Tweede Blad s
kerken school
-
Woensdag 25 April 1923
UIT DE PERS
Morgenrood.
Onder dit kopje schrijft Be Zeeuw:
j Eenigen tijd geleden gaf de boekhandel
„Ontwikkeling" te Amsterdam een versje
uit van D. Troelstra. 't Heet Morgenrood.
Het bepaa.t bij de in socialistische krin
gen levende hope der toekomst. Een paar
regels volgen hier:
Morgenrood, Uw heilig glooien,
Heeft ons steeds den dag gebracht.
Breek toch door, o lichtvernieuwer,
In den grooten volk'rennacht.
Het bezingen van den „Lichtvernieu
wer" in Socialistische gelederen wijst on
weersprekelijk op het samengaan van
godsdienst en socialisme. De hunkering
naar het morgenrood van den nieuwen
dag. 't Is een ideëele trek een verlosser
te kennen in het verwachte, het komende
Licht De persoonlijkheid van God ver
valt, een persoonlijke individualiteit, die
in een persoonlijke onsterfelijkheid
wordt voortgezet vervalt, het bukken
voor een hemelsche regeerende Majesteit
vervalt; geen allcenheerscher buiten en
boven de massa, kent het Socialisme.
Geen historische Christus behoeft het So
cialisme.
En toch kan het niet kwijt worden de
gedachte aan verlossing, aan levende ho
pe, aan perspectief in het bestaan. Men
wil overwinning na strijd; men wil berg
opwaarts. Men wil zich geven aan z"h
ideaal en vertrouwensvol zich werpen in
de armen van een verlosser: Het Licht!
Daarnaar blijft ook dorsten de ziel van
een Socialist, hij blijft menschenkind, hij
strekt mede de armen uit naar het onge
ziene; alleen maar: den Onzienlijke kent
hi; niet.
De zang van het Morgenrood!
Het Christendom kent dien en heeft, dat
in het: „Hij bedekt zich met het Licht
als met een kleed".
Als dag aan dag en nacht hij nacht
overvloedig sprake uitstort, het Christen
dom beleeft dit en verheugt zich over de
almacht van den Schepper.
Doch de verlossing bestaat niet in de
aanvaarding of de doorwerking en de toe
passing van de beginseler van een of an
der stelsel, doch door het aanvaarden
van den Verlosser en Zijn heilswerk
zelve.
Dan is en blijft de duisternis overwon
nen, de duisternis van den grooten vol-
kerenmacht. Nooit dat is het droeve
zal het Socialisme van den vollen dag
kunnen zingen. Het nabij gewaande zal
telkens blijken in nevelen terug te wijken.
Het blijft bij bet bloeien van het morgen
rood. Immers, de volle doorbraak van het
Licht zal dezo bedeeling nimmer schou
wen. Hier kan er slechts geworsteld
worden om en naar de volle verwezenlij
king van de stoutste schoonheids-concep
ties. Gedurende dien strijd zal 't morgen
rood blijven gloren en gezien worden de
hunkering naar een samenleving, waarin
alle tranen van de oogen zijn gewischt.
Het blijft verlangen en niet meer.
Rose gloed kleurt reeds de wolken,
d'Ochtendwind ruischt door de blaan,
"Weldra is voor alle volken
*t Schitterend zonlicht opgegaan.
Zóo zingt het verder aan 't slot van
een couplet. Wat. verschil met het te ver-
wachtene, het zekere in het morgenrood
van het licht der genade!
Het Socialisme ziet uit. naar de stralen
bundels van do aardsche gelukszon en
«erwacht geen Licht van de zon des heils,
waarvan het morgenrood profetie is van
eeuwig Dag vol heerlijkheid en zaligheid.
