Dagblad voor Leiden en Omstreken.
NIEUWE LEIDSCIE COURANT
AËS^KEl^gTSPBSJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal f2£0
Per week ...f0.19
Franco per post per kwartaal f 2.90
Dit nummer bestaat uit twee
bladen.
4tie JAARGANG. - ZATERDAG 21 APRIL 1923 - No. 916
BureauHooigracht 35 - Leiden - Te!. Int. 1278 - Postrekening 58936
ASVERTEHTIE-PrilJS
Gewone advertentiën per regel 22K cent.
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarie&
$ij contract, belangrijke reductie.
Kleine advertentiën bij vooruitbeta
ling van ten hoogste 30 woorden, worden
dsfrpliït-s geril f« af st PO rent.
Het wezen van het
Liberalisme.
Wie geregeld volgt de uitingen van hen
die tegen ongeloof en revolutie den
strijd willen aanbinden, ontkomt -niet
aan den indruk, dat de kamp in hoofd
zaak gaat tegen socialisme en commu
nisme en dat het liberalisme in zijn ver
schillende nuanceeringen vrijwel buiten
beschouwing wordt gelaten.
Dat is zeer verklaarbaar.
Het liberalisme is langzamerhand in
discrediet geraakt.
Inplaats dat het, als voorheen, de staat
kunde van ons land beheerschte is het
door de uiterste partijen geheel op den
achtergrond geschoven.
Van een leidende is het gekomen
tot het vervullen van een 1 ij d e 1 ij k e
rol.
Zelfs de naam liberaal wordt bijna
niet meer gehoord. Het kleino onheteeke-
nende groepje, dat den eertijds radicalen
Mr. van Houten volgt, heeft nog den
moed dezen naam in zijn vaandel te
schrijven, maar toen eenige jaren gele
den de Vrijheidsbond werd opgericht en
ernstige hoewel mislukte pogingen
werden gedaan om een sterk eenheids
front te vormen, meende men verstandig
te doen den naam liberaal vanwege „den
liistorischen bijsmaak" te moeten laten
rusten.
De invloed van het liberalisme is ge
taand.
Stond het vroeger in het eerste gelid,
thans vormt het de heen en weer zwen
kende achterhoede van de revoluliepar-
tijen, die met meer vasten tred en met
jeugdigen moed vooruitrukken.
Even verklaarbaar het dan ook is dat
Groen van Prinsterer zich richtte tegen
den grooten vijand van z ij n e dagen,
even vanzelfsprekend is het, dat in o n-
z e n tijd de strijd zich toespitst op de
uitersten, tegen socialisten en de met hen
nauw verwante communisten.
Dat is verklaarbaar niet alleen, maar
het is ook noodzakelijk.
Evenals Groen van Prinsterer zich
richtte tegen de machten die in z ij n
tijd het meest waren te vreezen en tegen
de leuzen die in zijn tijd als wapen
kreten in de vijandelijke gelederen
weerklank vonden, zoo is het thans noo-
dig dat wij ons in de eerste plaats kee-
ren tegen de vijanden die~ thans het
meest op den voorgrond treden.
Toch dreigt hier een gevaar waarte
gen gewaarschuwd moet worden.
Het gevaar dat we worden, niet een
anli-r evolutionaire, maar een
anti- socialistische partij.
Er zijn er niet weinigen die de uit
spattingen van de uiterste partijen afkeu
ren.
Als met revolutie gedreigd wordt als in
1918, dan voelt men, dat verweer
plicht is.
Tegen het socialisme en meer nog tegen
het communisme begeert men te strijden.
Maar het meer gematigde liberalisme
vindt menigeen nog zoo kwaad niet.
Men gevoelt zich daar veiliger en voor
al sinds tirades als „erkenning van de
waarde van het geestelijke en godsdiens
tige leven voor maatschappij en staat"
worden vernomen, is er een neiging om
liet liberalisme zooal niet tot de bevrien
de mogendheden te rekenen, dan toch
om het als minder gevaarlijk te beschou
wen.
