Dagblad voor Leiden en Omstreken. 3üe JAARGANG. - WOENSDAG 54 MAART 1923 - No. 894 Bureau: Hooigracht 35 - Leidon - T@l. Snt. 2278 - Postrekening 58936 ABOÏilEÜEIÏ¥gPli8JS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal f2.50 Per week f0.19 Franco per post per kwartaal f 2.90 Dit nummer bestaat uit twee bladen. De pijlbundel. Een. redenaar begon eens aldus: „Een dracht maakt macht" is een Hollandsche spreuk, maar het staat op de Belgische centen." Hij wilde daarmee te kennen ge ven, dat wij in theorie liéel eendrachtig zijn, maar dat dit in de practijk nog al eens wat te wenschen overlaat. De eendracht werd vroeger al gesymbo liseerd door den pijlbundel: onze repu bliek werd voorgesteld door zeven pijlen, stork verbonden door een band tob een Bundelpijl voor pijl zou men gemakkelijk kunnen breken ,maar do bundel was on breekbaar. Ook de Schrift loert het ons evenals de or varing, dat het heel gevaarlijk is alleen te staan. De vurige Petrus sprak uit de innigste overtuiging, dat hij met den Hei land wilde sterven; zelfs trok hij het zwaard en hieuw Malchus het oor af. Toen stond hij niet alleen: bij had do heele apostelenschaar rondom zich. Maar kort daarna stond hij als volgeling van Chris tus wel alleen aan het kolenvuur te mid den van tegenstanders en toenheeft hij zijn Heiland driemaal verloochend. Wo werpen geen steen op hem, maar gaan ons eigen leven na en dan bevinden we, dat we hartelijk en uit volle borst kunnen meezingen: „Zij zullen ons niet hebben, de goden van den tijd", maar dan zijn we met honderden geestverwanten in een zaal vereenigd. Hebben we echter steeds den moed gehad onzen Heiland te belijden, als we heel alleen stonden te midden van tegenstanders? 't Is en blijft, zooals wo in heb berijmde gebed des Hee- ren zingen: „Daar komt nog vleesch en wereld bij." Wie er van overtuigd is, dat alleen staan moeilijk, ja gevaarlijk is, zoekt de gemeenschap der heiligen. Wat voor den enkeling geldt, is ook waar voor de kerk. Daarvan zijn we allen overtuigd. Onze Gereformeerde kerken staan niet ieder op zich zelf, evenmin als de Her vormde, Luthersche, de Remonstrantsche, 'enz. Alle kerken met eenzelfde belijdenis zoeken elkaar en nu moge de vorm van het gemeenschapsleven verschillen, toch blijkt uit het feit, dat ze elkaar zoeken, dat men op kerkelijk gebied het gevaar van alleen-staan steeds duidelijk heeft ge voeld. De Roomsche Kerk is stellig, wat het uiterlijk betreft, de krachtigste orga nisatie en haar groote invloed op ieder terrein bewijst wel, dat ook nu nog een dracht macht maakt. Uit het kerkelijk samenleven kunnen we ook nog keren, dab naar binnen en naar buiten üo grootste kracht wordt uit geoefend door die kerken,die volkomen een zijn op het gebied der belijdenis. 't Is inderdaad mooi cn ik verheug er mij van harte in, wanneer in do week der gebeden en ook wol bij andere gelegenhe den Gereformeerden, Hervormden en nog wel anderen samengaan in gemeenschappe lijk gelled; maar het voortdurend samen leven zou niet gaan; dan h'ebben de Gereformeerden hun eigen classis, provin ciale en generale synode. En wat is nu het opmerkelijke? Dat,, wat op kerkelijk gebied een vanzelfheid is; iels, waarover niet eens gepraat wordt, op het terrein der school niet wordt be grepen, althans niet algemeen wordt in practijk gebracht. Wo hebben Gereformeerde scholen even goed als Gereformeerde Kerken. Wat wil len die scholen? Toepassing van de Gere formeerde beginselen in de school, in heb onderwijs, in de pacdagogiek. Kan iedere school op zich zelf daarvoor zorgen? Even min als iedere afzonderlijke kerk voldoen de kan werken aan den opbouw en uit bouw der Gereformeerde dogmatiek. De kerken houden toezicht op elkaar, steu nen elkaar: de scholen staan los naast elkaar; bemoeien zich niet met elkander, en schijnen te vragen: „Ben ik mijns broe ders hoeder?" Of