Tweede Blad s kerken school - Woensdag 25 April 1923 UIT DE PERS Morgenrood. Onder dit kopje schrijft Be Zeeuw: j Eenigen tijd geleden gaf de boekhandel „Ontwikkeling" te Amsterdam een versje uit van D. Troelstra. 't Heet Morgenrood. Het bepaa.t bij de in socialistische krin gen levende hope der toekomst. Een paar regels volgen hier: Morgenrood, Uw heilig glooien, Heeft ons steeds den dag gebracht. Breek toch door, o lichtvernieuwer, In den grooten volk'rennacht. Het bezingen van den „Lichtvernieu wer" in Socialistische gelederen wijst on weersprekelijk op het samengaan van godsdienst en socialisme. De hunkering naar het morgenrood van den nieuwen dag. 't Is een ideëele trek een verlosser te kennen in het verwachte, het komende Licht De persoonlijkheid van God ver valt, een persoonlijke individualiteit, die in een persoonlijke onsterfelijkheid wordt voortgezet vervalt, het bukken voor een hemelsche regeerende Majesteit vervalt; geen allcenheerscher buiten en boven de massa, kent het Socialisme. Geen historische Christus behoeft het So cialisme. En toch kan het niet kwijt worden de gedachte aan verlossing, aan levende ho pe, aan perspectief in het bestaan. Men wil overwinning na strijd; men wil berg opwaarts. Men wil zich geven aan z"h ideaal en vertrouwensvol zich werpen in de armen van een verlosser: Het Licht! Daarnaar blijft ook dorsten de ziel van een Socialist, hij blijft menschenkind, hij strekt mede de armen uit naar het onge ziene; alleen maar: den Onzienlijke kent hi; niet. De zang van het Morgenrood! Het Christendom kent dien en heeft, dat in het: „Hij bedekt zich met het Licht als met een kleed". Als dag aan dag en nacht hij nacht overvloedig sprake uitstort, het Christen dom beleeft dit en verheugt zich over de almacht van den Schepper. Doch de verlossing bestaat niet in de aanvaarding of de doorwerking en de toe passing van de beginseler van een of an der stelsel, doch door het aanvaarden van den Verlosser en Zijn heilswerk zelve. Dan is en blijft de duisternis overwon nen, de duisternis van den grooten vol- kerenmacht. Nooit dat is het droeve zal het Socialisme van den vollen dag kunnen zingen. Het nabij gewaande zal telkens blijken in nevelen terug te wijken. Het blijft bij bet bloeien van het morgen rood. Immers, de volle doorbraak van het Licht zal dezo bedeeling nimmer schou wen. Hier kan er slechts geworsteld worden om en naar de volle verwezenlij king van de stoutste schoonheids-concep ties. Gedurende dien strijd zal 't morgen rood blijven gloren en gezien worden de hunkering naar een samenleving, waarin alle tranen van de oogen zijn gewischt. Het blijft verlangen en niet meer. Rose gloed kleurt reeds de wolken, d'Ochtendwind ruischt door de blaan, "Weldra is voor alle volken *t Schitterend zonlicht opgegaan. Zóo zingt het verder aan 't slot van een couplet. Wat. verschil met het te ver- wachtene, het zekere in het morgenrood van het licht der genade! Het Socialisme ziet uit. naar de stralen bundels van do aardsche gelukszon en «erwacht geen Licht van de zon des heils, waarvan het morgenrood profetie is van eeuwig Dag vol heerlijkheid en zaligheid. Daarom kan het Socialisme aan een menschenhart nooit den waren troost in leven en sterven bieden, hoezeer liet ook den eeuwigheidshonger poogt te verzadi gen van den mensch, en het zich in de plaats stellen van het Christendom is tot mislukken voorbeschikt. Duizenden heeft het Socialisme af weten te leiden van den waren Verlosser, doch niet aan een enkel menschenkind ooit de verlossing zelve ge schonken. Het Socialisme brengt noch licht, noch Ternieuwing. Wat baat het Socialisme als men staat voor de duisternis van den dood. Dan helpt geen hcrschenschim, geen „blijvend" morgenrood, waarop nooit volle dag volgt. Het beginsel van den komenden dag moeten wij hebben in ons hart. De Goddelijke Kruisdrager, door Socialisten bespot, nu de Kroondra ger, wenkt ons zekerlijk en wacht ons go- wis-. 