ÉroleidsÉCflint Tweede Blad Zaterdag 21 April 1923 Ik zal vijandschap zetten. i En Ik zal vijandschap zetten tus- a ,ecken u en tusschen dcsso vroaiw, en i ltu3schen uw zand en. tussohen. haar eaad. Datzelve zal u den kop vermor zelen, en gij ruit het de verzenen ver morzelen Genesis 3 15. Onze Catechismus heeft ons geleerd, dat het Evangelie door Godzelf aller eerst in het Paradijs is geopenbaard. En als kinderen hebben we al van buiten ge leerd de woorden waarin God dat beeft gedaan. Het spraakgebruik beeft er ons aan ge wend, dat woord te noemen de moeder- belofte. Want in dat woord van Ge nesis 3 vers 15 is metterdaad onze volko men verlossing vervat. En zooals Eva ons aller moeder is, zoo heeft God uit dat eerste woord, dat onze verlossing meldde, alle andere beloften doen geboren worden. Maar daarom is bet juist zoo noodig, dat eerste woord van onze verlossing wel te verstaan. Daarom moeten we het bezien ia het licht, dat de vervulling in Christus erop laat vallen. •Maar niet minder moeten we het ver band vasthouden met de omstandighe den, waaronder het gegeven werd. En dan valt het aanstonds op, dat hier van een belofte eigenlijk, alleen z ij- z ij d e 1 i n g s kan worden gesproken. Want God richt zich met dit woord niet 'rechtstreeks tot den mensch; maar, in de tegenwoordigheid van den mensch, tot do slang, en door de slang tot den duivel. Wie het .tweede gedeelte van Genesis 3 leest, merkt dat God hier gericht houdt. Hij roept den mensch tot verantwoor ding; en als dit onderzoek aan het licht brengt, dat de verleiding tot de eerste zonde is uitgegaan van de slang, dan spreekt God eerst over die slang zijn vonnis, daarna over de vtouw, en einde lijk over den mensch. En in dit vonnis over de slang en over de geestelijke macht, die door baar ge sproken had, ligt dan de redding van den gevallen mensch opgesloten. Zooals de redding van een volk, dat zich door verleiders op het pad der revo lutie heeft laten verlokken, gelegen is in de veTOordeeling van die verleiders, al ontgaat hot dan ook zelf de gevolgen van zijn dwaasheid niet. V ij a n d s c h a p heeft God gezet tus schen de slang en de vrouw. En van dat oogenblik af bestaat er bij den mensch een natuurlijke afschuw van de slang als dier. Vijandschap, en daarom is er geen smadelijker en verachtelijker vergelij king denkbaar dan wanneer, inzonder heid een vrouw met den naam van slang wordt geteekend. Maar die vijandschap wordt nog ver diept, doordat God in die slang spreekt tot den duivel, dio zich van de slang had bediend om den m«nsch met zijn verzoe king te naderen. Een mensch met den naam van duivel, te bestempelen, beteekent dat er geen goeds meer aan hem is te vinden. En onze ÏTeere Jezus heeft maar van 'één mensch gezegd: Een uit u is. een dui vel. En die eene was Judas, die Hem zou verraden. V ij a n d s c h a p heeft God gezet, en dcJÈrmede te niet gedaan de samenspan ning tegen Hem, waartoe de mensch zich door den duivel had laten verleiden. FEUILLETON Van hooger Orde. Naar hefc En gels ch. Ql) „Waar een knecht bij is! Ach, mijn beste, wij leven op 't Hythe House pre cies als de Prins Regent en de Prinses van Wales. Wij verdeelen ons volk onder elkander. Ik betoover ze hij koopt ze om. Ha! Ha! juist, Richard Brithwood! ik mag thuis komen „wanneer en hoe ik wil!" Waarlijk ik zal van dat vriende- iijir. verlof gebruik maken." Haar oogen schitterden van een belsch tuut, baar wangen waren heet