laeLeÉÉConranl
Tweede Blad
Zaïeruag 10 Februarii923
De nsusiek dep Ziel.
Loof den Heere, mijne ziel!
Ps. 103 la.
De muziek der ziel is 't is terecht
gezegd de ziel der muziek. De dichter
wekt zijne ziele op. Zijne ziele en al wat
binnen in hem is. Zijn gansche bestaan
©ischt hij op voor den lof van zijn God.
Blijven anderen hier verre, g ij, m ij-
n e ziele, loof den Heere! Durven an
deren murmereeren, gij, mijne ziele,
1 o o f, 1 o o f den Heere. Meunen anderen
tö kunnen roemen in zich zelf, in hun ga
ven, „gij mijne ziele, loof den Heere,
-den Heere alléén!
En als nu de dichter dit tot twee,
straks tot drie malen toe herhaalt, dan
ié dit geen doellooze herhaling van de
zelfde woorden, maar de uiting eener on
weerstaanbaar zieledrang. Zijn gansche
ziel, in al haar roerselen en bewegingen
vindt in God haar,lof.
Geen wonder. Hij is het die al naai
ongerechtigheden vergeeft, die al haar
krankheden geneest. Den zwaars ten fast,
dien der zonde, nam Hij het eerst van
de schouders, maar die eerste, die onbe
schrijflijke weldaad zal de laatste niet
zijn.
Wie uit de volheid van Gods genade
eerst vergeving ontvangt, ontvangt nu
ook genezing, herschepping, ja verlos
sing, beide voor het heden en voor de
eerste toekomst.
Hij toch is het, die u verlost van het
verderf, die u kroont met goedertieren
heid en barmhartigheden.
Het woord verderf doet denken aan
een ganschen ondergang als ln een gron-
deloozen poel, waaruit niemand redden
kan. „Verloren" is de eenige angst
kreet, die uit de diepte opstijgt, maar de
groote Losser en Goël is de Verlosser
uit dien nood.
Hij deed genade en almacht, vrijmacht
en ontferming saamvloeien, om, alle
vijanden ten spijt, en heerlijke en eeuwi
ge verlossing teweeg te brengen.
Dat niet alleen. Hij kroont al de Zijnen
met goedertierenheid en barmhartigheên.
Goedertierenheid ia iets anders dan
barmhartigheid. Goedertierenheid is een
genade, die U uit Gods Wezen, uit Gods
natuur als haar bron toevloeit. Het is
genade, heil, redding.
Maar die genade, dat heil, die redding
niet buiten God om, maar in verband
met zijn Goddelijk aanzijn, wezen en be
staan. Het heil, zooals het dus als een
goudstroom van licht en liefde en leven
uit God uitvloeit en juist zoo door zijn
aanbiddellijke schoonheid in verrukking
brengt.
"Naast goedertierenheid noemt de Hei
lige Geest barmhartigheên als de
innerlijke bewegingen van Gods ontfer
mingen, die vele zijn. En van deze bei
de, goedertierenheid en barmhartigheid
maakt de Heere God den Zijnen een
kroon.
Koningen dragen kronen, zegt de
Schrift. Zoo dragen ook Gods kinderen
een kroon, een kroon van fijn goud, ge
smeed en toebereid in het heiligdom der
eeuwTge liefde. Zij schittert van enkel
diamanten.
De troost der verkiezende liefde Gods,
de aanneming tot het kindschap, het
wonder der wedergeboorte, vernieuwing,
rechtvaardiging, heiligmaking, schitteren
bij die kroon u tegen, terwijl zij straks
omgezet wordt in de onverwelkelijke
kroon, die de Overste Herder in Zijne
toekomst al de Zijnen op het hoofd druk
ken zal.
Welke weldaden! En bedenk nu daarbij
dat Gods weldaden aan de Zijnen nooit
werktuigelijk zijn of voor den vorm,
maar altoos gansch volkomen. Zij zijn al
toos tot op het diepste doorgedacht. Ze
zijn met heel ons wezen in sehoon en
evenredig verband gezet. Zij vormen een
goddelijk snoer, een wonderbaar geheel
van in elkaar .gezette liefdeschalmon.
Verstaat ge nu niet dat: Loof, den Hee
re, mijne ziel! De dichter roept al wat
binnen in hem is, zijn gansche ziel, met
al haar gaven en krachten, met al haar
aandoeningen en gedachten, met al haar
innerlijke bewegingen en heerlijke ver
mogens wakker, om toch den lof des Hoe
ren te verkondigen.
