Aan het einde der Week
- Ue stille worsteling oin en in" ifet Roer
gebied duurt nog altijd voort.
Do Duitschers, hoewel de toestand voor
hen steeds meer precair wordt, toonen
nog niet de minste neiging om toe te geven
En ondanks do onbeteekenende resulta
ten die tot nu toe bereikt werden schijnen
de Franschen ook aan geen terugtreden
te denken.
Zoo gaat het hard tegen hard.
Wat nog het einde zal zijn van deze
historie en hoe een oplossing moet wor
den gevonden, weet geen mensch.
Vermoedelijk beschikt Frankrijk over
hei grootste uithoudingsvermogen. Hier
uit volgt niét dat Duitschland zal capitu-
leeren, maar het resultaat zal dan toch
wel zijn, dat de Roerbezetting steeds meer
definitief wordt, en dat het nog zeer lang
zal duren eer weer meer normale verhou
dingen verkregen worden.
Het behoeft geen betoog, dat wat zich
daar in het Roergebied afspeelt ook voor
ons land van beteekenis is.
Do verschillende landen staan nu een
maal niet op zichzelf. Het leven van de
volken grijpt in elkaar.
En dit is van temeer beteekenis nu uit
de laatste middelenstaat gebleken is, dat
de belastingen hier belangrijk beginnen
terug te loopen.
Telkens weer scheen het alfsof de pessi
mistische financieele verwachtingen ge
logenstraft zouden worden, doordat de in
komsten vèr- boven de raming bleven.
Maar nu is de terugslag gekomen.
Doinkomstenbelasting over Maart liep
bij het vorig jaar vergeleken belangrijk
achteruit en het is niet waarschijnlijk dat
dit een opzichzelf staand verschijnsel zal
zijn.
Hieruit blijkt, dat het zakenleven wat
trouwens een ieder kan waarnemen
verstoord is en dat de malaise waarover
zooveel geklaagd wordt, inderdaad diep
ingrijpt.
Dit voorspelt weinig goeds voor het So
ciale leven, terwijl tevens de mogelijkheid
voor de Overheid om steun te verleenen
geringer wordt.
Waar niet is, zegt het spreekwoord,
heeft de Keizer zijn recht verloren. Als de
middelen ontbreken, dan zal het straks
onmogelijk blijken om zelfs op den be
scheiden voet van thans, de slachtoffers
*an de malais© te helpen en to steunen.
Het blijft daarom noodig met kracht op
bezuiniging aan te dringen en alle niet-
fioodzakelijke uitgaven, zooveel mogelijk
ie beperken.
Dit geldt voor het Rijk, maar ook voor
de Gemeenten.
Bij de straks te houden raadsverkiezin
gen, zal dit niet uit het oog verloren mo
gen worden.
Onze Stat en-Generaal stonden dezer da
gen in het brandpunt van de belangstel
ling.
In den Senaat was het vooral de afschaf
fing van den Zomertijd die de aandacht
vroeg. De heer Braat heeft zijn doel niet
kunnen bereiken, maar de voorstanders
van den Zomertijd hebben evenmin reden
om te juichen, daar tot Juni in elk geval
de gewone tijd gehandhaafd blijft.
Do Tweede Kamer heeft zich verdien
stelijk gemaakt door de Evenredige^ Ver
tegenwoordiging voor de Eerste Kamer
voor te bereiden. Alles wijst er op dat we
zullen krijgen een regeling die niemand
bevredigd en die bovendien geen evenredi
ge vertegenwoordiging geeft. Maar al is
de zaak dan niet in orde, de n a a m is
toch gered, en dat is ook wat.
Niet zonder belang is nog, dat de moge
lijkheid voor kleine partijtjes om door ver
binding van de lijsten met anderen een
zetel te verwerven, is weggenomen.
Jammer dat het niet tevens gelukte de
stemplicht, die geen stemplicht is en het
ook nooit worden kan, uit de Wet te ver
wijderen.