Daarom kan het Socialisme aan een
menschenhart nooit den waren troost in
leven en sterven bieden, hoezeer liet ook
den eeuwigheidshonger poogt te verzadi
gen van den mensch, en het zich in de
plaats stellen van het Christendom is tot
mislukken voorbeschikt. Duizenden heeft
het Socialisme af weten te leiden van den
waren Verlosser, doch niet aan een enkel
menschenkind ooit de verlossing zelve ge
schonken.
Het Socialisme brengt noch licht, noch
Ternieuwing. Wat baat het Socialisme als
men staat voor de duisternis van den
dood. Dan helpt geen hcrschenschim,
geen „blijvend" morgenrood, waarop
nooit volle dag volgt. Het beginsel van
den komenden dag moeten wij hebben in
ons hart. De Goddelijke Kruisdrager,
door Socialisten bespot, nu de Kroondra
ger, wenkt ons zekerlijk en wacht ons go-
wis-. 't Betere morgenrood! 't Licht gaat
op na het morgengloren:
Als de Heere God in alle3,
En in allen alles is;
Dan zal 't Licht zijn, eeuwig Licht zijn
Licht uit Licht en duisternis.
GEBEF. KERKEN.
Beroepen. To KommerzijlE. C, y.
d. Laan te Lollum.
Bedankt, Voor Emmercompasciuiye J.
H, Binnema te Kielwindeweer.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt» Voor Gouda: K. Green te
Zwijndrecht,
Ds, J. W. Maas, Ned. Ilerv. Pred.
te Gapinge, nam Zondag afscheid van zijn
gemeente aldaar, wegens het aannemen
van een beroep naar Hontenisse.
Ds. J. W.*Esselink nam Zondag
afscheid van de Geref. Kerk van Schoon
hoven wegens vertrek naar Eindhoven.
Zooals men weet, zal in deze vacature
niet worden voorzien, dus zal dc gemeente
van Schoonhoven voortaan door#één predi
kant worden gediend.
Zondag j.l. nam D s. van Loon af
scheid van de Geref. Kerk van Bergum,
na haar 37* jaar te hebben gediend.
Ds. P. de Smit deed Zondag zijn
intrede bij de Chr. Geref. Kerk te Nieuwe
Pekela, na bevestigd te zijn door Ds. J.
v. d,. Veght van Onstwedde.
D s. W. A. ten Kate deed j.l. Zon
dag intrede bij de Ned. Herv. Kerk te
Vlissïngen na bevestigd te zijn door zijn
vader, Ds. B. ben Kate, om. pred. van Rot
terdam.
Bespreking der preek.
In de „Bazuin" lezen we: In Zutphen
bestaat die gewoonte dat op de Kerke-
raadsvergadering (van de Geref. Kerk)
de preek (vermoedelijk van den verleden
Zondag) wordt besproken. Hebt u daar
wel eens eerder van gehoord? Maar
consequent is het.
Chr. Scholen op Midden-Java.
Ter beoordeeling van de sterke ontwik
keling van den Scbooldicnst op de Zen
dingsterreinen der Geref. Kerken op Mid
den-Java, diene het volgende overzicht
van de aantallen leerlingen, die, naar de
„Rott." meldt, volgens de jonsle gegevens
onderwijs aan deze, van de Zending direct
uitgaand of door Vereenigingen opgerichte
Scholen onderwijs ontvangen:
De zoogenaamde 2de klasse-Scholen,
waar het Javaansch devoertaal is en waar
het onderwijs uitsluitend door Javanen
wordt gegeven* tellen in totaal 3041 leer
lingen.
Do Keucbeniusschoól te Djokjakarta, die
Javaansche jongelieden opleidt tot onder
wijzer voor bovengenoemde Scholen, heeft
S4 leerlingen. De Scholen met de Holland-
sche taal als voertaal, zoowel Hollandsch-
Javaansche als Hollandsch-Chineescho
Scholen, meestal uitgaande van Vereeni
gingen, hebben in totaal 4469 leerlingen.