't Betere morgenrood! 't Licht gaat op na het morgengloren: Als de Heere God in alle3, En in allen alles is; Dan zal 't Licht zijn, eeuwig Licht zijn Licht uit Licht en duisternis. GEBEF. KERKEN. Beroepen. To KommerzijlE. C, y. d. Laan te Lollum. Bedankt, Voor Emmercompasciuiye J. H, Binnema te Kielwindeweer. CHR. GEREF. KERK. Bedankt» Voor Gouda: K. Green te Zwijndrecht, Ds, J. W. Maas, Ned. Ilerv. Pred. te Gapinge, nam Zondag afscheid van zijn gemeente aldaar, wegens het aannemen van een beroep naar Hontenisse. Ds. J. W.*Esselink nam Zondag afscheid van de Geref. Kerk van Schoon hoven wegens vertrek naar Eindhoven. Zooals men weet, zal in deze vacature niet worden voorzien, dus zal dc gemeente van Schoonhoven voortaan door#één predi kant worden gediend. Zondag j.l. nam D s. van Loon af scheid van de Geref. Kerk van Bergum, na haar 37* jaar te hebben gediend. Ds. P. de Smit deed Zondag zijn intrede bij de Chr. Geref. Kerk te Nieuwe Pekela, na bevestigd te zijn door Ds. J. v. d,. Veght van Onstwedde. D s. W. A. ten Kate deed j.l. Zon dag intrede bij de Ned. Herv. Kerk te Vlissïngen na bevestigd te zijn door zijn vader, Ds. B. ben Kate, om. pred. van Rot terdam. Bespreking der preek. In de „Bazuin" lezen we: In Zutphen bestaat die gewoonte dat op de Kerke- raadsvergadering (van de Geref. Kerk) de preek (vermoedelijk van den verleden Zondag) wordt besproken. Hebt u daar wel eens eerder van gehoord? Maar consequent is het. Chr. Scholen op Midden-Java. Ter beoordeeling van de sterke ontwik keling van den Scbooldicnst op de Zen dingsterreinen der Geref. Kerken op Mid den-Java, diene het volgende overzicht van de aantallen leerlingen, die, naar de „Rott." meldt, volgens de jonsle gegevens onderwijs aan deze, van de Zending direct uitgaand of door Vereenigingen opgerichte Scholen onderwijs ontvangen: De zoogenaamde 2de klasse-Scholen, waar het Javaansch devoertaal is en waar het onderwijs uitsluitend door Javanen wordt gegeven* tellen in totaal 3041 leer lingen. Do Keucbeniusschoól te Djokjakarta, die Javaansche jongelieden opleidt tot onder wijzer voor bovengenoemde Scholen, heeft S4 leerlingen. De Scholen met de Holland- sche taal als voertaal, zoowel Hollandsch- Javaansche als Hollandsch-Chineescho Scholen, meestal uitgaande van Vereeni gingen, hebben in totaal 4469 leerlingen. Do Hollandsch-Inlandsche Kweekschool te Solo, die Indische jongelieden, zoowel jongens als meisjes, opleidt tot onderwijzer voor de Scholen met het Hollandsch als voertaal, heeft 85 leerlingen. Totaal ontvangen dus 7679 leerlingen op de verschillende Scholen dagelijks Christe lijk Onderwijs. Waar ze blijven. Het kwam voor bij een jubilé van den directeur eener opleidingsinrichting, dat er een collectieve gelukwensch ingebracht werd, afkomstig van een aantal zijner oud- kweekelingen, allen aan dezelfde A sche Bank werkzaam, schrijft E. in „De School met den Bijbel". Deze voedsterlingen des Rijks waren dus niet in de school, doch in de financieele administratie te land gekomen. Het is toch wel uitermate dwaas, dat er geen waarbox*gen zijn, dat zij, wier oplei ding per hoofd het Rijk op vijf, zes dui zend gulden te staan gekomen is, nu ook werkelijk het onderwijs gaan dienen. Het is zelfs ergerlijk, dat de bezuiniging daarop haar