppel,
Emlicheïm en van 10 Febr. 1906 tot 13
April 1922 te Wans werd, toen hij als eme
ritus-predikant zich métterwoon in Leeu
warden vestigde. Ds. de Groot heeft met-
lust en toewijding den Heere in de ge
meenten gediendzijn adviezen op ker-
kelijlco vergaderingen werden op «vgen
prijs gesteld. Den laatsten tijd was hij
lijdende; in Leeuwarden is hij slechts een
enkele maal in den Dienst des Woords
voorgegaan. Ds. de Groot bereikte den
leeftijd van 64 jaren.
Perem. examen.
Door de classis Sneek der Geref. Kerken
is peremtoir onderzocht en toegelaten tot
de bediening des Woords in de Geref.
Kerken de heer J. Hettinga, beroepen pre
dikant le Wijkel en Balk.
Bondsdag Chr. Geref. rJ. V.
Naar wij vernemen zal do Bondsdag
van den Bond van Christ. Geref. Jonge-
lingsvereenigingen Woensdag 22 Augustus
a.s. in de Chr. Geref. Kerk te Utrecht ge
houden worden.
Prov. Diac. Conferentie der Geref. Kerken
in Zuid-Holland.
Woensdag werd de Prov. Diac. Confe
rentie te Gouda gehouden onder leiding
van den voorzitter, den heer A. J. L. van
Beeck Calkoen.
Na het openingswoord van den voorzit
ter kwam aan .de orde de vraag van
Maassluis B:
Is het niet wenschelijk te komen tot op
richting van een Provinciaal Diaconaal
Tehuis voor verzorging van hulpbehoeven
den en zwakzinnigen, met name van die
personen, welke niet opgenomen of ver
pleegd kunnen worden in een Rusthuis of
in huiselijk verkeer?
Aangezien algemeen de behoefte wordt
gevoeld om te komen tot zulk een stich
ting, werd besloten een commissie te be
noemen, om te onderzoeken wat er ge
daan kan worden. In deze commissie na
men zitting de heeren J. de Raadt (Gou
da), van der Lee (Katendrecht), M. v.
Rossen (Maassluis) en Donncr (Rotterdam)
Vervolgens kwam aan de orde een vraag
van Gouda:
Is een Diaconie verplicht gemeinteleden,
die nooit of bijna nooit ter kerk komen,
te ondersteunen?
Algemeen was men van gedachte, dat
men moet blijven ondoraleunen, zoolang
de betrokken personen lid zijn.
Naar aanleiding van de vraag van
Nieuwland bij LeerdamHoe moet de
Diaconio bandelen met reizende broeders,
die plotseling ziek worden? Komen die
voor rekening van do Diaconie ter plaatse
waar zij ziek worden? gaf de Voorzit
ter als hoofdlijn aan: liet in overleg tre
den of corresponderen met die andere
gemeente. Katendrecht zegt, dat die
Diaconie het een eerschuld moet vinden,
om zelf do kosten te dragen. Kan ze niet,
dan moet geholpen worden cn kan in over
leg getreden worden met do andere ge
meente.
Leidschendam vraagtHoe oor
deelt de conferentie over: a. het zitting
nemen van Geref. Diakenen in een college
van het Burgerlijk Armbestuur; b. het
ontvangen (of geven) van steun van (of
aan) het Burgerlijk Armbestuur? Vervol
gens: Hoe moeten .ondersteunden der Ge
ref. Diaconie, die onvoldoenden steun ont
vangen van de Geref. Diaconie, zich hou
den tegenover steunaanbieding* van het
Burgerlijk Armbestuur?
De V oorzitter spreekt als zijn mee
ning uit, dat we niet den weg op moeten
gaan, dat een Geref. als diaken zitting
heeft.
Na breede godachtenwisseling werden op
voorstel van den voorzitter de volgende
conclusies aangenomen:
In bepaalde omstandigheden kan een
Geref., ook een Geref. diaken, deelnemen
aan de werkzaamheden van het B. A.
Dat zitting nemen moet niet het karak
ter hebben van een vertegenwoordiger van
de Geref. Diaconie.
Het ontvangen of geven van steun moet
afgekeurd worden.
De Geref. Diaconie is in elk geval ver
plicht zorg te dragen voor het verleenen
van voldoenden steun, of door eigen kracht
of door onderlingen steun.
Tenslotte werd nog behandeld het al of
niet steun verleenen aan personen, die in
hun bedrijf achteruitgegaan zijn, en niet
bij machte zijn hun gezin van het aller-
noodigs te te voorzien. Algemeen werd ge
acht, dat op deze vraag geen bepaald ant
woord kan gegeven worden.
Hierna ontving Ds. K. W. Akkerhuis,
van Maassluis, het woord tot inleiding
van zijn referaat: „Welken invloed hebben
de tijdsomstandigheden op den Diaconalen
arbeid?"
