Tweede Blad Zaterdag 2 Juni 1923 Jt iI Dit beginsel der teekenen 'heeft ii 'i r-Jezus gedaan te Kana in Galilea, en fj ir i 1 heeft zijne'heerlijkheid geopenbaard: ri en zijne discipelen geloofden in hem. i Johannes 2 11. In Jezus' aardsche verschijning trekt beurtelings het echt menschelijke en het waarachtig- Goddelijke de aandacht. Het echt menschelijke. Zonder zonde, zeer zeker. Maar toch weer zoo, dat zijn volstrekte heiligheid niet afstoot, niet hang en bevreesd maakt, niet op een afstand houdt. Neen-, de kinderen zelfs naderen hem onbeschroomd. En in den tempelvoorhof springen en zingen ze om hem heen. Jezus trekt zich niet uit het wereldle ven terug, maar gaat er midden in. Johannes de Evangelist zegt er van: „liet Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoon d". Gewoond, zóó, dat ieder met hem in aanraking kwam. Heel anders dan een of ander hooggeplaatst man, met wien slechts een beperkte kring van bevoor-r rechten kennis en omgang heeft. Want ieder spreekt Jezus aan. En de schare verdringt hem. Maar even sterk treedt weer een andere maal het waarachtig God del ij ke naar voren. - Dat is het, wat de Evangelist tegelijk zegt van dit onder-ons-wonen van het vleesch geworden Woord: „en wij heb ben zijne heerlijkheid aanschouwd, eeno heerlijkheid als des eeniggehorenen van den Vader." Toch schrikt die Goddelijke heerlijk heid, die in hem aanschouwd wordt, niet af. Want het is aan hem alles „vol van genade en waarheid". Zoo dringt zijn Goddelijke heerlijkheid het echt mensclkelijke niet opzij. Het heft de menschelijke aardsche ver schijning niet op tot een engelen-figuur. Maar naast, en met, en achter, en hoven dat echt menschelijke wordt het waar achtig en eenig Goddelijke geopenbaard. En dat niet tot onzen schrik of tot ons verderf, maar tot onzen troost en tot onze redding. De eerste openharing van die héérlijk- heid van het Woord, dat vleesch gewor den is, heeft plaats gehad te Kana in Galilea, waar Jezus het water wijn ge maakt heeft. Er waren wel andere blijken van zijn Goddelijke heerlijkheid voorafgegaan. Reeds in den nacht van zijn geboorte daalden Gods engelen neder om zijn komst op aarde té verheerlijken. Johannes de Dooper zag -den Geest op hem nederdalen en op hem bhjven. En Nathanael, die Israëliet zonder be drog, werd bij de eerste ontmoeting met Jezus zoo aangegrepen door zijn meer- dan-menschelijke -kennis van do verbor gene dingen van elks hart, dat hij in aan bidding uitriep: Rabbi, gij zijt de Zone Gods, gij zijt de Koning Israels! Maar dat alles waren nog maar teeke nen, die aan Jezus waren gedaan, niet door Jezus. En wat Nathanael in ver- rukking•bracht, was nog niet een .daad, maar een woord van Jezus. Vandaar, dat Jezus tot hem zegt: Gij' zult grooter dingen zien dan deze. Drie dagen later gebeurde het, in Na- thanaels eigen woonplaats, te Kana in Galilea. Johannes verhaalt ons die gebeurtenis in bijzonderheden. Het verhaal is overbekend, en behoeft dus niet te worden herhaald. Maar wel is hier weer opvallend, voor eerst dat Jezus zich liet vinden op een bruiloft, waar het dus vroolijk toeging. Ook hier weer dat ingaan van Jezus in ons menschelijk leven. Iels dat zich bij Johannes den Dooper eenvoudig niet den ken laat. En dan, dat Jezus niet eigenmachtig optreedt. „Mijne ure is nog niet geko men", zoo zegt hij tot Maria, zijne moe der. Ook voor- dit wonderwerk was het