laeLeÉÉConranl Tweede Blad Zaïeruag 10 Februarii923 De nsusiek dep Ziel. Loof den Heere, mijne ziel! Ps. 103 la. De muziek der ziel is 't is terecht gezegd de ziel der muziek. De dichter wekt zijne ziele op. Zijne ziele en al wat binnen in hem is. Zijn gansche bestaan ©ischt hij op voor den lof van zijn God. Blijven anderen hier verre, g ij, m ij- n e ziele, loof den Heere! Durven an deren murmereeren, gij, mijne ziele, 1 o o f, 1 o o f den Heere. Meunen anderen tö kunnen roemen in zich zelf, in hun ga ven, „gij mijne ziele, loof den Heere, -den Heere alléén! En als nu de dichter dit tot twee, straks tot drie malen toe herhaalt, dan ié dit geen doellooze herhaling van de zelfde woorden, maar de uiting eener on weerstaanbaar zieledrang. Zijn gansche ziel, in al haar roerselen en bewegingen vindt in God haar,lof. Geen wonder. Hij is het die al naai ongerechtigheden vergeeft, die al haar krankheden geneest. Den zwaars ten fast, dien der zonde, nam Hij het eerst van de schouders, maar die eerste, die onbe schrijflijke weldaad zal de laatste niet zijn. Wie uit de volheid van Gods genade eerst vergeving ontvangt, ontvangt nu ook genezing, herschepping, ja verlos sing, beide voor het heden en voor de eerste toekomst. Hij toch is het, die u verlost van het verderf, die u kroont met goedertieren heid en barmhartigheden. Het woord verderf doet denken aan een ganschen ondergang als ln een gron- deloozen poel, waaruit niemand redden kan. „Verloren" is de eenige angst kreet, die uit de diepte opstijgt, maar de groote Losser en Goël is de Verlosser uit dien nood. Hij deed genade en almacht, vrijmacht en ontferming saamvloeien, om, alle vijanden ten spijt, en heerlijke en eeuwi ge verlossing teweeg te brengen. Dat niet alleen. Hij kroont al de Zijnen met goedertierenheid en barmhartigheên. Goedertierenheid ia iets anders dan barmhartigheid. Goedertierenheid is een genade, die U uit Gods Wezen, uit Gods natuur als haar bron toevloeit. Het is genade, heil, redding. Maar die genade, dat heil, die redding niet buiten God om, maar in verband met zijn Goddelijk aanzijn, wezen en be staan. Het heil, zooals het dus als een goudstroom van licht en liefde en leven uit God uitvloeit en juist zoo door zijn aanbiddellijke schoonheid in verrukking brengt. "Naast goedertierenheid noemt de Hei lige Geest barmhartigheên als de innerlijke bewegingen van Gods ontfer mingen, die vele zijn. En van deze bei de, goedertierenheid en barmhartigheid maakt de Heere God den Zijnen een kroon. Koningen dragen kronen, zegt de Schrift. Zoo dragen ook Gods kinderen een kroon, een kroon van fijn goud, ge smeed en toebereid in het heiligdom der eeuwTge liefde. Zij schittert van enkel diamanten. De troost der verkiezende liefde Gods, de aanneming tot het kindschap, het wonder der wedergeboorte, vernieuwing, rechtvaardiging, heiligmaking, schitteren bij die kroon u tegen, terwijl zij straks omgezet wordt in de onverwelkelijke kroon, die de Overste Herder in Zijne toekomst al de Zijnen op het hoofd druk ken zal. Welke weldaden! En bedenk nu daarbij dat Gods weldaden aan de Zijnen nooit werktuigelijk zijn of voor den vorm, maar altoos gansch volkomen. Zij zijn al toos tot op het diepste doorgedacht. Ze zijn met heel ons wezen in sehoon en evenredig verband gezet. Zij vormen een goddelijk snoer, een wonderbaar geheel van in elkaar .gezette liefdeschalmon. Verstaat ge nu niet dat: Loof, den Hee re, mijne ziel! De dichter roept al