en rood. „Mevrouw Halifax, ik zal uwe gast vrijheid nog een paar uren langer dienen in te roepen. Zou u een brief voor me .weg willen zenden?" „Naar uw man? Zeker." „Mijn man? nooit! Ja, naar m ij n man," 't Eerste deel van deze zin was vol fiere verachting, *t tweede vol wanhoop. „Zeg mij eens, Ursula, wat maakt iemand tot een echtgenoot? Bru taliteit, tyrannie een tyrannie, welke door de wet wordt gesanctioneerd? of vriendelijkheid, sympathie, toewijding, alles, wat 't leven schoon maken kan -alles waarin 't geluk bestaat en En in het'licht van het Nieuwe Testa ment weten we, wanneer en waar dit woord in vervulling is gegaan. Tóen eenmaal het Vrouwenzaad geko men was, Hij die wel de Zoon eener vrouw, maar niet de zoon eens mans was, Hij die geboren is uit de maagd Maria, toen is de duivel zelf naaf voren geko men. Toen waren het niet maar degenen, tot wie Jezus gezegd had: Gij zijt uit den vader den duivel en wilt de begeerten uws vaders doen. Maar de overste dezer we reld zelf; Toch is ook met Golgotha de vervulling Vaii het -Paradijswoord nog niet volein digd. De vijandschap, de tweespalt, de tegen stelling, is met de overwinning, die Christus in zijn opstanding heeft be haald, niet ten einde gebracht. Na zijn heengaan tot den Vader, even als vóór zijn komen in de wereld, zijn er de kinderen des boozen en de kinderen des koninkrijks. De strijd duurt voort, tusschen wie van Christus zijn, en toebehooren aan hem, het Zaad der vrouw, èn degenen, die nog leven uit het beginsel-der zonde, dat Sa tan in het Paradijs zaaide in onze men schel ijko natuur en in ons menschelijk geslacht. De felheid en bitterheid, waarmede die strijd van deze laatste zijde telkens weer gevoerd wordt, is alleen uit dat Paradijs- woord van God to verklaren. Vijandschap tusschen u en tusschen deze vrouw, en tusscjjen uw zaad en tus schen haar zaad. Zoo blijft het. En geen menschen macht kan dit woord te niet doen, kan dien strijd opheffen. Pijnlijk is do scheur, die daardoor in ons menschelijlc geslacht is getrokken. En wie die pijn nooit aan zijn eigen hart gevoeld heeft, en niet telkens weer gevoelt, die kan den strijd niet recht voeren. Wij weten het toch, dat deze strijd voor wie den Zoon van God ongehoorzaam is moet eindigen in het ontzettend oordeel van een voor eeuwig overgogevenworden aan den toorn Gods. Zij zijn met ons van eenzelfde vleesch en bloed. Allerlei banden binden hen en ons in dit leven nog samen. En daarom moet aan den heiligen strijd voor onzen Heere en Zaligmaker de roepstem, de dringende bede zich paren: Laat u met God verzoenen. Toch mag die strijd niet worden ont weken. Geen liefde tot de menschen mag de trouw aan onzen God doen verzaken. Die strijd is niet te ontwijken, zal ooit de volkomen verlossing dagen. Maar die strijd gaat dan ook, niet al lereerst tegenmenschen, maar tegen de geestelijke boosheden, tegen den overste dezer wereld. En in dien strijd hebben we de belof te, dat de God des vredes zelf haast den satan onder onze voeten zal verpletteren. Als Jezus andermaal komen zal, om het woord «van het Paradijs tot volkomen vervulling te brengen. VREDE EN RUST. De weerhaen stet en swierfc, hij kan niet st&ende blijven, Hy laet hem van de lucht gedurigh om me-drijven. Ma er als hy eenmael treft den rechten hemel-wint, Soo is 't dat sijn gedwael ten lesten rïste vint. Gaet, suckelt, ydel hert, door alle werelthoecken, Doorgront al watter is, doorsnuffelt alle