oogenblik door den Vader bepaald. En eerst dan als Jezus weet, dat het oogen blik daar is, doet hij, w.at de Vader hem te doen geeft. Maar dan gebeutt het ook. En de betooning van zijn macht en heerlijkheid als des eeniggehorenen van den Vader is in één woord overweldigend De zes steenen watervaten, worden op Jezus' bevel tot boven aan toe met water gevuld. Dan zegt Jezus, dat ze eruit scheppen en het tot den hofmeester, «die de leiding yan het bruiloftsfeest heeft, moeten brengen.' En het water blijkt veranderd le zijn, in wijn, in den besten wijn. En niet weinig: de metreet te rekenen op voor het minst bijna 40 liter, geeft voor tusschen 12 en 18 metreten, 470 a 700 liter wijn, d. i. 2 a 3 okshoofd. Wie maakt hier niet als vanzelf een vergelijking tusschen het eerste optreden van Mozes den Middelaar des Ouden Verhonds en Jezus, den Middelaar des Nieuwen Verbonds! Mozes, op wiens woord het water van Egypte tot bloed werd. En Jezus, die door zijn Woord het water wijn maakt! Allerlei gedachten, die zich aan deze uitkomst van Jezus' eerste wonderwerk zouden kunnen vastknoopen, snijdt Jo hannes echter af door het slotwoord: Dit beginsel der teek en en heeft Jezus gedaan te Kana in Galilea, en heeft zijne heer lijkheid geopenbaard; en zijne discipelen geloofden in hem. Daar ging het om. En niet om opzien te haren, niet. om door het buitengewone bij de menschen vleeschelijke verwondering teweeg te brengen. En wel allerminst behoeft het nog gezegd? om onmatigheid te voe den. En evenmin om het bruiloftsfeest, dat door het gebrek aan wijn dreigde afge broken te worden, voort te zetten, of den gastheer uit de verlegenheid te redden. Dit was wel mede hét gevolg ervan. Maar hoofddoel was toch: door een te-eken zijn heerlijkheid als de Zone Gods te. openharen, opdat ze. in hem zouden geloo- von. Dit teeken werd zoo gekozen, dat zijn milde gunst erin uitblonk, en dat het' menschen kon lokken en aantrekken. Zooals Jezus is, zoo is het Evangelie. Het zoekt u als mensch mhfr Qods goe dertierenheid en trouw. Het daalt tot u af. Het sluit zich hij u aan. Het opent do schatten van Gods rijke gunst en zijn almachtige genade. Niet maar voor uw zondaarsnooden in het afgetrokkene, maar voor uw leven en uw bestaan als mensch. Maar dan ook: voor altijd en eeuwig heid beide. Niet voor dit leven alleen; en niet voor het leven na ^it leven, maar voor heel uw aanzijn. En het brengt u hulp en uitkomst, die niet van menschen komen kan, maar waarin de heerlijkheid Gods n tegenblinkt vol van genade en waarheid, zooals die in Christus verschenen zijn. Verschenen om aan u te wordon geopen baard. Maar ook om door u te worden ver- herelijkt, opdat ook zij met u mogen ge- looven in Jezus Christus, dien God ge zonden heeft. DE VROOLIJKE REIZIGER. Wijk, wereldsch gewemel! Ik moet naar den hemel, Verhinder me niet! Weg, zonden, zwijgt lusten! Ik wil hier niet rusten In 's vijands gebied. *k Zal bosscben en strocmeni En rotsen niet schromen Maar 't veilige pad Kloekmoedig betreden, Dat Jezus beneden In 't reizen betrad. Met Hem wil ik zwerven, En 't wereldsch goed derven; Wat geef ik cm schijn! *k Zeek schatten van waarde, En wil hier op aarde Een vreemdeling zijn. Verkeer© ik in 't eenzaam Met Jezus gemeenzaam, Dan wens Ar ik niets meer. En reis ik met and ren: Wij troosten malkandren, En leven den Heer. Hoe dichter ik nader Aan 3t huis van mijn Valer, Koe sterker ik hijg Naar dé eeuwige woning- Het feest van mijn kroning, En 't eind van deif krijg! En wat zou mij hindren? 