wat binnen in hem is, zijn gansche ziel, met al haar gaven en krachten, met al haar aandoeningen en gedachten, met al haar innerlijke bewegingen en heerlijke ver mogens wakker, om toch den lof des Hoe ren te verkondigen. Hij is zijn Lof, want Hij is zijn God! Hij is zijn weldoener voor den tijd, zijn Goël en Redder voor de eeuwigheid. Hij is zijn gerechtigheid en al zijn za ligheid is in Hem. De liefde zijns Gods straalt hem tegen, altijd, overal, van welk punt hij ook zijn weg beziet. De smart zet God om op zijn tijd in vreugde. De beproe vingen maakt Hij tot zegeningen. Uit het verlies bereidt Hij winste. En door de diepte gaat het naar Boven. Wat hier tranen kost, brengt straks een oogst van zegen. ,,'k Zie 't licht de nevels henen vagen, Hoe méér ik op Uw leiding merk, En zeker blijkt m' aan 't eind der dagen Mijn levensloop één liefdewerk". L oo f dan den Heere, mijne ziel! Loven. Nooit komt liet genadeleven heerlijker uit dan in het loven. Het komt ook reeds uit «in het bid den. Nog meer in het danken. Maar het meest in het loven. Bij het loven verdiept zich de ziel recht streeks in God. Het is een zich verdiepen in de onmetelijke diepte van Zijnen hei ligen en heerlijken Naam. Daarom zingt de Psalm: Loof den Hee re, mijne ziel, en al wat binnen in mij is, Zijnen Heiligen Naam. O, het loven, het is de hoogste sport van de ladder, die ons ten hemel voert. Aan de grenzen, dicht bij den hemel, hoort Ge niets dan loven. Loven, ja, dat is de mu ziek der ziel. En hoe blijkt het ons altijd meer die muziek der ziel is de ziel der muziek. Velen zijn dol op muziek. Zij achten haar de heerlijkste kunst. Als een schoo- ne compositie van Beethoven, van Men delssohn, van Bach of anderen ten gehoo-, re wordt gebracht, luisteren ze met inge houden adem naar de overweldigend schoone stukken. De ..Messias" van Han del roert hen tot in het diepst der ziel en het beweegt hen tot tranen, als de lijden de Jezus voor hun geest gebracht wordt, maar hun hart blijft er hetzelfde onder. Het leeft niet en kan wel de woorden hooren, maar den inhoud niet verstaan. Maar als de ziel leeft en gezet is in bet centrum, dat is: in God, dan looft zij God als het hoogste Goed. En het wordt haar te grootor. omdat haar zieleloven haar alleen toegeko men is als een vrucht van het z i e 1 e 1 ij- d e n van haar Borg en Heere, die in Gethsémané zoo bitter kermde: Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. Zóó is haar de muziek der ziel een schat van enkel genade. En nu eerst verstaan we het. dat deze muziek der ziel voor ons in de ziel der muziek. VERBEID DEN HEER. Verbeid den Heer En tel de slepende uren, O, laat niet af, hoe laDg de nacht mag duren, En houd; het oog van dag tot dag, Hoe óók Zijn hulp vertragen mag, Naar Hem gewend Hem smeekend, tot Hij uitkomst zendt. Verbeid (Jen Heer, Al toeft Hij lang en langer, 0, Iaat niet af, al wordt het strijden banger, Al waant ge, dat Hij nimmer let Op 't eindeloos herhaald gebed: Houd altoos aan, Laat uw geloof niet ondergaan. Dr. H. PIERS ON. „Vluchtheuvelzangen". XÊrtH tÜ SCHOOL NED. HERV. KERK. Beroepen. Te Hoek van Holland (toez.: Th. J. H. Steenbeek te Leidschen- dam. Bedankt. Voor Polsbroek ca.: J. O. Wolters to Kamperveen. Toegelaten tot de Evangeliebediening. Cand. J. J. Dijk, beroepen predikant te Woud send, is met algemeene stemmen door do Classis Workum toegelaten tot den Dienst van Woord en Sacramenten. Ds. G. F. Kerkhof. De toestand van