scherpste zoeklicht niet richt. Er hebben op dat terrein enormiteiten plaats. En deswege herhalen we de vraag: waar blijven ze? We hebben die meerma len gedaan. Mondeling hebben we de hoogstbevoegde autoriteit er ook op gewe zen, dat de bedoelde waarborgen ontbre ken. Er is toen zelfs een enquete over eeni- ge voorafgaande jaren ingesteld. Van de uitkomst hebben we nooit iets vernomen, voor ons bewijs genoeg, dat ze niet gerust stellend geweest is. De vraag: waar blijven ze? blijft aan de orde. Er zijn ook inrichtingen, die alles moe ten; in het werk stellen, om haar bestaans recht te bewijzen door de aflevering van den vastgesteld antal gediplomeerden. Maar de heele opleidingswereld wet op perbest, dat er van die gediplomeerden velen to vergeefs in de school verwacht worden. (Tel.) Uit het Sociale Leven Ned. Chr. Textieiarbeitiersbond „Unitas". De Ned. Ghr. Textielarbeidersbond „Unitas" hield Zaterdag zijn 26ste alge- meene vergadering in de zaal van het ho tel „Gooiland", te Hilversum. De vergadering werd des morgens te 10 uur geopend met het zingen van de eerste twee coupletten van het Bondslied. De hondsvoorzitter, de heer G. Ekkel, ging hierna voor in gebed en sprak een ope ningswoord, waarin hij alle aanwezigen hartelijk welkom heette, en wees op de moeilijke tijdsomstandigheden, waaron der deze vergadering plaats heeft, zoowel internationaal als nationaal. Spr. wees op het groote verschil tusschen invoer en uitvoer in ons land gedurende 1922, op de groote werkloosheid en op de pogingen van werkgeverszijde om de loonen te drukken en den werktijd te verlengen. Der afgeloopen twee jaren waren voor den Bond niet ongunstig en do verrichte arbeid werd rijk gezegend. Tegen verslechtering der arbeidsvoor waarden werd gewaakt en zulks was noo- dig, daar de werkgevers in Let textielbe drijf van de tijdsomstandigheden gebruik willen maken om de loonen te verlagen en den werktijd te verlengen. Spr. legde er echter den nadruk op, dat de Bond niet mede doet aan afbraak der sociale wetgeving, met name wat betreft de 48- urige werkweek, wat echter niet wil zeg gen, dat men niet met de moeilijkheden van een of ander bedrijf rekening wil houden. Wij hebben dat zoo zeide spr. getoond, ondanks alle verdachtmaking van soc.-dem. zijde, en zullen dat blijven doen. De afgeloopen twee jaren hebben bewezen, dat de financieele basis van den Bond goed is. Het totaal vermogen van den Bond ging met ruim f 45.000 vooruit, waarvan alleen de Bondskas, f 20.000. Met den wensch, dat God den arbeid dezer Bondsvergadering mocht zegenen, verklaarde spr. de vergadering geopend. Uit het jaarverslag van den secretaris, den heer J. V under ink, "bleek, dat het ledental in de afgeloopen 2 jaar iets is teruggeloopen en wel van 4575 op 3875. De Bond telt thans 2857 manne lijke en 743 vrouwelijke leden, benevens 159 mannelijke en 116 vrouwelijke adsp.- leden, verdeeld over 35 afdeelingen en 4 correspondentschappen. In het verslag wordt herinnerd aan de viering van het 25-jarig bestaan van den Bond in 1921. Het „Textielarbeidersblad" verscheen ge regeld om de 14 dagen, de oplaag be draagt 4200 ex. Na een korte bespreking, waarin van verschillende zijden het Bondsbestuur hulde gebracht word voor het gevoerde beleid, werd het jaarverslag goedgekeurd. Uit het jaarverslag van den penning-, meester, den heer M. J. de Ruiter, bleek, dat het weerstandsvermogen van den Bond met f 21298.49 Y* vermeerderde. In 1921 en 1922 werd aan contributie ontvangen f 134.159.46 en aan contributie voor de werkloozenkas f55.004.55. Het vrijwillig Bondsziekenfonds had op 1 Oct. 1921 een tekort