Do Hollandsch-Inlandsche Kweekschool
te Solo, die Indische jongelieden, zoowel
jongens als meisjes, opleidt tot onderwijzer
voor de Scholen met het Hollandsch als
voertaal, heeft 85 leerlingen.
Totaal ontvangen dus 7679 leerlingen op
de verschillende Scholen dagelijks Christe
lijk Onderwijs.
Waar ze blijven.
Het kwam voor bij een jubilé van den
directeur eener opleidingsinrichting, dat er
een collectieve gelukwensch ingebracht
werd, afkomstig van een aantal zijner oud-
kweekelingen, allen aan dezelfde A
sche Bank werkzaam, schrijft E. in „De
School met den Bijbel".
Deze voedsterlingen des Rijks waren dus
niet in de school, doch in de financieele
administratie te land gekomen.
Het is toch wel uitermate dwaas, dat er
geen waarbox*gen zijn, dat zij, wier oplei
ding per hoofd het Rijk op vijf, zes dui
zend gulden te staan gekomen is, nu ook
werkelijk het onderwijs gaan dienen.
Het is zelfs ergerlijk, dat de bezuiniging
daarop haar scherpste zoeklicht niet richt.
Er hebben op dat terrein enormiteiten
plaats.
En deswege herhalen we de vraag:
waar blijven ze? We hebben die meerma
len gedaan. Mondeling hebben we de
hoogstbevoegde autoriteit er ook op gewe
zen, dat de bedoelde waarborgen ontbre
ken. Er is toen zelfs een enquete over eeni-
ge voorafgaande jaren ingesteld. Van de
uitkomst hebben we nooit iets vernomen,
voor ons bewijs genoeg, dat ze niet gerust
stellend geweest is.
De vraag: waar blijven ze? blijft aan
de orde.
Er zijn ook inrichtingen, die alles moe
ten; in het werk stellen, om haar bestaans
recht te bewijzen door de aflevering van
den vastgesteld antal gediplomeerden.
Maar de heele opleidingswereld wet op
perbest, dat er van die gediplomeerden
velen to vergeefs in de school verwacht
worden. (Tel.)
Uit het Sociale Leven
Ned. Chr. Textieiarbeitiersbond „Unitas".
De Ned. Ghr. Textielarbeidersbond
„Unitas" hield Zaterdag zijn 26ste alge-
meene vergadering in de zaal van het ho
tel „Gooiland", te Hilversum.
De vergadering werd des morgens te 10
uur geopend met het zingen van de eerste
twee coupletten van het Bondslied. De
hondsvoorzitter, de heer G. Ekkel, ging
hierna voor in gebed en sprak een ope
ningswoord, waarin hij alle aanwezigen
hartelijk welkom heette, en wees op de
moeilijke tijdsomstandigheden, waaron
der deze vergadering plaats heeft, zoowel
internationaal als nationaal. Spr. wees
op het groote verschil tusschen invoer en
uitvoer in ons land gedurende 1922, op
de groote werkloosheid en op de pogingen
van werkgeverszijde om de loonen te
drukken en den werktijd te verlengen.
Der afgeloopen twee jaren waren voor
den Bond niet ongunstig en do verrichte
arbeid werd rijk gezegend.
Tegen verslechtering der arbeidsvoor
waarden werd gewaakt en zulks was noo-
dig, daar de werkgevers in Let textielbe
drijf van de tijdsomstandigheden gebruik
willen maken om de loonen te verlagen
en den werktijd te verlengen. Spr. legde
er echter den nadruk op, dat de Bond
niet mede doet aan afbraak der sociale
wetgeving, met name wat betreft de 48-
urige werkweek, wat echter niet wil zeg
gen, dat men niet met de moeilijkheden
van een of ander bedrijf rekening wil
houden. Wij hebben dat zoo zeide spr.
getoond, ondanks alle verdachtmaking
van soc.-dem. zijde, en zullen dat blijven
doen. De afgeloopen twee jaren hebben
bewezen, dat de financieele basis van den
Bond goed is. Het totaal vermogen van
den Bond ging met ruim f 45.000 vooruit,
waarvan alleen de Bondskas, f 20.000.