Met nadruk moet daarom telkens weer
betoogd, dat onze strijd niet gaat tegen
de uitwassen en dé uiterste consequenties
van de revolutie, maar tegen het revolu
tie-beginsel zelf.
Het zijn de beginselen die scheiding
maken onverschillig of ze zich in meer
gematigden of in afschrikwekkenden
vorm vertoonen.
Als we dat in het oog houden, staan
we zuiverder en is ook onze aanvals-
kracht sterkor.
Zoodra we worden een anti-socialisti
sche of anti-communistische partij, is
do zenuw van onze kracht gebroken.
We mogen dan wat langzamer loop en
dan de revolutionaire groepen en ons
met de liberalisten meer in de achter
hoede ophouden, tenslotte zullen we toch
moeten volgen.
Voor alles is daarom noodig de prin-
cipieele lijnen zuiver te trekken en te
verstaan dat hot revolutie-beginsel even
goed zij het dan anders zijn kracht
openbaart bij hot gematigde liberalisme
als bij do partijen die met onstuimige
kracht en onder de hartstochtelijke too-
nen van de revolutiemarsch vooruit drin
gen.
Verstaan moet worden dat de klove die
ons van deze partijen scheidt niet min
der breed is, dan de afgrond die er gaapt
tusschen ons en de partijen waartegen
Groen in zijne dagen den strijd had te
voeren.
Immers ook nu nog wordt door de
vrijzinnige leidslieden, die te pas on te
onpas de bestaande politieke antithese
veroordeelen, vrijwel zonder uitzonde
ring erkend, dat zij steunen op den
grondslag van de beginselen der groote
omwenteling.
De in 1918 afgetreden Minister-presi
dent, Mr. P. W. A. Gort van der Linden,
schreef toen hij teekende de richting en
het beleid der liberal© partij deze woor
den:
„Do liberale politiek vindt hare grond
in het gezag der menschelijke rede.
„De vrijzinnige richt staatsregeling en
bestuur, overeenkomstig zijne idealen van
's menschen waarde, uitsluitend
naar de uitspraken van het
verstand. In de gelederen der libera
len strijden derhalve eerst zij, die iedere
andere openbaring dan die van zintuigen
en verstand verwerpen, den mensch al
leen kennen als stoffel ij k we
zen en in den dienst der menschheid
hunne hoogste bevrediging vonden."
„Naar liberale beginselen, zoo schreef
deze zelfde staatsman, heerscht de rede
oppermaebti g."
En volkomen terecht - constateerde Mr.
Gort van der Linden dan ook, dat „de
klove walke liberalen en clericalen ge
scheiden houdt niet toevallig is of opper
vlakkig, maar reikt tot den bodem."
Mr. van Houten, die nog steeds in zijn
„Staatkundige brieven" leiding tracht te
geven, sprak zich in den zelfden geest
uit.
„Het verschil tusschen ons en de ge-
ïoovigen, zoo schreef hij, ligt slechts
daarin dat zij meenen een bijzondere
kenbron van Gods wil, leiding on bestuur
te bezitten in een geopenbaarde
waarheid ter neder geschreven in een
zoogenaamd heilig boek, geïnterpreteerd
door priesters volgens een kerkelijko leer,
die door den onfeilbaren paus of een con
cilie is vastgesteld.
„Wij erkennen noch een openbaring
als kenbron van waarheid en recht, noch
het gezag van eenig kerkelijk orgaan;
ons staat slechts de rede ten
dienste, bij wier licht wij de uitingen
van den volkswil in het beden en verle
den waarnemen, hare vermoedelijke ge
volgen overzien, geluk en welvaart trach
ten te bevorderen en leed af le wenden.
