Tweede Blad
Zaterdag 7 April 1923
Tragen van hart...
||^.j i tin hij zeikte tot hen: 0, onveretan-
Sj&J.v,' digen en -tragen van hart cm te geloc-
|gpv*ven al hetgeen do Profeten gesproken
Lebben! Lnc. 24 vs. 25.;
„Hoe goed is 't, tusschen broedren
twee to wandlen".
Zoo heeft de Ylaamsche priester-zanger
geragd van de innige vreugde, die men-
schenvriendsehap doet ontbranden.
En hebben- we 't als kind niet reeds ge
zongen: „Een Trouwe Vriend woont in
den Hemel, zooals de wereld dien niet
biedt?" -
Welnu hoe zal het onze ziel dan zijn,
als zij mot.Hèm mag wandelen?
En om ons dat nu in te denken, doen
we goed nog eens weer te lezen van de
avondwandeling van onzen Heiland.
O als vanzelf vertoeven wij tusschen
Paschen en Pinksteren weer op den weg
van Jeruzalem naar Emmaus.
De Emmaüsgangersl
Ge zaagt ze immers langs u heen gaan?
die twee mannen?
Èr was iets aan hen, dat u opviel.
.Waren dat Paaschgangers geweest?
f Hadden hünnè voeten gestaan in de
poorten der Godsstad? Hadden hunne
'stemmen vroolijk meêgejuicht met de ba
zuinen des tempels?
Maar waarom dan zoo gedrukt?
Hadden in hunne oogen weerkaatst de
lichtende lampen op het feestgetij? In de
oogen van hen, die sombere figuren
van de schemering?
Als schuwe schimmen haasten zij zich
voort.
Maar waarom toch die haast om
maar 'thuis te komen?
Vanwaar dat onderdrukte, gejaagde ge
sprek?
Die klanklooze stem?
Neen, dat kan ook niet: die menschen
komen niet van een feest terug.
Die moeten iets meegemaakt hebben,
iets ontzettends!
Er moet iets voorgevallen zijn, wat
hun geest maar niet verwerken kan. Waf
ze niet kwijt, kunnen.
En daarom dat drukke praten,
d aarom die telkens herhaalde vraag:
begrijpt gij het?"
Daarom die onrust in de Tust vh'n den
avond. -
Maar nu komt Jezus hij hen.'
Hoe? dat weet ge niet..
Hij is er.
En nu kunt go gerust zijn, vragend
hart.
Nu krijgt ge zeker een antwoord.
Versta- nu slechts alleen de kunst van
het luisteren.
Eu hoor nu, welke dingen hun zielen
niet vatten kunnen. Deze: dat Hij van
wïen zij verwacht hadden, dat Hij het
hopend Israël verlossen zou overgeleverd
is ter dood, gekruisigd, en ziet nu zijn
er al drie dagen verloopen, en nu
kwamen de vrouwen hen zeggen, dat Zijn
lichaam niet meer in het graf lag, en hoe
Engelen zeiden, dat hij lééft.
En anderen zijn oók naar het graf ge
gaan en ja, 't was zoo, de vrouwen had
den gelijk, „maar Hèm zagen zij niet.
En dit hegrijpen zij nu niet^ dat H ij
leeft, en dat z ij Hem nergens zien.
Begrijp nu, wat Jezus gaat doen.
Nu doet Hij niets anders dan maken,
dat zij Hem wèl zien.
Nu opent Hij hun oogen, om de Schrif
ten te verstaan.
En verstaan zij, wat van Hem geschre-
ven is, dan ook zien zij Hem.
Dan zien zij, hoe de Christus deze din
gen lijden moést, en alzoo in Zijne Heer
lijkheid ingaan.
Dan wordt het hun helder, waarom ze
Hem eerst niet zagen.
,En, als Hem nu eerst zóó verstaan, zóo
geestelijk gezien hebben, dan mag ook
nun lichamelijk oog Hem zien!
Dan dan kénnen zij Hem.
Maar om den vollen nadruk te laten val
len, op het g e e s t e 1 ij k e zien, het zien
des geloofs, verdwijnt Hij opeens voor
bun verwonderde blik.
Hebt ge nu ook begrepen, waarom Je
sus hen zoo pas „onverstandigen", en
tragen van hart" 'genoemd heeft?