van f 1158.30 en is des wege opgeheven. Na eebige bespreking werd ook dit ver slag goedgekeurd. Tót voorzitter en verantwoordelijk re dacteur van het vakblad werd bij accla matie herkozen de heer G. Ekkel. De aftredende leden van het Hoofdbe stuur, de heeren H. Bontsema, uit Deven ter, G. Hengstman, nit Nijverdal, en M. ter Heide, uit Glanerbrug, werden herko zen en benoemd tot lid en plaatsvervan gend lid der controle-commissie, bedoeld in art. 10 der. statuten en art. 34 van het Reglement voor de werkloozenkas resp. de heeren J. Volkers en D. op den Dries, heiden to Nijverdal. Besloten werd, dat de volgende alge- meene vergadering zal worden gehouden ta Apeldoorn. Bij do hierop volgende behandeling der voorstellen, ingediend door het hoofd bestuur en de afdeelingen, kwam aan do orde een voorstel-Hoofdbestuur, inzake vrijstelling van contributie. Voorgesteld werd art. 12 van het Huish. Reglement als volgt te lezen: Geheele of gedeeltelijke vrijstelling van contributiebetaling bestaat in de volgen de gevallen: a. Bij het vervullen van militaire plich ten gedurende minstens een volle kalen derweek. b. Wanneer een lid minstens een volle kalenderweek niet heeft kunnen werken, on over dien tijd geen loon, vergoeding of uitkeering al of niet vanwege een in stelling der organisatie, heeft ontvangen. Ingeval men bij werkloosheid, ziekte, staking of uitsluiting, die minstens een volle kalenderweek duurt, niet anders dan uitkeering van de organisatie of een andere instelling ontvangt, zoo is het be talen van de volle contributie niet ver plichtend, doch kan worden volstaan met betaling eener bijdrage van 25 cent per week. Ditzelfde is het geval, wanneer een lid niet meer dan 3 dagen der week heeft kunnen werken en over de overige dagen der week geen loonvergoeding of uitkee ring heeft ontvangen. Indien een lid, hetwelk uit den mili tairen dienst terug keert, niet binnen 4 weken daarvan mededeeling doet aan het bestuur en zijn contributiebetaling niet hervat, heeft dit verlies van het lid maatschap tengevolge. Enkele afdeelingen hadden te dezer za ke ook voorstellen ingediend, en zoo had Enschedé voorgesteld: „Art. 17 van het Reglement der Werkloozenkas worde in dien zin gewijzigd, dat leden die bij werkloosheid alleen uitkeering uit de werkloozenkas ontvangen, vrijgesteld wor den van contributie betalen." Het hoofdbestuur ontraadde aanneming van dit voorstel-Enschedé, doch de ver gadering nam het na een uitvoerige dis cussie toch aan, waardoor het voorstel- hoofdbestuur als verworpen werd be schouwd. Deze nieuwe regeling zal echter eerst ingaan als de Koninklijke goedkeu ring daarop zal zijn verkregen. Aangenomen werd een voorstel-hoofd- bestuur, om de contributie, vastgesteld voor klasse I te brengen van 35 of 30 cent per week, doch een voorstel-Goor om de klassen I en II der contributieklassen samen te voegen tot één klasse met een contributie van 30 cent per week, werd verworpen. Eveneens werd aangenomen een voor- stel-hoofdbestuur, om aan art. 24 van het Huish. Reglement het volgende toe te voegen: a. De uitkeeringen worden bij het ge nieten van inkomsten uit anderen hoofde, zoodanig verminderd, dat bedoelde in komsten plus de uitkeering samen niet meer dan 80 pet. van het normaal ver diende loon bedragen. b. Leden die bij het opheffen van een staking of uitsluiting niet onmiddellijk weer te werk worden gesteld, hebben nog gedurende hoogstens 6 weken aanspraak op 70 pet. van de uitkeering die zij tij dens de staking of uitsluiting ontvingen. Nadat bij de rondvraag nog enkele za ken besproken waren, sloot-de eere-voor- zitter van den Bond, de heer H. Verveld, de algemeene vergadering met dankzeg ging. Ter Bondsvergadering waren 26 afdee lingen vertegenwoordigd. DE „DICTATUUR" IN PRACTIJK. De „Sociaal Anarchistische Aktie" had j.l. Woensdagavond een debat vergadering uitgeschreven, waarin, naar aanleiding van het N. A. S.