boecken, Uw' dorst is even groot uw' honger ongeblust; In God, in God alleen da^r is de ware. lust. „Zondo.'"' John kwam naar voren en sprak ern stig, maar niet onvriendelijk. „Lady Caroline, 't doet mij leed, dat dit alles in mijn huis moest gebeuren en doordat gij ons hebt bezocht, teigen den wil van uw man." „Zijn wil." „Vergeef me, maar ik denk, dat een vrouw gebonden is, zoolang mogelijk te gehoorzamen aan den wil van haar man, als deze niet geheel verkeerd is. Ik ben blij, dat u mijnheer Brithwood schrijven wilt." Zij schudde spottend met 't hoofd. „Mag ik dan vragen daar ik de eer zal hebben den brief te bezorgen aan wien is die brief?" „Aan ik denk, dat zij een leugen zou hebben verteld als Jobn haar niet zoo scherp had aangekeken. „Aan - een vriend." „Vrienden zijn altoos gevaarlijk voor een dame, die „Haar man "haat ha! ha! Vooral mannelijke vrienden?" „Vooral mannelijke vrienden." Guy kwam binnen om „de dame" goe den nacht te wensehen en stak haar zijn rozig mondje toe. „Ik een klein kind kussen ik!" en van een hevig lachen, barstte ze uit in een hevigen tranenvloed. I Bruijn, te Nieuwen dijk; en J. Luglig- heid, te Uithuizermeeden. Aangenomen: Naar Ten Boer, Joh. Kwak, te Gulemborg. Bedankt: Voor Opeinde-Nijega, Joh. Kwak, te Culemfcorg. Chh. geref. kerk. Beroepen: Te Lutten-De Krim, R. E. Sluiter, te Assen. Te Bunschoten- Spakenburg, D. Driessen, te 's-Graven- zande. Beroepingswerk. De Kerkeraad der Ned. Herv, Gemeen te. te Ede (G.) heeft van het Classicaal Bestuur van Arnhem de mededeeling ont vangen, dat het beroep op Ds. H. Japhen, van Den Bommel, uitgebracht en door dezen aangenomen, niet zal worden geap- probeerd voor de Kerkvoogdij aan hare verplichtingen, voortvloeiende uit het Sy nodaal Reglement op de Predikantstrac- tementen, heeft voldaan. Beroepbaar. Do heer J. H. Donner, die toegelaten ïs tot de Bediening des Woords in de Geref. Kerken, meldt ons, dat hij gaarne na 1 Mei een eventueel beroep in overweging zal nemen, ijn adrea is: Lange Kerkstraat Goes. Ds. L. Netelenbos, miss. dienaar des Woords te Poerworedjo op het Zen dingsterrein der Geref. Kerken van Utrecht en Gelderland, zou, naar wij ver nemen, zich den Sisten Maart per s.s. „Johan de Witt" naar liet vaderland be geven. Zilveren Jubileum. D s. A. M. Bloem hoopt 1 Mei a.s. te herdenken, dat hij de Ned. Herv. Ge meente van Chaam (N'.-B.) 25 jaren ge diend heeft. In 1890 werd hij candidaat tot den H. Dienst. Zijn eerste Gemeenten waren Hurwenen en Dussen, daarna kwam hij te Chaam. Hij had vele jaren zitting in de Synode en is thans nog lid van het Prov; Kerkbestuur van Noord- Brabant. Zending. Ds. L. P. Krijger en gezin hopen, naar het „ZencLbl." meldt, 8 Mei a.s. te Genua aan boord van de „Prinses Julia na." te gaan. om terug te keeren naar In- dië. Een 13-jarig dochtertje blijft echter in Holland voor de voltooiing harer op voeding. Ds. Krijger gaat naar Soemba als do cent van de te openen Opleidingsschool voor helpers in de prediking van het Evangelie onder de Soembaneezen. Met het oog op de voorbereiding voor den nieuwen arbeid is hij enkele maanden langer in Holland gebleven dan anders het voornemen was. De kerkelijké kwestie. Mr. A. F. De Savornm Lobman stelt In „De Nod." de volgende modus vivendi ter oplossing van do kerkelijke moeilijk heden voor: De fout van het Kon. besluit van 181G ligt, gelijk ik poogde aan te tooraen, niet in do regeling op zich zélve, maar in de