'k Zie de uurtjes reeds mindren, Laat 't werelds gedruisch V Mijn moed niet verslappen? Nog weinige stappen, En dan ben ik thuis! VAN ALPHEN. KEBK Efa SCHOOL NED. HERV. KERK. Beroepen. Te Sebaldeburen (toe-z.) D. Siemelink, cand. te Groningen. Bedankt. Voor Arnemuiden: W. J. Kolkért te Eemnes-Buiten. GEREF. KERKEN. r Tweetal. Te DedemsvaartJ. Ton- kens te Lutjegast en D. Steenhuis te Lop- persum. Beroepen. Te OoltgensplaatB. Meijer te Ierseko; te Altoveer: J. H. Don- ner, cand. te Goes; te Middelburg: H. J. Heida te Vlaardingen. Aangenomen; Naar KlundertG. Laarman te Scharendijke. GHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te Vlissingen: J. Tolsma te Zeist. Jubileum. hs. J. Gispen, predikant bij de Geref. Kerk van Groningen B, herdenkt Dinsdag den dag waarop hij voor 25 jaar in hot ambt bevestigd werd. Geboren 1 Juni 1874 deed Ds. Gispen 5 Juni 1898 zijn intrede bij de Geref. Kerk van Overschie. 10 Nov. 1901 vertrok hij naar Ba me veld, waar hij 10 jaar arbeidde, 3 Dec, 1911 ging hij naar Alp hen aan den Rijn, welke standplaats in Juli 1910 met Assen verwisseld werd. Sinds 9 Mei 1920 dient Ds. Gispen de Kerk van Groningen B. Ds. P. de Groot, f Te Leeuwarden overleed Ds. P. de Groot emeritus-predikant bij de Geref. Kerk van Wianswerd. Geboren 16 Aug. 1858 te Nes (W.-D.), had hij reeds vroeg begeerte naar het predikambt. Later is -hij nog gaan stu- deenen. Hij werd in 1888 candidaat in de theologie en was achtereenvolgens predi kant te Naaldwijk, Rinsiunageest, Meppel, Emlicheïm en van 10 Febr. 1906 tot 13 April 1922 te Wans werd, toen hij als eme ritus-predikant zich métterwoon in Leeu warden vestigde. Ds. de Groot heeft met- lust en toewijding den Heere in de ge meenten gediendzijn adviezen op ker- kelijlco vergaderingen werden op «vgen prijs gesteld. Den laatsten tijd was hij lijdende; in Leeuwarden is hij slechts een enkele maal in den Dienst des Woords voorgegaan. Ds. de Groot bereikte den leeftijd van 64 jaren. Perem. examen. Door de classis Sneek der Geref. Kerken is peremtoir onderzocht en toegelaten tot de bediening des Woords in de Geref. Kerken de heer J. Hettinga, beroepen pre dikant le Wijkel en Balk. Bondsdag Chr. Geref. rJ. V. Naar wij vernemen zal do Bondsdag van den Bond van Christ. Geref. Jonge- lingsvereenigingen Woensdag 22 Augustus a.s. in de Chr. Geref. Kerk te Utrecht ge houden worden. Prov. Diac. Conferentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland. Woensdag werd de Prov. Diac. Confe rentie te Gouda gehouden onder leiding van den voorzitter, den heer A. J. L. van Beeck Calkoen. Na het openingswoord van den voorzit ter kwam aan .de orde de vraag van Maassluis B: Is het niet wenschelijk te komen tot op richting van een Provinciaal Diaconaal Tehuis voor verzorging van hulpbehoeven den en zwakzinnigen, met name van die personen, welke niet opgenomen of ver pleegd kunnen worden in een Rusthuis of in huiselijk verkeer? Aangezien algemeen de behoefte wordt gevoeld om te komen tot zulk een stich ting, werd besloten een commissie te be noemen, om te onderzoeken wat er ge daan kan worden. In deze commissie na men zitting de heeren J. de Raadt (Gou da), van der Lee (Katendrecht), M. v. Rossen (Maassluis) en Donncr (Rotterdam) Vervolgens kwam aan de orde een