„Niet het -zoogenaamde
„w oord Gods" maar, om eens de taal
der geloovigen te gébruiken, het ge
schenk Gods, dat wij in onze rede bezit
ten, is de lamp voor onzen voet."
Dat is duidelijke taal.
En hij voegde daaraan toe, deze merk
waardige uitspraak, die waaTd is ook
nu nog in herinnering te worden gehou
den:
„Met .de wapenen des geestes wordt in
onzen tijd een strijd gestreden, heviger,
en principieeler, dan in eenig ander tijd
perk onzer geschiedenis.
„Bij do tegenstellingen die thans
vreedzaam op onzen bodem naast elkan
der moeten leven, zijn die tusschen Ka
tholiek en protestant gering.
„Het is geen conflict over en
kele dogma's, maar tusschen
geloof en ongeloof tusschen
lijnrecht tegenstrijdige we
reld en levensbeschouwin-
ge n."
Deze citaten zijn niet nieuw.
Maar ze zijn waard om telkens weer
herhaald te worden, omdat de groote te
genstelling, omdat het wezen van het
liberalisme hier zoo duidelijk wordt aan
gegeven.
Het liberalisme en dan nemen we
dat woord in den meest hreeden zin
is in zijn openbaring minder ge
vaarlijk, dan de uiterste revolutionaire
partijen.
Het is meer gematigd.
Het treedt voorzichter op.
Het gebruikt minder ruwe woorden en
minder revolutionair klinkende termen.
Maar in wezen is er geeen verschil.
In wezen is het liberalisme niet min
der gevaarlijk.
En daarom moet onze strijd gaan niet
alleen tegen socialisme en communisme,
maar evenzeer tegen het uit do revolutie
beginselen levende liberalisme.
V Het pluimpje is niet verdiend.
In een nabetrachting ovsr de Staten
verkiezingen zegt „De Zuid-Hollander"
Ghr. Hist. Weekblad voor Zuid-Holland
o.m. het volgde:
„Wij moeten trachten vast te hou
den, die tot ons komen. Daarom moet
het pleit voor de beginselen rusteloos
voortgezet en de uitéénzetting van het
beginsel onverpoosd voortgaan.
Vergete men in dit opzicht met name
onze Christelijk Historische Pers niet.
Die kan er zoo veel aan doen, dat wij
welbewuste Christelijk Historische kie
zers krijgen die onze candidaten niet
stemmen omdat zij tegen dit of tegen
dat zijn, maar omdat zij overtuigd en
helder bewust zich scharen rondom
onze banier.
't Is in dit opzicht zoo jammer, dat
zoovclen onzer partijgenooten nog zoo
weinig het belang van de Pers verstaan,
zich niet wat getroosten willen om die
Pers te sterken en te steunen. Waar
blijven bijvoorbeeld in de Christelijk
Historische bladen de familieberichten,
de zaken-advertenties, de notarissen-
annonces van onze partijgenooten?
Waarom weigeren zoo velen der onzen
zich to abonneeren op één onzer orga
nen?
O ja, wij welen do verschillende ant
woorden heel goed. Maar laten al die
bezwaarden eens zien naar de Room-
schen, de Antirevolutionairen en de S.
D. A. P.ers. Die steunen hun pers wél.
En 't gevolg is een groot aantal bladen
die goed verzorgd kunnen worden, al
zijn wij 't met den geest niet eens.
Ach, laat men dat voorbeeld volgen!
Hebt toch ook eens Christelijk Histo-
rischen iets over voor uw Pers.
Steunt haar zooveel gij kunt. Dan
wordt ze straks beter en voldoet zij veel
meer aan uw verlangen. Zoolang zij
echter moet worstelen met onverschil
ligheid en geldgebrek, zal zij nooit ko
men op het peil dat wij allen graag
willen bereiken."
Zou 't waar zijn? vroegen wij ons af,
toen we lazen den lof die hier de Anti
revolutionairen wordt toegezwaaid.