Ds. G. F. Kerkhof, Ge- ref. predikant te Oost- en West-Souburg, is de laatste dagen zeer verergerd. De pa tiënt is zeer zwak. Elck wat wils. Tot heden heeft de Ned. Herv. Gemeente te Baarn slechts één predikant van ethi sche richting. FEUILLETON Van hooger Orde. Naar het, Engclsch. -35) Toen John tliuis kwam vertelde ik hem, *at er gebeurd was. Hij luisterde, maar maakte geen opmerkingen. Maar den ge- iieelen avond zat hij te bladeren in juf frouw March's boeken, terwijl hij hier en Jaar luid of zacht stukken jas, uit een collectie van lyrische balladen, welke dat 'aar uitgegeven was door een jongman, genaamd William Wordsworth. Ik weet niet of juffrouw March besefte, ^at kwaad ze deed en wat 'n kwaad er gedaan is door alle tijden heen onder jonge lieden door het uitleenen van boe ken, vooral van dichtwerken. Den volgenden dag bevond John zich in een wonderlijke stemming. Droomerlg, lui, week, zat hij binnen in plaats van naar buiten te gaan werkelijk hij was geheel veranderd. Ik merkte op, dat dit s van de gedichten kwam, welke hij gelezen j had. Maar hij keek den geheelen morgen niet op, behalve toen mijnheer en juf- I frouw March voorbij gingen, 's Namid- I dags liet hij zich als 'n lammetje over- halen om naar t beukenbosch te gaan. j uocn we hieruit terug kwamen, leidde ik I John langs een nieuwen weg, welken ik ontdekt had, door een prachtige, golven de weide, half weiland, half boomgaard. Onder een dezer boomen zagen we dat een tafeltje gedekt was. „Wat echt landelijk," zei John, „ik zou me zelf daar wel op de thee willen noo- digen. Wie zouden dat wezen?" „Zeker wel bezoekers. Buitenmenschen houden er van onder een boom te eten. 't Zou me niet verwonderen of dit is een van de grillen van mijnheer March." „Zeg niet grillen 't is een oude man." „Nu ik zal geen kwaad van hem zeg gen. Ziet, daar komen ze beiden van huis hierheen." Werkelijk waren zij 't Juffrouw March hielp haar vader voort en juist bij het hek van de wei ontmoetten we elkander. John hield het hek open om vader en dochter door te laten. Zij zag op en her kende hem met oen glimlach. Mijnheer March bleef stil staan en sprak: „Mijnheer Halifax, geloof ik?" John boog. Zij zagen elkaar 'n oogen- blik aan, de lange, kloeke jonge man in bevallige houding, rechtop en de oude man, ziek en gebroken voor zijn tijd. „Mijnheer," zei de oude man en ik meende in zijn blik moor dan nieuwsgie righeid te ontdekken „mijnheer ik heb u te danken H, Nu Dr. H. H. Meulenbelfc, het beroep naar Oosterhout heeft aangenomen, wil men twee predikanten beroepen en wel één van ethische en éen van gereformeerde richting, waardoor beide stroomingen in de gemeente bevredigd zullen worden. Kerke- raad, kiescollege, kerkvoogdij en Notabe len zijn allen met het plan ingenomen. Door vrijwillige jaarlijksche bijdragen hoopt men het tekort van ongeveer f 3000 te dekken. Er wordt niet aan getwijfeld, of dit bedrag zal verkregen worden. Kerkelijke verkiezing. De uitslag der verkiezing van 58 ge machtigden voor het kiescollege der Ned. Herv. gemee"'" te Rotterdam ---lerdag gehouden, is als volgt: op de candidaten van lijst A, gesteld door de kiesvereeniging Gementebelang (ethisch), zijn uitgebracht van 607 tot 623, en op de candidaten van lijst B., gesteld door de kiesvereeniging Calvijn (conf. en geref.) van 752 tot 762 stemmen. Gekozen zijn de candidaten van lijst B. Legaten. Bij testamentaire beschikking zijn, naar de „Stand." meldt, door nu wijlen den heer A. Rombout te Hoofddorp, Haarlem mermeer, de volgende legaten vermaakt: Aan de Theologische school te Kampen f 2000aan de Geref. Kerk te Hoofddorp f 1000; aan de Geref. Kerk te Nieuw Ven nep f 1000; aan de Chr. School te Hoofd dorp f1000; aan de Chr. School te Nieuw Vennep f 1000; aan de Chr. School te Slo- terweg (Rijk) f 500; aan de N.