ÉroleidsÉCflint
Tweede Blad
Zaterdag 21 April 1923
Ik zal vijandschap zetten.
i En Ik zal vijandschap zetten tus-
a ,ecken u en tusschen dcsso vroaiw, en
i ltu3schen uw zand en. tussohen. haar
eaad. Datzelve zal u den kop vermor
zelen, en gij ruit het de verzenen ver
morzelen Genesis 3 15.
Onze Catechismus heeft ons geleerd,
dat het Evangelie door Godzelf aller
eerst in het Paradijs is geopenbaard. En
als kinderen hebben we al van buiten ge
leerd de woorden waarin God dat beeft
gedaan.
Het spraakgebruik beeft er ons aan ge
wend, dat woord te noemen de moeder-
belofte. Want in dat woord van Ge
nesis 3 vers 15 is metterdaad onze volko
men verlossing vervat.
En zooals Eva ons aller moeder is, zoo
heeft God uit dat eerste woord, dat onze
verlossing meldde, alle andere beloften
doen geboren worden.
Maar daarom is bet juist zoo noodig,
dat eerste woord van onze verlossing wel
te verstaan.
Daarom moeten we het bezien ia het
licht, dat de vervulling in Christus erop
laat vallen.
•Maar niet minder moeten we het ver
band vasthouden met de omstandighe
den, waaronder het gegeven werd.
En dan valt het aanstonds op, dat hier
van een belofte eigenlijk, alleen z ij-
z ij d e 1 i n g s kan worden gesproken.
Want God richt zich met dit woord
niet 'rechtstreeks tot den mensch; maar,
in de tegenwoordigheid van den mensch,
tot do slang, en door de slang tot den
duivel.
Wie het .tweede gedeelte van Genesis 3
leest, merkt dat God hier gericht
houdt.
Hij roept den mensch tot verantwoor
ding; en als dit onderzoek aan het licht
brengt, dat de verleiding tot de eerste
zonde is uitgegaan van de slang, dan
spreekt God eerst over die slang zijn
vonnis, daarna over de vtouw, en einde
lijk over den mensch.
En in dit vonnis over de slang en over
de geestelijke macht, die door baar ge
sproken had, ligt dan de redding van den
gevallen mensch opgesloten.
Zooals de redding van een volk, dat
zich door verleiders op het pad der revo
lutie heeft laten verlokken, gelegen is in
de veTOordeeling van die verleiders, al
ontgaat hot dan ook zelf de gevolgen
van zijn dwaasheid niet.
V ij a n d s c h a p heeft God gezet tus
schen de slang en de vrouw. En van dat
oogenblik af bestaat er bij den mensch
een natuurlijke afschuw van de slang als
dier.
Vijandschap, en daarom is er geen
smadelijker en verachtelijker vergelij
king denkbaar dan wanneer, inzonder
heid een vrouw met den naam van slang
wordt geteekend.
Maar die vijandschap wordt nog ver
diept, doordat God in die slang spreekt
tot den duivel, dio zich van de slang had
bediend om den m«nsch met zijn verzoe
king te naderen.
Een mensch met den naam van duivel,
te bestempelen, beteekent dat er geen
goeds meer aan hem is te vinden.
En onze ÏTeere Jezus heeft maar van
'één mensch gezegd: Een uit u is. een dui
vel. En die eene was Judas, die Hem
zou verraden.
V ij a n d s c h a p heeft God gezet, en
dcJÈrmede te niet gedaan de samenspan
ning tegen Hem, waartoe de mensch zich
door den duivel had laten verleiden.
FEUILLETON
Van hooger Orde.
Naar hefc En gels ch.
Ql)
„Waar een knecht bij is! Ach, mijn
beste, wij leven op 't Hythe House pre
cies als de Prins Regent en de Prinses
van Wales. Wij verdeelen ons volk onder
elkander. Ik betoover ze hij koopt ze
om. Ha! Ha! juist, Richard Brithwood!
ik mag thuis komen „wanneer en hoe ik
wil!" Waarlijk ik zal van dat vriende-
iijir. verlof gebruik maken."
Haar oogen schitterden van een belsch
tuut, baar wangen waren heet en rood.