De Regeering die blijkbaar nog meer
gegevens noodig had, zal dit vraagstuk in
studie nemen.
Een van twee zal noodig zijn: óf ophef
fing óf nieuwe sancties.
Laten we hopen dat tot het eerste be
sloten wordt.
Ideaal en Illusie.
Het is een eigenaardige trek in een
menschenkaxakter, dat hfj altijd boven
het alledaagsche uit wil gaan. Want het
alledaagsche kenmerkt zich door eento
nigheid. Het is het leven van den tred
molen, waar men iederen dag zijn voeten
zeer loopt op dé altijd doordraaiende
schoepen van het rad van den tijd.
Maar nu is er iets in den mensch, dat
zich daartegen verzet. Dat daar protest
tegen aanteekent. En dat het beneden
zich vindt, om een kettingganger van hel
leven te wezen.
En zoo nu, in verzet tegen de eentonig
heid van 's levens sleur wordt de illu-
i e geboren in den menschelijken, wer
kenden geest. De illusie, die meer wil dan
!iet gewone. En d i e illusie nu maakt in
«ekeren zin de waarde van een mensch
?it.
Zoo zegt Allard Pierson in een van zijn
opstellen, dat onze grootste waarde mis
schien in onze illusies ligt. Een opmer
king, waarvan de Christen veel kan en
aiag afdingen, mits hij voor het woord
usie" maar een ander en beter weet
de plaats te stellen.
Nu, dat wootó ligt voor de hand?
Want wat is nu toch een mensch zon
der idealen", zegt het volk.
Hier hebt ge dus den mensch in ver
binding gebracht met een meer absoluut
begrip: zijn idealen.
Het is, of er een nuchtere volksphilo-
■aophie is, die het intuïtief voelt: neen,
iet in illusies, maar in idealen ligt
de beteekenis van den mensch.
En zóo sterk werkt dit in volkskringen
door, dat ge uw oogen maar open behoeft
3e hebben, om overal te hoorën gewagen
-van idealen, die men verkrijgt, maar
ook weer van idealen, die men verliest.
Ik weet wel, hier ligt ook juist weer de
inconsequentie van het volk. Immers
idealen „verkrijgt" men niet. Men heeft
ze. En evenmin „verliest" men ze, want
ze zijn eeuwig. Ze zijn zoo met den
menschelijken geest ingeschapen, door-
woekerd, samengegroeid, dat zij de we
zenstrekken der ziel zelve vertoonen.
Eerst als g-o van iemand het antwoord
hebt gekregen op de vraag: „Wat zijn
uw idealen?" dan hebt ge dien mensch.
Dan kent ge hem misschien beter, dan hij
zichzelf kent. Want d i t is altijd de taak
geweest van groote menschenkenners, dat
ze uit uw ziel opeens naar voren haal
den, wat ge zelf niet wist te bezitten. En
dat dan zóo overtuigend, zoo raak, dat ge
het zelf niet meer loochenen kondt.
Doch nu wenschen wij niet de vraag te
stellen: wat of hoè uw iedealen zijn. Dit
is 'n al te individueele vraag. Die wisselt
af naar den persoon, dien men voor
heeft, en heeft dus alleen maar persoon
lijke waarde.
Neen, de vraag, waar het om te be
ginnen voor ieder op aankomt, is: „Heb
ik wel idealen". En wanneer ge nu „ja"
zegt, weet ge dan wel zeker, dat uw idea
len niet maar slechts... illusies zijn?
Want o er is zooveel, dat zich met het
kaartje van „idealen" aandient, maar
als ge het eens goed in de oogen kijkt,
dan merkt ge zelf wel, dat het iets an
ders is De voorbeelden liggen voor 't
grijpen:
Er is een verloving in de familie. Wat
is daar niet om te doen geweest! Go zijt
zelf misschien mee ter receptie gegaan en
ge hebt bloemen gestuurd om dat nichtje
te huldigen, dat -- zoo werd in ernstige
en geestige speeches verzekerd haar
ideaal gevonden hadt.