vraag van Gouda: Is een Diaconie verplicht gemeinteleden, die nooit of bijna nooit ter kerk komen, te ondersteunen? Algemeen was men van gedachte, dat men moet blijven ondoraleunen, zoolang de betrokken personen lid zijn. Naar aanleiding van de vraag van Nieuwland bij LeerdamHoe moet de Diaconio bandelen met reizende broeders, die plotseling ziek worden? Komen die voor rekening van do Diaconie ter plaatse waar zij ziek worden? gaf de Voorzit ter als hoofdlijn aan: liet in overleg tre den of corresponderen met die andere gemeente. Katendrecht zegt, dat die Diaconie het een eerschuld moet vinden, om zelf do kosten te dragen. Kan ze niet, dan moet geholpen worden cn kan in over leg getreden worden met do andere ge meente. Leidschendam vraagtHoe oor deelt de conferentie over: a. het zitting nemen van Geref. Diakenen in een college van het Burgerlijk Armbestuur; b. het ontvangen (of geven) van steun van (of aan) het Burgerlijk Armbestuur? Vervol gens: Hoe moeten .ondersteunden der Ge ref. Diaconie, die onvoldoenden steun ont vangen van de Geref. Diaconie, zich hou den tegenover steunaanbieding* van het Burgerlijk Armbestuur? De V oorzitter spreekt als zijn mee ning uit, dat we niet den weg op moeten gaan, dat een Geref. als diaken zitting heeft. Na breede godachtenwisseling werden op voorstel van den voorzitter de volgende conclusies aangenomen: In bepaalde omstandigheden kan een Geref., ook een Geref. diaken, deelnemen aan de werkzaamheden van het B. A. Dat zitting nemen moet niet het karak ter hebben van een vertegenwoordiger van de Geref. Diaconie. Het ontvangen of geven van steun moet afgekeurd worden. De Geref. Diaconie is in elk geval ver plicht zorg te dragen voor het verleenen van voldoenden steun, of door eigen kracht of door onderlingen steun. Tenslotte werd nog behandeld het al of niet steun verleenen aan personen, die in hun bedrijf achteruitgegaan zijn, en niet bij machte zijn hun gezin van het aller- noodigs te te voorzien. Algemeen werd ge acht, dat op deze vraag geen bepaald ant woord kan gegeven worden. Hierna ontving Ds. K. W. Akkerhuis, van Maassluis, het woord tot inleiding van zijn referaat: „Welken invloed hebben de tijdsomstandigheden op den Diaconalen arbeid?" In den breede zet spr. uiteen dat de armverzorging niet tot de taak van de Overheid behoort, en dat de Geref. Ker ken tegen dat stelsel van Staatsbemoeiing zijn, omdat de Overheid geen orgaan is van de barmhartigheid, ze niet het recht heeft geld van den een aan den ander te geven en ze de particuliere armverzorging ondermijnt. Alleen de barmhartigheid in nood dient door de Overheid te worden betracht. De Voorz. dankte Ds. Akkerhuis namens de vergadering voor zijn gehouden refe raat. Besloten werd de volgende Prov. Conf. te houden te Maassluis. Nadat br. v. d. Vliet den Voorzitter dank had gebracht voor de keurige wijze, waarop de vergadering is geleidj werd de conferentie gesloten en eindigde Ds. Ak kerhuis met dankzegging. Er waren 45 Diaconieën vertegenwoor digd. Kerk en Overheid. Hoe heerlijk vrij onze Gereformeerde Kerk vroeger was, in den bloeitijd, zegt de Waarheidsvriend, blijkt wel uit het volgende, dat ons onlangs in een boek onder de oogen kwam: ,,'t Was in Arnhem, 14 Januari 1588. Door den kerkeraad werd aan den magi straat kennis gegeven, dat ds. Fontanus het Evangelie van Mattheus afgepreekt hebbende, in bedenking