Aan het einde der Week - Ue stille worsteling oin en in" ifet Roer gebied duurt nog altijd voort. Do Duitschers, hoewel de toestand voor hen steeds meer precair wordt, toonen nog niet de minste neiging om toe te geven En ondanks do onbeteekenende resulta ten die tot nu toe bereikt werden schijnen de Franschen ook aan geen terugtreden te denken. Zoo gaat het hard tegen hard. Wat nog het einde zal zijn van deze historie en hoe een oplossing moet wor den gevonden, weet geen mensch. Vermoedelijk beschikt Frankrijk over hei grootste uithoudingsvermogen. Hier uit volgt niét dat Duitschland zal capitu- leeren, maar het resultaat zal dan toch wel zijn, dat de Roerbezetting steeds meer definitief wordt, en dat het nog zeer lang zal duren eer weer meer normale verhou dingen verkregen worden. Het behoeft geen betoog, dat wat zich daar in het Roergebied afspeelt ook voor ons land van beteekenis is. Do verschillende landen staan nu een maal niet op zichzelf. Het leven van de volken grijpt in elkaar. En dit is van temeer beteekenis nu uit de laatste middelenstaat gebleken is, dat de belastingen hier belangrijk beginnen terug te loopen. Telkens weer scheen het alfsof de pessi mistische financieele verwachtingen ge logenstraft zouden worden, doordat de in komsten vèr- boven de raming bleven. Maar nu is de terugslag gekomen. Doinkomstenbelasting over Maart liep bij het vorig jaar vergeleken belangrijk achteruit en het is niet waarschijnlijk dat dit een opzichzelf staand verschijnsel zal zijn. Hieruit blijkt, dat het zakenleven wat trouwens een ieder kan waarnemen verstoord is en dat de malaise waarover zooveel geklaagd wordt, inderdaad diep ingrijpt. Dit voorspelt weinig goeds voor het So ciale leven, terwijl tevens de mogelijkheid voor de Overheid om steun te verleenen geringer wordt. Waar niet is, zegt het spreekwoord, heeft de Keizer zijn recht verloren. Als de middelen ontbreken, dan zal het straks onmogelijk blijken om zelfs op den be scheiden voet van thans, de slachtoffers *an de malais© te helpen en to steunen. Het blijft daarom noodig met kracht op bezuiniging aan te dringen en alle niet- fioodzakelijke uitgaven, zooveel mogelijk ie beperken. Dit geldt voor het Rijk, maar ook voor de Gemeenten. Bij de straks te houden raadsverkiezin gen, zal dit niet uit het oog verloren mo gen worden. Onze Stat en-Generaal stonden dezer da gen in het brandpunt van de belangstel ling. In den Senaat was het vooral de afschaf fing van den Zomertijd die de aandacht vroeg. De heer Braat heeft zijn doel niet kunnen bereiken, maar de voorstanders van den Zomertijd hebben evenmin reden om te juichen, daar tot Juni in elk geval de gewone tijd gehandhaafd blijft. Do Tweede Kamer heeft zich verdien stelijk gemaakt door de Evenredige^ Ver tegenwoordiging voor de Eerste Kamer voor te bereiden. Alles wijst er op dat we zullen krijgen een regeling die niemand bevredigd en die bovendien geen evenredi ge vertegenwoordiging geeft. Maar al is de zaak dan niet in orde, de n a a m is toch gered, en dat is ook wat. Niet zonder belang is nog, dat de moge lijkheid voor kleine partijtjes om door ver binding van de lijsten met anderen een zetel te verwerven, is weggenomen. Jammer dat het niet tevens gelukte de stemplicht, die geen stemplicht is en het ook nooit worden kan, uit de Wet te ver wijderen. De Regeering die blijkbaar nog meer gegevens noodig had, zal dit vraagstuk in studie nemen. Een van twee zal noodig zijn: óf ophef fing óf nieuwe sancties. Laten we hopen dat tot het eerste be sloten wordt. Ideaal en Illusie. Het is een eigenaardige trek in een menschenkaxakter, dat hfj altijd boven het alledaagsche uit wil gaan. Want het alledaagsche kenmerkt zich