Want de mensch heeft het altijd als
iets feestelijks beschouwd het vinden
van een ideaal. En nu is 't wel waar, dat
de persoon in kwestie zich van die feeste
lijkheid weinig aantrekt: zij weet wel, dat
haai* idealen niet gevierd worden, met
een daverenden toast en een stuk cake. Zij
houdt niet van dien omslag. Ze is liever
met haar ideaal en haar geluk alleen.
En lag 't alleen aan haar, ze zou er ook
„feestelijk" voor bedanken. Maar ja, men
wil het nu eenmaal zoo
Maar laat nu de tijd, de lange duur.
het leven van eiken dag, de eentonigheid
haar werking maar doen. En dan
moet ge er niet verbaasd van opkijken,
wanneer ge hoort, dat er van dat hoogge
stemde, hooggevierde ideaal niet veel is
overgebleven. Dat deverloving af is.
Och, en dan blijkt voor de zooveelstc
keer: dat de tijd webswaar in een men-
schengeest illusies schept, maar dat zij
ook gewilde idealen, en gewaande illu
sies vernietigt, verpulvert tot desillu
sies.
Een ander voorbeeld: er is een sterfge
val in de straat, waar gij woont. Heel de
buurt heeft het er over, dat het zoo tra
gisch is: een jonge vrouw, moeder van
een paar kinderen, dat die nuEn dan
die man, o, die is kapot van verdriet,
verzekert men.
Voor hem is 't leven een last gewor
den, want nu is hij voorgoed al zijn idea
len kwijt-.
Doch laat de tijd zijn werking maar
doen. Kom maar eens terug over oen
jaar. Waar is dan de smart van dien
man? Zijn verlies van iedalen was
toch nog niet zoo groot, dat hij geen
kans meer zag het aan te vullen. Hij
heeft de verstijfde hand van zijn vrouw
al los gelaten, om de jonge, sterke hand
van een tweede zorgzame moeder te grij
pen.
En hij heeft gelijk; het kan niet anders.
Maar zeg eens: .waar is het ideaal
gebleven?
Nu moet gij niet denken, dat de dood
werkelijk idealen vernietigt.
Idealen juist omdat zij naar hun
wezen eeuwig zijn, blijven. Idealen
wenken van over het graf. En ze blijven
voort leven in herinnering.
En dat nu, doet nog die gewijde glans
van stil geluk schijnen op liet gezicht van
dien ouden man, als hij zijn kleinkinde
ren vertelt van vroeger, toen grootmoeder
er nog was. O dan voelt ge het: hier
is niets gestorven, niets verloren.
Hier is een liefde in het leven, dat den
tijd verduurt.
Het geheim van 'dien ouden man
schuilt: in zijn kinderlijke liefde. Wat hij
in grootmoeder liefhad was nog het zelf
de ideaal, dat God eens in zijn jonge
lingsjaren in zijn hart tot ontwaken riep.
En dat heeft zelfs de ouderdom niet ver-;
bleekt en niet ingeschrompeld.
O er zijn anderen, die u wel zeggen
zullen, wat er aan grootmoeder man
keerde. Hoe lastig ze soms kon zijn, en
hoe dit niet deugde, en hoe onaange*
naara weer dat aan haar was.
Maar kijk daar zwijgt die oude nu
over. Met die heerlijke eenvoud, die
menschen met veel liefde eigen is, ge
tuigt hij alleen maar, dat het ideaal van
zijn jongelingsjaren door het leven be
vestigd is. En dat troost hem in de
eenzaamheid van den ouden dag. Dat
spreekt hem van de trouw van zijn God.
Want het is zoo waar, wat een Duitsch
versje zegt: r
Was wir bergen
in den Sargcn 1 i
ist das Erdenkleid.'
Was wir lieben j
ist geblieben, j
bleibt in Ewigkeit.
