InweLeMcCoiiraiil
Tweede Blad
Of liever, neen, laat ons oprecht zijn.
Zoo moest het wel zijn,, en zoo is het ooi
in onze ideale goloofsoogenblikken. Maar
zoo dagelijks, neen, dan is dit juist onze
zonde, dat we, naar dien hemel opziende,
toch in die aarde en haar schat nog altoos
het wezenlijke blijven zien!
o, Bij uw Hemelvaart, Christus, onze
Ontfermer, trok ons op tot U naar boven!
Laat uw verlosten niet los!
KERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen Te Meppel: K. van Rams-
horst te Brummen,
Aangenomen. Naar Breede voort:
P. Krul te Biervliet.
Bedankt. Voor Birdaard en Janum
(toez.): R. Dijkstra te De Krim.
GEREF. KERKEN.
Geroepen. Te BrusselDr. E. D.
Kraan te Zuylen; te Arum: S. P. Vermeer
j cand. te Haarlem.
DOOPSGEZ. GEMEENTE.
Beroepen. Te St. Anna Parochie: M.
J. Kosters te Purmerend.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt. Voor Lutten»—De Krim:
R. E. Sluiter te Assen.
EVANG. LUTH. KEEK.
Beroepen. Te Nijmegen: W. M. Duij-
ker te Tiel. ;f
Praeparatoir-examen.
De classis Rotterdam der Geref. Kerken
heeft met algemeene stemmen beroepbaar
verklaard den heer E. de Jong, theol. cand.
aan de V. U. Do heer de Jong stelt zich
echter nog niet beroepbaar, doch is be
reid des Zondags voor de Kerken op te
treden, Zijn adres is: Bergweg 303, Bot
terdam.
Ds. J. H. Wiersma.
Zondagmorgen. #j. sal Ds. J. H. Wiers
ma, Ned. Herv. pred. te Amsterdam, ter
gelegenheid van zijn 80sten verjaardag
een gedachtenispredikatie houden in de
Nieuwe Kerk op den Dam.
Emeritaat.
D s. J. R. Dijkstra, Geref. pred. te
Joure heeft, naar gemeld wordt, tegen 1
Aug. e.k. emeritaat aangevraagd.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Ds. J. W. Esselink gekomen van
Schoonhoven, werd Zondag bevestigd als
predikant van de Geref. Kerk te Eindho
ven, waarbij als bevestiger optrad Ds. K.
Winkelman van Maastricht.
Des middags deed Ds. E. intrede met
oen predikatie naar aanleiding van 2 Cor.
5: 1920. Er was voor beide diensten
veel belangstelling.
D s. A. Doorn, gokomen van Apel
doorn deed Zondagmiddag intrede bij de
Geref. Kerk te Heerde, na des morgens
bevestigd te zijn door Ds. H. v. d. Zanden
te Wapenveld.
Zondagavond nam de heer M. R c-
mijn, leerenrl ouderling van de Geref.
Gemeente te Krabbendijke afscheid met
als tekst, Hand. 23: 30 het laatste woord:
Vaarwel. De kerk was geheel gevuld.
Na oen vacature van bijna twee jaren
werd Zondagmorgen door zijnen vriend,
Ds. J. de Bruin, van Rotterdam, cand. J.
van Am stel ;met eene predikatie over
de laatste woorden van Joh. 21: 15, 10 en
17, tot zijn dienstwerk bij de Ned. Herv.
Kerk to Oosterwolde ingeleid. De ge
meente zong den nieuwen leeraar Ps. 20: 1
toe. Des namiddags aanvaardde Ds. J.
van Amstel zijn dienstwerk met eene pre
dikatie over II Cor. 5: 19,20.
D s. A. M e i j o r s deed Zondag in
trede bij de Ned. Herv. Gem. te- 's-Grevel-
duin-CapelIe, na bevestigd te zijn door
Ds. W. A. Eerdbeek van Standaardbuiten.