-H. Vereen. „Hot Wite Kruis", afdeeling Haarlemmer meer, f 500; aan de Vereen, tot duurzame verzorging van kinderen, gevestigd te Utrecht, f50; alles vrij van successierech ten. Overdracht Solo. Ter gelegenheid van de overdracht van het Zendingsterrein te Solo aan de Geref. Kerk te Delft, werd gisterenavond in de NieuweZuider kerk te 's-Gravenhage een openbare samenkomst gehouden. Allereerst voerde Z.Exc. oud-Gouv.-Gen. A. W. F. Idenburg, het woord, die sprak over het volk, den tijd en den arbeid van de Zending. Spr. deed eenige mededeel in- gen over den medischen hulpdienst. Ver volgons voerde Dr. B. J. Esser, uit Poerbo- lingo, het woord, om op te wekken tot meerdere zendingsliefde. Spr. vertelde van het werk op Solo. Met een slotwoord van Ds. J. Douma werd de goedgeslaagde samenkomst ge sloten. Toelating tot de Kweekscholen. Naar wij vernemen, overweegt de Re geering de toelating van kwekelingen voor do opleidingsinrichtingen in plaats van in het voorjaar eerst na de zomervacantie te doen plaats hebben, teneinde aansluiting mogelijk te maken voor hen, die na eind examen H. B. S. of Gymnasium, van de onderwijzersopleiding gebruik willen ma ken. De Wetscommissie in den Schoolraad. Op uitnoodiging van het Mode ramen heb bon in de Wetscommissie van den School raad zitting genomen de hooren: H. Co- lijn, Leersum; Dr. Joh. de Groot, 's-Gra venhage; Mr. Abr. v. d. Hoeven, Rotter dam; A. Jonkman, Amsterdam; Mr. V. H. Rutgers en Mr. J. Terpstra, beiden te 's-Gravenhage. Geen bijzitters meer. Een regeling wordt voorbereid inzake de examens voor ondorwijzer(ee). Evenals bij de hoofdakte zullen de bijzitters vervallen en alleen deskundigen optreden. De acte van benoeming. De „Christelijke Onderwijzer", het or gaan van de Unie, zegt de Rotterd., blijft nog schrijven over de acte van be noeming van. den bijzondcren onderwijzer cn blijft bezwaar koesteren tegen de vrij heid om daayin meer punten te regelen dan door de wet wordt geëischt. In het „Correspondentieblad" komt nu echter de heer Schreuder er op wijzen, dat de Unie zelve een modelacte van benoe ming heeft samengesteld, waarin niet min der dan vijf bepalingen voorkomen omtrent punten waarover de wet zwijgt. Wij hadden ten bewijze dat in den kring der Unie zelve het oude wetsvoorschrift zoo werd opgevat als ook door ons geschied de (en dat dus het amendement-Rutgers niet anders dan een verduidelijking was), ons beroepen op een artikel in de „O. O." De opmerking van den heer Schreuder stelt nog helderder in het licht, dat de Unie thans bezwaar maakt tegen een vrij- „Niets te danken. Ik hoop van harte dat u nu beter zijtt" Mijnheer March knikte bevestigend; maar John's gezicht scheen hem bijzon der te interesseeren en hij vergat zijn gewone klachten: „Mijn dochter zegt me, dat u onze bu ren zijt ik ben blij zulke vriendelijke buren te hebben." „Mijn beste, fluisterde hij half hoorbaar tot haar, mij dunkt je arme broeder Walter zou juist zoo groot zijn geweest als mijnheer mijn heer „Mijnheer Halifax, papa!" „Mijnheer Halifax, we zullen thee drin ken onder de boomen daar mijn doch- ter's uitvinding