Hier hebt ge het! Wat we eetis waarlijk
hebben liefgehad, dat leeft tot in alle
eeuwigheid. Ziet, en nu gaat ge zelf
samenhang 2ien tusschen: ideaal en
eeuwigheid, tusschen ideaal en liefde, ja,
tusschen Ideaal en God.
Nu begrijpt ge het, dat het ideale in
wezen hetzelfde is als het goddelijke.
God schiep den mensch naar Zijn Beeld,
dit houdt in: dat Hij, die Liefde is,
het ideale in den mensch legde. Dat Hij
menschen de mogelijkheid gaf, om bef te
hebben. En om nu i n die liefde, en door
zijn ideaal zich bewust te worden van
zijn eeuwigheids-bestemming.
Dit is het groote van uw idealen, dat
ze -uw ziel doen ademen in een zuivere
lucht, ver boven do aardsche dampkring
uitgestegen. Dat ze u vergezichten doen
zien, die ge tevoren nooit zelfs maar ver
moed hadt.
Ja, dat z ij alleen het verstaan, om in
uw leven onuitwischbaar neer te schrijd
ven het lied van de ondergaand® Tita^
nic:
Nader mijn God tot U
U naderbij.
Zij ookde weg daartoe
èen kruis voor mij.
In U verheug ik mij,
Breng mij U naderbij
Nader mijn God tot U 1
U naderbij!
Nu nog iets. Hebt ge zóo nu scherp in
't oog gevat dat het ideale gekenmerkt
wordt door het eeuwigheidsstempel, dan
kunt ge meteen ook uw illusies on
derscheiden. D i t is het karakteristieke
van de illusie, dat zij tijdehjk is, en nfet
•eeuwig. En wie met menschenhanden het
eeuwige in zijn illusies neer wil leggen,
komt ten leste te staan voor een des
illusie, voor een out goocheling.
Idealen worden u van Bovenaf, als
door een vaderlijke hand toegevoerd.
Maar in de illusie wil de mensch God
dwingen van Zijn troon af te gaan, en te
komen wonen in zijn zelfgevormde be
geerten.
Het Ideaal wordt door den mensch ge
vonden. Maar de illusie schept hij
zelf.
Het Ideaal gaat en dit is het beslis
sende boven het stoffelijke en tijdelij
ke uit. Het heeft dat niet noodig om te
bestaan. Het is genoegzaam in zijn Bron,
dat is God.
Maar de illusie bestaat nooit zonder
het aardsche. Zij klampt zich soms schier
wanhopig met bégeerens-grage vingers
aan het stof, aan het lichaam vast.
Zeg eens, of het niet waar is?
Hebben we niet allen onze illusies, die
we grootsch opgeschept „idealen" dur
ven noemen?
Hlusies, waar wo ons zelf zoo in voe
len. "Waar we ons in laten gelden.
O er zijn er wier heele levensge
bouw uit illusies is opgetrokken. En dit
is nu het noodlottige, dat we die illusies
maar uitstallen als „idealen". Dat we dit
idealen-zand ons zelf en anderen in de
oogen strooien. En wo begrijpen maar
niet, dat een huis op een zandgrond ge
bouwd vallen moet.
Ja, hoe meer illusies we hebben,
des te liefdeloozer zijn we. Of
noemt gij het soms „befderijk" van een
ander het ideale te vergen, waaraan ge
zelf niet beantwoorden kunt? Is dit eigen
lijk niet aanmatigend? En geraffineerd
egoïstisch?
Ach, wanneer de mensch eens eerbjk
altijd ontleden, onderscheiden kon, hoe
veel van zijn gewaande „idealen" ibusies
zijn. Wat zou men minder klachten over
elkander hooren! Wat zou men minder
de schuld van z'n levensmisère op z'n
buurman gooien!