D s. L. Boer, gekomen van Nieuw-
Weerdinge deed Zondag intrede bij de
Ned. Herv. Gem. te Vriezenveen, na be
vestigd te zijn door Ds. J. Booij.
D s. J. C. W o 1 t e r 8 nam Zondag
afscheid van de Ned. Herv. Gem. te Kam
perveen wegens vertrek naar Sprang.
D s. F. H. Bruins nam Zondag af
scheid van de Ned. Herv. Gem. te Mak-
kiuga .cs. na aldaar 31 jaar te hebben ge
arbeid.
Jubilea.
D s. R. Koolstra, Geref. pred. te
Hoek van Holland, herdacht Maandag
zijn 25-jarige ambtsbediening. De jubila
ris heeft eerst 12 jaren te Haamstede (Z
daarna 5 jaren te Numansdorp, dan 4 ja
ren te Zalk (O.) en nu 4 jaren in zijn te
genwoordige gemeente gestaan.
D s. W. Stoel vierde gisteren zijn
zilveren ambtsjubileum als predikant bij
de Ned. Herv. Gemeente te Bemmel. Te
voren diende hij de Gemeenten Garsthui-
zen en Aalsum.
Kerkelijk leven in groote steden.
Ds. Dijkema wijst in de Doopsgezinde
'„Zondagsbode" op eenige merkwaardige
cijfers over de geestelijke bewogingen in
de drie groote steden: Amsterdam, Rot
terdam en Den Haag.
Onderling met. elkaar vergeleken toont
Amsterdam in alle opzichten de siechtatc
cijfers. De Ned. Herv. Kerk bijv. ging
in Amsterdam gedurende de laatste tien
jaren achteruit met 6.39 pet., terwijl ze
in Rotterdam met 13.66 pet. en in Den
Haag met 20.43 pet. vooruitging. De
Kerkgenootschappen, die het aantal harér
leden zagen vermideren, de Waalsche, de
Christelijke Gereformeerde en de Oud-
Rocmsehe, slonken het sterkst in Amster
dam, achtereenvolgens met niet minder
dan met 18.83 pet., 31.71 pet., en 23.89
pet. De Kerkgenootschappen die in aantal
harer leden stegen, de Remonstrantsche,
de Doopsgezinde, de Gereformeerde, de
Roomsche, boekten in Amsterdam den
kleinsten vooruitgang, in volgorde 0.44
pet, 2.71 pet., 10.53 pet, en 9.79 pot.
De Evangelisch-Lutherschen. die in Rot
terdam en Den Haag vooruitgang kunnen
boeken, bleven in Amsterdam ruim 5 pet.
ten achter bij de vorige volkstelling. De
in i mnn w
aanhangers der „andere gezindten', die
niet meer afzonderlijk vermeld worden,
namen in Amsterdam bij lange na niet
zoo snel toe als in de beide andere
groote steden. Op één punt staat Amster
dam bovenaan: zij, die tot geen enkele
gezindte behooren, namen met ruim 110
pet. toe.
„Amsterdam geeft dus de slechtste cij
fers. Ook al brengt men den factor in re
kening, dat de bevolkingsaanwas hier
kleiner is dan in de beide andere steden,
dit doet niets af tot het feit, dat de hoofd
stad een zeer slechts figuur maakt. Zelfs
Roomschen en Gereformeerden gaan rela
tief aohteruit: de bevolking nam toe met
143.5 pet., de Roomsche Kerk echter
slechts met 9.79 pet., de Gereformeerde
met 10.53 pet. Alle Kerkgenootschappen,
met ééne meer, het audere minder, heb
ben verliezen te boeken, die bijna geheel
ten goede komen aan do onkerkelijken".
Kerkeraden of Feestcommissies.
De classis Apeldoorn der Chr. Geref.