zij houdt zoo van landelijk. Wilt gij ons 't genoegen doen ons gezelschap te houden? U en ik moet bekennen, dat de tweede uitnoodi ging als antwoord op een blik van juf- frouw March kwam u en uw vriend?" Wij stemden natuurlijk toe. Zeer spoedig zoo spoedig, dat onze nieuwe positie ons voorkwam als een avontuur uit de „Duizend en Een Nacht", zaten we weer onder den appelboom, fusschcn welks takken de nederdalende zon scheen, kussend 't haar van het brui ne meisje, zooals ze daar neerzat, bloots hoofds, terwijl ze do thee iiischonk in kleine chineesche kopjes. Zij had niet do grijze, maar een witte japon aan, erg heid, waarvan zij tofc dusver zelve ruim gebruik gemaakt wilde zien. Orgelspel na de preek. Ergens in het buitenland is het gewoon te, dat na het Amen der preek een kort stuk orgelspel gegeven wordt, aleer het dankgebed aanvangt.. Ik zou deze gewoonte niet aanbevelen, zegt Dr. J. C. de Moor in „De Heraut". Hefc dankgebed moet m. i. opkomen uit de preek, die bij het Amen haar hoogtepunt bereikt moet hebben en dan overgaat in dankzegging en aanbidding. Het orgelspel draagt in onzen Gereformeerden eeredienst een ondergeschikt karakter en is alleen be stemd om het gezang te leiden. Daarom is het m.i. zeker niet geschikt om ingescho ven te worden tusschen preek en dankge bed. Het moet dan ook, als hefc niet zal storen, een hoogte bereiken, die de meeste organisten niet kunnen beklimmen. Intus- schen acht ik het bezwaar niet zoo groot, dat wie als vreemdeling ergens vertoeft, daarom de godsdienstoefening zou moeten vermijden, 's Lands wijs, 's lands eer, en men moet wat weten te schikken, wanneer niet het Gode meer dan den menschen ge hoorzamen in het geding komt, maar het over zoogenaamde middelmatige zaken gaat. Gezegend Christelijk Onderwijs. Onder dezen titel geeft „De Rott." hefc volgende verhaal waaruit blijkt hoe dank baar we mogen zjin als onze kinderen Christelijk Onderwijs mogen genieten. Het kan zulk een gezegende vrucht dragen. Een knaapje van vier jaar, behoorend tofc een gezin waarin met God en Zijn gebod niet meer gerekend werd, wijl vader en moeder gewoonweg socialist waren, werd naar een Bewaarschool gezonden. Nu was dit een Christelijke BewaarschooL Daar hadden de ouders wellicht niet aan ge dacht of zich niet druk mee willen maken, want ze wilden overdag liever niet de zorg voor het kind hebben en stuurden het daarom maar naar bovengenoemde inrich ting. Toen het kind thuis vertelde, dat er op school gebeden werd en uit den Bijbel ver teld, begonnen de anti-godsdienstige gevoe lens der ouders toch weer wakker te wor den. Er werd bij de Bewaarschoolonderwij zeres op aangedrongen het kind vrij te stellen van het bijwonen van het gebed en de vertellingen uit den BijbeL Uitteraard kon de juffrouw dit verzoek niet inwilligen. De ouders hadden te voren kunnen bedenken, in welken geest op deze Bewaarschool opvoeding en onderwijs ge geven werd. Wilden de ouders hun kind daarbuiten houden, dan was de eenige weg het jongetje van de school te nemen. De oudere onderwierpen zich noodge dwongen aan de regelen der schooL Het kind bleef er. Maar hiermee was de zaak niet uit. Het knaapje verzocht vader ook, net als de juffrouw dat deed, zulke mooie geschiede nissen te vertellen of te lezen uit den Bij bel. En hefc vroeg ook of vader, altijd tót den Heere wilde bidden. De vader wilde er niets van weten. Werd zelfs boos om dat gezeur Maar het kind hield aan, bleef steeds