In den breede zet spr. uiteen dat de
armverzorging niet tot de taak van de
Overheid behoort, en dat de Geref. Ker
ken tegen dat stelsel van Staatsbemoeiing
zijn, omdat de Overheid geen orgaan is
van de barmhartigheid, ze niet het recht
heeft geld van den een aan den ander te
geven en ze de particuliere armverzorging
ondermijnt.
Alleen de barmhartigheid in nood dient
door de Overheid te worden betracht.
De Voorz. dankte Ds. Akkerhuis namens
de vergadering voor zijn gehouden refe
raat.
Besloten werd de volgende Prov. Conf.
te houden te Maassluis.
Nadat br. v. d. Vliet den Voorzitter
dank had gebracht voor de keurige wijze,
waarop de vergadering is geleidj werd de
conferentie gesloten en eindigde Ds. Ak
kerhuis met dankzegging.
Er waren 45 Diaconieën vertegenwoor
digd.
Kerk en Overheid.
Hoe heerlijk vrij onze Gereformeerde
Kerk vroeger was, in den bloeitijd, zegt
de Waarheidsvriend, blijkt wel uit
het volgende, dat ons onlangs in een boek
onder de oogen kwam:
,,'t Was in Arnhem, 14 Januari 1588.
Door den kerkeraad werd aan den magi
straat kennis gegeven, dat ds. Fontanus
het Evangelie van Mattheus afgepreekt
hebbende, in bedenking lia« gegeven, om
in zijne predikatiën den profeet Jesaja of
de Openbaring van Johannes uit te leg
gen. De magistraat heeft daarna aan den
kerkeraad te verstaan gegeven, dat ds.
Fontanus in zijne predikatiën den profeet
Jesaja verklaren zou."
Welk een slavernij!
Verbeeldt u, dat Zaterdags de dominé's
met of zonder ouderling naar bet stadhuis
moesten om hub tekst te halen of om te
vragen of de tekst, welke gekozen is, de
goedkeuring van de heeren op 't stadhuis
kan wegdragen!
Wat heeft onze Gereformeerde Kerk
vanouds veel geleden onder de supprema-
tie van de Overheid 1
Gezond en ongezond conservatisme.
Ds. P. Nomes schrijft in de „Delfshaven-
sche Kerkbode" over critiek, die geuit
wordt naar aanleiding van het Rapporten-
hoek vah Dcpütaten vouv dc e.v. Gcr.ëraïa
Synode der Geref. Kerken.
Het is hoofdzakelijk, zoo merkt hij op,
het Liturgie-rapport met den aankleve
daarvan, dat velen zich soms heftig docfr'
uitsproken.
Ook wij hebben verschillende opmer
kingen en bedenkingen tegen eenigc voor<
gestelde veranderingen, doch wcnschenl
daarbij niet te vergeten, dat de Leeuwar
der Synode al dezen deputaten opdracht'
gaf.
Zoodat, wat mot name de liturgie be
treft, de principieele beslissing dus feiten
lijk gevallen is.
Alleen kan men daarover verschillen,
of wat voorgesteld wordt, voldoet aan den
norm, die men bij wijziging en uitbreiding
meent te moeten aannemen.
Of deputaten dus metterdaad bieden,
wat we noodig hebben.
Op dit punt is een gezond conservatis
me eisch.
Dat wij niets schieten laten van het
geen wij thans hebben of het moet ala
minder gewenscht en onprofijtelijk open
baar geworden zijn.
Dat wij geen nieuwe dingen invoeren,
of wij moeten overtuigd zijn, dat zij waar
lijk een verrijking vormen voor ons Ker
kelijk leven in het geheel, en niet slechts
vervulling van dén wensch van enkelen
zijn.
Het is voor ons bijvoorbeeld nog een
vraag, of de aangeboden vermeerdering
van de „Eenige Gezangen", die ij reeds
in onze Kerken bezatten, inderdaad die
winst zal bieden, die men er van verwacht
Dat neemt niet weg, dat wij het verge
lijken van deze gezangen met de z.g.
„Evangelische Gezangen" gelijk die in de
Ned. Herv. Kerk in gebruik ijn, alleszins
onjuist achten.
En dat de conclusies, die nien uit dir
overeenkomst trekt, niet logisch zijn.'
Dat de bedreiging, van breuk© met liet
Kerkverband, zoo het voorstel besluit
werd, niet slechts voorhang is, doch ook
allen Schriftuurlijken grond mist;
.Heeft men zijn bedenkingen, best.
Vreest men voor het onprofijtelijke van
het nieuwe, we kunnen het ens voorstel
len.