Kerk heeft in haar vergadering, gehouden
te Apeldoorn, o.m. beslot-en om aan de
Chr. Geref. gemeenten te adviseeren, ter
gelegenheid van het a.s. jubileum van H.
M. de Koningin, aan den vooravond van
den officieelen feestdag oen dank- en be
destond te houden in de Chr. Geref. Ker
ken. De classis ging uit van de overwe
ging, dat niet do feestcommissies maar de
kerkeraden hebben uit te maken of en
wanneer er godsdienstoefeningen zullen
zijn. Wel zouden do feestcommissies in
overleg kunnen treden met do kerke raden
en daarna het program kunnen samen
stellen; maar de classis oordeelde, dat
wanneer er programma's waren, waarop
voor des avonds punten stonden die met
de gevoelens der kerken streden, de ge
meenten dan liever 's avonds dan 's och
tends in het bedehuis moesten samenko
men. Ook al zou er des morgens reeds een
dienst zijn. Het staat te voorzien, dat de
Chr. Geref. Kerk in ons land de gods
dienstoefening op dien dag over 'fc alge
meen in den avond zal doen plaats vin
den.
Van de „Densseren".
Vreemde tijdingen bereiken ons, zegt de
M a a s b., uit de landen van overzee. In
Amerika is een danswoede over 7t land
gevaren en men danst tot razend worden
toe.. Dagen lang tolt men rond aan één
stuk op de maat der muziek en plakt de
nachten er aan. De komende morgenstond
en de zinkende zon treffen do slachtoffers
nog steeds in gang. 't Was nog niet go-
noeg, dat men dagen en dagen lang
fietste, nu moet men dansen tot men er
bij blijft. Dergelijke dwaasheden, razer-
nijen mag men ze gerust noemer', ziet
men voor iets nieuws aan.
Maar volgens het spreekwoord is er
niets nieuws onder de zon, zooals wij zul
len bewijzen.
Juist zes honderd en vijftig jaren gele
den, zegt de Cnronrijk van de Landen van
Overmaas of de Limburgsche Croniek,
uitgegeven door Jos. Habéts blz. 13: In
het jaar M.CCCLXXHI doe gyngen veel
rn.ynsch.cn te samen dansen ende woeren
beseten, ende die hyt-en die denssers".
Ende dat was eijn wonderlicke dollerije
ende ein duvels bedroch onder dat volk.
Een nadere uitleg van die danswoede, die
het volk ook in onzo landen doorliep, geeft
nog de Chroniek van de Hertoghen van
Brabant Ao 1606 gedruckb op blz. 69. Zij
schrijft van:
Eene grouwelicke plaghe van dansers.
In het jaar 1374 begonnen binnen de stad
Keulen, Aken en in andere steden, liggen
de omtrent den Rijn eenige vrouwen en
mannen wonderlijk to dansen en nadat
ze langen tijd gedanst hadden, vielen ze
als dolle menschen ter aarden. Deze dan
sers kwamen het eerst uit to Aken op
den dag der Kerkwijding van Onze Lieve
Vrouwen Kerk, waar zij dansten zoo
hoog als de hooge altaar reikte, nederval-
lend op de stoelen en. dit zoolang vol-
houdde tot ze zich dood sprongen.
Eenige werden met dwalen of doeken,
om hun lichaam, gebonden, opdat ze niet
barsten zouden. Ook kwamen ze te Maas
tricht, Luik en in andere steden. Zij droe
gen om het bloote hoofd een groenen
krans en aldus dansende, spraken ze el
kaar moed in door elkander aan to wak
keren, roepende, frisch, frisch, op enz.
Zij trokken aldus voor de altaren en
beelden van O. L. Vrouw, springende en
dansende; vele toeschouwers werden er
ook door aangegrepen en deden mede.
Men achtte, dat ze door den duivel be
zeten waren.
Zij werden op verscheiden plaatsen vor-
Woensdag 9 Mei 1923
Door de Hemeien door
gegaan.