onderdrukking van de In 18l6 bestaande Kerkenordening van Dordt, om die te ver vangen door zijn „Kerkbestuur". Men had die kerkenordening en dat kerkbestuur met elkaar in verband moeten brengen. Dit kan alsnog geschieden, door do kerk- vorming vrij te laten, en deze in verband te brengen met het gebruik der kerkge bouwen en het recht op goederen en in komsten overeenkomstig het Kon. besluit van 181G. Op de volgende wijze ware dit mogelijk, n.l, door eene nieuwe afdeeling toe te' voegen aan het vigeerend Alge meen Reglement, Indien in eene gemeente de Hervormde kerkeraad die gemeente .wil organiseeren als een zelfstandige kerkelijke gemeente, zond»r recht te verliezen op het gebruik of genot der kerkgebouwen, kerkelijke goe deren en. inkomsten, en indien na afkon diging van zijn besluit niemand in de ge meente zich binnen 1 jaar daartegen ver zet-, deelt het zijn besluit mee .aan het Algemeen Kerkbestuur. In dat geval wordt in de rechtsverhoudingen, ontstaan door het A. R., geene wijziging gebracht, be halve dat een ontslag van den predikant krachtens de kerkenordening hetzelfde gevolg heeft als een ontslag overeenkom stig het Algemeen Reglement en de daar op berustende reglementen. Indien een groep van ben, dio volgens art. 2 van bet A. R. tot eene bijzondere gemeente der Ned. Herv. Kerk behooren, te kennen geeft zich als eene zelfstandige kerkelijke gemeente te willen organisee ren, rpept op haar verzoek de Hervormde Kerkeraad bovenbedoelde leden op, en stelt hij deze in staat, door inschrijving op daartoe ingerichte registers, mëe te déelen, tot welke (bestaande of te vormen) De moeder gaf mij een wenk om Guy weg te brengen; zij en John namen Lady Caroline mee naar de zitkamer en sloten de deur. Later hoorde ik, wat er tusschen hen gesproken was. Lady Caroline's tranen waren voorbij gaand, gelijk al haar émotie's. Zij werd spoedig weer kalm en vroeg om schrijf materiaal, maar herriep toen weer haar verzoek. „Neen ik zal wachten tot morgen. Ur sula wilt gij mij van dezen nacht wel herbergen?" Ursula zag vragend naar haar man, maar hij gaf geen toestemming. „Lady Caroline, u zoudt met genoegen kunnen blijven, was 't niet, gelijk gij be grijpen moet, zulk een fataal besluit. In uw geval, moet; gij oppassen aan de we reld en uw man geen aanleiding te ver schaffen tegen u." „Mijnheer Halifax, wat voor recht liebt u „Geen behalve dat van een eerlijk man, die ziet, dat een vrouw wreed on recht wordt aangedaan en die haar gaar ne zou willen redden als hij kon." „Redden? voor wat en voor wien?" „Voor mijnheer Gerard Vormjlye, die u nu opwacht en als Lady Caroline Brithwood, op dit critieko oogenblik, naar- hem vlucht, of hem slechts ziet, zal kerkelijke organisatie zij zich wensclien ana te sluiten. De naam der organisatie moet worden, opgegeven. Zij, die zich niet verklaren, worden geacht met den bestaanden toestand ge noegen to nemen. De uitkomsten van deze splitsingen worden meegedeeld aan hefc Algemeen Kerkbestuur, doch heeft geen rechtskracht voordat, met instemming van genoemd Alg}. Kerkbestuur, het gebruik en het genot der kerkgebouwen, kerkelijke bezittingen, en inkomsten geregeld is. Wordt geen overeenstemming verkregen, dan beslist de minister van financiën. Elke groep voorziet zelve in hare behoef ten. De nieuwe gevormde kerkelijke orga nisatie neemt op zich te zorgenvoor het onderhoud Rarer èerediensten, haar bedie naren en gestichten» De schrijver teckent daarbij ana: „Langs den. hierboven geschetsten weg verkrijgt men volkomen kerkelijke zelf standigheid zonder vooraf een chaos te scheppen. De Gereformeerde groep kan alles als naar ouds inrichten,; zij behoeft geett-harer leerstellingen te laten vervallen zelfs niet dat zij het eigenlijke Licha?