zijn verlangen kenbaar maken, 't Wist van geen ophouden, hoe vader er zich ook te gen verzette. Tot vader bezweek en aan het bcgee- ren van zijn kind toegaf. Tenminste las hij uit den Bijbel. En hield dat vol. Enkele manden geleden is hefc jongetjo, vijf jaar oud, gestorven. Toen de dood kwam, zei hefc knaapje met blijde stem, dat hij naar don hemel, naar Jezus, ging. De ouders lezen' nog in den Bijbel. Zij bidden en danken bij hun maaltijden. Al len in die woning zijn trouwe kerkgangers geworden. En we vinden er de kenmerken van een Christelijk gezin. Ziedaar, hoe zelfs hefc eenvoudige Chris telijk Bewaarschoolonderwijs zegenend werken kan. Mogen allen, die ons Christelijk Onder wijs dienen, ook door deze geschiedenis in hun arbeid bemoedigd worden. De kleine mensch. Ds J. Gispen schrijft in de „Bazuin": Voor mij is er geen grooter wonder dan de lankmoedigheid Gods over menschen der twintigste eeuw. Want onleerzaam zijn ook wij, die den naam des Naam des Heoren belijden. Meer dan een hard oor deel over den mensch in 'fc algemeen en de wereld in hefc bijzonder betaamt ons dat wij ons verootmoedigen. Heb ben wij ons vernederd onder dos Heoren krachtige hand? Voelen wij diep hefc wee en het lijden, waarin onze tijd zoo gewei lief, met mousseline afgezet. Een ruiker van bleek witte rozen, welke bij de ramen van onze zitkamer zoo overvloe dig groeiden, zaten, alsof ze nog groeiden, op den boezem van 't schoone meisje. Ze maakte haar excuses, dat kleine Jack ze van ons gebied gestolen had gelukkige Jack! Waarop John, wel wat onsamenhangend antwoordde, dat hij op die manier altoos welkom was. Hij zat juist tegenover haar - ik naast haar zij had mij daar een plaats gegeven, 't Deed mij vreemd aan, dat, ofschoon baar houding tegenover ons beiden openhartig en vriendelijk was, ze toch nog vrijer en vriendelijker tegenover mij was dan tegenover hem. Ook merk te ik op, dat zij vrooïijk met mij praatte en John 't meest tot haar vader sprak. Maar de jonge dame luisterde ja, on getwijfeld luisterde ze naar elk woord, dat gezegd werd. Dat verwonderde me niet; wanneer zijn tong eens los kwam, konden weinigen beter spreken dan John Halifax. Zijn gesprekken waren nooit vervelend, omdat hij altijd sprak als hij iets te zeggen had; en als hij iets gezegd had kon hij ook zwijgen er. zwijgen is zulk een groote en zeldzame deugd op twintigjarigen leeftijd. Wij spraken veel over Wales. John had daar meer dan oeps op zijn reizen vertoefd, en dit feit scheen juffrouw dig groot ist Zijn onze oogea geopeaB voor de teekenen der tijden t Hooren w$ en onze kinderen in waarheid da stem des Heeren, komend uit al het aan grijpend wereldgebeuren T Zeker, we gaan Zondags naar de kerk en dan genieten wa van of dan hebben we niets aan de preek cn al naar gelang daarvan loven of crifci- seeren we de Kerk en het kerkelijke la ven. We heben onze Christelijke Vereeni- gingen en organisaties. We geven ons of onttrekken ons aan allerlei actie. We heb ben onzen daaglijkschen arbeid en klagen over de algemeene malaise of zeggen, dat we nog niets te klagen hebben. We heb ben onze persoonlijke en huiselijke zorgen en als de krant komt, lezen we en praten er eens even over. En verder, ja dan berij den we lustig onze kleine stokpaardjes en vechten onze kleine ruzietjes uit tofc op koikelijk gebied toe. We beoordeelen streng het doen en laten van onze voor- aanslaande mannen. Al naar we behooren tot de werkgevers of tofc de