Jezus is opgevaren ten hemeL Niet op
aarde ontslapen en in den hemel, gelijk
elk kind van God, terstond na zijn iood
ontwaakt. Neen, maar opgestaan roods
hier op aarde, en toen van deze aarde
naar hoven gegaan, omhoog gestegen, en
zóó opgevaren, dat Hij ons met onze we
reld verliet en nu alleen opvoer en heen
ging naar dien hemel, die zich eindeloos
hoven ons firmament uitbreidt.
Recht eigenlijk is de Heere, onze Hei
land, van hier weggegaan om daar
ginder aan te komen. En niet alleen
de wolken en den dampkring is Hij door
getogen, maar ook. teen Hij in den he
mel aankwam, is Hij niet in de vooraan-
liggende gedeelten van den hemel geble
ven, maar is Hij de hemelen zeiven zóó
lang doorgegaan, tot Hij ten slotte
in dat gedeelte van den hemel aankwam,
waar het middelpunt van Gods volle
openbaring is, en waar het dies heet, dat
de troon van God staat.
En naar dien hemel is Hij opgevaren,
en door die hemelen is Hij doorgegaan,
niet als een schim, noch als een geest,
lioch in den staat van een afgescheidene
ziel, maar als mensch, in zijn volle
menschheid, naar ziel en lichaam
beide.,
Hadt gij uw Heiland op dien zaligen
triomftocht kunnen nastaren, zoo zoudt
go van oogenblik tot oogenblik de vormen
van zijn lichaam hebben kunnen onder
scheiden en de trekken van zijn gelaat
hebben kunnen zien.
En ook nu nog, als ge zoo stier ft, en
terstond na uw dood zelf in het verheer
lijkt lichaam den hemel kondt ingaan,
dan zoudt ge daar, in het middelpunt van
de hoogste hemelen, uw Jezus, uw Borg,
uw Middelaar vinden, o, gowisselijk. met
een verblindende heerlijkheid bekleed,
maar toch altoos zóo, dat oog en mond in
zijn gelaat te onderscheiden waren.
Er is niet maar één, maar er zijn twee
werelden geschapen.
En die twee werelden staan zóo tegen
over elkander, dat onze benedenwereld,
waarin vrij nu vertoeven, de vaal verlich
te kelder is en de hemel boven ons de
schitterende opperzaal, waarin, alles ju
belt en juicht.
Die wereld daarboven is do wezen
lijke wereld. "Want wel is God de Heere
alomtegenwoordig, maar toch, deze aarde
is niets dan de voetschabel zijner
voeten, en de troon, waarop Hij zit en
keerscht en schittert in zijn goddelijke
glorie, is hier niet, maar is in de hoogste
hemelen. En gelijk ge nu, bij een aardsch
vorst komende, om hem aan te spreken,
uw oog niet op zijn voeten, maar op
waarts naar den troon richt, waarop hij
gezeten is, zoo ook zoekt het hart van
Gods kinderen hun trouwen en o. zoo
barmhartigen Vader niet op de voetbank
zijner voeten, maar alleen in den hemel,
waar zijn troon staat
Daar en daar alleen is eigenlijk onze
God.
Gelijk wij zelf ook wel in onze enkelen
en vo^tpalmen zijn, en zeer goed voelen,
dat wie die bezeert, ons pijn doet, toch
zoeken wij elkaêr in hot oog en heel de
uitdrukking van het gelaat,, waarop de
ziel zich uitspreekt.
En zoo nu ook is God wei overal, maar
toch zoekt ons oog Hem alleen in de
plaats zijner heerlijkheid, waar zijn god
delijk aangezicht blinkt en zich verheft
over zijn uitverkorenen.
Onze God is in de hoogste hemelen.
En zoo moet dan onzo zaak ook niet op
aarde, maar daarboven in de hemelen be
recht worden.