„Mevrouw Halifax, ik zal uwe gast
vrijheid nog een paar uren langer dienen
in te roepen. Zou u een brief voor me
.weg willen zenden?"
„Naar uw man? Zeker."
„Mijn man? nooit! Ja, naar
m ij n man," 't Eerste deel van deze zin
was vol fiere verachting, *t tweede vol
wanhoop. „Zeg mij eens, Ursula, wat
maakt iemand tot een echtgenoot? Bru
taliteit, tyrannie een tyrannie, welke
door de wet wordt gesanctioneerd? of
vriendelijkheid, sympathie, toewijding,
alles, wat 't leven schoon maken kan
-alles waarin 't geluk bestaat en
En in het'licht van het Nieuwe Testa
ment weten we, wanneer en waar dit
woord in vervulling is gegaan.
Tóen eenmaal het Vrouwenzaad geko
men was, Hij die wel de Zoon eener
vrouw, maar niet de zoon eens mans was,
Hij die geboren is uit de maagd Maria,
toen is de duivel zelf naaf voren geko
men.
Toen waren het niet maar degenen, tot
wie Jezus gezegd had: Gij zijt uit den
vader den duivel en wilt de begeerten uws
vaders doen. Maar de overste dezer we
reld zelf;
Toch is ook met Golgotha de vervulling
Vaii het -Paradijswoord nog niet volein
digd.
De vijandschap, de tweespalt, de tegen
stelling, is met de overwinning, die
Christus in zijn opstanding heeft be
haald, niet ten einde gebracht.
Na zijn heengaan tot den Vader, even
als vóór zijn komen in de wereld, zijn er
de kinderen des boozen en de kinderen
des koninkrijks.
De strijd duurt voort, tusschen wie van
Christus zijn, en toebehooren aan hem,
het Zaad der vrouw, èn degenen, die nog
leven uit het beginsel-der zonde, dat Sa
tan in het Paradijs zaaide in onze men
schel ijko natuur en in ons menschelijk
geslacht.
De felheid en bitterheid, waarmede die
strijd van deze laatste zijde telkens weer
gevoerd wordt, is alleen uit dat Paradijs-
woord van God to verklaren.
Vijandschap tusschen u en tusschen
deze vrouw, en tusscjjen uw zaad en tus
schen haar zaad.
Zoo blijft het.
En geen menschen macht kan dit woord
te niet doen, kan dien strijd opheffen.
Pijnlijk is do scheur, die daardoor in
ons menschelijlc geslacht is getrokken.
En wie die pijn nooit aan zijn eigen
hart gevoeld heeft, en niet telkens weer
gevoelt, die kan den strijd niet recht
voeren.
Wij weten het toch, dat deze strijd voor
wie den Zoon van God ongehoorzaam is
moet eindigen in het ontzettend oordeel
van een voor eeuwig overgogevenworden
aan den toorn Gods.
Zij zijn met ons van eenzelfde vleesch
en bloed.
Allerlei banden binden hen en ons in
dit leven nog samen.
En daarom moet aan den heiligen
strijd voor onzen Heere en Zaligmaker de
roepstem, de dringende bede zich paren:
Laat u met God verzoenen.
Toch mag die strijd niet worden ont
weken.
Geen liefde tot de menschen mag de
trouw aan onzen God doen verzaken.
Die strijd is niet te ontwijken, zal ooit
de volkomen verlossing dagen.
Maar die strijd gaat dan ook, niet al
lereerst tegenmenschen, maar tegen de
geestelijke boosheden, tegen den overste
dezer wereld.
En in dien strijd hebben we de belof
te, dat de God des vredes zelf haast den
satan onder onze voeten zal verpletteren.
Als Jezus andermaal komen zal, om het
woord «van het Paradijs tot volkomen
vervulling te brengen.
VREDE EN RUST.
De weerhaen stet en swierfc,
hij kan niet st&ende blijven,
Hy laet hem van de lucht
gedurigh om me-drijven.
Ma er als hy eenmael treft
den rechten hemel-wint,
Soo is 't dat sijn gedwael
ten lesten rïste vint.
Gaet, suckelt, ydel hert,
door alle werelthoecken,
Doorgront al watter is,
doorsnuffelt alle boecken,
Uw' dorst is even groot
uw' honger ongeblust;
In God, in God alleen
da^r is de ware. lust.