door eento nigheid. Het is het leven van den tred molen, waar men iederen dag zijn voeten zeer loopt op dé altijd doordraaiende schoepen van het rad van den tijd. Maar nu is er iets in den mensch, dat zich daartegen verzet. Dat daar protest tegen aanteekent. En dat het beneden zich vindt, om een kettingganger van hel leven te wezen. En zoo nu, in verzet tegen de eentonig heid van 's levens sleur wordt de illu- i e geboren in den menschelijken, wer kenden geest. De illusie, die meer wil dan !iet gewone. En d i e illusie nu maakt in «ekeren zin de waarde van een mensch ?it. Zoo zegt Allard Pierson in een van zijn opstellen, dat onze grootste waarde mis schien in onze illusies ligt. Een opmer king, waarvan de Christen veel kan en aiag afdingen, mits hij voor het woord usie" maar een ander en beter weet de plaats te stellen. Nu, dat wootó ligt voor de hand? Want wat is nu toch een mensch zon der idealen", zegt het volk. Hier hebt ge dus den mensch in ver binding gebracht met een meer absoluut begrip: zijn idealen. Het is, of er een nuchtere volksphilo- ■aophie is, die het intuïtief voelt: neen, iet in illusies, maar in idealen ligt de beteekenis van den mensch. En zóo sterk werkt dit in volkskringen door, dat ge uw oogen maar open behoeft 3e hebben, om overal te hoorën gewagen -van idealen, die men verkrijgt, maar ook weer van idealen, die men verliest. Ik weet wel, hier ligt ook juist weer de inconsequentie van het volk. Immers idealen „verkrijgt" men niet. Men heeft ze. En evenmin „verliest" men ze, want ze zijn eeuwig. Ze zijn zoo met den menschelijken geest ingeschapen, door- woekerd, samengegroeid, dat zij de we zenstrekken der ziel zelve vertoonen. Eerst als g-o van iemand het antwoord hebt gekregen op de vraag: „Wat zijn uw idealen?" dan hebt ge dien mensch. Dan kent ge hem misschien beter, dan hij zichzelf kent. Want d i t is altijd de taak geweest van groote menschenkenners, dat ze uit uw ziel opeens naar voren haal den, wat ge zelf niet wist te bezitten. En dat dan zóo overtuigend, zoo raak, dat ge het zelf niet meer loochenen kondt. Doch nu wenschen wij niet de vraag te stellen: wat of hoè uw iedealen zijn. Dit is 'n al te individueele vraag. Die wisselt af naar den persoon, dien men voor heeft, en heeft dus alleen maar persoon lijke waarde. Neen, de vraag, waar het om te be ginnen voor ieder op aankomt, is: „Heb ik wel idealen". En wanneer ge nu „ja" zegt, weet ge dan wel zeker, dat uw idea len niet maar slechts... illusies zijn? Want o er is zooveel, dat zich met het kaartje van „idealen" aandient, maar als ge het eens goed in de oogen kijkt, dan merkt ge zelf wel, dat het iets an ders is De voorbeelden liggen voor 't grijpen: Er is een verloving in de familie. Wat is daar niet om te doen geweest! Go zijt zelf misschien mee ter receptie gegaan en ge hebt bloemen gestuurd om dat nichtje te huldigen, dat -- zoo werd in ernstige en geestige speeches verzekerd haar ideaal gevonden hadt. Want de mensch heeft het altijd als iets feestelijks beschouwd het vinden van een ideaal. En nu is 't wel waar, dat de persoon in kwestie zich van die feeste lijkheid weinig aantrekt: zij weet wel, dat haai* idealen niet gevierd worden, met een daverenden toast en een stuk cake. Zij houdt niet van dien omslag. Ze is liever met haar ideaal en haar geluk alleen. En lag 't alleen aan haar, ze zou er ook „feestelijk" voor bedanken. Maar ja, men wil het nu eenmaal zoo Maar laat nu de tijd, de lange duur. het leven van eiken dag, de eentonigheid haar werking maar doen. En dan moet ge er niet verbaasd van opkijken, wanneer ge hoort, dat er van dat hoogge stemde, hooggevierde ideaal niet veel is overgebleven. Dat deverloving af