Hier kan schijn misleiden, maar daar
boven in do hoogste hemelen is het w e-
z e n 1 ij k e!
o, Wie zal dan doorgaan voor ons door
die hooge hemelen, om daarboven bij den
eigen troon van God ons het pardon en de
erfonisse te verwerven?
En op die vraag nu geeft de Hemel
vaart van onzen Jezus u het antwoord.
Dat heeft Hij gedaan.
Hij i s naar hoven getogen.
tmasmm
FEUILLETON
Van hooger Orde.
Naar het. Engelsch.
„Wat zijt ge van plan te doen? Dat,
wat gij al 't geheel© jaax hebt willen
doen?"
„Somtijds komen onze wen son en als
een kruis tot ons," zei hij wat bitter. n't
Is 't eenige wat ik doen kan, daar do war-
terkracht zoo verminderd is, moet ik oï
do molens stil zetten of hen met stoom
bewegen."
„Doe dat dan; breng uw stoommachine
erin."
„En de geheelo streek in opstand tegen
mij brengen, omdat ik 't handwerk ver
nietig? Ze zullen mijn molen komen vsr-
branden en mijn machinerie kapot slaan.
Dat is 't juist, wat Lord Luxmore wil. Zet
bij niet, dat hij mij zou Tinneeren?
nog erger hij berooft mij van mijn
goeden naam. Als je deze arme menschen
gehoord had, die ik weggezonden heb
vanavond. Wat moeten zij, die al voor
twee maanden minder te doen hebben ge
kregen en gelooven, dat de machine-
tte hun het brood uit den mond zal ne-
men --vat moeten zij denken van den
■heester?"
Hij sprak, zooals we John zelden had-
Hij i s do hemelen doorgegaan, en Hij
is daarboven aangekomen in het centrum
van Gods glorie, door de Schrift „de
rechterhand Gods"' genoemd, en daar, in
het heiligst hof der hoogste hemelen,
heeft Hij voor -ons onze taak berecht.
Dat is het, wat de Schrift zegt: „Hij is
die hemelen als Hoogepriester doorge
gaan." Niet om ons te vergeten, maar om
ons op zijn hart te dragen. Niet om ons
te vloeken voor onze liefdeloosheid, maar
om te bidden voor de behoudenisso onzer
ziel. Ook in den hemel doet Jezus iets
voor ons. Zijn midelaarswerk is nog vol
strekt niet afgeloopen. Wel is alle
offerande volbracht, maar lang is niet al
les geschied wat nog komen moet. Nu be
reidt Hij ons plaatse!
Maar dat groote feit verplaatst dan ook
voor elk kind van God, als wij ons zoo
mogen uitdrukken, zijn geestelijk domi
cilie.
Als een vader, die onmondige kinderen
thuis heeft, uit het kleine dorpje
naar dc schitterende hofstad metter
woon verhuist, en om zich daar to ves
tigen alleen vooruitreist om zijne kinde
ren straks na te laten komen, dan staan
die kinderen opgeschreven als reeds wo
nende te 's-Gravenhage, ook al is het,
dt ze feitelijk nog in hun dorp vertoeven.
Waar hun vader woont, daar wonen zij.
Daar is hun domicilie. Daar hooren ze
thuis. Ze rekenen niet voor zichzelf,
maar ze rekenen naar hun vader. Waar
diens woonstede is, daar is hun eigenlijk
huis.
En zoo nu ook is het voer Gods kinde
ren.
Eens was Jezus met hen op aarde,
maar nu is Jezus verhuisd; nu heeft Je
zus zijn domicilie verplaatst van deze
aarde naar een geheel ander werelddeel.
Thans woont Hij daarboven. En omdat
H ij nu daarboven woont, rekenen al zijn
verlosten met Hem. Die staan nu met
Hem daarboven ingeschreven. En ook al
reisden ze Hem nog niet na, ook al toe
ven ze nog op die aarde, waar Jezus eerst
was, toch is hun burgerschap niet meer
hier beneden, maar reeds nu in die stad,
die fundamenten heeft, in dien hemel van
onzen God.