Hij is zijn Lof, want Hij is zijn God!
Hij is zijn weldoener voor den tijd, zijn
Goël en Redder voor de eeuwigheid.
Hij is zijn gerechtigheid en al zijn za
ligheid is in Hem.
De liefde zijns Gods straalt hem tegen,
altijd, overal, van welk punt hij ook zijn
weg beziet. De smart zet God om op
zijn tijd in vreugde. De beproe
vingen maakt Hij tot zegeningen.
Uit het verlies bereidt Hij winste. En
door de diepte gaat het naar Boven.
Wat hier tranen kost, brengt straks een
oogst van zegen.
,,'k Zie 't licht de nevels henen vagen,
Hoe méér ik op Uw leiding merk,
En zeker blijkt m' aan 't eind der dagen
Mijn levensloop één liefdewerk".
L oo f dan den Heere, mijne ziel!
Loven. Nooit komt liet genadeleven
heerlijker uit dan in het loven.
Het komt ook reeds uit «in het bid
den. Nog meer in het danken. Maar
het meest in het loven.
Bij het loven verdiept zich de ziel recht
streeks in God. Het is een zich verdiepen
in de onmetelijke diepte van Zijnen hei
ligen en heerlijken Naam.
Daarom zingt de Psalm: Loof den Hee
re, mijne ziel, en al wat binnen in mij
is, Zijnen Heiligen Naam.
O, het loven, het is de hoogste sport van
de ladder, die ons ten hemel voert. Aan
de grenzen, dicht bij den hemel, hoort Ge
niets dan loven. Loven, ja, dat is de mu
ziek der ziel. En hoe blijkt het ons
altijd meer die muziek der ziel is de
ziel der muziek.
Velen zijn dol op muziek. Zij achten
haar de heerlijkste kunst. Als een schoo-
ne compositie van Beethoven, van Men
delssohn, van Bach of anderen ten gehoo-,
re wordt gebracht, luisteren ze met inge
houden adem naar de overweldigend
schoone stukken. De ..Messias" van Han
del roert hen tot in het diepst der ziel en
het beweegt hen tot tranen, als de lijden
de Jezus voor hun geest gebracht wordt,
maar hun hart blijft er hetzelfde onder.
Het leeft niet en kan wel de woorden
hooren, maar den inhoud niet verstaan.
Maar als de ziel leeft en gezet is in
bet centrum, dat is: in God, dan looft zij
God als het hoogste Goed.
En het wordt haar te grootor. omdat
haar zieleloven haar alleen toegeko
men is als een vrucht van het z i e 1 e 1 ij-
d e n van haar Borg en Heere, die in
Gethsémané zoo bitter kermde: Mijne ziel
is geheel bedroefd tot den dood toe.
Zóó is haar de muziek der ziel een
schat van enkel genade.
En nu eerst verstaan we het. dat deze
muziek der ziel voor ons in de ziel der
muziek.
VERBEID DEN HEER.
Verbeid den Heer
En tel de slepende uren,
O, laat niet af, hoe laDg de nacht mag
duren,
En houd; het oog van dag tot dag,
Hoe óók Zijn hulp vertragen mag,
Naar Hem gewend
Hem smeekend, tot Hij uitkomst zendt.
Verbeid (Jen Heer,
Al toeft Hij lang en langer,
0, Iaat niet af, al wordt het strijden
banger,
Al waant ge, dat Hij nimmer let
Op 't eindeloos herhaald gebed:
Houd altoos aan,
Laat uw geloof niet ondergaan.
Dr. H. PIERS ON.
„Vluchtheuvelzangen".
XÊrtH tÜ SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te Hoek van Holland
(toez.: Th. J. H. Steenbeek te Leidschen-
dam.
Bedankt. Voor Polsbroek ca.: J. O.
Wolters to Kamperveen.
Toegelaten tot de Evangeliebediening.
Cand. J. J. Dijk, beroepen predikant te
Woud send, is met algemeene stemmen door
do Classis Workum toegelaten tot den
Dienst van Woord en Sacramenten.
Ds. G. F. Kerkhof.
De toestand van Ds. G. F. Kerkhof, Ge-
ref. predikant te Oost- en West-Souburg,
is de laatste dagen zeer verergerd. De pa
tiënt is zeer zwak.
Elck wat wils.