lia« gegeven, om in zijne predikatiën den profeet Jesaja of de Openbaring van Johannes uit te leg gen. De magistraat heeft daarna aan den kerkeraad te verstaan gegeven, dat ds. Fontanus in zijne predikatiën den profeet Jesaja verklaren zou." Welk een slavernij! Verbeeldt u, dat Zaterdags de dominé's met of zonder ouderling naar bet stadhuis moesten om hub tekst te halen of om te vragen of de tekst, welke gekozen is, de goedkeuring van de heeren op 't stadhuis kan wegdragen! Wat heeft onze Gereformeerde Kerk vanouds veel geleden onder de supprema- tie van de Overheid 1 Gezond en ongezond conservatisme. Ds. P. Nomes schrijft in de „Delfshaven- sche Kerkbode" over critiek, die geuit wordt naar aanleiding van het Rapporten- hoek vah Dcpütaten vouv dc e.v. Gcr.ëraïa Synode der Geref. Kerken. Het is hoofdzakelijk, zoo merkt hij op, het Liturgie-rapport met den aankleve daarvan, dat velen zich soms heftig docfr' uitsproken. Ook wij hebben verschillende opmer kingen en bedenkingen tegen eenigc voor< gestelde veranderingen, doch wcnschenl daarbij niet te vergeten, dat de Leeuwar der Synode al dezen deputaten opdracht' gaf. Zoodat, wat mot name de liturgie be treft, de principieele beslissing dus feiten lijk gevallen is. Alleen kan men daarover verschillen, of wat voorgesteld wordt, voldoet aan den norm, die men bij wijziging en uitbreiding meent te moeten aannemen. Of deputaten dus metterdaad bieden, wat we noodig hebben. Op dit punt is een gezond conservatis me eisch. Dat wij niets schieten laten van het geen wij thans hebben of het moet ala minder gewenscht en onprofijtelijk open baar geworden zijn. Dat wij geen nieuwe dingen invoeren, of wij moeten overtuigd zijn, dat zij waar lijk een verrijking vormen voor ons Ker kelijk leven in het geheel, en niet slechts vervulling van dén wensch van enkelen zijn. Het is voor ons bijvoorbeeld nog een vraag, of de aangeboden vermeerdering van de „Eenige Gezangen", die ij reeds in onze Kerken bezatten, inderdaad die winst zal bieden, die men er van verwacht Dat neemt niet weg, dat wij het verge lijken van deze gezangen met de z.g. „Evangelische Gezangen" gelijk die in de Ned. Herv. Kerk in gebruik ijn, alleszins onjuist achten. En dat de conclusies, die nien uit dir overeenkomst trekt, niet logisch zijn.' Dat de bedreiging, van breuk© met liet Kerkverband, zoo het voorstel besluit werd, niet slechts voorhang is, doch ook allen Schriftuurlijken grond mist; .Heeft men zijn bedenkingen, best. Vreest men voor het onprofijtelijke van het nieuwe, we kunnen het ens voorstel len. Maar zegt men: het is afwijken van de lijn der Geref. vaderen en teeken, dat wij in dalende richting gaan, dan vragen wij daarvoor bewijs. Alleen voor het argument: „ik ben er tegen, omdat ik er tegen ben", zwichten wij niet. Dergelijke vasthoudendheid mist dege- lijken grond. Dat is geen gezond, dat. is zeer onge zond conservatisme. TEGEN DE PORNOGRAFIE. Te New York hebben enkele dagen ge leden vertegenwoordigers der verschillende godsdiensten alsmede afgevaardigden van eenige godsdienstige en burgerlijke orga nisaties een bijeenkomst gehouden, ten* einde gemeenschappelijke middelen en we gen te vinden voor den strijd tegen do pornografische literatuur, die te New York steeds driester in het openbaar wordt aan geprezen. De oproep tot. deze vergadering was uit gegaan van opperrechter Ford, wiens doch ter men een onzedelijk