Met den wensch, dat God den arbeid
dezer Bondsvergadering mocht zegenen,
verklaarde spr. de vergadering geopend.
Uit het jaarverslag van den secretaris,
den heer J. V under ink, "bleek, dat
het ledental in de afgeloopen 2 jaar iets
is teruggeloopen en wel van 4575 op
3875. De Bond telt thans 2857 manne
lijke en 743 vrouwelijke leden, benevens
159 mannelijke en 116 vrouwelijke adsp.-
leden, verdeeld over 35 afdeelingen en 4
correspondentschappen. In het verslag
wordt herinnerd aan de viering van het
25-jarig bestaan van den Bond in 1921.
Het „Textielarbeidersblad" verscheen ge
regeld om de 14 dagen, de oplaag be
draagt 4200 ex.
Na een korte bespreking, waarin van
verschillende zijden het Bondsbestuur
hulde gebracht word voor het gevoerde
beleid, werd het jaarverslag goedgekeurd.
Uit het jaarverslag van den penning-,
meester, den heer M. J. de Ruiter,
bleek, dat het weerstandsvermogen van
den Bond met f 21298.49 Y* vermeerderde.
In 1921 en 1922 werd aan contributie
ontvangen f 134.159.46 en aan contributie
voor de werkloozenkas f55.004.55. Het
vrijwillig Bondsziekenfonds had op 1 Oct.
1921 een tekort van f 1158.30 en is des
wege opgeheven.
Na eebige bespreking werd ook dit ver
slag goedgekeurd.
Tót voorzitter en verantwoordelijk re
dacteur van het vakblad werd bij accla
matie herkozen de heer G. Ekkel.
De aftredende leden van het Hoofdbe
stuur, de heeren H. Bontsema, uit Deven
ter, G. Hengstman, nit Nijverdal, en M.
ter Heide, uit Glanerbrug, werden herko
zen en benoemd tot lid en plaatsvervan
gend lid der controle-commissie, bedoeld
in art. 10 der. statuten en art. 34 van het
Reglement voor de werkloozenkas resp.
de heeren J. Volkers en D. op den Dries,
heiden to Nijverdal.
Besloten werd, dat de volgende alge-
meene vergadering zal worden gehouden
ta Apeldoorn.
Bij do hierop volgende behandeling
der voorstellen, ingediend door het hoofd
bestuur en de afdeelingen, kwam aan do
orde een voorstel-Hoofdbestuur, inzake
vrijstelling van contributie. Voorgesteld
werd art. 12 van het Huish. Reglement
als volgt te lezen:
Geheele of gedeeltelijke vrijstelling van
contributiebetaling bestaat in de volgen
de gevallen:
a. Bij het vervullen van militaire plich
ten gedurende minstens een volle kalen
derweek.
b. Wanneer een lid minstens een volle
kalenderweek niet heeft kunnen werken,
on over dien tijd geen loon, vergoeding
of uitkeering al of niet vanwege een in
stelling der organisatie, heeft ontvangen.
Ingeval men bij werkloosheid, ziekte,
staking of uitsluiting, die minstens een
volle kalenderweek duurt, niet anders
dan uitkeering van de organisatie of een
andere instelling ontvangt, zoo is het be
talen van de volle contributie niet ver
plichtend, doch kan worden volstaan met
betaling eener bijdrage van 25 cent per
week. Ditzelfde is het geval, wanneer een
lid niet meer dan 3 dagen der week heeft
kunnen werken en over de overige dagen
der week geen loonvergoeding of uitkee
ring heeft ontvangen.