En nu komt dat afreizen wel pas bij
onzen dood. Maar gelijk kinderen, die va
der na zullen reizen, vooruit reeds inle
ven in het nieuwe land, waar ze naar toe
gaan, zoo is toch de gedachte van de ver
losten des Heeren reeds nu veel, zoo al
niet gestadig, aan en in dat nieuwe Jeru
zalem, dat hen. beidt.
Zij ondervragen er de andere pelgrims
naar.
Ze bestudeoren do kaart van dat lani
en den plattegrond van die heilige stad en
al haar zaligheden, gelijk die in do
Schrift voor hen openliggen; en, o, met
welk een zïelsgenieting waardeoren ze
elke goede gave en volmaakte gifte, die
him Verlosser hun uit dat nieuw Jeruza
lem bij wijze van voorsmaak en proeve
toezendt.
En zoo is dan bun wandel nu reeds in
de hemelen. Ze beschouwen zich reeds
als burgers daarboven. Ze genieten nu
reeds in de erfenisse, die hun is toege
zegd.
den hooren spreken.
„Arme menschen!" ging hij verder,
„hoe kan ik 't hun kwalijk nemen! Zij
zeiden, dat ik de kosten, moet dragen van
wat ik wil doen en dat zij brood moeten
hebben voor hun kinderen. Maar dat
moet ik ook voor de mijne hebben. Lord
Luxmore is de schuld van dit alles."
Bij deze woorden hoorde ik iemand
in den molen zwaar zuchten. „Zou er
niet iets kunnen gedaan worden?" vroeg
zij „om alles zijn gewonen gang te laten
gaan, totdat je stoommachine klaar is?
zal dat veel kosten?"
„Meer dan mij lief is. Maar 't moet
niets wagen, niets winnen. Gij en de kin
deren zijn in elk geval bezorgd, dat ia een
goede troost. Maar, o mijn arm volk te
Enderley!"
Ursula vroeg nog eens of er dan niets
op gevonden Icon worden.
„Ja wel iels maar -
„John ik weet, waar je aan denkt," zij
legde haar hand op zijn arm en zag hem
recht in 't gezicht. Ten slotte zei -John:
„Zou 't een te groote opoffering wezen,
lieve?"
„Hoe kunt gij zoo spreken! We zouden
rt gemakkelijk kunnen door wat eenvou
diger te leven. Waarom zouden we dat
niet kunnen?"
„Ja waarom niet?" zfc hij zacht en loe
der.
Drie maanden leven zooals vroeger te
Norton Bury en de arme menschen te
Enderley zouden vol loon kunnen ontvan
gen, hetzij er vol werk was of niet Dan
zou er in ons rustig dal geen gebrek zijn,
geen ontevredenheid en bovenal zou men
geen kwaad spreken van den meester.
Zoo beslisten zij dit alles in ipinder
woorden nog, dan ik 't heb neergeschre
ven, 't was zoo gemakkelijk een besluit te
nemen, wijL beiden een van geest waren.
„Nu", zei John zich oprichtend alsof er
een steen van zijn hart gevallen was
„nu, laat hem doen, wat hij wil, Lord
Luxmore kan mij geen kwaad meer
doen."
„Man, laten wij niet over Lord Lux
more spreken."
Weer vernam ik die zucht zij hoor
den 't nu ook.
„Wie is daar?"
„Ik ben 't maar, mijnheer Halifax,
wees niet boos op me." En de jonge man,
dien Ursula dacht, dat een Katholiïk
was, verscheen van achter het weeftouw.
„Ik ken u niet, mijnheer. Waarom,
kwam je in mijn molen?"
„Ik volgde mevronw Halifax; ik heb
dikwijls naar haar en uwe kinderen
staan kijken; maar u herinnert zich mij
niet."