ook ze vereenigen zich met andere scholen, die niet op het Ge reformeerd standpunt staan. Hoe kan daar dan kracht van uitgaan? Dr. Bavinck heeft dit alles voorzien on daardoor is hij geworden do stichter van het Gereformeerd schoolverband. Evenals de Gereformeerde kerken zich .Vereenigen in classes en synodes, zoo moe ten ook de Gereformeerde scholen zich aanéénsluiten in districten, die zich weer yereenigen tot een gewestelijk en ten slot te tot een nationaal verband, 't Was hem niet te doen om een vereeniging van per sonen; dio kunnen wel begunstiger wor den van het verband, waaruit blijkt, dat hij het verschil tusschen kerk en school ,wel in "t oog hield. Leden kunnen alleen zijn de Gereformeerde scholen met hun besturen en onderwijzers. Ook daarop let te men. Zal de school tot bloei komen, dan moe ten bestuur en onderwijzend personeel hartelijk samenwerken en daarvoor is ge legenheid in het Gereformeerd Schoolver band. Daar komen niet d® onderwijzers alleen en ook niet de besturen alleen,maar besturen en onderwijzers als vertegenwoor digers der school. Hu zullen velen zeggen; we hebben toch onzen Schoolraad, waarbij wij zijn aange sloten. En dan antwoord ik: uitnemend. Alle scholen met den Bijbel moeten naar het woord van Dr. H. Pierson „verschool raad" worden. Maar dat is een geheel an der samenleven. Dat is de macht, die de vrijheid der scholen verdedigen moet te genover de Regecring. De Schoolraad zorgt verder voor alle uiterlijke zaken en het Gereformeerd schoolverband is het daarmee zoo volko men eens, dat heb in dien Schoolraad door drie gedelegeerden is vertegenwoordigd. Maar een paedagogiek opbouwen uit de Gereformeerde beginselen, dat is niet het werk van den Schoolraad; dat kan alleen gebeuren door scholen, die zelf op dab standpunt staan en zich daartoe vereeni gen. Ruim driehonderd scholen in ons vader land hebben het bovenstaande begrepen en in practijk gebracht; maar he.t aantal Gereformeerde scholen is stellig twee- zoo niet driemaal zoo groot. Zullen die van verre blijven staan of zullen ze begrijpen, dat de pijlbundel zoo sterk mogelijk gemaakt moet worden? Van harte hoop ik het laatste: alle Gere formeerde scholen zijn hartelijk welkom in het verband. J. C. WIRTZ Cz. V Wal is vrijhantiei? Een zeer eenvoudige vraag, maar een vraag, die toch gesteld moet worden, nu van verschillende zijden, niet zonder hartstocht het pleit voor handhaving van het vrijhandelsstelsel wordt gevoerd. Vrijhandel wil zeggen, dat de handel, geheel vrij en onbelemmerd is. Dat van do goederen die over de gren zen komen of gaan, geen rechten worden geheven. Hoe staat hot daar nu mee? Hebben wij nu den vrijen handel, die dan ge handhaafd moet worden? Maar immers, iedereen weet, dat pre cies het tegenovergestelde het geval is. Bijna alle ons omringende landen heb ben vrij hooge tarieven en ook in ons land is het vrijhandelsstelsel sinds lang losgelaten. Het was een liberaal Kabinet dat ons in 1862 een tariefwet heeft bezorgd en het waren liberale Kabinetten die telkens weer met voorstellen tot tariefsverhoo- ging kwamen. De opvolgende vrijzinnige ministers hébben geen poging gedaan om de in voerrechten af te schafen, maar wel om ze te verhoogen. En nu was het doel van die verhoo gingen niet onze industrie te bescher men, maar de practijk was dan toch, dat de rechten die geheven werden, be schermend werkten. Dat is door niemand minder dan Mr. Pierson erkend, toen hij schreef: „Ons tarief geeft inderdaad wat men noemt een zwakke bescherming". De nadruk moet hier vallen op het woordje zwakke. De tegenwoordige regeering denkt er over. in die richting een stapje verder te gaan en die bescherming een weinig uit to breiden. Niet omdat ze in theorie niet voor den vrijen handel is maar alleen omdat onze industrie dreigt te bezwijken. Er is geen dokter of hij is tegenstan der van