„Zondo.'"'
John kwam naar voren en sprak ern
stig, maar niet onvriendelijk.
„Lady Caroline, 't doet mij leed, dat dit
alles in mijn huis moest gebeuren en
doordat gij ons hebt bezocht, teigen den
wil van uw man."
„Zijn wil."
„Vergeef me, maar ik denk, dat een
vrouw gebonden is, zoolang mogelijk te
gehoorzamen aan den wil van haar man,
als deze niet geheel verkeerd is. Ik ben
blij, dat u mijnheer Brithwood schrijven
wilt."
Zij schudde spottend met 't hoofd.
„Mag ik dan vragen daar ik de eer
zal hebben den brief te bezorgen aan
wien is die brief?"
„Aan ik denk, dat zij een leugen
zou hebben verteld als Jobn haar niet
zoo scherp had aangekeken. „Aan - een
vriend."
„Vrienden zijn altoos gevaarlijk voor
een dame, die
„Haar man "haat ha! ha! Vooral
mannelijke vrienden?"
„Vooral mannelijke vrienden."
Guy kwam binnen om „de dame" goe
den nacht te wensehen en stak haar zijn
rozig mondje toe.
„Ik een klein kind kussen ik!" en
van een hevig lachen, barstte ze uit in
een hevigen tranenvloed. I
Bruijn, te Nieuwen dijk; en J. Luglig-
heid, te Uithuizermeeden.
Aangenomen: Naar Ten Boer,
Joh. Kwak, te Gulemborg.
Bedankt: Voor Opeinde-Nijega, Joh.
Kwak, te Culemfcorg.
Chh. geref. kerk.
Beroepen: Te Lutten-De Krim, R.
E. Sluiter, te Assen. Te Bunschoten-
Spakenburg, D. Driessen, te 's-Graven-
zande.
Beroepingswerk.
De Kerkeraad der Ned. Herv, Gemeen
te. te Ede (G.) heeft van het Classicaal
Bestuur van Arnhem de mededeeling ont
vangen, dat het beroep op Ds. H. Japhen,
van Den Bommel, uitgebracht en door
dezen aangenomen, niet zal worden geap-
probeerd voor de Kerkvoogdij aan hare
verplichtingen, voortvloeiende uit het Sy
nodaal Reglement op de Predikantstrac-
tementen, heeft voldaan.
Beroepbaar.
Do heer J. H. Donner, die toegelaten ïs
tot de Bediening des Woords in de Geref.
Kerken, meldt ons, dat hij gaarne na 1
Mei een eventueel beroep in overweging
zal nemen, ijn adrea is: Lange Kerkstraat
Goes.
Ds. L. Netelenbos, miss. dienaar
des Woords te Poerworedjo op het Zen
dingsterrein der Geref. Kerken van
Utrecht en Gelderland, zou, naar wij ver
nemen, zich den Sisten Maart per s.s.
„Johan de Witt" naar liet vaderland be
geven.
Zilveren Jubileum.
D s. A. M. Bloem hoopt 1 Mei a.s. te
herdenken, dat hij de Ned. Herv. Ge
meente van Chaam (N'.-B.) 25 jaren ge
diend heeft. In 1890 werd hij candidaat
tot den H. Dienst. Zijn eerste Gemeenten
waren Hurwenen en Dussen, daarna
kwam hij te Chaam. Hij had vele jaren
zitting in de Synode en is thans nog lid
van het Prov; Kerkbestuur van Noord-
Brabant.
Zending.
Ds. L. P. Krijger en gezin hopen,
naar het „ZencLbl." meldt, 8 Mei a.s. te
Genua aan boord van de „Prinses Julia
na." te gaan. om terug te keeren naar In-
dië. Een 13-jarig dochtertje blijft echter
in Holland voor de voltooiing harer op
voeding.
Ds. Krijger gaat naar Soemba als do
cent van de te openen Opleidingsschool
voor helpers in de prediking van het
Evangelie onder de Soembaneezen. Met
het oog op de voorbereiding voor den
nieuwen arbeid is hij enkele maanden
langer in Holland gebleven dan anders
het voornemen was.
De kerkelijké kwestie.