Want nu heeft deze u teleurgesteld,
en is d i e u tegengevallen, en heeft gene
u in den steek gelaten, maar clan zoudt
ge niets anders kennen dan de kreet van
dien worstelenden monnik in zijn bruine
pij, tusschen de kale, witte muren van
Erfurts kloostercel: „Mea culpa. Domino!
Mea culpa maxima!" „!t Is m ij n schuld
o Heer, mijn overgroole schuld!"
Wie nu beweert dat ibusies totaal geen
waardo hebben, heeft toch de dingen des
harten nooit in eeuwigheidslicht be
schouwd.
Want en dit is het aanbiddeb'jke
toch gebruikt de Heilige Geest juist uw
illusies ter b e k e e r i n g.
Dit geschiedt dan, als ge merken gaat,
dat met al uw illusies uw rekening loch
maar niet klopt, niet uitkomt.
Als de zegewagen van uw streven kan
telen gaat.
Als de breede wieken van den molen
uwer begeerten geen koren, en dus geen
winst meer malen.
Als de waterstroomen en de winden ko-;
men, en de muren vaxt uw illusiënhuis
scheuren gaan. Als hGt gevaarlijk wordt
daarin te wonen; en go uw huis zelf on
bewoonbaar moet verklaren. En als go
jaloersch wordt op uw buurman voor
wien u w woningvraagstuk niet nijpt.
O zeker, Pierson beeft gebjk: voor een
mensch van den tijd ligt de grootste
waard© in zijn illusies. Maar niet voor
«en eeuwigheidskind. Er is een goedig
spraakgebruik, dat zegt: „Toe, laat hem
nu maar in zijn waarde." Maar als die
waarde nu eens een waan blijkt, wat
dèn?
Welnu dan zult ge beleven, dat God
u niet in u w 'waarde laat. Maar dat Hij
daarvoor Z ij n waarden in de plaats
stelt. Dan gaat God de gewichten, waar
mede g ij weegt ijken, en dan keurt
Hij ze allen af, met Zijn vonnis: Te licht
bevonden!
En als Hij zoo al uw illusies, stuk voor
stuk 'heeft afgekeurd en ge er niets meer
aan hebt, dan zult ge onder weemoed en
smart moeten leeren zien: dat God
voor afgekeurde illusies de
keur van Zijn Idealen u in de
plaats geeft.
Dat dan de weegschalen van uw leven
blank en blinkend mogen zijn, om de ge
wichten der Eeuwigheid te dragen!
We merkten reeds op, dat het vinden
van een Ideaal altijd beschouwd wordt
als iets feestelijks. Van dat feest heeft
Nellie van Kol gezongen, toen zij van ge
nade overstelpt uitriep:
„Het is feest in mijn ziel, want
de Heiland kwam in!
kfet al Zijn liefde en luister
Tw.
Het evenwicht in de natüur.
Uit Durban wordt aan de Engelsche
bladen gemeld, dat door de overstroo
ming van 1918 in het suikerrietdistrict
Umvolozi (Eng. Indië) duizenden slangen
in de zeet erechtkwamen. Het gevolg hier
van was, dat de ratten buitengewoon in
aantal toenamen en weldra een ware pest
voor het land worden. De plantaj.es lijden
enorme schade, vergif helpt niet, daar* de
suikerrat vergiftigd graan of vleesch niet
aanraakt. Men wil thans honderden kat
ten in de ernstig bedreigde streek invoeren
Gasbommen bij de Brusselsche politie.
Bij de Brusselsche politie is thans een
nieuw middel ingevoerd om gevaarlijke
misdadigers te arresteeren. De politieagen
ten zullen worden voorzien van pistolen,
waarmede kleine gasbommen kunnen
worden afgevuurd, terwijl zij bovendien
met een beschutting voor de beenen, het
gelaat en het lichaam worden Uitgerust.
Als de gezochte misdadigers zich hebben
gebarricadeerd in een kamer, wordt in de
deur een klein gaatje geboord, waardoor
de loop van het pistool kan worden gesto
ken.