Het antwoord moet helaas, voor een
deel althans, ontkennend luiden.
Als er gezegd wordt: de Anti-revolu
tionairen steunen hun pers wel, dan
geldt dit volstrekt niet van allo Anti
revolutionairen.
Er zijn er en hun getal is nog zoo
gering niet die 't met de z.g. neutrale
pers, heel goed kunnen vinden.
Die er niet het minste bezwaar tegen
hebben om den vijand munitie te leveren,
waarmee we zelf bestookt worden.
Zij verstaan niet of willen niet ver
staan dat ook van onze pers geldt, wat
de „Zuid-Hollander" opmerkte: Zoo
lang zij moet worstelen met
onverschilligheid en geldge
brek, zalzij nooit komen op het
peil dat wij allen graag willen
bereiken.
Onze pers heeft, veel meer dan buiten
staanders. vermoeden, te worstelen met
onverschilligheid.
Wij zijn onze pers-zuster dankbaar
voor de vriendelijke opmerking aan bet
adres van de anti-revolutionairen.
Maar wij moeten er tot onzen spijt
aan toevoegen: het pluimpje is
nietverdiend!
Ce stemplicht.
In verband met de verwerping van de
motie-Beumer tot afschaffing van den
stemplicht schrijft de Maasbode:
Men kan de meening Lmldigen, dat
dit instituut zooals het op het oogenhlik
toepassing vindt liefst hoe eer hoe be
ter dient te verdwijnen, en toch niet
rouwig er om zijn, dat per slot van re
kening de Volksvertegenwoordiging ook
nu nog hoeft geaarzeld, de executie te
volvoeren.
Immers mits voldoende waarborg
voor de naleving van het wettelijk
voorschrift geboden wordt heeft de
opkomstplicht zijn goede zijde.
Het instituut bezit een te waardeeren
paedagogische strekking, niet omdat
het onwillige staatsburgers naar het
stemlokaal drijft (dezulken verijdelen
zijn doel toch door liun stembiljet te
verknoeien) maar omdat het den tra
gen doch overigens goedwillenden oen
spoorslag zal zijn, om te gcrceder tijd
hun moreelen plicht te vervullen.
Indien er dan ook wat wij inmid
dels sterk betwijfelen nog eenig heil
is te verwachtèn van een laatste poging
om den „stemplicht" aan zijn doel te
doen beantwoorden en de massale ver
onachtzaming van hetgeen de wet ge
biedt te beteugelen, dan zou dit nieuwe
uitstel in geenen. deele te betreuren
zijn."
Beter nog dan een ellenlange bestrij
ding, wordt naar het ons voorkomt door
zulk een verdediging het onhoudbare van
den wettelijken stemplicht duidelijk ge
maakt.
Jubileum Lichtfabrieken.
't Is goed gezien, heb 75-jarig bestaander
Lichtfabrieken niet onopgemerkt tc laten
voorbijgaan, 't Is goed gezien, dit feit zoo
te herdenken, dat er in die herdenking ligt
zooals de Directeur der fabrieken het in
zijn rode zeide „een bewijs zoowel voor
de liefde voor onze bedrijven als van een
geest van saamhoorigheid onder het perso
neel" En van de zijde van het gemeentebe
stuur is bij deze feestviering gehoord, dat
het de liefde van het personeel voor de be
drijven, de toewijding voor dezer belangen
op hoogen porijs stelt, beschouwt als de
groote factor voor den bloei der bedrijven,
als een groot voordeel voor de gemeente
en de gemeentekas dat deed wethouder
Sanders duidelijk in zijn rede uitkomen cn
het bleek uit het verleenen van een grati
ficatie aan heel het personeel en de gepen
sioneerden.
De groote Stadsgehoorzaal was tot in
de hoeken gevuld met personeel, oud-
personeel, genoodigden en hunne dames.