D i e mannen onverstandig? Maar als
toch iemand overdacht, wat er in Jeru
zalem geschiedt was, dan waren zij het
wel.
Zij „traag van hart?" Maar, als er toch
één hart in onrust was, in gejaagdheid
om Jezus, dan was het toch 't "hunne wel.
Ja, maar als ge 't zóó opvat, dan be
grijpt ge Jezus toch niet.
Want Hij legt hen de Schriften uit:
om ze te verstaan.
Juist „om te verstaan", daarin waren
ze onverstandig.
En tragen van hart, om - omte 'ge-
looven.
O zij overdachten wel, wat er in Je
ruzalem geschied was. Maar niet: Wat
er geschreven was.
En snél klopte hun haijt in onzeker-
h"e i d ömtrent hun Meester.
Maar niet: in zekerheid des ge
loofs.
Want het geloof blijft niet stilstaan bij
de feiten op zichzelf.
Zelfs niet bij Jezus' Kruisiging.
Zelfs niet bij zijn opstanding.
Het geloofseinde, de zekerheid des ge
loofs is: Zijn glorie. Zijn Heerlijkheid.
„Moest de Christus niet deze dingen
lijden, en alzoo in Zijn Heerlijkheid in
gaan?"
Om Z ij n glorie; daarom gaat het on
verstandige van onzen dag!
Trage van hart!
Doch om dat te weten, moet, Jezus eerst
eens met u wandelenf zonder dat ge bet-
zelf weet.
Want dit is ligt verrassende, bet échte
wandelen met den Heiland, dat ge er zelf
geen erg in hebt, dat H ij naast u gaat.
Ja dit lijkt vreemd. Maar omdat het
ons vreemd lijkt, daarom zijn we juist
„onverstandigen" en „tragen van hart".
Maar wie verstandig is weet wel, dat
hij dacht wandelend met Jezus, ook met
Hem tliuls. te komen, en ziet: hij ver
dwaalde. Verdwaalde met al zijn illu
sies, met al zijn plannen, zijn zaak, zijn
verkiezingsactie op die korte zestigsta-
dienweg van, Jeruzalem naar Emmaus.
Wie vurig van hart is, weet wel, hoe
hij eens dacht voor Jezus in brand te
staan, te gloeien voor de zaak van het
Koninkrijk Gods, maar toen hij tot
zelfbezinning kwam, tot rust, en toén de
armoedige, uitgedoofde sintels van zijn
levensresten aanzag; teen wist hij bet:
„ik stond voor m ij z e 1 f in lichte laaie,
voor mijn naam, mijn capaciteiten,
m ij n positie."
En dit is dan de grootste ontnuchte
ring: dat gij, die immers zeker wist dat
Jezus met u ging, dat ge tóch alleen
wandelidet.
Er zijn tegenwoordig velen die ont
nuchterd van Paschen thuiskomen;
En diè over déze Ontnuchtering maar
niet hoen kunnen. En dit nu neemt al hun
denken in beslag. Daarover piekeren zij.
DaFmaakt do onfus't van hun ziel uit.
Hun enthousiasme, huil bezieling is
weg.
Maar in deze schemering, in deze on-
r duidelijkheid; nu de dag is gedaald en de
1 klare zon benéden, den einder gezonken
i komt Jezus; tot u.
Hij spréékt met u, lang en -ernstig.
En Hij-opent u de Schriften.
Ziet, en dan wordt het zóó: „In Uw
Licht zien wij liet Licht."
Niet op den morgen, maar eerst op
den avond van don derden dag der
week, begint het dan voor u te lichten.
Dan wordt de nacht een licht om u.
En in dat Licht der Wereld ziet ge pas
uz e 1 f.
Dan ziet ge uw piekerend peinzen -
als onverstandigheid.
Uw geestdrift van vóór Paschen als
traagheid van harte, omdat uw peinzen
en uw enthousiasme was zonder ge
loof.
Maar nu, nu eerst begint Uw lamp
te branden.
En bij alle „wölkendonkerheid", be
houdt ge slechts de veiligheid van dat
licht. T.
HEBT GIJ MIJ LIEF?
Of ilc U liefheb, vraagt Gij Heer,
Maar ach, Uw woorden doen mij zeer.
Ik weet, hoe flauw ik U bemin
Ach, spreek mij moed, vertrouwen in.
Gedurig, ziet Gij in mijn hart,-
Wat U zeer zeker grieft en smart.