*n van Christus is; zij verlangt tevens de ge legenheid om, wat zij thans niet vermag, haar belijdenis te herzien. Alleen kan zij niet meer andere groepen haar recht van bestaan betwisten, doch draagt dan ook voor deze, evenmin als voor eenige niet „Gereformeerde Kerk" oenige verantwoor delijkheid. Zij bevordert op die wijze de door Iiaar beleden beginselen beter dan door te volharden bij den thans bestaan- den toestand. Ook de beide andere groepen boven aangeduid als de Evangelische en de vrij zinnige kunnen zich naar eigen inzicht ordenen, al dan niet een eigen belijdenis vaststellen, bare „hoogere vergaderingen" invoeren, zich met anderen in verbinding steilen, eu dat alles zonder tegenover de andere groepen in vijandelijke houding te staan, al zal wel in den eersten tijd do onderlinge verstandhouding nog niet steeds vriendschappelijk zijn. Waar iedere groep recht op zelfstandigheid heeft is meer kans op goede verhouding dan waar dit niet het géval is. Ten slotte wil ik er nog even op wijzen, dat reeds thans de boven verdedigde re geling bestaat. Immers de Waalsche ge meenten, de Engelscho gemeenten en do Schotsche gemeenten zijn ingelijfd in de Hervormde Kerk, beheerseht door Ret Al gemeen Reglement. Elke dier gemeenten heeft hare volkomen geestelijke of kerke lijke zelfstandigheid behouden al voegt zij zich wat haar niaterieele en finanticele belangen betreft, naar de in het A. R. vastgestelde regelen". De Christelijke onderwijzers en de nieuwe Schoolstrijd. Kortgeleden heeft ds. Pierson op de algemeene vergadering in Groningen van „De Unie, een School met den Bijbel" in zijn openingsrede gezegd, niet tevreden te zijn met de facultatieve splitsing van de staatsschool, zooals die tot stand is geko men door de onderwijswet 1920. De heer P. Zw(itser), redacteur van „De Christelijke Onderwijzer" noemt de „pro- voceerende rede" van de Ds. Pierson erger lijk ondankbaar. Hij zegt, dat die rede oen totale miskenning is van het goede, dat de wet 1920 onsvolk schonk en voegt hieraan toe: „De spreker vreesde,dat in den „nieu wen" schoolstrijd, de Chr. onderwijzers niet zouden meestrijden. „Van ganscher harte Roop ik, dat deze vrees waarheid blijkt te zijn. Laten de Chr. onderwijzers ditmaal wijzer zijn, dan de predikanten, die zooveel verstand van hefc Onderwijs hebben, dat ze zelfs een nieuwen strijd verwekken, voor vrijheden, welke reeds volledig bevochten zijn." HET WETSONTWERP-BRAAT. „Met grooto meerderheid, zegt onze Rotterdammer, heeft bij onzuivere stemming de Eerste Kamer het ontwerp- Braat verworpen. Onzuivere stemming, omdat uit dit vo tum geen besliste uitspraak ten gunste van den zomertijd mag worden afgeleid. Een aantal leden meende aan het initia tief-ontwerp zijn stem te moeten onthou den, omdat bij' de wettelijke tijdregeling leiding en stuur moet uitgaan van de re geering. Anderen stemden tegen omdat zij vij andig stonden tegenover de wijze van voorbereiding dezer proeve van wetgeving In den grond dor zaak was dan ook de meest vijandelijke macht voor 't ontwerp- Braafcde heer Bra at. Niet om de mondelinge verdediging zij haar plaats voor altoos verliezen on