Te half elf werden de autoriteiten en ver
dere genoodigden uit do receptiekamer
de zaal binnengeleid. We merkten op den
Burgemeester, Jhr. M. Dr. N. G. de Gij-
selaar, de Wethouders, de heeren Pera,
Mulder, Sanders en van der Lip, den se
cretaris, de heer Van Strijen, de raads
leden de dames van Itallie-van Embdon
en Dubbeldeman-Trago en de heeren
Kulvenhoven, Eerdmans, Sytsma, van
Hamel, J. de Lange, Wilbrink, Kooislra,
Huurman, Wilmer, Splinter en Dubbelde-
man; de commissarissen der fabrieken;
den directeur, de heer G. A. van Klinken
berg; den adjunct-directeur, de heer P. G.
F. T. Fehmers; de nog in leven zijnde
oud-directeuren, de heeren Dr. J. J.
Neurdenburg en R. van Ammers.
Op het podium, dat met palmen was ge
tooid, nam plaats het Jubileum-comité
w.o. het dagelijksch Bestuur, bestaande
uit de heeren J. v. d. Laan, W. J. Batist
Jr., en G. G. Neuleboom en de gewezen
hoofdboekhouder J. G. F. Kriens, als ver
tegenwoordiger tier gepensioneerden der
werklieden.
Een muziek-ensernble, samengesteld uit
personeel der fabrieken, speelde een vroo-
lijke marsck.
Do voorzitter van het jubileum
comité, de heer J. v. d. Laan, heette allen,
en in 't bijzonder het gemeentebestuur,
hartelijk welkom, en dankte voor de op
komst.
Hij bracht dank aan de superieuren,
die de mogelijkheid opengesteld hadden
het 75-jarig bestaan feestelijk te herden
ken, en gaf daarna het woord aan den
directeur, de heer G. A. van Klinkenberg,
die de volgende rede uitsprak:
Op verzoek van het Jubileum-comité
heb ik op mij genomen een kort histo
risch overzicht over de bedrijven te ge
ven, en ik doe dit met groot genoegen,
daar deze zeldzame gelegenheid mede het
geheele personeel en een groot deel van
het oud-personeel bijeen brengt.
Bij de v.'ering van den 75sten verjaardag
der Stedelijke fabrieken, aldus spreker, is
het goed den blik terug to slaan tofc voor
het. jaar 1848, het stichtingsjaar der fa
briek en in 't kort de wederwaardigheden
van de bedrijven na te gaan.
In Juni 1844 werd op voordracht van R.
en W. de H.H. Paul du Rieu, Mr. A. O. E.
Graaf van Limburgh Styrum, A. Hartevcls.
Jr. en Dr. P. G. van Hoorn door den Raad
een Commissie benoemd onder voorzitter
schap van den heer Mr. van Limburgh
Styrum, waaraan word opgedragen de mid
delen te onderzoeken of door middel van
gas tot een betere verlichting der stad te
geraken.
Naar aanleiding van het rapport door ge
noemde Commissie in September 1845 uit
gebracht, besloot de Raad op 3 December
1845 de straatverlichting plaats te laten
hebben door middel van steenkolengas. ge
stookt in een fabriek voor stadsrekening te
bouwen en te drijven.
De Commissie van Fabricage werd met
heb oppertoezicht over de daarstelling en
het in werking brengen der fabrieken be
last.
De plannen en bestekken voor ontwerp
en uitvoering werden opgedragen aan den
stadsarchitect S. v. d. Paauw en den gas-
ingenieur Alexander August Croll te Lon
den.
Een jaar later waren de voorbereidingen
zoover gereed, dat de gebouwen konden
worden aanbesteed en een begin werd ge
mankt- met het leggen van liet pijpennet.
Weer een jaar later was de fabriek zoo
ver gereed, dat een proefbedrijf begonnen
kon worden.