krukken en hij ziet liefst dat de menschen zonder krukken loepen. Maar als een patiënt zwak is, en zichzelf niet op do been kan houden, dan zal hij toch tegen het gebruik van een kruk geen bezwaar maken. Zoo staat het ook hier. Aan afgetrokken redeneeringen en be spiegelingen over vrijhandel of bescherm mende rechten hebben wij niets. De zaak is, dat sommige takken van onze industrie geholpen moeten worden, zullen ze niet voorgoed ondergaan. En dat wil de regeering doen. Nu kan men tegen de w ij z e waarop zij dat doen wil bezwaren makon. Maar laat men ons dan roet het geroep om vrijhandel toch van boord Kijven. STADSNIEUWS Godsdienst en zieleleven. De leider van „De Middaghoogte", Dr. A. H. de Hartog, trad met bovengenoemd onderwerp op voor de Leidsche afdeeling. Een drietal punten werden door spre ker achtereenvolgens behandeld. lo. Hoe de wetenschap in engeren. zin over het wezen der ziel oordeelt. 2o. Hoe er onderscheid tusschen de drie zijden van den mensoh bestaat: lichaam, ziel en geest 3o. Hoe het zieleleven zelf den gods dienst bevestigt door het geestesleven. „Wat is het wezen der ziel?" is de vraag aan welker oplossing en verkla ring tal van philosophen hun denkkracht hebben geschonken. Als sprekende voor „De Middaghoogte" wil Dr. de Hartog eerst de opvatting weergeven, die door liet meerendeel der „Dageraad"-menschen wordt voorge staan. :..yv. t :r-k Dat is de materialistische zielsbeschou- wing: het geestelijke wordt uit het licha melijke voortgebracht: de gedachten zijn als 't ware de uitzweetingen der hersens. Gesteld dat het zoo ware, dan zouden we toch achter dit proces oen heimelijke drijving, een wonderlijke kracht gevoe len, die wij God zouden kunnen noemen. Een tweede beschouwing over den ziel ze$t: ziel is bewustzijn. Prof. Bolk zegt er van, dat het bewustzijn het zieleleven op zichzelf bepaalt. Sommigen laten dan dadelijk volgen: liet psychische is het be wuste, wat aansluit bij de associatie theorieën, doch het bewustzijn is iets onafleidbaars. Zeggen de materialisten, dat de geest uit do beweging der hersenmoleculen wordt voortgebracht en de vertegenwoor digers van de tweede groep, dat het bewustzijn primair is, een derde groep leert dat dezo twee opvattingen parallel, evenwijdig loopen (parallelisten.) Hartmaan zegt: „De ziel is de eenheid van het bewuste leven", terwijl Arislote- les opmerkt: „De ziel is niet maar oen hersenbewustzijn, maar zij vormt een be ginsel". Deze Aristotenische wijsbegeerte ver tegenwoordigt in principe de vierde lijn: de ziel is de ïnhaerente vorm van het le ven, de ziel is een gegeven. Dit eenheidsbeginsel, dat verklaart, dat uit deze eenheid organisch, lichamelijk en zieleleven ziet gewerkt, grondt zich eigenlijk in de uitstraling van den Al- verwerkelijke, en komt den godsdienst zeer dicht nabij. Hegel leert in zijn „Kleine Logika", dat de ziel de tusschenschakel is, tusschen lichamelijk en geestelijk leven. De heele wereldgeschiedenis door is het lichamelijk zijn als een bezwaring gevoeld en dan is do ziel dat wonder baarlijke, dat boven tijd en ruimte uit moet. Kloos Toept uit: „Mijn ziel is als de zee in eindelooze deining". Zoo is het ook! De ziel wil als een adelaar boven tijd en ruimte uitstijgen, om op te wieken van het gebonden® naar het ongebondene. Van geest spreekt men als men boven tijd en ruimte uit is. Het geestelijk leven is het verkeeren op de bergtoppen van het zieleleven. Hier is het uitzicht vrij en onbelemmerd. Het geestelijke is het eeuwig-blijvende, maar de eeuwigheid is geen verlengstuk van den tijd maar de bestendiging van het onveranderlijke. Als de uitgangen van ons hart op die eeuwige hoogten verkeeren, is er een zoeken van God en Zijn dienst. Waar godsdienst is moet liet anders worden. Het zieleleven is het wonderbaar aspi- reeren, het zuchten naar het eeuwige. Daarom kon, Ruysdaal