Hoe menigmaal bleef ik terug,
Bij al Uw teerheid, hoek en stug. -'-'O
Tv
Of ik U liefheb, weet ik niet,
En 't is mij zelf tot groot verdriet.
Ik durf U niet in de oogen zien,
i 'k Voel al te goed wat ik verdien.
Ik weet het ja, Uw liefde is groot,
Doch voor Uw oog ligt alles bloot,
Gij ziet veel meer dan ik bespeur,
E'n Waar ik zelf al diep om treur.
Wt
Of ik tT liefheb, blijft de vraag;
O, als ik daarop 't antwoord waag,
Zoo pleit ik Heer op Uw gena,
En angstig fluistrend zeg ik: „Ja!"
H. PIERSON.
JCOSK &m SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te ArnetnuidenG. Lans,
secr. Geref. Zendingsbond, te Zeist; te
Bleiswijlc: G. Enkelaar te Wierden; te
Driesum: J. H. Koster te Wouterswoude;
te Rouveen: J. C. van Apeldoorn te Voorts-
huizen; te Loon op Zand: J. H. Gunning
E.Bzn,, te Lage Vuursche.
Aangenomen. Naar Dussen (toe^p.):
D. van Luttervelfc te Blauwkapel.
Bedankt. Voor Ameide: W. Deur te
Zegveld.
GEREF. KERKEN.
T w e e t a 1. Te AxelJ. Sijbesma te
Burum en W. Veder te Gouda; te Maas
sluis B.W. Bech te Pijnacker-Nootdorp
en Dr. J. Thijs te Mcppel.
Aangenomen. Naar Rijswijk: P.
Dedd-er.s te Brielle.
Beroepen. Te Boerakker: J. Hettin-
ga, cand. te Apeldoorn; te Oostwolde
(Oldambt): W. Doorenbos, cand. te Gro
ningen; te Dordrecht: M. Grav-endijk te
Hoogeveen: te Roon: A. Wijngaarden,
cand. te Dokkum.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te GoudaK. Groen te
Zwijndrecht.
A. en B.
JDe Kerkeraad der Geref. Kerk van Gro
ningen A beepreekt de practische aange
legenheden van de zaak der ineensmel
ting.
Ds. D. J. Aris.
De toestand van Ds, D. J. Aris, NecJ.
Herv. Pred. te Drachten, is de laatste da
gen zeer achteruitgaande en zeer ernstig.
De patiënt is uiterst zwak.
Met emeritaat.
Aan Ds. W. Bosch, Geref, predikant te
Alinkerk, is eervol emeritaat verleend. Ds.
Bosch werd 29 October 1882 te Zuidwolde
(Dr.) tot zijn ambtswerk ingeleid en dien
de nadien de gemeenten Andijk, Vrijhoeve
c.»., en sinds 21 Nov. 1897 Ahnkerk.
DE Dr. A. KUYPER-STICHTING.
Verkort verslag over de verrichtingen
der Dr. Abraham Kuypefstickting over 't
jaar ,1922.
Bestuur,
j De samenstelling van fyet Bestuur onder
ging dit jaar geen wijzigipg.
Personeel.
De heer H. Colijn bleef ook dit jaar het
Directeurschap waarnemen.
Met ingang van 1 October 1922 werd Mr.
H. Dooyeweerd aan de Stichting verbon
den als Adjunct-Directeur. In overleg met
.hem werd een plan ontworpen inzake do
-werkwijze en organisatie der Stichting,
welk plan door het Dagelijksch Bestuur op
de hoofdpunten werd aanvaard.
Tengevolge van de sedert 1 October in
getreden groote uitbreiding van de werk
zaamheden van het bureau werd met in-
Igang van 1 November 1922 het admini-
'stratief personeel uitgebreid met een
tweede typiste.
Bibliotheek en mate rieèL
Sedert 1 October 1922 werd de biblio
theek aangevuld met verschillende werken
en tijdschriften^ welke voor een goede
werking van het bureau niet konden wor
den gemist.
Het aahtal aanvragen om boekwerken
uit do bibliotheek nam sedert 1 October
1922 belangrijk toe. Ook van do Leeszaal
werd eenige malen gebruik gemaakt.
Het bureau-materieel onderging eenige
noodzakelijke uitbreiding. -,
In bruikleen a'fgs tan o s c h i 1-
d e r i j e n.