Spoedig openbaarde zich echter kinder
ziekten, nog verergerd door invallende
vorst.
Toch waren de bezwaren niet al te groot,
want reeds in April 1848 kon de fabriek
definitief in gang worden gezet en beeft
verder ononderbroken gas afgeleverd tot
op den huidigen dag.
De stad Leyden was de eerste gemeente
die een gasfabriek voor eigen rekening
stichtte en exploiteerde. Het was dus wel
een belangrijke stap, die het Stadsbestuur
deed, aangezien men zich niet aan andere
atoden kon spiegelen.
Reeds spoedig geraakte het gasbedrijf
tot bloei en het nageslacht moet onze
vroede vaderen van 1845 dankba-ar blijven
voor-den durf, dien zij toonden door tot op
richting voor stadsrekening te besluiten.
De stadsarchitect van der Paauw, aan
vankelijk bestemd om als Directeur dor
Gasfabriek op te treden, heeft de fabriek
die hij gebouwd had niet mogen besturen.
De gebreken, die zich aanvankelijk voor
deden, werden aan hem geweten en in zijn
plaats werd tot Directeur benoemd de heer
P. T. W. de Timmerman.
Toch is v. d. Paauw de drijvende kracht
geweest, zoowel voor de stichting als bij
den bouw en zijn verweer tegenover den
Engelschen ingenieur Croll is vaak zeer
juist en de verdere ontwikkeling der gas-
industrie heeft v. d. Paauw in menig op
zicht in het gelijk gesteld.
Wij hebben daarom gemeend v. d.
Paauw in ons jubileumboekje in '*t bijzon
der te moeten vermelden.
Het moet voor dezen energieken man een
bittere teleurstelling zijn geweest zijn
schepping uit banden te moeten geven.
Als stadsarchitect bleef hij echter ge
waardeerd en de Blauwbrug draagt zijn
naam.
Ik zal U niet met getallen vermoeien om
den voortdurenden groei der gasfabriek
aan te toonen. Deze groei is duidelijk te
zien uit de omzetlijnen, voorkomende in
het jubileumboekje.
Onze Burgemeester, de heer de Gijse-
laar, vroeg mij kort geleden of wij op de
fabrieken nu nooit eens uitgebouwd raak
ten. De geschiedenis van de bedrijven laat
duidelijk zien, dat er bijna jaarlijks ver-
grooting of uitbreiding heeft plaats gehad.
En zoo zal het naar wij meenen doorgaan.
Van de oorspronkelijke gebouwen is niets
meer over; het fabrieksterrein aanvanke
lijk Yk H.A. groot, beslaat thans met
Electricitcitsfabriek en Vuilverbranding
een oppervlakte van meer dan 5Y H.A,
aan Langegracht en Maresingel.
De oude stokerij is van 1845 af op de
zelfde plaats gebleven tot 1922, zij het ook
met vergrooting en herhaalde verandering.
Thans staat de nieuwe kamerovenstoke-.
rij ter plaatse waar in 1841 de particulier©
fabriek van „Draagbaar Oez" gedaan
heeft.
Allo andere machines en toesnellen ziin:
herhaaldelijk verplaatst en vernieuwd. Al
leen de hoofdgaspijp naar de stad bet,
hoewel natuurlijk veel grooter in door
snede dan oorspronkelijk, nog op dezelfde
plaats en is zichtbaar in den keHer van
het nieuwe ketelhuis der Centrale.
Het tegenwoordige administratiegebouw
is het derde sinds de oprichting.
Smederij en fi-terij hebben meer dan
een3 moeten verbuizen en hebben nog
steeds geen definitief onderdak gevonden.
Evenmin de niontêurswp-V«l*^«j Elec-
triciteitsfabriek.
De tijd ontbreekt cm u tvoe; .k tQ
staan bij al de werken, die onder lriding
van mijn voorgangers zijn uitgevoerd.