Mr. A. F. De Savornm Lobman stelt In
„De Nod." de volgende modus vivendi
ter oplossing van do kerkelijke moeilijk
heden voor:
De fout van het Kon. besluit van 181G
ligt, gelijk ik poogde aan te tooraen, niet
in do regeling op zich zélve, maar in de
onderdrukking van de In 18l6 bestaande
Kerkenordening van Dordt, om die te ver
vangen door zijn „Kerkbestuur". Men had
die kerkenordening en dat kerkbestuur
met elkaar in verband moeten brengen.
Dit kan alsnog geschieden, door do kerk-
vorming vrij te laten, en deze in verband
te brengen met het gebruik der kerkge
bouwen en het recht op goederen en in
komsten overeenkomstig het Kon. besluit
van 181G. Op de volgende wijze ware dit
mogelijk, n.l, door eene nieuwe afdeeling
toe te' voegen aan het vigeerend Alge
meen Reglement,
Indien in eene gemeente de Hervormde
kerkeraad die gemeente .wil organiseeren
als een zelfstandige kerkelijke gemeente,
zond»r recht te verliezen op het gebruik
of genot der kerkgebouwen, kerkelijke goe
deren en. inkomsten, en indien na afkon
diging van zijn besluit niemand in de ge
meente zich binnen 1 jaar daartegen ver
zet-, deelt het zijn besluit mee .aan het
Algemeen Kerkbestuur. In dat geval wordt
in de rechtsverhoudingen, ontstaan door
het A. R., geene wijziging gebracht, be
halve dat een ontslag van den predikant
krachtens de kerkenordening hetzelfde
gevolg heeft als een ontslag overeenkom
stig het Algemeen Reglement en de daar
op berustende reglementen.
Indien een groep van ben, dio volgens
art. 2 van bet A. R. tot eene bijzondere
gemeente der Ned. Herv. Kerk behooren,
te kennen geeft zich als eene zelfstandige
kerkelijke gemeente te willen organisee
ren, rpept op haar verzoek de Hervormde
Kerkeraad bovenbedoelde leden op, en
stelt hij deze in staat, door inschrijving
op daartoe ingerichte registers, mëe te
déelen, tot welke (bestaande of te vormen)
De moeder gaf mij een wenk om Guy
weg te brengen; zij en John namen Lady
Caroline mee naar de zitkamer en sloten
de deur.
Later hoorde ik, wat er tusschen hen
gesproken was.
Lady Caroline's tranen waren voorbij
gaand, gelijk al haar émotie's. Zij werd
spoedig weer kalm en vroeg om schrijf
materiaal, maar herriep toen weer
haar verzoek.
„Neen ik zal wachten tot morgen. Ur
sula wilt gij mij van dezen nacht wel
herbergen?"
Ursula zag vragend naar haar man,
maar hij gaf geen toestemming.
„Lady Caroline, u zoudt met genoegen
kunnen blijven, was 't niet, gelijk gij be
grijpen moet, zulk een fataal besluit. In
uw geval, moet; gij oppassen aan de we
reld en uw man geen aanleiding te ver
schaffen tegen u."
„Mijnheer Halifax, wat voor recht
liebt u
„Geen behalve dat van een eerlijk
man, die ziet, dat een vrouw wreed on
recht wordt aangedaan en die haar gaar
ne zou willen redden als hij kon."
„Redden? voor wat en voor wien?"
„Voor mijnheer Gerard Vormjlye, die
u nu opwacht en als Lady Caroline
Brithwood, op dit critieko oogenblik,
naar- hem vlucht, of hem slechts ziet, zal
kerkelijke organisatie zij zich wensclien
ana te sluiten. De naam der organisatie
moet worden, opgegeven.
Zij, die zich niet verklaren, worden
geacht met den bestaanden toestand ge
noegen to nemen. De uitkomsten van deze
splitsingen worden meegedeeld aan hefc
Algemeen Kerkbestuur, doch heeft geen
rechtskracht voordat, met instemming van
genoemd Alg}. Kerkbestuur, het gebruik
en het genot der kerkgebouwen, kerkelijke
bezittingen, en inkomsten geregeld is.
Wordt geen overeenstemming verkregen,
dan beslist de minister van financiën.