„Ja, toen hij in 't licht kwam, herken
den wij allen zijn gezicht, blocker dan
ooit, met droever en. nog hoopeloozer blik
in de groot?, grijze oogen.
„Ik bert verrast u hier te zien, Lord
Ravencl."
„Stil, ik. haat de klank van dien naam;
ik zou deze al lang hebben la'.en varen;
ik zon mij voor hem en de gehecle wereld
hebben verborgen, als hij 't mij had toe
gestaan-"
„Hij bedoelt gij uw vader?"
De jongen neen hij was nu een jon
ge man, maar leek nog weinig meer dan
een jongen knikte zwijgend toestem
mend, alsof hij bang was den naam uit
te spreken. „Zou 't hem niet onaange
naam zijn, dat gij hier komt?" vroeg
John. „Dat doet er niet toe hij is weg.
Hij heeft me zes maanden alleen op Lux
more achtergelaten."
„Hebt gij hem beloedigd?" vroeg Ursu
la, hem vriendelijk aanziende.
„Hij haat mij omdat ik Katholiek ben
en een monnik wensch te worden."
Hij zog toen bevreesd rond alsof hij
bang was opgemerkt te worden. „Gij zuil
mij niet verraden? Gij zijt een goed man,
mijnheer Halifax en gij hebt 'I hartelijk
voor ons opgenomen. Zog mij ik zal
uw geheim bewaren zijt u ook Katho
liek?"
„Neen zeker niet"
,.Ah! ik hoopte 't; maar gij zult mij
nie! verraden0"
maand en bezw oren- en lieten bet dansen
na. Er waren cr wel drie duizend. B&arcp
hield do plagc eindelijk op cn vcTging.
Wanneer hun het dansen echter weer
in d© tinnen kwam, konden zij het niet
laton; gewoonlijk daarna kregen zij koliek
cn moesten groote pijnen lijden. De een
klom op des anders schouders cn zeide,
dat hij wonderlijke dingen in de lucht
zag. Zij hadden voorgenomen op Aller
heiligen dag te samen te Luik in den dom
van Sint Lambertus samen te komen,
maar dit plan was te niet gegaan, terwijl
de ziekte der „densseren" geruischloos
verdween cm niet meer terug te komen.
Dat men zich door 't dansen tot zins
verbijstering opwinden kan bewijzen nu
nog steeds de dansende dcrwischcn te
Constantinopel aan dc overzijde van den
Gouden Hoorn, die gedachtig aan Moha-
meds woord, dat men den Heer met zijn
geheel lichaam en met al zijne beenderen-
zal prijzen, onder het steeds sterker en
sneller wordend roepen van Allah, Allalah,
Allah! door voor en achteruitbuigen van
het lichaam ten slotte in steeds razende
wals hem trachten te ceren, tot zij er
machteloos bij neerzinken.
Na al het opgenoemde blijkt het, dat
het nieuwe verschijnsel eigenlijk niet
nieuw is. Alleen heeft het bij de vroegere
ten. achter dat het geen uitvloeisel is van
ongelukkig tot dweepzucht opgevoerde
idealen, maar alleen van misplaatsten
hoogmoedswaanzin en laffe concurrentie
zucht.
Gemeenteraad Rijnsburg.
Voorzitter: de burgemeester.
Afwezig do heer D. van Biezen.
De Voorzitter opent do vergadering met
gebed.
De notulen van de twee voorgaande ver
gaderingen worden gelezen en goedge
keurd.
Onder de ingekomen stukken is oen
schrijven van den heer S. Schoneveld
waarin deze mededeelt zijn benoeming
tob wethouder aan te nemen.
De V o o r z. wcnscht den heer Schone
veld geluk met de benoeming, en hoopt
dat deze de nieuwe functie met den noo-
digen lust en ijver zal aanvaarden. Het
is wel geen nieuw terrein dat de heci
Schoneveld betreedt, want hij is nu bij
kans 15 jaar raadslid, maar als wethouder
komt men voor feiten en moeilijkheden to
staan. Spr. hoopt dat- de heer Schoneveld
zal blijken te zijn de rechte man op de
rechte plaats.