Indien een lid, hetwelk uit den mili
tairen dienst terug keert, niet binnen 4
weken daarvan mededeeling doet aan het
bestuur en zijn contributiebetaling niet
hervat, heeft dit verlies van het lid
maatschap tengevolge.
Enkele afdeelingen hadden te dezer za
ke ook voorstellen ingediend, en zoo had
Enschedé voorgesteld: „Art. 17 van het
Reglement der Werkloozenkas worde in
dien zin gewijzigd, dat leden die bij
werkloosheid alleen uitkeering uit de
werkloozenkas ontvangen, vrijgesteld wor
den van contributie betalen."
Het hoofdbestuur ontraadde aanneming
van dit voorstel-Enschedé, doch de ver
gadering nam het na een uitvoerige dis
cussie toch aan, waardoor het voorstel-
hoofdbestuur als verworpen werd be
schouwd. Deze nieuwe regeling zal echter
eerst ingaan als de Koninklijke goedkeu
ring daarop zal zijn verkregen.
Aangenomen werd een voorstel-hoofd-
bestuur, om de contributie, vastgesteld
voor klasse I te brengen van 35 of 30
cent per week, doch een voorstel-Goor om
de klassen I en II der contributieklassen
samen te voegen tot één klasse met een
contributie van 30 cent per week, werd
verworpen.
Eveneens werd aangenomen een voor-
stel-hoofdbestuur, om aan art. 24 van
het Huish. Reglement het volgende toe te
voegen:
a. De uitkeeringen worden bij het ge
nieten van inkomsten uit anderen hoofde,
zoodanig verminderd, dat bedoelde in
komsten plus de uitkeering samen niet
meer dan 80 pet. van het normaal ver
diende loon bedragen.
b. Leden die bij het opheffen van een
staking of uitsluiting niet onmiddellijk
weer te werk worden gesteld, hebben nog
gedurende hoogstens 6 weken aanspraak
op 70 pet. van de uitkeering die zij tij
dens de staking of uitsluiting ontvingen.
Nadat bij de rondvraag nog enkele za
ken besproken waren, sloot-de eere-voor-
zitter van den Bond, de heer H. Verveld,
de algemeene vergadering met dankzeg
ging.
Ter Bondsvergadering waren 26 afdee
lingen vertegenwoordigd.
DE „DICTATUUR" IN PRACTIJK.
De „Sociaal Anarchistische Aktie" had
j.l. Woensdagavond een debat vergadering
uitgeschreven, waarin, naar aanleiding
van het N. A. S.-congres, door Lansink
Jr. en Rijnders het woord is gevoerd
over het onderwerp: „Moskou of Ber
lijn?"
Wij lezen nu in „Be Vrije Socialist"
dat is het beruchte blad van Rijnders
dat deze vergadering door de houding
det „would-be-bolsjewisten" verliep „in
een ontzettende en betreurenswaardige
herrie".
Een kleine proeve ontleenen we aan het
verslag, maar de ergste uitvallen sparen
we onzen lezers:
„Wat ging Kitsz im doen? Hij begon
met te zeggen dat Lahsihk zich gebla
meerd had door op een vergadering van
de S. A. A. te spreken.
Deze lompe, ongemotiveerde en dwa
ze hatelijkheid bracht de vergadering
in formeelen opstand. Er ontstonden
kleine knokpartijtjes door de heelp
zaalKitsz had zichzelf het verder
spreken onmogelijk gemaakt Zijn
eigen aanhangers kent hij toch wel?
Hij wist toch vooruit dat die het eerste
hun vuisten zouden gebruiken en hij
wist toch ook wel, dat onze menschen
zich daardoor niet laten intimideeren?
Tot overmaat van domheid riep K. ook
nog:
„We zullen jullie 's kennis laten ma-<
ken met de dictatuur van het proleta
riaat!"
Het scheelde niet veel of Kitsz had
zelf eens kennis gemakt met de onrede-
lijke vuist-argumentatie.