is. Och, en dan blijkt voor de zooveelstc keer: dat de tijd webswaar in een men- schengeest illusies schept, maar dat zij ook gewilde idealen, en gewaande illu sies vernietigt, verpulvert tot desillu sies. Een ander voorbeeld: er is een sterfge val in de straat, waar gij woont. Heel de buurt heeft het er over, dat het zoo tra gisch is: een jonge vrouw, moeder van een paar kinderen, dat die nuEn dan die man, o, die is kapot van verdriet, verzekert men. Voor hem is 't leven een last gewor den, want nu is hij voorgoed al zijn idea len kwijt-. Doch laat de tijd zijn werking maar doen. Kom maar eens terug over oen jaar. Waar is dan de smart van dien man? Zijn verlies van iedalen was toch nog niet zoo groot, dat hij geen kans meer zag het aan te vullen. Hij heeft de verstijfde hand van zijn vrouw al los gelaten, om de jonge, sterke hand van een tweede zorgzame moeder te grij pen. En hij heeft gelijk; het kan niet anders. Maar zeg eens: .waar is het ideaal gebleven? Nu moet gij niet denken, dat de dood werkelijk idealen vernietigt. Idealen juist omdat zij naar hun wezen eeuwig zijn, blijven. Idealen wenken van over het graf. En ze blijven voort leven in herinnering. En dat nu, doet nog die gewijde glans van stil geluk schijnen op liet gezicht van dien ouden man, als hij zijn kleinkinde ren vertelt van vroeger, toen grootmoeder er nog was. O dan voelt ge het: hier is niets gestorven, niets verloren. Hier is een liefde in het leven, dat den tijd verduurt. Het geheim van 'dien ouden man schuilt: in zijn kinderlijke liefde. Wat hij in grootmoeder liefhad was nog het zelf de ideaal, dat God eens in zijn jonge lingsjaren in zijn hart tot ontwaken riep. En dat heeft zelfs de ouderdom niet ver-; bleekt en niet ingeschrompeld. O er zijn anderen, die u wel zeggen zullen, wat er aan grootmoeder man keerde. Hoe lastig ze soms kon zijn, en hoe dit niet deugde, en hoe onaange* naara weer dat aan haar was. Maar kijk daar zwijgt die oude nu over. Met die heerlijke eenvoud, die menschen met veel liefde eigen is, ge tuigt hij alleen maar, dat het ideaal van zijn jongelingsjaren door het leven be vestigd is. En dat troost hem in de eenzaamheid van den ouden dag. Dat spreekt hem van de trouw van zijn God. Want het is zoo waar, wat een Duitsch versje zegt: r Was wir bergen in den Sargcn 1 i ist das Erdenkleid.' Was wir lieben j ist geblieben, j bleibt in Ewigkeit. Hier hebt ge het! Wat we eetis waarlijk hebben liefgehad, dat leeft tot in alle eeuwigheid. Ziet, en nu gaat ge zelf samenhang 2ien tusschen: ideaal en eeuwigheid, tusschen ideaal en liefde, ja, tusschen Ideaal en God. Nu begrijpt ge het, dat het ideale in wezen hetzelfde is als het goddelijke. God schiep den mensch naar Zijn Beeld, dit houdt in: dat Hij, die Liefde is, het ideale in den mensch legde. Dat Hij menschen de mogelijkheid gaf, om bef te hebben. En om nu i n die liefde, en door zijn ideaal zich bewust te worden van zijn eeuwigheids-bestemming. Dit is het groote van uw idealen, dat ze -uw ziel doen ademen in een zuivere lucht, ver boven do aardsche dampkring uitgestegen. Dat ze u vergezichten doen zien, die ge tevoren nooit zelfs maar ver moed hadt. Ja, dat z ij alleen het verstaan, om in uw leven onuitwischbaar neer te schrijd ven het lied van de ondergaand® Tita^ nic: Nader mijn God tot U U naderbij. Zij ookde weg daartoe èen kruis voor mij. In U verheug ik mij, Breng mij U naderbij Nader mijn God tot U 1 U naderbij! Nu nog iets. Hebt ge zóo nu scherp in 't oog gevat dat het ideale gekenmerkt wordt door het eeuwigheidsstempel, dan kunt ge meteen ook uw illusies on derscheiden. D i t is het karakteristieke van de illusie, dat zij tijdehjk is, en nfet •eeuwig. En wie met