Tot heden heeft de Ned. Herv. Gemeente
te Baarn slechts één predikant van ethi
sche richting.
FEUILLETON
Van hooger Orde.
Naar het, Engclsch.
-35)
Toen John tliuis kwam vertelde ik hem,
*at er gebeurd was. Hij luisterde, maar
maakte geen opmerkingen. Maar den ge-
iieelen avond zat hij te bladeren in juf
frouw March's boeken, terwijl hij hier en
Jaar luid of zacht stukken jas, uit een
collectie van lyrische balladen, welke dat
'aar uitgegeven was door een jongman,
genaamd William Wordsworth.
Ik weet niet of juffrouw March besefte,
^at kwaad ze deed en wat 'n kwaad er
gedaan is door alle tijden heen onder
jonge lieden door het uitleenen van boe
ken, vooral van dichtwerken.
Den volgenden dag bevond John zich in
een wonderlijke stemming. Droomerlg,
lui, week, zat hij binnen in plaats van
naar buiten te gaan werkelijk hij was
geheel veranderd. Ik merkte op, dat dit s
van de gedichten kwam, welke hij gelezen j
had. Maar hij keek den geheelen morgen
niet op, behalve toen mijnheer en juf- I
frouw March voorbij gingen, 's Namid- I
dags liet hij zich als 'n lammetje over-
halen om naar t beukenbosch te gaan. j
uocn we hieruit terug kwamen, leidde ik I
John langs een nieuwen weg, welken ik
ontdekt had, door een prachtige, golven
de weide, half weiland, half boomgaard.
Onder een dezer boomen zagen we dat
een tafeltje gedekt was.
„Wat echt landelijk," zei John, „ik zou
me zelf daar wel op de thee willen noo-
digen. Wie zouden dat wezen?"
„Zeker wel bezoekers. Buitenmenschen
houden er van onder een boom te eten.
't Zou me niet verwonderen of dit is een
van de grillen van mijnheer March."
„Zeg niet grillen 't is een oude man."
„Nu ik zal geen kwaad van hem zeg
gen. Ziet, daar komen ze beiden van huis
hierheen."
Werkelijk waren zij 't Juffrouw
March hielp haar vader voort en juist
bij het hek van de wei ontmoetten we
elkander.
John hield het hek open om vader en
dochter door te laten. Zij zag op en her
kende hem met oen glimlach. Mijnheer
March bleef stil staan en sprak:
„Mijnheer Halifax, geloof ik?"
John boog. Zij zagen elkaar 'n oogen-
blik aan, de lange, kloeke jonge man in
bevallige houding, rechtop en de oude
man, ziek en gebroken voor zijn tijd.
„Mijnheer," zei de oude man en ik
meende in zijn blik moor dan nieuwsgie
righeid te ontdekken „mijnheer ik
heb u te danken H,
Nu Dr. H. H. Meulenbelfc, het beroep
naar Oosterhout heeft aangenomen, wil
men twee predikanten beroepen en wel
één van ethische en éen van gereformeerde
richting, waardoor beide stroomingen in de
gemeente bevredigd zullen worden. Kerke-
raad, kiescollege, kerkvoogdij en Notabe
len zijn allen met het plan ingenomen.
Door vrijwillige jaarlijksche bijdragen
hoopt men het tekort van ongeveer f 3000
te dekken. Er wordt niet aan getwijfeld, of
dit bedrag zal verkregen worden.
Kerkelijke verkiezing.
De uitslag der verkiezing van 58 ge
machtigden voor het kiescollege der Ned.
Herv. gemee"'" te Rotterdam ---lerdag
gehouden, is als volgt: op de candidaten
van lijst A, gesteld door de kiesvereeniging
Gementebelang (ethisch), zijn uitgebracht
van 607 tot 623, en op de candidaten van
lijst B., gesteld door de kiesvereeniging
Calvijn (conf. en geref.) van 752 tot 762
stemmen.
Gekozen zijn de candidaten van lijst B.
Legaten.
Bij testamentaire beschikking zijn, naar
de „Stand." meldt, door nu wijlen den
heer A. Rombout te Hoofddorp, Haarlem
mermeer, de volgende legaten vermaakt:
Aan de Theologische school te Kampen
f 2000aan de Geref. Kerk te Hoofddorp
f 1000; aan de Geref. Kerk te Nieuw Ven
nep f 1000; aan de Chr. School te Hoofd
dorp f1000; aan de Chr. School te Nieuw
Vennep f 1000; aan de Chr. School te Slo-
terweg (Rijk) f 500; aan de N.-H. Vereen.