zeggen: „De gods dienst verontrust den mensch door het ideaal". Hier hebben we tevens een norm: het komen tot God, den Eeuwig-Oorspron kelijke. Daarom is do godsdienst een gebonden zijn aan den horizont der eeuwigheid. Spr. wil nu trachten te laten zien, dat de ziele-functie's der godsdienstige waar de openbaren. Als eerste ziele-functie onderscheidt men: het gemoed, den geconcentreerden mensch. Daar leeft het verborgene, daar zijn de oorsprongen des levens. Het is do binnenplaats van het wereldhuis, het eigenlijke, dat zucht naar de conversa tie, naar het verkeer met den Verborge ne, Dien wij God noemen. Het gemoed is de eerste bevestiging van den godsdienst. Bij den godsdienst heeft men het won- dergeheimenis van het „nochthans". Ieder mensch is instinctief voor of tegen Gods-dienst. Dat is geen noodlot, maar een „gege ven", waarvoor de mensch staat. Het Godsbesef is de wetensohappelij- ken grondslag tegen de Godloockenihg. De tweede uiting van het zieleleven is het verstand, de altijddurende regelaar, dat achter alles rede zoekt. Hoe men dan ook het verstand God kan noemen is een raadsel. Naar het verstand is de God-looche ning onmogelijk. Het verstand zoekt orde en regelmaat achter alles. Het logisch uitvloeisel er van is, dat men het verstand der menschen als we zens, toch zal afleiden van een al-dcnkcr: van God. Het verstand bestrijdt den Godsdienst niet, maar valt hem bij. De derde uiting is de wil, de opwelling van het leven zelf. Het is de vrije zelfbepaling van den mensch. De vrije wil van den mensch kan zich opblazen tot zij barst van zelf genoegzaamheid, maar zij kan zich ook passief stollen aan den Goddelijken-AlwiL Dit zich overgeven en zich dienstbaar stellen uit zich in: „Laat mij willen en niet willen „Wat Gij wilt en niet en wilt". Het is het deemoedig ontvangen van den Sterkere, het mysterie van de inda- ling van Gods Geest in onzen geest. De wil is daarom geen grond van be strijding van den godsdienst, maar een bevestiging daarvan. Resumeerende komt spr. tot de ct/nclu- sie,.dAt het zieleleven in al zijn vormen en wendingen de bevestiging geeft van den godsdienst. De diepzinnige rede, die keurig gesty- leerd met kracht van woord en gebaar werd uitgesproken, word luide toege juicht. Daar niemand van de gelegenheid tot gedachten wisseling wilde gebruik ma ken, werd de vergadering met een kort sluitingswoord van den voorzitter, Ds. W. Th. Boissevain gesloten. De opkomst was vrij goed. De vergadering van de A. R. pro- pagandaclub „Dr. A. Kuyper" die on langs moest worden uitgesteld, is nu be paald op a.s. Vrijdag. De heer A. B. Mulder hoopt dan te spreken over „Onze verhouding tot de kunst". C. F. L. heeft aangifte gedaan, dat hij is mishandeld geworden gisteravond door den barbier P. wonende Uiterste gracht, die hem» met een hamer op het lioofd zou hebben geslagen. Gisteravond is door middel van opensluiting uit perceel Lange Mare 36c ten nadeel® van C. L. een rijwiel ont vreemd. =-> Wegens ongesteldheid gaat de inaugureel© oratie van prof. mr. Schelte- ma, nieuw benoemd hoogleeraar aan de universiteit alhier vandaag niet door. De Personeele Belasting. Ingediend is een wetsontwerp tot wij ziging dor wet op de Personeele Belas ting 1896. Blijker.s de Memorie van Toe lichting zijn do voorgestelde wijzigingen van cenvoudigen aard. Zoo wordt be paald, dat ateliers ^an beeldende kunste naars van personeele belasting zullen zijn vrijgesteld, zoo ook koffiehuizen, casino's, c.d. in had plaatsen, lust- en ontspanningsoorden, die alleen geduren de het seizoen in exploitatie zijn. Een en andermaal komt het voor, dat bezitters van verzamelingen van kunst voorwerpen zich bereid verklaren dezo voor het publiek ter bezichtiging te stel len, onder voorwaarden, dat zij deswege worden vrijgesteld van personeele belas ting. Voor zoover de kunstvoorwerpen niet