Elke groep voorziet zelve in hare behoef
ten. De nieuwe gevormde kerkelijke orga
nisatie neemt op zich te zorgenvoor het
onderhoud Rarer èerediensten, haar bedie
naren en gestichten»
De schrijver teckent daarbij ana:
„Langs den. hierboven geschetsten weg
verkrijgt men volkomen kerkelijke zelf
standigheid zonder vooraf een chaos te
scheppen. De Gereformeerde groep kan
alles als naar ouds inrichten,; zij behoeft
geett-harer leerstellingen te laten vervallen
zelfs niet dat zij het eigenlijke Licha?*n
van Christus is; zij verlangt tevens de ge
legenheid om, wat zij thans niet vermag,
haar belijdenis te herzien. Alleen kan zij
niet meer andere groepen haar recht van
bestaan betwisten, doch draagt dan ook
voor deze, evenmin als voor eenige niet
„Gereformeerde Kerk" oenige verantwoor
delijkheid. Zij bevordert op die wijze de
door Iiaar beleden beginselen beter dan
door te volharden bij den thans bestaan-
den toestand.
Ook de beide andere groepen boven
aangeduid als de Evangelische en de vrij
zinnige kunnen zich naar eigen inzicht
ordenen, al dan niet een eigen belijdenis
vaststellen, bare „hoogere vergaderingen"
invoeren, zich met anderen in verbinding
steilen, eu dat alles zonder tegenover de
andere groepen in vijandelijke houding te
staan, al zal wel in den eersten tijd do
onderlinge verstandhouding nog niet
steeds vriendschappelijk zijn. Waar iedere
groep recht op zelfstandigheid heeft is
meer kans op goede verhouding dan waar
dit niet het géval is.
Ten slotte wil ik er nog even op wijzen,
dat reeds thans de boven verdedigde re
geling bestaat. Immers de Waalsche ge
meenten, de Engelscho gemeenten en do
Schotsche gemeenten zijn ingelijfd in de
Hervormde Kerk, beheerseht door Ret Al
gemeen Reglement. Elke dier gemeenten
heeft hare volkomen geestelijke of kerke
lijke zelfstandigheid behouden al voegt
zij zich wat haar niaterieele en finanticele
belangen betreft, naar de in het A. R.
vastgestelde regelen".
De Christelijke onderwijzers en de nieuwe
Schoolstrijd.
Kortgeleden heeft ds. Pierson op de
algemeene vergadering in Groningen van
„De Unie, een School met den Bijbel" in
zijn openingsrede gezegd, niet tevreden te
zijn met de facultatieve splitsing van de
staatsschool, zooals die tot stand is geko
men door de onderwijswet 1920.
De heer P. Zw(itser), redacteur van „De
Christelijke Onderwijzer" noemt de „pro-
voceerende rede" van de Ds. Pierson erger
lijk ondankbaar. Hij zegt, dat die rede
oen totale miskenning is van het goede,
dat de wet 1920 onsvolk schonk en voegt
hieraan toe:
„De spreker vreesde,dat in den „nieu
wen" schoolstrijd, de Chr. onderwijzers
niet zouden meestrijden.
„Van ganscher harte Roop ik, dat deze
vrees waarheid blijkt te zijn. Laten de
Chr. onderwijzers ditmaal wijzer zijn, dan
de predikanten, die zooveel verstand van
hefc Onderwijs hebben, dat ze zelfs een
nieuwen strijd verwekken, voor vrijheden,
welke reeds volledig bevochten zijn."
HET WETSONTWERP-BRAAT.
„Met grooto meerderheid, zegt onze
Rotterdammer, heeft bij onzuivere
stemming de Eerste Kamer het ontwerp-
Braat verworpen.
Onzuivere stemming, omdat uit dit vo
tum geen besliste uitspraak ten gunste van
den zomertijd mag worden afgeleid.
Een aantal leden meende aan het initia
tief-ontwerp zijn stem te moeten onthou
den, omdat bij' de wettelijke tijdregeling
leiding en stuur moet uitgaan van de re
geering.
Anderen stemden tegen omdat zij vij
andig stonden tegenover de wijze van
voorbereiding dezer proeve van wetgeving
In den grond dor zaak was dan ook de
meest vijandelijke macht voor 't ontwerp-
Braafcde heer Bra at.