Onder elk dezer directourcn is cf een
nieuw systeem ovens in de bestaande sto
kerij geplaatst, of een nieuwe stokerij ge
bouwd. waaronder ook gpreV^nrl wor
den de waterga fabriek.
Sinds ]007 is de Eleelrir-i:t s. f ---«'-naast
liet Gasbedrijf gekomen cn dezo iongere
zuster is nog veel voorsnocd-icer irt do
kluiten gewassen dan de Gash-brink -oodat
baar productie reels prew gev-oMen
dan van laatstgenoemde f thriek.
Ovcr de stichting
briek bet volgende:
Bij Gemeenteraad ,l -r; Janua
ri 1900 werd aan Gommw-s.sson ('°r Gas
fabriek een som besetuk ban? frrsteld ter
verkrijging van pta*-ru-o -wVMing
eener fab*"'"1- -vdaTe
ring.
De Ccmuu de
droeg het nadere •-;) n den
beer N. W. van Doesburg'-, e. i.. Directeur
der Sted. Gasfabriek en aa" dep beer TI.
Doyer, w. i.. Chef van eer. E'ectrofeehniseh
bureau te Delft. Deze heeren brachten over
bet onderwerp in Maart 1901 een uitvoerig
rapport met kostenberekening uit dat door
Commissarissen aan TV eo W rrprd over
gelegd.
De conclusie van de heet.au w s cm zo.»
spoedig mogelijk over te gann tot stichting
eener gemeentelijke Elcctriciteitsfnbriek
door de gemeente op het terrein der Oa-i-
.fabriek en als systeem van str^mr,Wering
te kiezen draaistroom.
In 1D03 adviseerde de Cc mm -mr Ste
delijke Gasfabriek aan B. en W. cm tot
oprichting over tc gaan. waarvoor b'j
Raadsbesluit- van 19 November 1903 een
raadscommissie werd benoemd, beitst met
bet instellen van een onderzoek inzavo de
oprichting van een clectrisehe Controle on
der voorzitterschap van den Wethouder,
den heer II. C. Jut-a, tevens voorzitter wn
de Commissie van beheer der Stedelijke
Gasfabriek.
De Commissie adviseerde op 0 September
1904 tot oprichting van een gemeentelijk
electriciteitsbedrijf, doch onthield er zich
van een oordeel uit te spreken over het
stroomsysteem. Het oordeel van door do
Commissie gehoorde Directeuren van Fl«o-
triciteitsbedrijven in andere steden, luidde
dat voor Leiden gelijkstroom boven draai
stroom to verkiez-m was.
Den 13den October 1904 besloot de Raad,
onder voorzitterschap van Burgemeester
Mr. N. de Ridder, tot oprichting eener El cc
triciteitsfabriek, waarvoor de kosten een
bedrag van f 480.000,niet- te boven
mochten gaan. Ten slotte werd toch beslo
ten het draaistroomsysteem te kiezen, welk
systeem later andere Centrales eveneens
hebben moeten aanvaarden.
In Mei 190B sanctioneerde de Raad een
uitgaaf van f 10.000.voor het opmaken
van definitieve plannen en werd de clao
trotechnische ingenieur F. A. Helleman,
die in 1906 en 1907 den bouw met den heer
van Doesburgh beeft geleid, op 15 October
benoemd tot Adj.-Directeur der Stedelijk©
Fabrieken van Gas en Elcctricitoit.
Op dienzelfden datum ving ook de stroom
levering aan particulieren aan. Do beer
Holleman is in 1909 overleden en heeft dus
de groote ontwikkeling van het door hem
ontworpen en gebouwde bedrijf niet mogen
beleven.
Van de toestellen cn machines bij de
oprichting geplaatst is weinig meer over.
Een der drie stoomketels is nog aanwezig
en in gebruik; van de turbines geen enke'.o
meer; van de schakelinrichting niets.
De zeer snelle groei der fabriek heeft da