menschenhanden het eeuwige in zijn illusies neer wil leggen, komt ten leste te staan voor een des illusie, voor een out goocheling. Idealen worden u van Bovenaf, als door een vaderlijke hand toegevoerd. Maar in de illusie wil de mensch God dwingen van Zijn troon af te gaan, en te komen wonen in zijn zelfgevormde be geerten. Het Ideaal wordt door den mensch ge vonden. Maar de illusie schept hij zelf. Het Ideaal gaat en dit is het beslis sende boven het stoffelijke en tijdelij ke uit. Het heeft dat niet noodig om te bestaan. Het is genoegzaam in zijn Bron, dat is God. Maar de illusie bestaat nooit zonder het aardsche. Zij klampt zich soms schier wanhopig met bégeerens-grage vingers aan het stof, aan het lichaam vast. Zeg eens, of het niet waar is? Hebben we niet allen onze illusies, die we grootsch opgeschept „idealen" dur ven noemen? Hlusies, waar wo ons zelf zoo in voe len. "Waar we ons in laten gelden. O er zijn er wier heele levensge bouw uit illusies is opgetrokken. En dit is nu het noodlottige, dat we die illusies maar uitstallen als „idealen". Dat we dit idealen-zand ons zelf en anderen in de oogen strooien. En wo begrijpen maar niet, dat een huis op een zandgrond ge bouwd vallen moet. Ja, hoe meer illusies we hebben, des te liefdeloozer zijn we. Of noemt gij het soms „befderijk" van een ander het ideale te vergen, waaraan ge zelf niet beantwoorden kunt? Is dit eigen lijk niet aanmatigend? En geraffineerd egoïstisch? Ach, wanneer de mensch eens eerbjk altijd ontleden, onderscheiden kon, hoe veel van zijn gewaande „idealen" ibusies zijn. Wat zou men minder klachten over elkander hooren! Wat zou men minder de schuld van z'n levensmisère op z'n buurman gooien! Want nu heeft deze u teleurgesteld, en is d i e u tegengevallen, en heeft gene u in den steek gelaten, maar clan zoudt ge niets anders kennen dan de kreet van dien worstelenden monnik in zijn bruine pij, tusschen de kale, witte muren van Erfurts kloostercel: „Mea culpa. Domino! Mea culpa maxima!" „!t Is m ij n schuld o Heer, mijn overgroole schuld!" Wie nu beweert dat ibusies totaal geen waardo hebben, heeft toch de dingen des harten nooit in eeuwigheidslicht be schouwd. Want en dit is het aanbiddeb'jke toch gebruikt de Heilige Geest juist uw illusies ter b e k e e r i n g. Dit geschiedt dan, als ge merken gaat, dat met al uw illusies uw rekening loch maar niet klopt, niet uitkomt. Als de zegewagen van uw streven kan telen gaat. Als de breede wieken van den molen uwer begeerten geen koren, en dus geen winst meer malen. Als de waterstroomen en de winden ko-; men, en de muren vaxt uw illusiënhuis scheuren gaan. Als hGt gevaarlijk wordt daarin te wonen; en go uw huis zelf on bewoonbaar moet verklaren. En als go jaloersch wordt op uw buurman voor wien u w woningvraagstuk niet nijpt. O zeker, Pierson beeft gebjk: voor een mensch van den tijd ligt de grootste waard© in zijn illusies. Maar niet voor «en eeuwigheidskind. Er is een goedig spraakgebruik, dat zegt: „Toe, laat hem nu maar in zijn waarde." Maar als die waarde nu eens een waan blijkt, wat dèn? Welnu dan zult ge beleven, dat God u niet in u w 'waarde laat. Maar dat Hij daarvoor Z ij n waarden in de plaats stelt. Dan gaat God de gewichten, waar mede g ij weegt ijken, en dan keurt Hij ze allen af, met Zijn vonnis: Te licht bevonden! En als Hij zoo al uw illusies, stuk voor stuk 'heeft afgekeurd en ge er niets meer aan hebt, dan zult ge onder weemoed en smart moeten leeren zien: dat God voor afgekeurde illusies de keur van Zijn Idealen u in de plaats geeft. Dat dan de weegschalen van uw leven blank en blinkend mogen zijn, om de ge wichten der Eeuwigheid te dragen! We merkten reeds op, dat het vinden van