Zoo verliep dus de vergadering aller
ellendigst in de grootste herrie. Wat
een schande! Wat een peil van verstand
en beschaving. Bah! Schelden! Vroese-
lijk.
Lansink hoorden wij toer oenen: „Jij
krijgt toch vandaag of morgen een pak
op je
Tegen Rijnders: „Vrouwendief!"
Em juffrouw plaatste de opmerking:
„Wij zijn wel eens graag gestolen!"
En als dan de enorme hilariteit be-*
daard was, spogen de bolsjewieken hun
uit de „Tribune" gezogen gif verder uit;
te dierlijk om te releveoren.
Als Kitsz op 't podium verscheen,
hoorden wij iemand zeggen: „Dat is
nou de grootste patser die in de arbei
dersbeweging rondloopt."
Gelukkig bleef de politie buiten de
zaal. Anders was 't nog tot zeer ernsti
ge dingen gekomen."
Diep onder den indruk ging Rijnders
van zoo'n vergadering huiswaarts
„Die menschen zullen de leelijke wereld
verbeteren!", zoo mediteerde hij zelf.
„Die zullen de schoonheid en de harmo
nie, de redelijkheid en de oprechtheid
brengen waar de menschheid naar snaktl
De leiders, die niets doen om die gees
tesgesteldheid op hooger niveau te bren
gen, laden wel een zware schuld op zich."
Goed gezegd, maar Rijnders, die we?k
aan week zelf zijn volkje zit „op te voe
den" met allerlei vuns gescheld, maakt
er zich wel wat vlug van af, door de
schuld aan „die menschen" te geven. Of
ze Communist van do „Tribune", of An->
archist van de „Vrije Socialist" zijn, is
oud lood om oud ijzer.
„'t Zijn me de hervormers wel. zegt de
Residentiebode. We zullen eerst
die kwalen moeten doorkoken vóór de
menschheid leer!
Zoo gaat het niet langer.
Onder dit opschrift lezen wij in „D e
Waarheidsvriend":
Terecht hebben do bladen, die kennis
namen van hetgeen dr. Rcscam Abbing
predikant te Arnhem, onlangs in het or
gaan van de Hervormd Gereformeerde
Staatspartij „Staat en Kerk" schreef,
daaraan geen commentaar toegevoegd
Wat dr. Roscam Abbing in zijn politiek
blad meldde, was, dat de Heere hem ver
schenen is, tot hem gekomen is in een
witte wolk en dat hij rechtstreeks van den
Heere gezichten en openbaringen heeft
gehad, waarvan de hoofdinhoud is, dat in
Nederland behoort te worden opgericht
een Theocratie of rechtstreeksche Gods-
regeering, waarvan het voorbeeld in 't
Oude Testament bij ond-Tr--"1 to vinden
is.
Ook wij zullen deze mededeeling laten
voor wat zo is.
Dat wij er echter de aandacht op vesti
gen is hierin gelegen, dat die zelfde pre
dikant uit Arnhem in het laatste nummer
van „Staat en Kerk" oen stapje verder
gaat en zich nu bijkans schuldig gaat ma
ken aan een spotten met het heilige.
Wij lezen in bet nummer van 13 April
1922 onder het opschrift „Herhaling":
En het geschiedde als Achab Elia zag,
dat Achab tot hem zeide „Zijt gij die
beroerder van Israël.
Toen zeide hij: Ik heb Israël niet be
roerd, maar gij en uws vaders huis, daar
mede, dat gij de geboden des Heeren ver
laten hebt en de Baals nagevolgt zijt."
En het geschiedde als de Coalitie de
Herv. (Geref.) Staatspartij zag, dat de Co
alitie tot haar zeide: „Zijt gij die bercer-
ders van Nederland?"