De heer Schoneveld dankt den.
voorzitter voor de vriendelijke woorden
tob hem gericht, en den raad nogmaals
voor het in hem gesteldó vertrouwen, en
verklaart, dat hij gedurende den tijd dat
hij wethouder zal zijn, ook als zoodanig
steeds zal handelen in het waarachtig be
lang van Rijnsburg.
Verder een schrijven van den heer J. v.
Iterson Sr., waarin deze mededeelt te
bedanken, als ambtenaar van den Burger
lijken Stand.
Schrijven van de wed. v. d. Eijkei e. n.
mot verzoek bet verbod tot stoomen in
de Vliet te handhaven, omdat werkelijk
do walkanten daar veel van te lijden heb
ben.
Een schrijven van de N. V. v. d. Vijvers
groenten conservenfabrieken en drogerijen
van gelijke strekking.
Adressante merkt op, dat bij haar uit
gestrekte fabrieksterreinen groote schade
valt te constateeren.
Niet alleen is in den laats ten tijd be
merkt, dat een strook grond van 40 h 50
c.M. geheel weggetrokken is, maar ook is
de kant geheel ondermijnd.
Schrijven van Dijkgraaf en Hoogheem
raden van Rijnland houdende medcdceling
van de afwijzende beschikking op het ver
zoek van eenige schippers tot intrekking
van het stoomverbod in de Vliet.
Schrijven van Ged. Staten inzake be
grooting dienst 1922.
Ged. Staten zeggen dat dc op de be
grooting 1922 uitgetrokken salarissen
van de twee veldwachters, gezien de le
vensomstandigheden en levenseischen l©
Rijnsburg, hun te laag voorkomen.
Waar het- wenschelijk is dat deze amb
tenaren geheel onafhankelijk van anderen
moeten zijn, komt het hun gewonscht
voor de bezoldiging van den veldwachter
H. v. d. Pol te bepalen op f 1700 plus vrij
wonen, vuur en licht, en die van den veld
wachter W. v. d. Veen op f2000 minimum.
Bij weigering zouden Ged. Staten hun
goedkeuring aan de begrooting onthouden,
terwijl de raad gewezen wordt op de mo
gelijkheid om volgens do Gemeentewet,
binnen 30 dagen in beroep te gaan bij H.
M. de Koningin.
Mijnheer Halifax glimlachte; maar iti
werkelijkheid was cr wel reden voor den
vrees van den jongen man; want, zelfs in
die dagen, werden de Katholieken ver
volgd, zoowel door de wet als door de pu
blieke opinie, even kwaadaardig als do
Protestantsche nanconformisten. Allen,
die buiten de nationale kerk stonden wer
den gebrandmerkt als scheurmakers,
deïsten, atheïsten.
„Maar waarom wilt gij de wereld vaar
wel zeggen?"
„Ik walg er van. Er was maar eon
waar ik wat om gaf en nu Sancla
Maria, ora pro nobis."
Ursula sprak hem vriendelijk aan en
vroeg hem of hij met ons naar huis
wilde gaan.
Hij scheen buitengewoon verbaasd. „Ik
dat kunt gij niet meonen? Nadat Lord
Luxmore je ai - dit kwaad berokkend
heeft."
„Zou dat een redsn wezen om niets
goeds voor zijn zoon te do»n d.w.z. ala
ik 't kan? kan ik?"
De jongen hief zijn zachte, grijze oogen
op: „O, u kent, u kent!"
„Maar ik en de mijnen zijn kettors,
weel ge!"
„Ik zal voor u bidden. Maar Laat mij u
mogen bezoeken, u en uwe kinderen.'"
„Kom cn gij zijt welkom."
(Wordt vervolgd).