boek in de handen had gestopt, dat door een New-Yorksche autoriteit was aanbevolen. De katholieken waren vertegenwoordigd door mgr. La- velle als vertegenwoordiger van den aarts bisschop, de katholiekenclub van New- York en de Columbusriddcrs. Opperrechter Ford wees er op, hoe zwaar de k&mp tegen de slechte lectuurwas vooral ook door de onvolledigheid der wet. „Wij moeten wettelijk vaststellen", zeid© hij, „dat, wanneer een werk gedeeltelijk onzedelijk is, het geheel als immoreel be handeld moet worden. Of echter iets on zedelijk is, moeten niet de rechters indi vidueel, maar het geheele gerechtshof uit* maken," Het resultaat der vergadering was, dat een commissie werd gevormd, cm wets voorstellen omtrent deze aangelegenheid tiit te werken. Overigens kan worden gezegd, dat do strijd tegen de pornografie energiek is aangebonden. Er bestaat reeds een bond, een „liga voor reine boeken." Professor Perry, de leider van de afdeeling Engel- sche literatuur aan de Harward-universi- teit,. heeft voorts bepleit, om geen aankoo- pen meer te doen in die zaken, welke por nografische werken verkoopen. Natuurlijk wordt ook van den anderen kant stevig gewerkt en geprotesteerd, di© bovendien het meeste kapitaal in handen heeft. FEUILLETON. Van hooger Orde. Naar het En gels cb. „Wat weet jij van botanie?" zei Edwin Ietwat scherp. Guy verwaardigde zich niet zijn broe der te antwoorden; hij was veel te druk bezig met de bladen om te slaan van de mooie „Flora", welke op z'n knieën lag. „Wat zegt gij allen er van? Vader, zoudt u denken, dat zij 't mooi zou vin den? Zoudt u 't dan aan haar willen ge ven? Op dit ongewensch le oogenblik kwam juffrouw Silver terug. Het was alsof zij gevoelde, dat men over haar gesproken had, ten minste ze zag ietwat onrustig om zich heen en wil de weer teruggaan. „Ga niet weg," riep Guy angstig. „Ga als 't u belieft niet," voegde zijn moeder -er aan toe. „Wij spraken juist -over u, juffrouw Silver. Mijn zoon hoopt, dat gij dit hoek van hem zult willen aan nemen en van ons allen, met onze vrien-. delijke gelukwenschen op uwen verjaar dag." En terwijl zij opstond, ietwat plech tiger dan haar gewoonte was, raakte me vrouw Halifax met hare lippen liet voor hoofd van het meisje aan en gaf haar 't geschenk. Juffrouw Silver kleurde en trad terug. „U is erg goed, maar ik zou 't liever niet aannemen." „Waarom niet? Houdt gij er niet van cadeaux te ontvangen, of hebt gij iets te gen dit in 't bijzonder?" „O neen, zeker niet." „Welnu dan," zei John, terwijl hij op haar toe kwam en haar de hapd schudde, hartelijk en vriendelijk „neem dan 't hoek aan als 't u belieft. Laten wij onze achting voor u mogen toonen en u hierdoor zeg gen, dat wij u geheel als een lid van *t huisgezin beschouwen." Guy zag dankbaar naar zijn vader;, maar juffrouw Silver, die nog meer kleur de, hield zich op een afstand. „Neen, ik kan niet, geloof mij ik kan 't niet." i „Waarom leunt u niet?" „Om verschillende redenen." „Noem er mij dan een," zei mijnheer Halifax vroolijk. „Mijnheer Guy heeft de Flora voor zich zeiven besteld. Ik wil niet, dat hij z'n ge noegen voor mij zal opgeven." „Het zou mij nog meer genoegen doen, als U 't had," antwoordde do jongen, waarop zijn jongeren broeder boos op keek. „Wat een drukte voor niets! hoe kan iemand nu in zulk een lawaai lezen?" „Jij, oude boekworm! jij denkt om nie mand dan om je zelf," antwoordde