Maar zegt men: het is afwijken van de
lijn der Geref. vaderen en teeken, dat
wij in dalende richting gaan, dan vragen
wij daarvoor bewijs.
Alleen voor het argument: „ik ben er
tegen, omdat ik er tegen ben", zwichten
wij niet.
Dergelijke vasthoudendheid mist dege-
lijken grond.
Dat is geen gezond, dat. is zeer onge
zond conservatisme.
TEGEN DE PORNOGRAFIE.
Te New York hebben enkele dagen ge
leden vertegenwoordigers der verschillende
godsdiensten alsmede afgevaardigden van
eenige godsdienstige en burgerlijke orga
nisaties een bijeenkomst gehouden, ten*
einde gemeenschappelijke middelen en we
gen te vinden voor den strijd tegen do
pornografische literatuur, die te New York
steeds driester in het openbaar wordt aan
geprezen.
De oproep tot. deze vergadering was uit
gegaan van opperrechter Ford, wiens doch
ter men een onzedelijk boek in de handen
had gestopt, dat door een New-Yorksche
autoriteit was aanbevolen. De katholieken
waren vertegenwoordigd door mgr. La-
velle als vertegenwoordiger van den aarts
bisschop, de katholiekenclub van New-
York en de Columbusriddcrs.
Opperrechter Ford wees er op, hoe zwaar
de k&mp tegen de slechte lectuurwas
vooral ook door de onvolledigheid der wet.
„Wij moeten wettelijk vaststellen", zeid©
hij, „dat, wanneer een werk gedeeltelijk
onzedelijk is, het geheel als immoreel be
handeld moet worden. Of echter iets on
zedelijk is, moeten niet de rechters indi
vidueel, maar het geheele gerechtshof uit*
maken,"
Het resultaat der vergadering was, dat
een commissie werd gevormd, cm wets
voorstellen omtrent deze aangelegenheid
tiit te werken.
Overigens kan worden gezegd, dat do
strijd tegen de pornografie energiek is
aangebonden. Er bestaat reeds een bond,
een „liga voor reine boeken." Professor
Perry, de leider van de afdeeling Engel-
sche literatuur aan de Harward-universi-
teit,. heeft voorts bepleit, om geen aankoo-
pen meer te doen in die zaken, welke por
nografische werken verkoopen.
Natuurlijk wordt ook van den anderen
kant stevig gewerkt en geprotesteerd, di©
bovendien het meeste kapitaal in handen
heeft.
FEUILLETON.
Van hooger Orde.
Naar het En gels cb.
„Wat weet jij van botanie?" zei Edwin
Ietwat scherp.
Guy verwaardigde zich niet zijn broe
der te antwoorden; hij was veel te druk
bezig met de bladen om te slaan van de
mooie „Flora", welke op z'n knieën lag.
„Wat zegt gij allen er van? Vader,
zoudt u denken, dat zij 't mooi zou vin
den? Zoudt u 't dan aan haar willen ge
ven?
Op dit ongewensch le oogenblik kwam
juffrouw Silver terug.
Het was alsof zij gevoelde, dat men
over haar gesproken had, ten minste ze
zag ietwat onrustig om zich heen en wil
de weer teruggaan.
„Ga niet weg," riep Guy angstig.
„Ga als 't u belieft niet," voegde zijn
moeder -er aan toe. „Wij spraken juist
-over u, juffrouw Silver. Mijn zoon hoopt,
dat gij dit hoek van hem zult willen aan
nemen en van ons allen, met onze vrien-.
delijke gelukwenschen op uwen verjaar
dag." En terwijl zij opstond, ietwat plech
tiger dan haar gewoonte was, raakte me
vrouw Halifax met hare lippen liet voor
hoofd van het meisje aan en gaf haar 't
geschenk.
Juffrouw Silver kleurde en trad terug.
„U is erg goed, maar ik zou 't liever niet
aannemen."
„Waarom niet? Houdt gij er niet van
cadeaux te ontvangen, of hebt gij iets te
gen dit in 't bijzonder?"
„O neen, zeker niet."
„Welnu dan," zei John, terwijl hij op
haar toe kwam en haar de hapd schudde,
hartelijk en vriendelijk „neem dan 't hoek
aan als 't u belieft. Laten wij onze achting
voor u mogen toonen en u hierdoor zeg
gen, dat wij u geheel als een lid van *t
huisgezin beschouwen."
Guy zag dankbaar naar zijn vader;,
maar juffrouw Silver, die nog meer kleur
de, hield zich op een afstand.
„Neen, ik kan niet, geloof mij ik kan 't
niet." i
„Waarom leunt u niet?"
„Om verschillende redenen."
„Noem er mij dan een," zei mijnheer
Halifax vroolijk.
„Mijnheer Guy heeft de Flora voor zich
zeiven besteld. Ik wil niet, dat hij z'n ge
noegen voor mij zal opgeven."