„Hot Wite Kruis", afdeeling Haarlemmer
meer, f 500; aan de Vereen, tot duurzame
verzorging van kinderen, gevestigd te
Utrecht, f50; alles vrij van successierech
ten.
Overdracht Solo.
Ter gelegenheid van de overdracht van
het Zendingsterrein te Solo aan de Geref.
Kerk te Delft, werd gisterenavond in de
NieuweZuider kerk te 's-Gravenhage een
openbare samenkomst gehouden.
Allereerst voerde Z.Exc. oud-Gouv.-Gen.
A. W. F. Idenburg, het woord, die sprak
over het volk, den tijd en den arbeid van
de Zending. Spr. deed eenige mededeel in-
gen over den medischen hulpdienst. Ver
volgons voerde Dr. B. J. Esser, uit Poerbo-
lingo, het woord, om op te wekken tot
meerdere zendingsliefde. Spr. vertelde van
het werk op Solo.
Met een slotwoord van Ds. J. Douma
werd de goedgeslaagde samenkomst ge
sloten.
Toelating tot de Kweekscholen.
Naar wij vernemen, overweegt de Re
geering de toelating van kwekelingen voor
do opleidingsinrichtingen in plaats van in
het voorjaar eerst na de zomervacantie te
doen plaats hebben, teneinde aansluiting
mogelijk te maken voor hen, die na eind
examen H. B. S. of Gymnasium, van de
onderwijzersopleiding gebruik willen ma
ken.
De Wetscommissie in den Schoolraad.
Op uitnoodiging van het Mode ramen heb
bon in de Wetscommissie van den School
raad zitting genomen de hooren: H. Co-
lijn, Leersum; Dr. Joh. de Groot, 's-Gra
venhage; Mr. Abr. v. d. Hoeven, Rotter
dam; A. Jonkman, Amsterdam; Mr. V. H.
Rutgers en Mr. J. Terpstra, beiden te
's-Gravenhage.
Geen bijzitters meer.
Een regeling wordt voorbereid inzake de
examens voor ondorwijzer(ee). Evenals bij
de hoofdakte zullen de bijzitters vervallen
en alleen deskundigen optreden.
De acte van benoeming.
De „Christelijke Onderwijzer", het or
gaan van de Unie, zegt de Rotterd.,
blijft nog schrijven over de acte van be
noeming van. den bijzondcren onderwijzer
cn blijft bezwaar koesteren tegen de vrij
heid om daayin meer punten te regelen dan
door de wet wordt geëischt.
In het „Correspondentieblad" komt nu
echter de heer Schreuder er op wijzen, dat
de Unie zelve een modelacte van benoe
ming heeft samengesteld, waarin niet min
der dan vijf bepalingen voorkomen omtrent
punten waarover de wet zwijgt.
Wij hadden ten bewijze dat in den kring
der Unie zelve het oude wetsvoorschrift
zoo werd opgevat als ook door ons geschied
de (en dat dus het amendement-Rutgers
niet anders dan een verduidelijking was),
ons beroepen op een artikel in de „O. O."
De opmerking van den heer Schreuder
stelt nog helderder in het licht, dat de
Unie thans bezwaar maakt tegen een vrij-
„Niets te danken. Ik hoop van harte
dat u nu beter zijtt"
Mijnheer March knikte bevestigend;
maar John's gezicht scheen hem bijzon
der te interesseeren en hij vergat zijn
gewone klachten:
„Mijn dochter zegt me, dat u onze bu
ren zijt ik ben blij zulke vriendelijke
buren te hebben." „Mijn beste, fluisterde
hij half hoorbaar tot haar, mij dunkt je
arme broeder Walter zou juist zoo groot
zijn geweest als mijnheer mijn
heer
„Mijnheer Halifax, papa!"
„Mijnheer Halifax, we zullen thee drin
ken onder de boomen daar mijn doch-
ter's uitvinding zij houdt zoo van
landelijk. Wilt gij ons 't genoegen doen
ons gezelschap te houden? U en ik
moet bekennen, dat de tweede uitnoodi
ging als antwoord op een blik van juf-
frouw March kwam u en uw vriend?"
Wij stemden natuurlijk toe.