Door bemiddeling van Mevrouw Bijle-
veld werden van dé Rijks-Academie van
Beeldende Kunsten te Amsterdam vier
fraaie schilderstukken in bruikleen ont
vangen, welke in de benedenzalen een
plaats verkregen.
Organisatie en werk w ij z e.
Sedert 1 October 1922 werd allereerst
de organisatie van het bureau met kracht
aangevat.
Een aanvang werd gemaakt met de in
richting van een dossïerstelsel, bestaande
uit vier onderdeden:
1. uitknipsels uit dagbladen; 1
2. tijdschrift-artikelen;
3. brochures;
4. kamerstukken.
Dit stelsel, dat ook aan andere gelijk
soortige inrichtingen bestaat, toont naar
mate de dossiers uitdijen, steeds meer
zijn onmisbaar practisch nut.
Voorts werden agenda- en opbergsy
steem aan een doelmatige herziening on
derworpen.
Wat de sedert 1 October j.l. gevolgde
werkwijze betreft, kan het volgende wor
den medegedeeld.
Het werkplan bevatte twee -hoofdpun
ten;
1. methodisch-wetenschappelijken arbeid
ter uitbouwing van de A. R. Staatsbe
schouwing,
2. practischen adviesarbeid, bestaande in
het uitbrengen van zelfstandige rapporben
over afzonderlijke onderwerpen.
Van den aanvang af waren beide onder-
deelen van den arbeid in een voortduren-
den nauwen samenhang gedacht, zoodat
de practische arbeid steeds meer profijt
zou kunnen trekken van het werk der
wetenschappelijke af deeling.
Ook in de practische adviezen en rap
porten diende een vaste methodische lijn
te worden gevolgd, die door den weten-
schappelijken arbeid verschaft zou moeten
worden. Bij laatstgenoemden arbeid zou
contact worden gezocht met universitaire
inrichtingen, natuurlijk, in het bijzonder
met de Vrije Universiteit.
De bedoeling is, geleidelijk te komen
tot de uitgave van een doorloopende reeks
geschriften van wetenschappelijken en
staatkundigen aard, waarin op een vasteh
grondslag zal worden voortgebouwd.
Sedert 1 October 1922 werd met dezen
arbeid een aanvang gemaakt. Als studie
onderwerpen werden aanvankelijk geko
zen: „Roomsch Katholieke en A. R. Staat
kunde" en „De Staatkundige tegenstelling
tusschen de A. R. en C. H. partij."
In de practisch-adviseenen.de afdeeling
namen de aanvragen om voorlichting se
dert October in bcitengewone mate toe.
Werd voor de organisatie der Stichting
noodgedwongen in hoofdzaak volstaan
met verwijzen: naar literatuur, resp. be
knopte voorlichting, sedert 1 October
werd het beginsel aanvaard, dat over be
langrijke onderwerpen zelfstandige studie
zou worden gemaakt.
Dientengevolge werden tusschen 1 Oc
tober en 31 December 1922 verschillende
uitvoerige rapporten uitgebracht; het aan
tal der uitgebrachte adviezen en opgestel
de rapporten beliep gedurende het 4e
kwartaal 1922 niet minder dan 70.
In deze adviezen en rapporten werd ge
tracht allereerst aan de hand der methode
tot een juiste afbakening in de vraagstel
ling te komen. Vervolgens werd uitvoerig
ingegaan óp do practijk, om tenslotte deze
practijk te toetsen aan den cisch van het
apti-revolutionair beginsel.
De in de principieelo rapporten neerge
legde resultaten worden beschouwd als
grondslag voor verdere studie, zoodat ge
regeld wordt bijgehouden de literatuur,
die over het betrokken onderwerp ver
schijnt. Naar mate bet aantal uitgebracji-
I te rapporten over de meest actueele on-
derwerpen stijgt, zal ook op den duur in
sneller tempo kunnen worden voldaan
aan verschillende aanvragen, die over de-
i zelfde onderwerpen handelen.
Medegedeeld kan nog worden, dat naar
I aanleiding van de uitgebrachte adviezen
het bureau van verschillende zijden brie
ven ontving, die. van groéte waardeering
en sympathie getuigden,, hetgeen de over-
tuiging versterkte, dab de gevolgde metho
de ook practisch aan haar doel beant
woordt-.