„Het zou mij nog meer genoegen doen,
als U 't had," antwoordde do jongen,
waarop zijn jongeren broeder boos op
keek.
„Wat een drukte voor niets! hoe kan
iemand nu in zulk een lawaai lezen?"
„Jij, oude boekworm! jij denkt om nie
mand dan om je zelf," antwoordde Guy
lachend. Maar Edwin werd hoos en ging
in een hoek van de kamer zitten.
„Edwin heeft gelijk," zei de vader op
e entoo'n, welke te kennen gaf, dat hij een
eind wenschte te zien gemaakt aan de
discussie, een toon, welke juffrouw Sil
ver zelfs gehoorzaamde. „Mijn beste jon
ge dame, ik hoop u wilt 't boek aanne
men; Guy schrijf haar naam er dadelijk
in!"
Guy gehoorzaamde gereedelijk, maar 't
duurde lang voor hij klaar was; zijn
moeder kwam bij hem en keek over z'n
schouder.
„Louisa Sugenie hoe weet ge dat,
Guy? Louisa Eugenie Sil is dat uw
naam, mijn beste?"
Deze vraag, eenvoudig als hij was,
scheen de gouvernante in verwarring te-
brengen, zij werd zenuwachtig. Eindelijk
richtte zij zich op met haar oude terug-
stootende houding, welke in den laatsten
tijd langzaam verdwenen was.
„Neen ik wil u niet langer bedrie
gen mijn ware naam is Louise Eugenie
D'Argent."
Mevrouw Halifax schrok. „Zijt gij een
Fransche?"
„Yan mijn vaders zijde ja."
„Waarom hebt gij me dat niet gezegd?"
„Omdat, zoo u zich wel herinneren zult,
u bij ons eerste onderhoud gezegd hebt,
dat geen Fransche ooit uwe dochter zou
opvoeden. En ik had geen tehuis en geen
vrienden."
„Beter gebrek lijden dan een leugen
vertellen!" riep de moeder verontwaar
digd.
„Ik vertelde geen leugens. U hebt mij
nooit naar mijn ouders gevraagd."
„Neen," zeide John, tusschenheiden
komende, „zoo moet u niet spreken tegen
mevrouw Halifax. Waarom verloochendet
gij uws vaders naam?"
„Omdat Engelschen de dochtervan
mijn vader zouden hebben beschimpt. Gij
kendet hem ieder kende hem hij
was D'Argent, de Jacobijn j—D'Argent
de Bonne tRouge."
Uitdagend wierp zij de woorden eruit
en verliet de kamer.
„Dit is een ontzettende ontdekking.
Edwin, hebt gij 't ooit kunnen denken
gij hebt nog al veel met haar omge
gaan
„Ik wist 't, moeder," zei Edwin, zonder
de oogen op te slaan van zijn hoek.
„kjtar, Fransch of Engelsch, dat doet
er immers ten slotte niet toe!"
„Zeker, zoo denk ik ook!" riep Guy,
hoos. „Wie ook haar vader moge zijn, als
iemand daarom slechter van haar denken
durft
„Stil! daar zullen we la lor over
spreken," zei do vader, terwijl hij naar
Maud keek, die met de oogen wijd ge
opend, in welke de tranen begonnen le
komen, had geluisterd naar al dezo unt-
hullingen aangaande hare gouvernante.
Maar de tranen van Mand verdwenen
weer spoedig, tegelijk met dit pijnlijk ge-*
sprok, doordat Lord Revend binnen*
kwam, die eiken dag of liever eiken avond
gedurende do laatste zes weken, ons bad
bezocht. Zijne tegenwoordigheid, altoos
welkom, was vooral nu een uitkomst.
Voor vreemden spraken we nooit over
familie-aangelegenheden. D© jongens be
gonnen met Lord Bavcnel to pralen en
Maud ging op oen voetbank naast hem
zitten. Yan den beginne was zij zijn lie*
veling geweest, zoo hij zeide, omdat zij
zooveel geleek op Muriel. Guy en Edwin,
beiden erg opgewonden, spraken elkaar
vuriger tegeD zelfs dan do vrijheid van
taal, welke te Beechwood steeds heorsch* f
te, veroorloofde. Wal juffrouw Silver be*
treft, zij kwam niet terug.
Lord Ravenel bleef "zijn gewonen lijd,
zwakjes glimlachend bij do twist-gesprek-;
ken van do jongens, of half-vroolijk, halti
melancholisch luisterend r*AAX hei vroo*|
lijk gesnap vac. Mand. Op het gewone uux
reed hij heen, icrwiR hH zuchtend
vrooiijke Beechwood vergeleek met hut'
droevigs, eenicnlgo iirxmora.
(Wordt vervolgd), j