„Toen zeide zij: „Wij (onze beginselen)
hebben Nederland niet beroerd, maar gij
(uwe beginselen) en uws vaders huis, daar
mede, dat gij de geboden des Heeren ver
laten heben en de Baals nagevolgd zijt."
Tgien dit eigcnrechtig spotten met het
heilige past niet anders dan een zwijgen.
Alleen dez vraag- Zou het niet op den
weg van de Redactie van „Staat en Kerk"
liggen, het orgaan, dat notabene onder het
devies verschijnt „Tot de Wet en de
Getuigenis", dat «ij haar medewerker tot
de orde riep?
Wij verwachten dit van mammen, die
een vooras nsta-vndo plaats in onze Kerk
innemen.
Zooals het nu ging, gaat het niet lan
ger.
?£USL.LETON
Van hooger Orde.
Naar het Engelsch.
69)
Hij zag trotsch en verheugd rond
als een knaap, terwijl hij me vertelde van
de nieuwe uitvindingen, die hij in toepas
sing dacht te brengen bij 't laken weven,
en dat hij en zijn vrouw overeengekomen
waren enkele jaren te l&jven wonen op
het kleine Longfield, zoo zuinig mogelijk,
opdat de rest van zijn kapitaal zou kun
nen gebruikt worden om do molens te En-
derley en het lot van de arbeiders te ver
beteren.
„5k zal de meester wezen van bijna
honderd mannen en vrouwen. Denk eens
aan. wat een goed wij kunnen doen! Zij
neeft reeds een half dozijn plannen."
„Was het diner in de schuur, aan
staande Maandag, ook haar plan?"
„Gedeeltelijk. Ik heb gedacht, dat we
jaarlijks een soort van feest zullen geven
nan do oude menschen van de looierij en
nan de arbeidersvan den korenmolen en
aan de huurders te Kingswell."
Deze huurders te Kingswell waren een
dozijn arme gezinuen, welke John, toen
!*rij zeggenschap kregen, uit de ellendige
steeg, waar Sally Witkins woonde, hier
heen, in deze oude huizen, had gebracht,
waar zij ten minste frissche buitenlucht
konden genieten en ruimte genoeg had
den om behoorlijk te wonen in plaats
van bij elkander te hokken, als varkens
in een kot.
„Je mag wel trotsch op je huurders
wezen, Phineas. Ik verzeker je, zij vor
men geheel en al een contrast met hun
buren, die in Lord Luxmore's huizen wo
nen."
„En die ook zijn stemmers zijn, denk
ik de „vrije en onafhankelijke bur
gers", die mijnheer Vermilye naar het
Parlement moeten zenden."
„Als zij kunnen," zei John zich verbij
tend, „weet je, Phineas, dat ik verleden
week je huizen voor 't dubbele van den
prijs heb kunnen verkoopen? Zij hebben
waarde voor deze verkiezing, daar je
huurders de eenige stemgerechtigden zijn
in Kingswell, die geen huurders zijn
van Lord Luxmore; begrijpt ge 't?
Dat was niet moeilijk, want dergelijke
praktijken gebeurden over geheel Enge
land, totdat een wet aan dit stelsel een
einde maakte.
„Natuurlijk wist ik wel, dat je de hui
zen niet zoudt willen verkoopen"; en ik zal
al mijn invloed aanwenden om te verhin-
In 1832. Door deze wet werden ruim
58 kiesdistricten, als Kingswell, opge
ruimd.
deren, dat je huurders hun stem verkoo
pen; wat daar ook de gevolgen van mo
gen wezen."
„Zoudt gij dat kunnen?"
„Ik weet 't niet, maar ik zal 't probee-
Ten. Allereerst wegens recht en geweten
en ten tweede omdat, als mijnheer Ver-
milyo niet onschendhaar wordt, door zit
ting te nemen in het Parlement, hij hot
land uitgezet zal worden. Vat ge?"