zijn geplaatst op galerijen cn in bij- zondere vertrekken, vormt echter art. 17 e, der wet op do personeele belasting, in verband met art. 573 B.W. een belet sel om de verlangde vrijstelling toe te staan. De Minister van Financiën acht •het gewenscht door de thans voorgestelde wetswijziging dat beletsel weg te nemen. Een anderë wijziging beoogd een einde te maken aan de wetsontduiking, dat men om belastingverlaging te erlangen een motorrijtuig: voor de leus inbrengt in een expresselijlc opgerichte vereeni ging of vennootschap, tot het verhuren ervan. Voorts werden in eenige andere artike len nog wijzigingen aangebracht, die be oogen de redactie te verbeteren en daar mede de eigenlijke bedoeling meer volle dig tot haar recht te doen komen. Zoo voorziet de tegenwoordige redactie van art. 51 bis niet in het geval, dat de aan gever van een motorrijtuig of van een pleiziervaartuig met afwijking van zijn aangifte wordt aangeslagen ter zake, dat hij dat motorrijtuig of pleiziervaartuig heeft opgegeven als behoorende tot een andere categorie dan die, waartoe het be hoort. Door de thans voorgestelde redac tie wordt in deze leemte voorzien. Werklooze bouwvakarbeiders. Op vragen van den hoor Van den Tem pel, lid van de Tweede Kamer, omtrent het vallen van werklooze bouwvakarbei ders buiten de steunregeling, omschreven in de circulaire van binnen! andsche zaken van 4 December 1922, heeft de minister van binnenlandsche zaken en landbouw geantwoord Op art. 74 van hoofdstak V der ontwerp- begrooting voor 1923 zijn 4,000,000 aan gevraagd voor subsidies in de kosten van werkverschaffing en steunverleenimg. Naar het zich reeds thans laat aanzien, za'l dit bedrag, ook bij betrachting ran de grootst mogelijk» zuinigheid, op verre na niet toe reikend zijn. Ook al ware dit niet het ge val, dan zou de toestand van 's Lands fi nanciën het toch noodzakelijk doen zijn, dat de regeoring bij de behandeling de aanvragen der gemeentebesturen, om nieuwe groepen van werkloozcn in de steunregeling op te nemen, zeer nauwgezet nagaat, of er al dan niet bezwaar togen bestaat, dat aan de aanvrage wordt vol daan. In liet bijzonder dient te worden overwogen, of het troffen van een steun regeling een terugkeer naar toestanden, dio de opleving van het bedrijf mogelijk kunnen maken, zou belemmeren. Togen inwilliging van het verzoek van het gemeentebestuur van Assen beston den de volgende bedenkingen a. In de laatste jaren zijn door oorza ken, die hier niet behoeven te worden uit eengezet, vele arbeiders naar dc bouwvak ken overgegaan. Het is daarom voor de regeering zeer twijfelachtig, of de werk- ADVERTENTIE-PtiIJS Gewone advertentiën per regel 22K cent» Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief, •Bij contract, belangrijke reductie. Kleine advertentiën bij vooruitbeta ling van ten hoogste 30 woorden, worden dagelijks geplaatst ad 50 cent. loosheid in de bouwvakben in het alge meen wel in de eerste plaats is een gevolg der crisis, dan wel van terugkeer naar normale toestanden. b. Voor opneming in do steunregeling als nieuwe groep van werkloozcn komen in de eerste plaats in aanmerking zij, wier verdiensten in de laatste tijden van dien:: aard zijn geweest, dart behoefte aan ondersteuning in het algemeen kan worden ondersteld. De werkelijke verdiensten van de bouwvakarbeiders in het algemeen zijn, naar bekend is, in de laatste jaren zoo hoog geweest, dat bij betrachting van een gepaste zuinigheid, dadelijke behoefte aan steun als regel bezwaarlijk kan worden aangenomen. De regeering heeft er over wegend bezwaar tegen hen te doen steu nen, die bij in-aoht-neming van de noodigo spaarzaamheid in eigen onderhoud had den kunnen voorzien. c. Voor den ondorgetoekende is "t zeer de vraag, of de bouwvakarbeiders zelf niet belangrijk zouden kunnen medewerken ter verruiming der werkgelegenheid. Er be