De gasbom kan dan in de kamer U*den
geschoten en het gas zal dengene, die zich
in de kamer bevindt, bewusteloos maken.
Proeven met honden hebben goede re
sultaten opgeleverd. Ofsphoon de dieren
onmiddellijk door het gas bewusteloos wei*
den gemaakt, kwamen zij na enkele mi
nuten weer bij.
INGEZONDEN
fBuaten verantwoordelijkheid der Redactie)
Leiden, 20 April 1923.
Geachte Redactie.
Mogen we naar aanleiding van Uw ant
woord op ons ingezonden in Uw blad van
19 April j.l. nog eenige plaatsruimte? Bij
voorbaat onzen dank.
We gelooven toch, geachte Redactie, dat
U de zaben niet geheel juist weergeeft.
U zegt, dat Ds. Kersten en de beer v. d.
Hoven zelf erkennen een voorloopige on
derhandeling of bespreking of briefwisse
ling te hebben gehouden. Als dit do waar
heid was, dan zou U 't recht hebben te
concludeeren: „En dat is reeds een fout".
Maar integendeel van onderhandeling of
iets dergelijks is nooit eenige sprake ge
weest- Op de eerste do beste brief heeft
Ds. Kersten zich op principieel standpunt
geplaatst en terstond gezegd nooit te mo
gen en te kunnen samenwerken met - de
Plattelandersbond c.s.
Dan zegt U in Uw genoemd antwoord
(lat 't de vrouwen waren, die Ds. Kersten
in de Kamer brachten. Maar, mijnheer
de Redacteur, kunt U dat b e w ij s leve
ren? -
U kunt wel iets denken of vermoeden,
maar dat is niet altijd juist.
Intusschen Hoogachtend,
't Bestuur v. d. afd. Leiden der S. G. P.
Wij zijn gaarne bereid om, zoo noodig,
ongelijk erkennen. Maar als de heer y.
d. Hoven mededeelingen doet omtrent ge
wisselde brieven en omtrent een conferen
tie, waarvoor Ds. EL speciaal uit Den
Haag naar Rotterdam, werd geroepen, dan
moet er toch iets gebeurd zijn.
En wat de „vrouwenkwestie" betreft,
een feit is, dat zij het tegen den
wil van D s. K. in Zeeland de vrou
wen per circulaire werden opgeroepen op
hem bun stem uit te brengen. Feit is
eveneens, dat vele vrouwen aan dien op
roep hebben gehoor gegeven. En als we
djan nagaan, dat Ds. Kersten niet den
kiesdeeler bereikte, maar op een overschot
gekozen werd, dan is de veronderstelling
niet te gewaagd, dat hij door de vrouwen
naar de Kamer werd gebracht.
Maar al was dit alles onjuist, dan zullen
de inzenders bet toch met ons eens zijn dat
zelfs de S. G. P. fouten maakt, dat zij
evenals andere partijen zonden heeft te
belijden, en dat men zicb dus op een ge
vaarlijken weg bevindt, wanneer men als
Ds. Barth, een ernstige aansporing tot be
lijdenis en verootmoediging gaat gebruiken
als een bewijs om aan te toonen „hoever
het toch wel gekomen" is.
Hiermede meenen wij deze discusie, die,
hoewel niet overbodig, toch weinig opbou-
wends heeft, te kunnen sluiten.
Redactie.
LEIDSCHE PENKRASSEN
Amice.
Mijn vorige hric-f, geschreven onder
den indruk van de pas gehouden Staten
verkiezingen was niet in opgewekten
toon gesteld. Dat kon wel niet anders.
Wij hadden een smadelijke nederlaag ge
leden; smadelijk vooral omdat onzer
zijds niet die kracht was ontwikkeld, die
ontwikkeld had kunnen worden.
De uitslag van de stemming over het
geheele land, die voor de anti-revolutio
naire partij en meer in 't hijzonder voor
de rechterzijde bemoedigend was, was
oorzaak dat ik in het tweede deel van
mijn briefje de zaken met wat meer op
gewektheid kon beschouwen.