Niet om de mondelinge verdediging
zij haar plaats voor altoos verliezen on
der de eerbare Engelscho matrones."
John zei dit kalm zonder de minste
verachting aan den dag te leggen.
Do, zich schuldig wetende, vrouw sloeg
de handen voor 't gezicht.
Nu was je er toch wel vlug bij ditmaal.
Ursula kon van ontzetting eenigen tijd
niets zeggen; eindelijk vroeg ze:
„Is 't waar, Caroline?"
„Wat, waar?"
„Dat, wat mijn man van u gehoord
heeft?"
„Ja," riep zij, opspringend terwijl zij
haar mooi haar naar achter wierp
nog mooi, hoewel zij tenminste vijf of
zes en dertig jaar wezen moest.
„Ja, 't is waar 't zal waar zijn. Ik
wil mijn boeien verbreken en 't leven lei
den, waarvoor ik geschapen hen. Ik zou
't lang geleden hebben gedaan als
Wel, Ursula, hij aanbidt me; hij is jong
en knap, ^hij aanbidt me. Hij zal mij mijn
jeugd teruggeven ja dat zal hij." En
zij begon een Franseh liedje to zingen:
„la liberté et ses plaisirs, la jeunesse,
•1' amour."
De moeder werd ernstiger „Caroli
ne," zei ze, „toen ik bij je was, had je
een kind, dat pas geboren was en' ge
storven is. Het stierf vlekkeloos, wan
neer gij sterft, hoe durft gij dan dat klei
ne kind ontmoeten."
door hem in het Hoogerhuis geleverd,
want bet moet worden toegestemd, dat
daarin de rake slagen niet ontbraken.
Echter was de zaak reeds bedorven door
do hoogst gebrekkige schriftelijke toelich
ting, die nagenoeg alle bewijsmateriaal
onthield.
Bedorven vooral door het parlementair
verleden van den voorsteller.
Doordien hij vertegenwoordiger is van
een belangenpartij, die aan de eenzijdige
verdediging van de groepsbelangen van
eene bepaalde categorie zijn parlemen
taire krachten heeft te wijden, staat het
door hem voorgestelde onder de verden
king van door groepsegoïsme te zijn inge
geven.
Onder die verdenking stond ook het nu
afgewimpelde voorstel.
Dat werkte fataal.
Bij beter manoeuvreeren en eendrachtig
optreden is door hen, die de afschaffing
van den zomertijd begeeren, gelukkiger
resultaat te behalen".
OOK KINDERZANG.
In Rusland, zegt de N. Pr. Gr. CrL,
heeft de revolutie overwonnen. Daar wordt
de leer in practijk gebracht die zich keert
tegen godsdienst en nationaliteit Het
arme volk heeft gehoor gegeven aan de
beloften van de mannen die met wilden
haat ingaan tegen het Christendom. En
thans zucht het onder den druk van het
geweldigste despotisme. De liberaal, de
man der neutraliteit, heeft het veld moe
ten ruimen voor den sociaaldemocraat,
die den weg bereidde voor den commu
nist.
Hij beroemt er zich op vooral voor de
kinderen te zorgen; de kinderen die aan.
het onderlijk toezicht moeten worden ont
roofd en op staatskosten moeten worden
ingeleid in do wijsheid ven het commu
nisme.
Hoe het met hot kind in Rusland gaat
las men dezer dagen in een treffende
schets in „Het Vaderland".
De schrijver deelt mede, hoe er in
Moskou ruim vijftienduizend ouderlooze
kinderen rondzwerven ten prooi aan mis-i
daad, honger en dood.
Deze kinderen worden door het groot»
stadsleven vertreden.
Maar er zijn dan toch ook nog, die in
staatsgestichten leven?
Zeker, zegt do schrijver, maar juist dio
tehuizen voor kinderen, welke steeds ter
cere van de eene of andere communisti
sche grootheid, Marx, Lenin, Rosa
Luxemburg of zelfs van de heele derde
internationale, gedoopt worden, geven-'n
bijzondere gelegenheid tot melancholieke
bespiegeling over de in Rusland zoo
krasse tegenstelling tusschen theorie en
practijk.