een Ideaal altijd beschouwd wordt als iets feestelijks. Van dat feest heeft Nellie van Kol gezongen, toen zij van ge nade overstelpt uitriep: „Het is feest in mijn ziel, want de Heiland kwam in! kfet al Zijn liefde en luister Tw. Het evenwicht in de natüur. Uit Durban wordt aan de Engelsche bladen gemeld, dat door de overstroo ming van 1918 in het suikerrietdistrict Umvolozi (Eng. Indië) duizenden slangen in de zeet erechtkwamen. Het gevolg hier van was, dat de ratten buitengewoon in aantal toenamen en weldra een ware pest voor het land worden. De plantaj.es lijden enorme schade, vergif helpt niet, daar* de suikerrat vergiftigd graan of vleesch niet aanraakt. Men wil thans honderden kat ten in de ernstig bedreigde streek invoeren Gasbommen bij de Brusselsche politie. Bij de Brusselsche politie is thans een nieuw middel ingevoerd om gevaarlijke misdadigers te arresteeren. De politieagen ten zullen worden voorzien van pistolen, waarmede kleine gasbommen kunnen worden afgevuurd, terwijl zij bovendien met een beschutting voor de beenen, het gelaat en het lichaam worden Uitgerust. Als de gezochte misdadigers zich hebben gebarricadeerd in een kamer, wordt in de deur een klein gaatje geboord, waardoor de loop van het pistool kan worden gesto ken. De gasbom kan dan in de kamer U*den geschoten en het gas zal dengene, die zich in de kamer bevindt, bewusteloos maken. Proeven met honden hebben goede re sultaten opgeleverd. Ofsphoon de dieren onmiddellijk door het gas bewusteloos wei* den gemaakt, kwamen zij na enkele mi nuten weer bij. INGEZONDEN fBuaten verantwoordelijkheid der Redactie) Leiden, 20 April 1923. Geachte Redactie. Mogen we naar aanleiding van Uw ant woord op ons ingezonden in Uw blad van 19 April j.l. nog eenige plaatsruimte? Bij voorbaat onzen dank. We gelooven toch, geachte Redactie, dat U de zaben niet geheel juist weergeeft. U zegt, dat Ds. Kersten en de beer v. d. Hoven zelf erkennen een voorloopige on derhandeling of bespreking of briefwisse ling te hebben gehouden. Als dit do waar heid was, dan zou U 't recht hebben te concludeeren: „En dat is reeds een fout". Maar integendeel van onderhandeling of iets dergelijks is nooit eenige sprake ge weest- Op de eerste do beste brief heeft Ds. Kersten zich op principieel standpunt geplaatst en terstond gezegd nooit te mo gen en te kunnen samenwerken met - de Plattelandersbond c.s. Dan zegt U in Uw genoemd antwoord (lat 't de vrouwen waren, die Ds. Kersten in de Kamer brachten. Maar, mijnheer de Redacteur, kunt U dat b e w ij s leve ren? - U kunt wel iets denken of vermoeden, maar dat is niet altijd juist. Intusschen Hoogachtend, 't Bestuur v. d. afd. Leiden der S. G. P. Wij zijn gaarne bereid om, zoo noodig, ongelijk erkennen. Maar als de heer y. d. Hoven mededeelingen doet omtrent ge wisselde brieven en omtrent een conferen tie, waarvoor Ds. EL speciaal uit Den Haag naar Rotterdam, werd geroepen, dan moet er toch iets gebeurd zijn. En wat de „vrouwenkwestie" betreft, een feit is, dat zij het tegen den wil van D s. K. in Zeeland de vrou wen per circulaire werden opgeroepen op hem bun stem uit te brengen. Feit is eveneens, dat vele vrouwen aan dien op roep hebben gehoor gegeven. En als we djan nagaan, dat Ds. Kersten niet den kiesdeeler bereikte, maar op een overschot gekozen werd, dan is de veronderstelling niet te gewaagd, dat hij door de vrouwen naar de Kamer werd gebracht. Maar al was dit alles onjuist, dan zullen de inzenders bet toch met ons eens zijn dat zelfs de S. G. P. fouten maakt, dat zij evenals andere partijen zonden heeft te belijden, en dat men zicb dus op een ge vaarlijken weg bevindt, wanneer men als Ds. Barth, een ernstige aansporing tot be