En thans, amice, hen ik ook om andere
redenen wat meer optimistisch gestemd,
dan de vorige keer. 't Zal u bekend zijn
dat onze Kiesvereeniging den laatsten
tijd. een ernstig ziekteproces heeft door
gemaakt. Er waren verschillende oorza-'
ken, die de actie verlamden en het wer
ken zooal niet onmogelijk, dan toch
uiterst moeilijk maakten.
We hebben een crisis doorgemaakt en
meer dan eens scheen het me, dat de toe
stand nog ernstiger zou worden dan ze
op 11 April reeds bleek te zijn.
Maar gelukkig zijn er thans meerdere
verschijnselen die er op wijzen dat het
ergste voorhij is en dat we straks weer
met frisschen moed aan het werk gaan,
om althans bij de Raadsverkiezingen nog
te redden wat te redden valt.
We mogen daarvoor dankbaar zijn m'n
waarde, want had de crisis nog langer
geduurd, dan had dit zeer verstrekkende
gevolgen kunnen hebben.
Zooals ge weet hebben we thans 'n ze
vental raadszetels bezet. Ik herinner me
nog als den dag van gisteren, hoe we in
1920 door den uitslag van de stemming
werden verrast. De verrassing was toen
zeker even groot als de vorige week de
teleurstelling.
Toen reeds viel het te voorspellen, dat
we ons op dit hooge standpunt tot het
hereiken waarvan allerlei bijzondere om
standigheden hadden meegewerkt, niet
zouden kunnen handhaven. Toen we dan
ook het vorig jaar, met een hier vrijwel
onbekenden candidaat in het vuur moes--
ten, terwijl daarnaast stond een buiten
gewoon populair man als Dr. Schokking,
toen was het te voorzien, dat ons stem-?
mental belangrijk zou slinken. Dezelfde
omstandigheid heeft ook bij de' Staten--
verkiezingen tot onze achteruitgang mee-r
gewerkt.
Daarbij komt nog dat de S. G. P, zich
krachtig is gaan ontwikkelen, en hier in
Leiden bijna 400 stemmen heeft uitge-;
bracht, welke stemmen in hoofdzaak ten
onzen nadeele kwamen.
Bij de Statenverkiezingen was dit nog
niet zoo erg, daar die stemmen toen niet
verloren gingen, maar ten goede kwamen
aan candidaten, die in de Staten naar ik
vertrouw, met onze mannen in hoofdzaak
eene lijn zullen trekken.
Anders echter staat het met de a s.
Raadsverkiezingen. Als ik aanneem dat
deze partij straks haar stemmencijfer
weet te handhaven niet alleen, maar zelfs
nog met een 100 weet op te voeren, dan
zullen die stemmen toch geen nuttig ef-;
fect hebben. Om voor een zetel in aan
merking te komen moet ze, zooals ge weet
uU van den kiesdeeler hebben bereikt, en
zal ze dus in elk geval ongeveer 550
stemmen moeten behalen. Dat is echter
al zeer onwaarschijnlijk, met het gevolg
dat deze partij geen zetel verwerft, ter
wijl wij daardoor misschien een zetel
zullen verliezen.
Het verwondert dus niemand dat we
achteruit zijn gegaan en dat we straks in
den Raad allicht onze positie niet zullen
kunnen handhaven.
Maar evenmin was er reden om te ver
wachten dat we inplaats van één, drie of
vier zetels zouden moeten missen, En
daar gaat het heen, als we op 23 Mei een
uitslag krijgen, die met die van de vori-i
ge week zoo ongeveer overeenkomt.
Zooals ik echter reeds opmerkte, ami
ce, is er ©enigen grond om te gelooven,
dat we het gevaarlijkste punt gepasseerd
zijn en dat onze mannen en vrouwen
zich weer als van ouds met geestdrift en
geestkracht in den strijd zullen werpen.