Zeer spoedig zoo spoedig, dat onze
nieuwe positie ons voorkwam als een
avontuur uit de „Duizend en Een Nacht",
zaten we weer onder den appelboom,
fusschcn welks takken de nederdalende
zon scheen, kussend 't haar van het brui
ne meisje, zooals ze daar neerzat, bloots
hoofds, terwijl ze do thee iiischonk in
kleine chineesche kopjes. Zij had niet do
grijze, maar een witte japon aan, erg
heid, waarvan zij tofc dusver zelve ruim
gebruik gemaakt wilde zien.
Orgelspel na de preek.
Ergens in het buitenland is het gewoon
te, dat na het Amen der preek een kort
stuk orgelspel gegeven wordt, aleer het
dankgebed aanvangt..
Ik zou deze gewoonte niet aanbevelen,
zegt Dr. J. C. de Moor in „De Heraut".
Hefc dankgebed moet m. i. opkomen uit de
preek, die bij het Amen haar hoogtepunt
bereikt moet hebben en dan overgaat in
dankzegging en aanbidding. Het orgelspel
draagt in onzen Gereformeerden eeredienst
een ondergeschikt karakter en is alleen be
stemd om het gezang te leiden. Daarom
is het m.i. zeker niet geschikt om ingescho
ven te worden tusschen preek en dankge
bed. Het moet dan ook, als hefc niet zal
storen, een hoogte bereiken, die de meeste
organisten niet kunnen beklimmen. Intus-
schen acht ik het bezwaar niet zoo groot,
dat wie als vreemdeling ergens vertoeft,
daarom de godsdienstoefening zou moeten
vermijden, 's Lands wijs, 's lands eer, en
men moet wat weten te schikken, wanneer
niet het Gode meer dan den menschen ge
hoorzamen in het geding komt, maar het
over zoogenaamde middelmatige zaken
gaat.
Gezegend Christelijk Onderwijs.
Onder dezen titel geeft „De Rott." hefc
volgende verhaal waaruit blijkt hoe dank
baar we mogen zjin als onze kinderen
Christelijk Onderwijs mogen genieten. Het
kan zulk een gezegende vrucht dragen.
Een knaapje van vier jaar, behoorend
tofc een gezin waarin met God en Zijn gebod
niet meer gerekend werd, wijl vader en
moeder gewoonweg socialist waren, werd
naar een Bewaarschool gezonden. Nu was
dit een Christelijke BewaarschooL Daar
hadden de ouders wellicht niet aan ge
dacht of zich niet druk mee willen maken,
want ze wilden overdag liever niet de zorg
voor het kind hebben en stuurden het
daarom maar naar bovengenoemde inrich
ting.
Toen het kind thuis vertelde, dat er op
school gebeden werd en uit den Bijbel ver
teld, begonnen de anti-godsdienstige gevoe
lens der ouders toch weer wakker te wor
den. Er werd bij de Bewaarschoolonderwij
zeres op aangedrongen het kind vrij te
stellen van het bijwonen van het gebed en
de vertellingen uit den BijbeL
Uitteraard kon de juffrouw dit verzoek
niet inwilligen. De ouders hadden te voren
kunnen bedenken, in welken geest op deze
Bewaarschool opvoeding en onderwijs ge
geven werd. Wilden de ouders hun kind
daarbuiten houden, dan was de eenige weg
het jongetje van de school te nemen.
De oudere onderwierpen zich noodge
dwongen aan de regelen der schooL Het
kind bleef er.
Maar hiermee was de zaak niet uit. Het
knaapje verzocht vader ook, net als de
juffrouw dat deed, zulke mooie geschiede
nissen te vertellen of te lezen uit den Bij
bel. En hefc vroeg ook of vader, altijd tót
den Heere wilde bidden.
De vader wilde er niets van weten. Werd
zelfs boos om dat gezeur
Maar het kind hield aan, bleef steeds
zijn verlangen kenbaar maken, 't Wist van
geen ophouden, hoe vader er zich ook te
gen verzette.
Tot vader bezweek en aan het bcgee-
ren van zijn kind toegaf. Tenminste las hij
uit den Bijbel. En hield dat vol.
Enkele manden geleden is hefc jongetjo,
vijf jaar oud, gestorven. Toen de dood
kwam, zei hefc knaapje met blijde stem,
dat hij naar don hemel, naar Jezus, ging.
De ouders lezen' nog in den Bijbel. Zij
bidden en danken bij hun maaltijden. Al
len in die woning zijn trouwe kerkgangers
geworden. En we vinden er de kenmerken
van een Christelijk gezin.