lijdenis en verootmoediging gaat gebruiken als een bewijs om aan te toonen „hoever het toch wel gekomen" is. Hiermede meenen wij deze discusie, die, hoewel niet overbodig, toch weinig opbou- wends heeft, te kunnen sluiten. Redactie. LEIDSCHE PENKRASSEN Amice. Mijn vorige hric-f, geschreven onder den indruk van de pas gehouden Staten verkiezingen was niet in opgewekten toon gesteld. Dat kon wel niet anders. Wij hadden een smadelijke nederlaag ge leden; smadelijk vooral omdat onzer zijds niet die kracht was ontwikkeld, die ontwikkeld had kunnen worden. De uitslag van de stemming over het geheele land, die voor de anti-revolutio naire partij en meer in 't hijzonder voor de rechterzijde bemoedigend was, was oorzaak dat ik in het tweede deel van mijn briefje de zaken met wat meer op gewektheid kon beschouwen. En thans, amice, hen ik ook om andere redenen wat meer optimistisch gestemd, dan de vorige keer. 't Zal u bekend zijn dat onze Kiesvereeniging den laatsten tijd. een ernstig ziekteproces heeft door gemaakt. Er waren verschillende oorza-' ken, die de actie verlamden en het wer ken zooal niet onmogelijk, dan toch uiterst moeilijk maakten. We hebben een crisis doorgemaakt en meer dan eens scheen het me, dat de toe stand nog ernstiger zou worden dan ze op 11 April reeds bleek te zijn. Maar gelukkig zijn er thans meerdere verschijnselen die er op wijzen dat het ergste voorhij is en dat we straks weer met frisschen moed aan het werk gaan, om althans bij de Raadsverkiezingen nog te redden wat te redden valt. We mogen daarvoor dankbaar zijn m'n waarde, want had de crisis nog langer geduurd, dan had dit zeer verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Zooals ge weet hebben we thans 'n ze vental raadszetels bezet. Ik herinner me nog als den dag van gisteren, hoe we in 1920 door den uitslag van de stemming werden verrast. De verrassing was toen zeker even groot als de vorige week de teleurstelling. Toen reeds viel het te voorspellen, dat we ons op dit hooge standpunt tot het hereiken waarvan allerlei bijzondere om standigheden hadden meegewerkt, niet zouden kunnen handhaven. Toen we dan ook het vorig jaar, met een hier vrijwel onbekenden candidaat in het vuur moes-- ten, terwijl daarnaast stond een buiten gewoon populair man als Dr. Schokking, toen was het te voorzien, dat ons stem-? mental belangrijk zou slinken. Dezelfde omstandigheid heeft ook bij de' Staten-- verkiezingen tot onze achteruitgang mee-r gewerkt. Daarbij komt nog dat de S. G. P, zich krachtig is gaan ontwikkelen, en hier in Leiden bijna 400 stemmen heeft uitge-; bracht, welke stemmen in hoofdzaak ten onzen nadeele kwamen. Bij de Statenverkiezingen was dit nog niet zoo erg, daar die stemmen toen niet verloren gingen, maar ten goede kwamen aan candidaten, die in de Staten naar ik vertrouw, met onze mannen in hoofdzaak eene lijn zullen trekken. Anders echter staat het met de a s. Raadsverkiezingen. Als ik aanneem dat deze partij straks haar stemmencijfer weet te handhaven niet alleen, maar zelfs nog met een 100 weet op te voeren, dan zullen die stemmen toch geen nuttig ef-; fect hebben. Om voor een zetel in aan merking te komen moet ze, zooals ge weet uU van den kiesdeeler hebben bereikt, en zal ze dus in elk geval ongeveer 550 stemmen moeten behalen. Dat is echter al zeer onwaarschijnlijk, met het gevolg dat deze partij geen zetel verwerft, ter wijl wij daardoor misschien een zetel zullen verliezen. Het verwondert dus niemand dat we achteruit zijn gegaan en dat we straks in den Raad allicht onze positie niet zullen kunnen handhaven. Maar evenmin was er reden om te ver wachten dat we inplaats van één, drie of vier zetels zouden moeten missen, En daar