En dan vertelt hij
Een voormalige heerehuizing midden
in het beste gedeelte van Moskou. Eens
de woonplaats van een of anderen ge-
vluchten of vermoorden bourgeois.
Thans is het gebouw zoo verwaarloosd,
dat het elk oogenblik dreigt in te stor
ten, een lot, dat overigens eenige hui
zen in de dichtste nabijheid reeds heeft
getroffen. De meeste ruiten zijn gebro
ken en onvoldoende met krantepapier
geplakt. Binnen een natte, ijzige koude.
Van de zoldering sijpelt vocht. Een bij-:
- tende rook hangt in de vertrekken.
Een bende morsige, halfnaakte kinde
ren ligt op den vloer of verbergt zich
schuw in de hoeken. De meesten maken
een pijnlijken indruk: onthaar?"? sche
del, laag voorhoofd, loensche blik, vuile
wonden op het lichaam, domheid en
onverschilligheid van aard. De direc
trice van het tehuis gaat den kinderen
onderwijs geven. Voor vijftig kinderen
zijn echter hoogstens tien schriften en
potlooden van de slechtste kwaliteit
voorhanden. Zij bezint zich dus en deelt
de kinderen in twee groepen Russen
rechts, Tartaren links. Dan geeft zij
een teeken. En deze erbarmelijke, half
bevroren wormpjes met rachistische
ledematen, van honger opgezette buiken
en idiote waterhoofden zetten plotse-1-
ling, ter eere van den argeloozen bezoe
ker, met hun schrille, jammerlijke kin
derstemmetjes do internationale in.
Eerst door de eerste groep in de Rus
sische en dan door de tweede in do
Tartaarsche taal gezongen. Een pijn
lijk schouwspel, een aangrijpend pon-;
cert, dat niet zoo licht kan worden ver
geten
Ziedaar ook een kinderzang.
Hoe gezegend is ons volk waar de helft
van de volkskinderen vrijuit mogen zin--
gen van den Heiland der wereld, en zon
der eenige vrees straks mogen jubelen tert
eere van onze Koninginne, onze vorstin
bij de gratie Gods.
Van zingen ven iel zij in snikken. „Ik
had 't vergeten. Mijn klein kind! Oh, mon
Dieu, mon Dieu!"
Mevrouw Halifax, dio deze onbedui
dende Fransche uitroepen in ernst op
nam, fluisterde iets over Hem, dio alleen
troosten kan en ons allen helpen.
„Hij! ik kende Hem nooit, zoo Hij er
maar is. Neen, neen, er is geen leven
hiernamaals."
Ursula wendde zich verschrikt af.
„John, wat zullen wij met haar aanvam
gen? Geen tehuis geen man geen
Gödr
De ellendige vrouw zat heen en weer
te schuiven schreiend en handen-1
wringend, ,,'t Was wreed, 't was wreed!
Je moest niet van mijn kind gesproken
hebben. Nu
„Zeg mij nog één woord ik wil
niemand gelooven, dan je zelf. Caroline
zijt ge nog onschuldig?"
Lady Caroline huiverde toen zij haar
aanraakte. „Spreek zoo niet; gij hebt
mogelijk een andere maatstaf van deugd
dan ik."
„Goed, maar zeg 't mij."
„En als ik 't deed, dan zou wellicht
„een eerbare Engelscho matrone" zei
je man 't zoo niet? zich van mij af-»
koeren?"
(Wcrdt vervolgd).
Die vijandschap breidt God, nu uit tot
het zaad des boozen en het zaad dèr
vrouw.
En hiermede strekt zich dit woord uit-
naar de toekomst.
In die toekomst zal de beslissende
strijd gevoerd worden: Datzelve zal u den
kop vermorzelen, en gij zult het de ver
zenen vermorzelen.
Er is dus van het Paradijs af vijand
schap tusschen het slangenzaad en het
vrouwenzaad. Maar eenmaal komt het
beslissende oogenblik, waarin het vrou
wenzaad de slang zelve in een strijd op
léven en dood zal overwinnen.
Ons ziel, een licht dat eeuwigh schijnt,
En vint geen rust in 't geen verdwijnt.
JACOB CATS.
KEtfK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Bedankt: Voor Besoyen (N. Br.),
J. H. van Paddenburg, te Elspeet.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: To Dedemsvaart, H. de