Zoo behoort het ook. Zeker, het is
verklaarbaar en het is zoo echt mensche-
lijk dat we ons soms door allerlei bij
komstige zaken van den rechten weg la
ten afleiden. Lees er den pu de
historie maar eens op na
Bij het oude Israël was er telkens en
telkens weer een verlaten van den rech
ten weg. Zelfs bij den intocht in het be
loofde land, werden de strijdende legers
nog teruggeslagen omdat er een ban in
het leger was. En'als we de historie na
lezen, dan zien we hoe het meer dan
eens scheen, alsof de Oranje's den strijd
zouden moeten opgeven, alsef nlleen
werden gelaten.
MaaT ook hier was het- ..i weer:
roepende tot den Heere, verloste Hij ze
uit hunne benauwdheden, tot er weer
een inzinking kwam, die het ergste deed
vreezen.
Wij doen ook hij die dingen zoo gemak--
kelijk alsof ons iets vreemds overkwam.
En toch is dat niet het geval. In de bang
ste oogenblikken stond de Heiland al--
leen, en van al Zijne vrienden en vo]ge-=
lingen verlaten.
En hoe was het met Groen \an Prin-
sterer? Ge weet het ook wel amice, dat er
in zijn leven oogenblikken waren, dat hij
niet verder k o n en dat hij moedeloos en
terneergeslagen de pen moest neerleggen,
omdat het scheen ah'of hij .van allen ver
laten werd.
Maar welk een heerlijke kentering is er
gekomen! En van zulk een kentering,
amice, valt er nu ook bij ons een veelbe
lovend begin te bespeuren. Neen, i'k waag
mij niet aan stembusprofetiën. Misschien
dat we straks opnieuw teleurstellingen
hebben te boeken. Maar dit staat toch
dunkt me reeds vast, dat de omstandig-;
heden anders zullen zijn.
Maandagavond, m'n waarde komen de
propagandisten reeds bijeen. Ge hebt er
zeker al van gelezen, Naar ik voynam
zal Ds. Thomas een opwekkend woord
opreken, terwijl waarschijnlijk ook nog
andere vooraanstaande mannen het
woord zullen voeren, 't Belooft een mooie
samenkomst te worden. Ik hoop dan ook
dat ge van de partij zult zijn en dat uw
vrouw niet zal ontbreken.
Ik weet wel, amice, dat ge bezwaar
zult maken omdat ge zoo weinig kunt
doen. Maar, de hand op het hart, kunt
ge niets doen? Kan uw vrouw niets
doen? Natuurlijk wel zult ge zeggen. Wel
nu, m'n v;aarde blijf dan niet achter,
maar zorg dat ge aanwezig zijt, al is
het dan maar om anderen die heel wat
meer zullen moeten doen in do komende
weken te versterken door uw tegenwoor-i
digheid.
De zaak waarvoor we strijden, is toch
wel waard om er ons warm voor te ma
ken?
Ik hoorde juist dezer dagen enkele ar
beiders klagen, omdat op een deel van
hun loon beslag was gelegd wegens be
lastingschuld. Een kwade zaak, amice!
Maar natuurlijk, klagen en .zuchten helpt
hier niet. Het geld moet er komen.
Daar helpt geen lieve moederen aan.
Maar wat wel helpt? Dat wo mannen
naar den Baad zenden, die zooals ons
program van actie zegt, tot krachtige be
zuiniging willen meewerken, om op die
wijze te komen tot belastingveria--
gi n g-
In die richting moet hier krachtig
worden gewerkt. Maar dat is niet het
grootste, het hoogste.
Van meer en grooter belang is de pro-\
pageering, de toepassing én de doorwerk
king van onze beginselen.
Daarvoor te strijden moet voor alle
anti-revolutionaire mannen een eere zijA
on een voorrecht. En ik hoop dan ook
van harte amice, dat we a.s. Maand&g
een groote schare van strijders en strijd?
sters bijeen zullen zien.
n7t?t»tt« a a