-congres, door Lansink Jr. en Rijnders het woord is gevoerd over het onderwerp: „Moskou of Ber lijn?" Wij lezen nu in „Be Vrije Socialist" dat is het beruchte blad van Rijnders dat deze vergadering door de houding det „would-be-bolsjewisten" verliep „in een ontzettende en betreurenswaardige herrie". Een kleine proeve ontleenen we aan het verslag, maar de ergste uitvallen sparen we onzen lezers: „Wat ging Kitsz im doen? Hij begon met te zeggen dat Lahsihk zich gebla meerd had door op een vergadering van de S. A. A. te spreken. Deze lompe, ongemotiveerde en dwa ze hatelijkheid bracht de vergadering in formeelen opstand. Er ontstonden kleine knokpartijtjes door de heelp zaalKitsz had zichzelf het verder spreken onmogelijk gemaakt Zijn eigen aanhangers kent hij toch wel? Hij wist toch vooruit dat die het eerste hun vuisten zouden gebruiken en hij wist toch ook wel, dat onze menschen zich daardoor niet laten intimideeren? Tot overmaat van domheid riep K. ook nog: „We zullen jullie 's kennis laten ma-< ken met de dictatuur van het proleta riaat!" Het scheelde niet veel of Kitsz had zelf eens kennis gemakt met de onrede- lijke vuist-argumentatie. Zoo verliep dus de vergadering aller ellendigst in de grootste herrie. Wat een schande! Wat een peil van verstand en beschaving. Bah! Schelden! Vroese- lijk. Lansink hoorden wij toer oenen: „Jij krijgt toch vandaag of morgen een pak op je Tegen Rijnders: „Vrouwendief!" Em juffrouw plaatste de opmerking: „Wij zijn wel eens graag gestolen!" En als dan de enorme hilariteit be-* daard was, spogen de bolsjewieken hun uit de „Tribune" gezogen gif verder uit; te dierlijk om te releveoren. Als Kitsz op 't podium verscheen, hoorden wij iemand zeggen: „Dat is nou de grootste patser die in de arbei dersbeweging rondloopt." Gelukkig bleef de politie buiten de zaal. Anders was 't nog tot zeer ernsti ge dingen gekomen." Diep onder den indruk ging Rijnders van zoo'n vergadering huiswaarts „Die menschen zullen de leelijke wereld verbeteren!", zoo mediteerde hij zelf. „Die zullen de schoonheid en de harmo nie, de redelijkheid en de oprechtheid brengen waar de menschheid naar snaktl De leiders, die niets doen om die gees tesgesteldheid op hooger niveau te bren gen, laden wel een zware schuld op zich." Goed gezegd, maar Rijnders, die we?k aan week zelf zijn volkje zit „op te voe den" met allerlei vuns gescheld, maakt er zich wel wat vlug van af, door de schuld aan „die menschen" te geven. Of ze Communist van do „Tribune", of An-> archist van de „Vrije Socialist" zijn, is oud lood om oud ijzer. „'t Zijn me de hervormers wel. zegt de Residentiebode. We zullen eerst die kwalen moeten doorkoken vóór de menschheid leer! Zoo gaat het niet langer. Onder dit opschrift lezen wij in „D e Waarheidsvriend": Terecht hebben do bladen, die kennis namen van hetgeen dr. Rcscam Abbing predikant te Arnhem, onlangs in het or gaan van de Hervormd Gereformeerde Staatspartij „Staat en Kerk" schreef, daaraan geen commentaar toegevoegd Wat dr. Roscam Abbing in zijn politiek blad meldde, was, dat de Heere hem ver schenen is, tot hem gekomen is in een witte wolk en dat hij rechtstreeks van den Heere gezichten en openbaringen heeft gehad, waarvan de hoofdinhoud is, dat in Nederland behoort te worden opgericht een Theocratie of rechtstreeksche