Ja ik begreep 't maar al te goed; hoe
wel ik voorzag, dat, wat John ging doen,
rechtstreeks gericht was tegen Lord
Luxmore en dat terwijl hij nog pas
het contract geteekend had voor de mo
lens te Enderley. Maar wat recht was,
moest geschieden, 't kostte wat 't wilde,
en ik wist, dat zijn vrouw dat ook zou
zeggen. We kwamen bij den voet van de
Kingswcll-heuvel en zagen 't kleine dorp
liggen met zijn grijze, oude huizen,
zijn kleine, oude kerk, met groote iepen-
boomen rondom en met klimop bedekt,
dat daar al eeuwen gegroeid had. Een rij
tuig liaaldp ons in; er zaten twee heeren
in en een van hen hoog vriendelijk voor
John, wat deze beantwoordde.
„Dat is good; ik zal tenminste met één
eerlijk man te doen liebben, vandaag."
„Wie is hij?"
„Mijnheer Ralph Oldtower, van wien ik
Longfield gekocht heb, een beste man;
er is zoo iets aardigs in zijn stijve hoffe
lijkheid en zijn verwoed Tory isme."
„Maar, John, Norton Bury noemt je
ceh democraat."
„Dat ben ik, want ik behoor tot 't volk.
Maar toch ben ik voorstander van een
echte aristocratie de beste mannen
van het land herinnor je, wat de oude
Grieken zeiden? Deze mannen behooien
te regeeren en zullen eons regeeren, het
zij hun Tocht, adel, geboorte of titels of
alleen eerlijkheid en verstand is."
„Ho daar, Matthew Hales, hebben ze
je al dronken gemaakt?"
De man hij was een oude werkman
van ons kwam aan z'n hoed en pro
beerde rechtop langs z'n meester te loo-
pen, die droevig en ernstig zag.
„Ik dacht wel, dat 't zoo wezen zou!
ik betwijfel of er één stemmer in heel
Kingswell is, die niet is omgekocht."
Terwijl hij dit zeide, trad hij 't verkie
zingslokaal binnen.
Die verkiezing ging heel eenvoudig!
Mijnher Ralph Oldtower, die „Sheriff"
was, zat voor een tafel, met zijn zoon, een
ornstig-uitziend jongmensch, die met hem
in 't rijtuig gezeten had; bij hen bevon
den zich mijnheer Brilhwood van de My
the House en de Graaf van Luxmore.
1) Schout, burgemeester.
Het vertrek was bijna geheel gevuld
met boerenarbeiders en dergelijke. Wc
traden zonder veel lawaai naar binnen;
maar John's hoofd stak boven allen uit;
de Sheriff zag hem terstond en boog
vriendelijk;- zoo deöd ook do jonge heer
Herbert Oldtower en de graaf van Lux
more. Richard Brithwood alleen nam
geen notitio, van hem, maar draaide ons
den rug toe.
Ik had in vele jaren Lady Caroline's
man niet gezion. Hij was een opgeblazen
man, van middelbaren leeftijd, geworden,
met ruwe trekken. Zulk een man als men
ze tegenwoordig zelden meer ziet; want
zelfs ik, Phineas Fletcher, heb zoo lang
geleefd, dat ik een groote verandering heb
zien plaats grijpen in manieren en zeden
en dat onmatigheid, inplaats van een ge-«
wone eigenschap van een „mijnheer", nu
over 't algemeen als een schande wordt
aangemerkt.
„Wat minder lawaai daar!" bromde
mijnheer Brithwood. „Stil kerels, daar bij
de deur. Nu, mijnheer Ralph, laat ons de
zaak afmaken, dau zijn we weer voor
eten terug."
Mijnheer Ralph wendde zijn deftig,
grijs hoofd naar het licht, zelle z'n gouj
den bril op en begon het bevelschrift van
de verkiezing voor te lezen.
Toen hij geëindigd had applaudisseerde
't kleine gehoor zwakjes.
(Wordt vervolgd).