Ziedaar, hoe zelfs hefc eenvoudige Chris
telijk Bewaarschoolonderwijs zegenend
werken kan.
Mogen allen, die ons Christelijk Onder
wijs dienen, ook door deze geschiedenis in
hun arbeid bemoedigd worden.
De kleine mensch.
Ds J. Gispen schrijft in de „Bazuin":
Voor mij is er geen grooter wonder dan
de lankmoedigheid Gods over menschen
der twintigste eeuw. Want onleerzaam zijn
ook wij, die den naam des Naam des
Heoren belijden. Meer dan een hard oor
deel over den mensch in 'fc algemeen en de
wereld in hefc bijzonder betaamt ons
dat wij ons verootmoedigen. Heb
ben wij ons vernederd onder dos Heoren
krachtige hand? Voelen wij diep hefc wee
en het lijden, waarin onze tijd zoo gewei
lief, met mousseline afgezet. Een ruiker
van bleek witte rozen, welke bij de
ramen van onze zitkamer zoo overvloe
dig groeiden, zaten, alsof ze nog groeiden,
op den boezem van 't schoone meisje.
Ze maakte haar excuses, dat kleine
Jack ze van ons gebied gestolen had
gelukkige Jack! Waarop John, wel wat
onsamenhangend antwoordde, dat hij op
die manier altoos welkom was.
Hij zat juist tegenover haar - ik
naast haar zij had mij daar een
plaats gegeven, 't Deed mij vreemd aan,
dat, ofschoon baar houding tegenover ons
beiden openhartig en vriendelijk was, ze
toch nog vrijer en vriendelijker tegenover
mij was dan tegenover hem. Ook merk
te ik op, dat zij vrooïijk met mij praatte
en John 't meest tot haar vader sprak.
Maar de jonge dame luisterde ja, on
getwijfeld luisterde ze naar elk woord,
dat gezegd werd. Dat verwonderde me
niet; wanneer zijn tong eens los kwam,
konden weinigen beter spreken dan John
Halifax. Zijn gesprekken waren nooit
vervelend, omdat hij altijd sprak als hij
iets te zeggen had; en als hij iets gezegd
had kon hij ook zwijgen er. zwijgen is
zulk een groote en zeldzame deugd op
twintigjarigen leeftijd.
Wij spraken veel over Wales. John
had daar meer dan oeps op zijn reizen
vertoefd, en dit feit scheen juffrouw
dig groot ist Zijn onze oogea geopeaB
voor de teekenen der tijden t Hooren w$
en onze kinderen in waarheid da
stem des Heeren, komend uit al het aan
grijpend wereldgebeuren T Zeker, we gaan
Zondags naar de kerk en dan genieten wa
van of dan hebben we niets aan de preek
cn al naar gelang daarvan loven of crifci-
seeren we de Kerk en het kerkelijke la
ven. We heben onze Christelijke Vereeni-
gingen en organisaties. We geven ons of
onttrekken ons aan allerlei actie. We heb
ben onzen daaglijkschen arbeid en klagen
over de algemeene malaise of zeggen, dat
we nog niets te klagen hebben. We heb
ben onze persoonlijke en huiselijke zorgen
en als de krant komt, lezen we en praten
er eens even over. En verder, ja dan berij
den we lustig onze kleine stokpaardjes en
vechten onze kleine ruzietjes uit tofc op
koikelijk gebied toe. We beoordeelen
streng het doen en laten van onze voor-
aanslaande mannen. Al naar we behooren
tot de werkgevers of tofc de werknemers,
klagen wc over de arbeidstoestanden, do
loonen en wat dies meer zij. Naar dat we
ai n den behoudenden of aau den vooruit-
strevenden kant zijn laken of prijzen we
verschillende stroomingen, welke tegen
woordig op te merken zijn in de staatkun
dige of kerkelijke pers. En de ouderen
hebben hefc over den goeden ouden tijd
toen ales even mooi en degelijk cn ernstij
was, terwijl hefc tegenwoordig alles maar
licht en dicht is, tot in de Kerk toe. En de
jongeren wijzen met klem op hst vele lat
dan toch wel eens noodig veranderd, ver
nieuwd en verbeterd moet worden ook tot
in de kerk toe. Een groote schoonmaak
achten ze dringend noodig, want 't is wat
muf en duf in onze kringen. Die oudjes ook,
ze weten nooit den tijd van heen te gaan
en begrijpen maar niet, dat de jongeren
ook hun recht hebben. Als die het roer
maar eens in handen hebben, dan zal hefc
wel gauw den goeden kant uit gaan
En onderwijl staat de wereld in brand en
is Europa bezig bankroet te slaan. Onder
wijl vliegt de menschheid in razende vaart
van de eene schrikkelijke gebeurtenis
naar de andere. Maar zelfs sommige Gere
formeerden staken him discussie niet over
de groote vraag of een dominéé op den
preekstoel een gekleede of een uitgesneden
jas, een witte of zwarte das of een toga
met bef dragen moet, om van andere nie-
tigheden nog maar te zwijgen.