Gods- regeering, waarvan het voorbeeld in 't Oude Testament bij ond-Tr--"1 to vinden is. Ook wij zullen deze mededeeling laten voor wat zo is. Dat wij er echter de aandacht op vesti gen is hierin gelegen, dat die zelfde pre dikant uit Arnhem in het laatste nummer van „Staat en Kerk" oen stapje verder gaat en zich nu bijkans schuldig gaat ma ken aan een spotten met het heilige. Wij lezen in bet nummer van 13 April 1922 onder het opschrift „Herhaling": En het geschiedde als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide „Zijt gij die beroerder van Israël. Toen zeide hij: Ik heb Israël niet be roerd, maar gij en uws vaders huis, daar mede, dat gij de geboden des Heeren ver laten hebt en de Baals nagevolgt zijt." En het geschiedde als de Coalitie de Herv. (Geref.) Staatspartij zag, dat de Co alitie tot haar zeide: „Zijt gij die bercer- ders van Nederland?" „Toen zeide zij: „Wij (onze beginselen) hebben Nederland niet beroerd, maar gij (uwe beginselen) en uws vaders huis, daar mede, dat gij de geboden des Heeren ver laten heben en de Baals nagevolgd zijt." Tgien dit eigcnrechtig spotten met het heilige past niet anders dan een zwijgen. Alleen dez vraag- Zou het niet op den weg van de Redactie van „Staat en Kerk" liggen, het orgaan, dat notabene onder het devies verschijnt „Tot de Wet en de Getuigenis", dat «ij haar medewerker tot de orde riep? Wij verwachten dit van mammen, die een vooras nsta-vndo plaats in onze Kerk innemen. Zooals het nu ging, gaat het niet lan ger. ?£USL.LETON Van hooger Orde. Naar het Engelsch. 69) Hij zag trotsch en verheugd rond als een knaap, terwijl hij me vertelde van de nieuwe uitvindingen, die hij in toepas sing dacht te brengen bij 't laken weven, en dat hij en zijn vrouw overeengekomen waren enkele jaren te l&jven wonen op het kleine Longfield, zoo zuinig mogelijk, opdat de rest van zijn kapitaal zou kun nen gebruikt worden om do molens te En- derley en het lot van de arbeiders te ver beteren. „5k zal de meester wezen van bijna honderd mannen en vrouwen. Denk eens aan. wat een goed wij kunnen doen! Zij neeft reeds een half dozijn plannen." „Was het diner in de schuur, aan staande Maandag, ook haar plan?" „Gedeeltelijk. Ik heb gedacht, dat we jaarlijks een soort van feest zullen geven nan do oude menschen van de looierij en nan de arbeidersvan den korenmolen en aan de huurders te Kingswell." Deze huurders te Kingswell waren een dozijn arme gezinuen, welke John, toen !*rij zeggenschap kregen, uit de ellendige steeg, waar Sally Witkins woonde, hier heen, in deze oude huizen, had gebracht, waar zij ten minste frissche buitenlucht konden genieten en ruimte genoeg had den om behoorlijk te wonen in plaats van bij elkander te hokken, als varkens in een kot. „Je mag wel trotsch op je huurders wezen, Phineas. Ik verzeker je, zij vor men geheel en al een contrast met hun buren, die in Lord Luxmore's huizen wo nen." „En die ook zijn stemmers zijn, denk ik de „vrije en onafhankelijke bur gers", die mijnheer Vermilye naar het Parlement moeten zenden." „Als zij kunnen," zei John zich verbij tend, „weet je, Phineas, dat ik verleden week je huizen voor 't dubbele van den prijs heb kunnen verkoopen? Zij hebben waarde voor deze verkiezing, daar je huurders de eenige stemgerechtigden zijn in Kingswell, die geen huurders zijn van Lord Luxmore; begrijpt ge 't? Dat was niet moeilijk, want dergelijke praktijken gebeurden over geheel Enge land, totdat een wet aan dit stelsel een einde maakte. „Natuurlijk wist ik wel, dat je de hui zen niet zoudt willen verkoopen"; en ik zal al mijn invloed aanwenden om te verhin- In 1832. Door