gaat het heen, als we op 23 Mei een uitslag krijgen, die met die van de vori-i ge week zoo ongeveer overeenkomt. Zooals ik echter reeds opmerkte, ami ce, is er ©enigen grond om te gelooven, dat we het gevaarlijkste punt gepasseerd zijn en dat onze mannen en vrouwen zich weer als van ouds met geestdrift en geestkracht in den strijd zullen werpen. Zoo behoort het ook. Zeker, het is verklaarbaar en het is zoo echt mensche- lijk dat we ons soms door allerlei bij komstige zaken van den rechten weg la ten afleiden. Lees er den pu de historie maar eens op na Bij het oude Israël was er telkens en telkens weer een verlaten van den rech ten weg. Zelfs bij den intocht in het be loofde land, werden de strijdende legers nog teruggeslagen omdat er een ban in het leger was. En'als we de historie na lezen, dan zien we hoe het meer dan eens scheen, alsof de Oranje's den strijd zouden moeten opgeven, alsef nlleen werden gelaten. MaaT ook hier was het- ..i weer: roepende tot den Heere, verloste Hij ze uit hunne benauwdheden, tot er weer een inzinking kwam, die het ergste deed vreezen. Wij doen ook hij die dingen zoo gemak-- kelijk alsof ons iets vreemds overkwam. En toch is dat niet het geval. In de bang ste oogenblikken stond de Heiland al-- leen, en van al Zijne vrienden en vo]ge-= lingen verlaten. En hoe was het met Groen \an Prin- sterer? Ge weet het ook wel amice, dat er in zijn leven oogenblikken waren, dat hij niet verder k o n en dat hij moedeloos en terneergeslagen de pen moest neerleggen, omdat het scheen ah'of hij .van allen ver laten werd. Maar welk een heerlijke kentering is er gekomen! En van zulk een kentering, amice, valt er nu ook bij ons een veelbe lovend begin te bespeuren. Neen, i'k waag mij niet aan stembusprofetiën. Misschien dat we straks opnieuw teleurstellingen hebben te boeken. Maar dit staat toch dunkt me reeds vast, dat de omstandig-; heden anders zullen zijn. Maandagavond, m'n waarde komen de propagandisten reeds bijeen. Ge hebt er zeker al van gelezen, Naar ik voynam zal Ds. Thomas een opwekkend woord opreken, terwijl waarschijnlijk ook nog andere vooraanstaande mannen het woord zullen voeren, 't Belooft een mooie samenkomst te worden. Ik hoop dan ook dat ge van de partij zult zijn en dat uw vrouw niet zal ontbreken. Ik weet wel, amice, dat ge bezwaar zult maken omdat ge zoo weinig kunt doen. Maar, de hand op het hart, kunt ge niets doen? Kan uw vrouw niets doen? Natuurlijk wel zult ge zeggen. Wel nu, m'n v;aarde blijf dan niet achter, maar zorg dat ge aanwezig zijt, al is het dan maar om anderen die heel wat meer zullen moeten doen in do komende weken te versterken door uw tegenwoor-i digheid. De zaak waarvoor we strijden, is toch wel waard om er ons warm voor te ma ken? Ik hoorde juist dezer dagen enkele ar beiders klagen, omdat op een deel van hun loon beslag was gelegd wegens be lastingschuld. Een kwade zaak, amice! Maar natuurlijk, klagen en .zuchten helpt hier niet. Het geld moet er komen. Daar helpt geen lieve moederen aan. Maar wat wel helpt? Dat wo mannen naar den Baad zenden, die zooals ons program van actie zegt, tot krachtige be zuiniging willen meewerken, om op die wijze te komen tot belastingveria-- gi n g- In die richting moet hier krachtig worden gewerkt. Maar dat is niet het grootste, het hoogste. Van meer en grooter belang is de pro-\ pageering, de toepassing én de doorwerk king van onze beginselen. Daarvoor te strijden moet voor alle anti-revolutionaire mannen een eere zijA on een voorrecht. En ik hoop dan ook van harte amice, dat we a.s. Maand&g een groote schare van strijders en strijd? sters bijeen zullen zien. n7t?t»tt« a a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6