Ja, lankmoedig is God niet alleen over
do wereld, maar ook over Zijne kinderen.
Die kinderen Gods moesten fcocl d diep
leven onder den inrduk van on; wei-
digen tijd. Zij tenminste moesten wel
voor alle dingen staan naar de heerlijke
eenheid tusschen allen, die op den grond
slag derzelfde Belijdenis staan en niet dul
den dat er nog verdeeldheid is tusschen
broeders en zusters van hetzelfde huis. Zij
tenminste hebben te vormen een eenheids
front tegen allen, die den Almachtige las
teren en Gods koninkrijk tegen staan. Zij
tenminste hebben te letten op de tee kenen
der tijde®, nuchteren te zijn en te waken,
en daarom te staken allerlei onderlinge
ruzietjes over dingen, die in 'rinheid weg
zinken vergeleken met bcf stip- groote
van onzen tijd t
Mocht dat nog eens gebeuren, cn laten
we daarom veel bidden om den vrede van
Uit het Sociale Leven
V.'erktijdverienging.
Aan de N.V. H. v. Puyenbroek's Textid-
maatschappij te Tilburg is toegestaan toto
einde dezer maand 60 uur per week te wen
ken.
Loonsverlagingen.
De schildersgezellen-organisaties in
Friesland hebben aan hefc bestuur van den
Frieschen Schildersbond medegedeeld, dato
zij de voorgestelde loon- en werk: jdrege
ling van den Bond aannemen.
Hefc loon is dus gemiddeld 10 lager
dan verleden jaar; voor Chr. feestdagen
wordt geen loon meer uitbetaald en de
werkdag is verlengd tofc 81 uur.
Aan het personeel der Kon. Stearine-
kaarsenfabriek „Appolo" te Schiedam werd
tegen het eind van hefc jaar meegedeeld,
dat do werktijd van 45 tofc 48 uur per
week verlengd zou worden om een loons
verlaging zoo lang mogelijk uit to stellen.
De arbeiders namen toen met dien maat
regel genoegen.
Thans is aangekondigd, dat liet loon met
10 verminderd zal worden. Nadat door
de arbeiders bezwaar was gemaakt tegen
dit, besluit der directie, stemde deze er
in toe vananf Maandag a.s. het loon met
5 en 4 weken later normiris met 5
te verminderen.
March nader tot hem tc brengen. Zij \or«
telde ons menig onschuldig verhaal van
haar jeugd daar van haar kindsche
dagen en haar beste oude gouvernante,
wier naam, herinner ik me. Cardigan
was. Zij scheen uitsluitend ónder de Ui-
ding van die dame te zijn (yv.egroeidL
't Was niet zoo moeilijk te g -sen, dat
„arme mama" gestorven was, zoo vroeg,
dat zij een bloote naam was voor baar
wees-dochter.
„Mijn beste," zei mijnheer Marco *nn-
delijk, ietwat gemelijk, „je hebt wel wat
een to hoog idee van je uitstekende Jane
Cardigan, zo gaat trouwen en ze zal nu
niet veel meer om je geven."
„Hoho, papa, dat is nog oen geheim.
Zeg, mijnheer Halifax, kent u Norton
Bury?"
Deze plotselinge vraag verraste John,
zoodat hij geagiteerd antwoorde van
,Ja". Mijnheer March liet hem ook geen
tijd om meer te zeggen: ,Jk haat di®
plaats. Wijlen mijn vrouw s neven, de
Brithwood's van de Mythe, met wien ik
h'm! in de politiek sterk van mce-
ning verschil wonen daar. Eu ik waJ
daar dicht bij, haast eens 'verdronken.**
(Wordt v®rvolj?L)