deze wet werden ruim 58 kiesdistricten, als Kingswell, opge ruimd. deren, dat je huurders hun stem verkoo pen; wat daar ook de gevolgen van mo gen wezen." „Zoudt gij dat kunnen?" „Ik weet 't niet, maar ik zal 't probee- Ten. Allereerst wegens recht en geweten en ten tweede omdat, als mijnheer Ver- milyo niet onschendhaar wordt, door zit ting te nemen in het Parlement, hij hot land uitgezet zal worden. Vat ge?" Ja ik begreep 't maar al te goed; hoe wel ik voorzag, dat, wat John ging doen, rechtstreeks gericht was tegen Lord Luxmore en dat terwijl hij nog pas het contract geteekend had voor de mo lens te Enderley. Maar wat recht was, moest geschieden, 't kostte wat 't wilde, en ik wist, dat zijn vrouw dat ook zou zeggen. We kwamen bij den voet van de Kingswcll-heuvel en zagen 't kleine dorp liggen met zijn grijze, oude huizen, zijn kleine, oude kerk, met groote iepen- boomen rondom en met klimop bedekt, dat daar al eeuwen gegroeid had. Een rij tuig liaaldp ons in; er zaten twee heeren in en een van hen hoog vriendelijk voor John, wat deze beantwoordde. „Dat is good; ik zal tenminste met één eerlijk man te doen liebben, vandaag." „Wie is hij?" „Mijnheer Ralph Oldtower, van wien ik Longfield gekocht heb, een beste man; er is zoo iets aardigs in zijn stijve hoffe lijkheid en zijn verwoed Tory isme." „Maar, John, Norton Bury noemt je ceh democraat." „Dat ben ik, want ik behoor tot 't volk. Maar toch ben ik voorstander van een echte aristocratie de beste mannen van het land herinnor je, wat de oude Grieken zeiden? Deze mannen behooien te regeeren en zullen eons regeeren, het zij hun Tocht, adel, geboorte of titels of alleen eerlijkheid en verstand is." „Ho daar, Matthew Hales, hebben ze je al dronken gemaakt?" De man hij was een oude werkman van ons kwam aan z'n hoed en pro beerde rechtop langs z'n meester te loo- pen, die droevig en ernstig zag. „Ik dacht wel, dat 't zoo wezen zou! ik betwijfel of er één stemmer in heel Kingswell is, die niet is omgekocht." Terwijl hij dit zeide, trad hij 't verkie zingslokaal binnen. Die verkiezing ging heel eenvoudig! Mijnher Ralph Oldtower, die „Sheriff" was, zat voor een tafel, met zijn zoon, een ornstig-uitziend jongmensch, die met hem in 't rijtuig gezeten had; bij hen bevon den zich mijnheer Brilhwood van de My the House en de Graaf van Luxmore. 1) Schout, burgemeester. Het vertrek was bijna geheel gevuld met boerenarbeiders en dergelijke. Wc traden zonder veel lawaai naar binnen; maar John's hoofd stak boven allen uit; de Sheriff zag hem terstond en boog vriendelijk;- zoo deöd ook do jonge heer Herbert Oldtower en de graaf van Lux more. Richard Brithwood alleen nam geen notitio, van hem, maar draaide ons den rug toe. Ik had in vele jaren Lady Caroline's man niet gezion. Hij was een opgeblazen man, van middelbaren leeftijd, geworden, met ruwe trekken. Zulk een man als men ze tegenwoordig zelden meer ziet; want zelfs ik, Phineas Fletcher, heb zoo lang geleefd, dat ik een groote verandering heb zien plaats grijpen in manieren en zeden en dat onmatigheid, inplaats van een ge-« wone eigenschap van een „mijnheer", nu over 't algemeen als een schande wordt aangemerkt. „Wat minder lawaai daar!" bromde mijnheer Brithwood. „Stil kerels, daar bij de deur. Nu, mijnheer Ralph, laat ons de zaak afmaken, dau zijn we weer voor eten terug." Mijnheer Ralph wendde zijn deftig, grijs hoofd naar het licht, zelle z'n gouj den bril op en begon het bevelschrift van de verkiezing voor te lezen. Toen hij geëindigd had applaudisseerde 't kleine gehoor zwakjes. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5