Guy lachend. Maar Edwin werd hoos en ging in een hoek van de kamer zitten. „Edwin heeft gelijk," zei de vader op e entoo'n, welke te kennen gaf, dat hij een eind wenschte te zien gemaakt aan de discussie, een toon, welke juffrouw Sil ver zelfs gehoorzaamde. „Mijn beste jon ge dame, ik hoop u wilt 't boek aanne men; Guy schrijf haar naam er dadelijk in!" Guy gehoorzaamde gereedelijk, maar 't duurde lang voor hij klaar was; zijn moeder kwam bij hem en keek over z'n schouder. „Louisa Sugenie hoe weet ge dat, Guy? Louisa Eugenie Sil is dat uw naam, mijn beste?" Deze vraag, eenvoudig als hij was, scheen de gouvernante in verwarring te- brengen, zij werd zenuwachtig. Eindelijk richtte zij zich op met haar oude terug- stootende houding, welke in den laatsten tijd langzaam verdwenen was. „Neen ik wil u niet langer bedrie gen mijn ware naam is Louise Eugenie D'Argent." Mevrouw Halifax schrok. „Zijt gij een Fransche?" „Yan mijn vaders zijde ja." „Waarom hebt gij me dat niet gezegd?" „Omdat, zoo u zich wel herinneren zult, u bij ons eerste onderhoud gezegd hebt, dat geen Fransche ooit uwe dochter zou opvoeden. En ik had geen tehuis en geen vrienden." „Beter gebrek lijden dan een leugen vertellen!" riep de moeder verontwaar digd. „Ik vertelde geen leugens. U hebt mij nooit naar mijn ouders gevraagd." „Neen," zeide John, tusschenheiden komende, „zoo moet u niet spreken tegen mevrouw Halifax. Waarom verloochendet gij uws vaders naam?" „Omdat Engelschen de dochtervan mijn vader zouden hebben beschimpt. Gij kendet hem ieder kende hem hij was D'Argent, de Jacobijn j—D'Argent de Bonne tRouge." Uitdagend wierp zij de woorden eruit en verliet de kamer. „Dit is een ontzettende ontdekking. Edwin, hebt gij 't ooit kunnen denken gij hebt nog al veel met haar omge gaan „Ik wist 't, moeder," zei Edwin, zonder de oogen op te slaan van zijn hoek. „kjtar, Fransch of Engelsch, dat doet er immers ten slotte niet toe!" „Zeker, zoo denk ik ook!" riep Guy, hoos. „Wie ook haar vader moge zijn, als iemand daarom slechter van haar denken durft „Stil! daar zullen we la lor over spreken," zei do vader, terwijl hij naar Maud keek, die met de oogen wijd ge opend, in welke de tranen begonnen le komen, had geluisterd naar al dezo unt- hullingen aangaande hare gouvernante. Maar de tranen van Mand verdwenen weer spoedig, tegelijk met dit pijnlijk ge-* sprok, doordat Lord Revend binnen* kwam, die eiken dag of liever eiken avond gedurende do laatste zes weken, ons bad bezocht. Zijne tegenwoordigheid, altoos welkom, was vooral nu een uitkomst. Voor vreemden spraken we nooit over familie-aangelegenheden. D© jongens be gonnen met Lord Bavcnel to pralen en Maud ging op oen voetbank naast hem zitten. Yan den beginne was zij zijn lie* veling geweest, zoo hij zeide, omdat zij zooveel geleek op Muriel. Guy en Edwin, beiden erg opgewonden, spraken elkaar vuriger tegeD zelfs dan do vrijheid van taal, welke te Beechwood steeds heorsch* f te, veroorloofde. Wal juffrouw Silver be* treft, zij kwam niet terug. Lord Ravenel bleef "zijn gewonen lijd, zwakjes glimlachend bij do twist-gesprek-; ken van do jongens, of half-vroolijk, halti melancholisch luisterend r*AAX hei vroo*| lijk gesnap vac. Mand. Op het gewone uux reed hij heen, icrwiR hH zuchtend vrooiijke Beechwood vergeleek met hut' droevigs, eenicnlgo iirxmora. (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5