Uitgaven van de Kuyper-
stichting.
Met het oog op de Kamerverkk.' dngen
1922 werd door de Stichting een serie
vlugschriften uitgegeven over de volgende
onderwerpen: Beginselen, 's Lands finan
ciën, Gezantschap bij den Paus, Gelijk
stelling van Man en Vrouw, Overheidsbe-
moeing en Middenstand, Arbeidswet, Bij
zonder Onderwijs, Ziekteverzorging en
Ziekteverzekering, Moederschapszorg, Bin-
nenschipperij, Ontwapening, l R. Koloni
ale Politiek, Overeenkoiwïf i -aakt. Djambi,,
Cr-kvinistische Polit* U ia> Stemrecht
der Vrouw.
In totaal werden van deze vlugschriften
399.581 exemplaren ter beschikking van
de Kiesvereenigingen gesteld tegen den
prijs van f 2.per 100 exemplaren.
Voorts werd uitgegeven het program
van actie der A. R. partij, waarvan 57.941
exemplaren gratis werden verspreid, ter
wijl, voor het Oentraal Comité der A. R.
partij de nit.gavo werd verzorgd van
2.000.000 verkiezingsblaadjes over do on>
derwerpen: Geen belangenpolitiek maar
beginselstrijd, Gezag en Vrijheid, Dc be
loften der Soeiaal-Democratio en Vrucht-
bare politiek eischt gezonde financiën. De
ze verkiezingsblaadjes werden gratis ter
beschikking gesteld van de Besturen der
Kamerkieskringcentralen.
Van deze lectuur is thans nog beschik
baar: van de eerstbedoelde vlugschriften
totaal 39.400 exemplaren; van de programs
van actie 1070 exemplaren; en van de ver-
37.900.
BiiüftEIÜLAitiB
G.ed, Staten van Zuid-Hoilsn-.
Ged. Staten van Zuid-Holland kooien
Maandag 9 April a.s., des middags te 2
uur, in het Gebouw van het Prov'ïiciaal
Bestuur, Korte Voorhout 9, in openbare
vergadering bijeen, ter behandeling van
het bezwaarschrift van den heer P. H.
Boers te Ha-zerswoude, tegen het besluit
van den polder Gnephook, waarbij heui
als polder-opzichter eervol ontslag wordt
verleend;
Rapporteur is Jhr. mr. von Fisonne.
Politiek accoord.
De politieke partijen te 's-Gravcnliage
hebben een accoord aangegaan om bij de
a.s. gemeenteraadsverkiezing geen lijst
van candidaten in te zenden en den raad
in zijn tegenwoordige samenstelling te
handhaven, tot de vereeniging van Üen
Haag en Loesduinen tot stand zal zijn
gekomen, waarna toch nieuwe verkiezin
gen zullen moeten plaats hebben. Men zal
zich herinneren, dat Do Nederl. dit denk
beeld aan de hand heeft gedaah.
De Burgemeester-Rcjksont vanger?
Een burgemeester schrijft aan het Hbl,;'
Het 15 Maart door de Tweede Kamer
aangenomen ontwerp ©ener nieuwe jacht
wet draagt de uitgifte van jachtakten niet
meer op aan den Commissaris der Konin
gin, die tot nog toe, daarmede belast was,
maar aan den burgemeester 01 comm'sea-
ris van politie. Het wetsontwerp bep&alc
de rechten welke voor jachtakten vcart&an.
betaald moeten worden.
Wordt nu de burgemeester hiermede ver
heven tot rijksontvanger? Zal hij n.l. do
rechten voor jachtakten aan 's rijks scha*#-
kist moeten overdragen Of zal hij ze moe
ten storten in^de gemeentekas? Het ont-
werp jachtwet zegt hierover nicls.
Nu zou men in ,het algemeen meenen,
dat de betalingen, die den burgemeester
worden gedaan voor door hem afgegeven
stukken, steeds ten voordeelo dierjen te
komen van de gemeente en dat hierop ook
voor het geval dat de burgemeester rijks
werk verricht geen uitzondoring past. Om
gekeerd komen toch immers steeds ook de
kosten, die wegens het vele rijkswerk in
de gemeente-administratie worden ger
maakt, ten laste van de gemeente, 't Mag
dan niet gaan zonder, morren, de gemeen
ten brengen toch den geleverden arbeid,
het gebruikte papier enz. niet aan het rijk
in rekening.