der de eerbare Engelscho matrones." John zei dit kalm zonder de minste verachting aan den dag te leggen. Do, zich schuldig wetende, vrouw sloeg de handen voor 't gezicht. Nu was je er toch wel vlug bij ditmaal. Ursula kon van ontzetting eenigen tijd niets zeggen; eindelijk vroeg ze: „Is 't waar, Caroline?" „Wat, waar?" „Dat, wat mijn man van u gehoord heeft?" „Ja," riep zij, opspringend terwijl zij haar mooi haar naar achter wierp nog mooi, hoewel zij tenminste vijf of zes en dertig jaar wezen moest. „Ja, 't is waar 't zal waar zijn. Ik wil mijn boeien verbreken en 't leven lei den, waarvoor ik geschapen hen. Ik zou 't lang geleden hebben gedaan als Wel, Ursula, hij aanbidt me; hij is jong en knap, ^hij aanbidt me. Hij zal mij mijn jeugd teruggeven ja dat zal hij." En zij begon een Franseh liedje to zingen: „la liberté et ses plaisirs, la jeunesse, •1' amour." De moeder werd ernstiger „Caroli ne," zei ze, „toen ik bij je was, had je een kind, dat pas geboren was en' ge storven is. Het stierf vlekkeloos, wan neer gij sterft, hoe durft gij dan dat klei ne kind ontmoeten." door hem in het Hoogerhuis geleverd, want bet moet worden toegestemd, dat daarin de rake slagen niet ontbraken. Echter was de zaak reeds bedorven door do hoogst gebrekkige schriftelijke toelich ting, die nagenoeg alle bewijsmateriaal onthield. Bedorven vooral door het parlementair verleden van den voorsteller. Doordien hij vertegenwoordiger is van een belangenpartij, die aan de eenzijdige verdediging van de groepsbelangen van eene bepaalde categorie zijn parlemen taire krachten heeft te wijden, staat het door hem voorgestelde onder de verden king van door groepsegoïsme te zijn inge geven. Onder die verdenking stond ook het nu afgewimpelde voorstel. Dat werkte fataal. Bij beter manoeuvreeren en eendrachtig optreden is door hen, die de afschaffing van den zomertijd begeeren, gelukkiger resultaat te behalen". OOK KINDERZANG. In Rusland, zegt de N. Pr. Gr. CrL, heeft de revolutie overwonnen. Daar wordt de leer in practijk gebracht die zich keert tegen godsdienst en nationaliteit Het arme volk heeft gehoor gegeven aan de beloften van de mannen die met wilden haat ingaan tegen het Christendom. En thans zucht het onder den druk van het geweldigste despotisme. De liberaal, de man der neutraliteit, heeft het veld moe ten ruimen voor den sociaaldemocraat, die den weg bereidde voor den commu nist. Hij beroemt er zich op vooral voor de kinderen te zorgen; de kinderen die aan. het onderlijk toezicht moeten worden ont roofd en op staatskosten moeten worden ingeleid in do wijsheid ven het commu nisme. Hoe het met hot kind in Rusland gaat las men dezer dagen in een treffende schets in „Het Vaderland". De schrijver deelt mede, hoe er in Moskou ruim vijftienduizend ouderlooze kinderen rondzwerven ten prooi aan mis-i daad, honger en dood. Deze kinderen worden door het groot» stadsleven vertreden. Maar er zijn dan toch ook nog, die in staatsgestichten leven? Zeker, zegt do schrijver, maar juist dio tehuizen voor kinderen, welke steeds ter cere van de eene of andere communisti sche grootheid, Marx, Lenin, Rosa Luxemburg of zelfs van de heele derde internationale, gedoopt worden, geven-'n bijzondere gelegenheid tot melancholieke bespiegeling over de in Rusland zoo krasse tegenstelling tusschen theorie en practijk. En dan vertelt hij Een voormalige heerehuizing midden in het beste gedeelte van Moskou. Eens de woonplaats