staat nog groote behoefte aan woningen en andere gebouwen, doch de hooge loonen maken, dat in die behoefte niet voorzien kan worden. Offerden de bouwvakarbei ders in liet algemeen belang iets van hun verdiensten op, waarbij de voor hen toe gestane werktijd vèrlenging gelegenheid! biedt de weokinkomens te verhoogen. d-ap zou ongetwijfeld meer gebouwd worden. De beslissing van den ondergeteekendo op het verzoek van het gemeentebestuur van Assen heeft in zooverre algemeen® be teekenis, dat tot nu toe de böuw vakair bei-» deus niet in de steunregeling zijn opge nomen. Hij is desniettemin en ondanks .le bedenking, genoemd, bereid, ook voor de bouwvakarbeiders in bepaalde gemeenten een steunregeling te treffen, zoodia hem gebleken zal zijn, dat in dio gemeenten, een redelijke verhouding is tot stand go- bracht tusschen do loonen van de ho-i.-f- vakarbeiders cn tusschen die der werk lieden uit andere groepen, voor wie hl' den laatsten tijd een steunregeling is go- troffen. Hij is genegen bij de beoord^o ling van die loonen rekening te houden met alle omstandigheden, die een eez-ign» zins honger loon voor de bouwvakarbei ders kunnen wettigen. Komt een steunre geling ook voor de bouwvakarbeiders tot stand, dan zal zekerheid dienen te worden verkregen, dat geen steun- wordt verleend aan hen, die in de laatste ja-ren zooveel, hebben verdiend da t steun uit de openbar® ka» niet gerpoMH*-' 1'~-1 -"Wk: zin. Wei', vocr-zor. Do heer H. Cclijn, lid van de Tweed a Kamer, heeft aan den minister van bin nenlandsche zaken en landbouw, voorzit ter van den raad van ministers, de vol gende vragen gesteld I. Is de regeering bereid aan de Kamer gegevens te verstrekken nopens de uitga ven ten behoove van de werkloozenzorg? II. Indien ja, hoeveel wordt dan, o-p de basis van den tegenwoordigen omvang; door rijk, gemeenten en eventueel provin ciën per jaar uitgegeven in den vorm van3 a. bijdragen aan werkloozenkassen b. steun ton behoeve van uitgetrokken» werkloozcn c stoun ten behoeve van dubbel uitge trokken werkloozcn d. wachtgeldregelingen ten behoeve van arbeiders in particuliere bedirijvon e. al dan niet productieve werkverschaf fing? De heer Ter Hall, lid ran do Tweed® Kamer, heeft den minister van buiten lands ehe zaken de volgende vragen ge steld 1. Is het den minister bekend, dat d® Duitsehe consulaten order hebben gekre gen, zooveel mogelijk de pasvisa in t® krimpen, zoodat men alleen onder over legging vair bewijsstukken voor dringend® reizen een visum kan verkrijgen? 2. Zoo ja, is de minister bereid, nn da werkloosheid in ons land toenoemt, oven- eens een dergelijken maatregel toe t® p-asscn, opdat dc arbeid, welke er nog te ■doen is, door eigen landgenoot en kan wor den gedaan? Onze Spoorwegen. Minister van Swaay zegt in zijn Memo rie van Antwoord aan dc Eerste. Kamer, dat mag worden verwacht, dat de uitga ven van het spoorwegbedrijf dit jaar ten gevolge van prijzendaling en bezuinigings maatregelen ruim f35 millioen minder zullen bedragen dan in 1921 en ruim f 15 millioen minder dan in 1922, d. i. ccn ver mindering van niet minder dan 11 pCU en 9 pCt. De achteruitgang in ontvangsten, wel'ka de spoorweg-maatschappijen over 1923 ten opzichte van 1921 op f 1G a f 17 mil lioen geschat, hebben za-1 eerst tot stil-1 stand komen cn in vooruitgang kunnen.' overgaan, als hot economische leven ziohi' herstelt. Het nieuwe hoofdgebouw te Utrecht wa4 noodzakelijk voor een economische cxploi-i tat-io en is -gebouwd met goedkeuring ca o.ndor toezicht van dc regeoring. De ervaring met betrekking lot het rei zigers verkcor, waarvan do opbrengst, on danks do groote malaise, slechts plm. 3.5 pCt. bij hot vorige jaar ten achterblijft, maakt het niet aannemelijk, dat 1 g- m'scni verlaagd'de tarieven bcieio irriea zouden hebben cpcck.crd. Vermoedelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 1