Hij, die aanstonds de nieuwe Jachtwet
in het Staatsblad las eens niet wetende,
dat eerder ten bate van het rijk jachtak
ten werdén uitgereikt, zou. natuurlijk niet
op de gedachte kernen, dat anderen dan de
gemeenten op deze rechten zouden kunnen
aanspraak maken. Toch zal de bedoeling
wel geen andere zijn dan dat de burge
meesters het geld' innen en aan bet rijk
afdragen.
Of deze nieuwe taak in den werkkring
des burgemesters past, och, wie zou in den
teegenwoordigen tijd daaraan nog denken!
De burgemesters hebben in den distributie
tijd nog wel wat anders aan de hand ge
had. Maar waaraan men blijkbaar ook
niet dacht? Dat de burgemeester niet, zoo
als de Commissaris der Koningin, rijks
ambtenaar is, dat hij tot chef alleen de
wet heeft; dat het ook om deze reden be
zwaarlijk zal gaan om-in een of ander Mi
nisterieel uitvoeriRgs-vcorschrift ven Le
stuuxsmaatregclen maakt het cni^orp
Jachtwet zelfs geen melding bepalingen
op te nemen omtrent het aan 's Rijks
schatkist afdragen door den burgemeester
van do. ontvangen gelden-
Intusschen do. bedoeling is het -stc
niet geweest deze gelden voortaan aan
gemeenten af te staan. Er is met gecu
woord daarvan -gebleken. Velen zullen
daarom belangstellend zijn naar het ver
der verloop van deze zaak.
De Vlessing's fabrieken.
De Vlessing's fabrieken te Oude Pekel»
en Stadskanaal, zoo bekend uit dó oor
logsjaren, zullen 11 April, na langen Lijd
renteloos te hebben stilgestaan, vanwego
't rijk worden verkocht.
i 'i.-J .tSK-v.rex;
FEUILLETON
Van hooger Orde.
Naar bet Engelsch.
59)
„John John, o 'John!" Hij kwam
haar in zijn armen nemen. nam ze
beide, vrouw en kind. Zij legde haar
hoofd op zijn schouder en weende bitter.
„0, John, 't is zoo hard! onze lieveling
ons eigen, klein kind!"
John sprak niet, maar drukte haar
vast tegen zich aan, toen zij wat kalmer
werd, fluisterde hij haar troost in de
eenige troost, welke zelfs haar man haar
kon geven zeggende Wiens wil 't was
dat dit leed hun overkwam.
„En 't is grooter leed voor u, dan 't zal
wezen voor haar, arm hartje!" zei me
vrouw Jessop en zij veegde haar vrien
delijke oogen af. „Zij zal niet missen,
wat zij nooit kende; zij kan een gelukkig,
klein kiud wezen. Zie, hoe ze daar ligt
en lacht."
Maar do moeder kon dien troost nog
niet aanvaarden. Zij liep op en neer en
stond dan haar kind te wiegen, stom,
terwijl de tranen in stroomen neervielen.
Iemand^ kwam achter haar en zette haar.
sacht, in den leuningstoel, 't Was mijn
rader. Hij ging- naast haar zitten en nam,
haar hand.
„Wees niet bedroefd, Ursula. Ik had
een kleinen broeder, die blind was, bij
was 't gelukkigste schepsel, dat ik ooit
kende."
,„Mijn vader zuchtte; wij waren allen
verbaasd de verwonderlijke zachtheid,
zelfs teederheid te zien, welke hem ver
vulde.
„Geef mij -t kind een oogenblik!" Ur
sula lei 't op de knieën; hij legde plechtig
z'n band op de borst Yan 't kind. „God
zegene deze kleine; ja, zij zal gezegend
worden!"
Deze woorden, met volle zekerheid uit
gesproken als den profetischen zegen
van de scheidende patriarchen van ouds,
troffen ons allen. Wij zagen naar do
kleine Muriel, alsof de zegen reeds haar
deel was.
„Nu, kinderen, ik moet naar huis
gaan", zei vader.
Zij hielden ons niet tegen; 't was wer
kelijk 't beste, dat de arme, jonge ouders
alleen werden gelaten.