van een of anderen ge- vluchten of vermoorden bourgeois. Thans is het gebouw zoo verwaarloosd, dat het elk oogenblik dreigt in te stor ten, een lot, dat overigens eenige hui zen in de dichtste nabijheid reeds heeft getroffen. De meeste ruiten zijn gebro ken en onvoldoende met krantepapier geplakt. Binnen een natte, ijzige koude. Van de zoldering sijpelt vocht. Een bij-: - tende rook hangt in de vertrekken. Een bende morsige, halfnaakte kinde ren ligt op den vloer of verbergt zich schuw in de hoeken. De meesten maken een pijnlijken indruk: onthaar?"? sche del, laag voorhoofd, loensche blik, vuile wonden op het lichaam, domheid en onverschilligheid van aard. De direc trice van het tehuis gaat den kinderen onderwijs geven. Voor vijftig kinderen zijn echter hoogstens tien schriften en potlooden van de slechtste kwaliteit voorhanden. Zij bezint zich dus en deelt de kinderen in twee groepen Russen rechts, Tartaren links. Dan geeft zij een teeken. En deze erbarmelijke, half bevroren wormpjes met rachistische ledematen, van honger opgezette buiken en idiote waterhoofden zetten plotse-1- ling, ter eere van den argeloozen bezoe ker, met hun schrille, jammerlijke kin derstemmetjes do internationale in. Eerst door de eerste groep in de Rus sische en dan door de tweede in do Tartaarsche taal gezongen. Een pijn lijk schouwspel, een aangrijpend pon-; cert, dat niet zoo licht kan worden ver geten Ziedaar ook een kinderzang. Hoe gezegend is ons volk waar de helft van de volkskinderen vrijuit mogen zin-- gen van den Heiland der wereld, en zon der eenige vrees straks mogen jubelen tert eere van onze Koninginne, onze vorstin bij de gratie Gods. Van zingen ven iel zij in snikken. „Ik had 't vergeten. Mijn klein kind! Oh, mon Dieu, mon Dieu!" Mevrouw Halifax, dio deze onbedui dende Fransche uitroepen in ernst op nam, fluisterde iets over Hem, dio alleen troosten kan en ons allen helpen. „Hij! ik kende Hem nooit, zoo Hij er maar is. Neen, neen, er is geen leven hiernamaals." Ursula wendde zich verschrikt af. „John, wat zullen wij met haar aanvam gen? Geen tehuis geen man geen Gödr De ellendige vrouw zat heen en weer te schuiven schreiend en handen-1 wringend, ,,'t Was wreed, 't was wreed! Je moest niet van mijn kind gesproken hebben. Nu „Zeg mij nog één woord ik wil niemand gelooven, dan je zelf. Caroline zijt ge nog onschuldig?" Lady Caroline huiverde toen zij haar aanraakte. „Spreek zoo niet; gij hebt mogelijk een andere maatstaf van deugd dan ik." „Goed, maar zeg 't mij." „En als ik 't deed, dan zou wellicht „een eerbare Engelscho matrone" zei je man 't zoo niet? zich van mij af-» koeren?" (Wcrdt vervolgd). Die vijandschap breidt God, nu uit tot het zaad des boozen en het zaad dèr vrouw. En hiermede strekt zich dit woord uit- naar de toekomst. In die toekomst zal de beslissende strijd gevoerd worden: Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de ver zenen vermorzelen. Er is dus van het Paradijs af vijand schap tusschen het slangenzaad en het vrouwenzaad. Maar eenmaal komt het beslissende oogenblik, waarin het vrou wenzaad de slang zelve in een strijd op léven en dood zal overwinnen. Ons ziel, een licht dat eeuwigh schijnt, En vint geen rust in 't geen verdwijnt. JACOB CATS. KEtfK EN SCHOOL NED. HERV. KERK. Bedankt: Voor Besoyen (N. Br.), J. H. van Paddenburg, te Elspeet. GEREF. KERKEN. Tweetal: To Dedemsvaart, H. de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5