„U zult spoedig eens terug komen?"
vroeg Ursula, zacht de hand drukkend,
welke hij op haar krullen had gelegd
toen hij nogeens zei de: „God zegene ui"
„Misschien. We kunnen nooit wetem
Wees een goede vrouw voor je man, mijn
beste. En John, wees gij nooit hard voor
jhas-r, niet hard voor baar kleine gebre
ken— zij ij zoo jong nog zoo jong."
Hij zuchtte weer. 't Was duidelijk, dat
hij aau iemand anders dan aan Ursula
dacht.
Toen wij de straat langs gingen sprak
vader slechts een paar keer tot me en dan
over dingen, welke lang geleden waren
gebeurd, gezegden en daden van mij uit
mijn kindschheid, van welke ik niet 't
geringste idee had, dat hij die wist of
onthouden had.
Toen wo thuis waren, vroeg ik of ik
binnen zou komen en bij hem blijven zit
ten tot zijn bedtijd.
„Neen, neen; je ziet er vermoeid uit en
ik moet een brief over zaken schrijven.
Ga liever naar jo bed, zooals je gewoon
zijt."
Ik wenschte hem goeden naelit en ging
heen, toen hij me terug riep.
„Hoe oud zijt ge, Phineas vier of
vijf-en-twintig?"
„Vijf-en-twintig, vader!"
„Wel, zoo oud al?" Hij legde de hand
op mijn schouder en zag mij vriendelijk
j aan, zelfs teeder. „Je zijt nog wel zwak,
I maar je moet sterker worden en leven
I om zoo oud te worden als jo vader. Goe-
j den nacht. God zij met je, mijn zoon!"
Ik ging heen. Ik was gelukkig. Ik had
J nooit gedacht, dat mijn oude vader en ik
zoo good met élkandcr overweg hadden
gekupd,- of elkander zoo hartelijk zonden
liefhebben.
Midden in den nacht kwam Jael in
mijn kamer en zat aan mijn voeteneinde
naar mij te zien. Ik had vreemd, ge
droomd over mijn eigen kindsche dagen
en over mijn vader en moeder, toen zij
jong waren.
Wat Jael mij vertelde langzamer
hand en zoo tecder alsof zij mijn voed
ster ware geweest, jaren geleden
scheen mij eerst zoo onwerkelijk, dat 't
mij voorkwam als een deel van mijn
droom te wezen.
Om tien uur, toen zij gesloten had,
kwam zij, als gewoonlijk bij de deur van
de zitkamer, om mijn vader te zeggen,
dat 't bedtijd was Hij had geen antwoord
gegeven, terwijl hij met zln Tug naar de
deur zat, schijnbaar bezig met schrijven.
Daarom ging zij weg.
Een half uur later was zij teruggeko
men. Hij zat daar nog hij had zich
niet bewogen. Eén hand had hij onder 't
hoofd; do andere, van welke de vingers
de pen stijf vast hielden, lag op do tafel.
Hij scheen ingespannen te staren op wat
hij geschreven had. 't Luidde als volgt:
„Goede Vriend!
Morgen zal ik
voor immer.
Maar bior was de hand stil gebWen
O, bcsto Vader! Op dien morgen waart
gij bij God!
i
HOOFDSTUK XXII.
i
Het was 't jaar 1812. Ik bad üon jaren
lang als een broeder gewoond in het huis
van mijn aangenomen broeder, waar hij
mij gebracht bad op den dag van do ba*
grafenis van mijn vader; bij had mij
verzocht, dat ik hem nooit woer sou vor-«
'laten. Want, zooals kort daarop (luide*
lijk werd 't lot zeg do Voorzienig*
heid had hem nu onvermijdelijk losge*
maakt van een band, van welke, zoolang
als mijn arme vader leefde. John zich zelf
nooit had willen losmaken. Men was tot
de ontdekking gekomen, dat do voordee*
len van de looierij lang nominaal waren
geweest, dat zij noodzakelijk, om bei do
huisgezinnen te kunnen ondorhoudeu,
verkocht moest worden en do zaken moes*
ten worden beperkt geheel tot do koren*
molen.
Onder- deze veranderingen stierf Joel.
Wij legden haar aan de vooten van mijn
vader en moedor arme, oude Jael! En
het kerkhof in St. Mary-Lane bcdokle nu
allen, die mij liefhaddon, alles uit do da*
gen van mijn jeugd al do mijnen.
(Wordt vervolgd.)