werknemers, klagen wc over de arbeidstoestanden, do loonen en wat dies meer zij. Naar dat we ai n den behoudenden of aau den vooruit- strevenden kant zijn laken of prijzen we verschillende stroomingen, welke tegen woordig op te merken zijn in de staatkun dige of kerkelijke pers. En de ouderen hebben hefc over den goeden ouden tijd toen ales even mooi en degelijk cn ernstij was, terwijl hefc tegenwoordig alles maar licht en dicht is, tot in de Kerk toe. En de jongeren wijzen met klem op hst vele lat dan toch wel eens noodig veranderd, ver nieuwd en verbeterd moet worden ook tot in de kerk toe. Een groote schoonmaak achten ze dringend noodig, want 't is wat muf en duf in onze kringen. Die oudjes ook, ze weten nooit den tijd van heen te gaan en begrijpen maar niet, dat de jongeren ook hun recht hebben. Als die het roer maar eens in handen hebben, dan zal hefc wel gauw den goeden kant uit gaan En onderwijl staat de wereld in brand en is Europa bezig bankroet te slaan. Onder wijl vliegt de menschheid in razende vaart van de eene schrikkelijke gebeurtenis naar de andere. Maar zelfs sommige Gere formeerden staken him discussie niet over de groote vraag of een dominéé op den preekstoel een gekleede of een uitgesneden jas, een witte of zwarte das of een toga met bef dragen moet, om van andere nie- tigheden nog maar te zwijgen. Ja, lankmoedig is God niet alleen over do wereld, maar ook over Zijne kinderen. Die kinderen Gods moesten fcocl d diep leven onder den inrduk van on; wei- digen tijd. Zij tenminste moesten wel voor alle dingen staan naar de heerlijke eenheid tusschen allen, die op den grond slag derzelfde Belijdenis staan en niet dul den dat er nog verdeeldheid is tusschen broeders en zusters van hetzelfde huis. Zij tenminste hebben te vormen een eenheids front tegen allen, die den Almachtige las teren en Gods koninkrijk tegen staan. Zij tenminste hebben te letten op de tee kenen der tijde®, nuchteren te zijn en te waken, en daarom te staken allerlei onderlinge ruzietjes over dingen, die in 'rinheid weg zinken vergeleken met bcf stip- groote van onzen tijd t Mocht dat nog eens gebeuren, cn laten we daarom veel bidden om den vrede van Uit het Sociale Leven V.'erktijdverienging. Aan de N.V. H. v. Puyenbroek's Textid- maatschappij te Tilburg is toegestaan toto einde dezer maand 60 uur per week te wen ken. Loonsverlagingen. De schildersgezellen-organisaties in Friesland hebben aan hefc bestuur van den Frieschen Schildersbond medegedeeld, dato zij de voorgestelde loon- en werk: jdrege ling van den Bond aannemen. Hefc loon is dus gemiddeld 10 lager dan verleden jaar; voor Chr. feestdagen wordt geen loon meer uitbetaald en de werkdag is verlengd tofc 81 uur. Aan het personeel der Kon. Stearine- kaarsenfabriek „Appolo" te Schiedam werd tegen het eind van hefc jaar meegedeeld, dat do werktijd van 45 tofc 48 uur per week verlengd zou worden om een loons verlaging zoo lang mogelijk uit to stellen. De arbeiders namen toen met dien maat regel genoegen. Thans is aangekondigd, dat liet loon met 10 verminderd zal worden. Nadat door de arbeiders bezwaar was gemaakt tegen dit, besluit der directie, stemde deze er in toe vananf Maandag a.s. het loon met 5 en 4 weken later normiris met 5 te verminderen. March nader tot hem tc brengen. Zij \or« telde ons menig onschuldig verhaal van haar jeugd daar van haar kindsche dagen en haar beste oude gouvernante, wier naam, herinner ik me. Cardigan was. Zij scheen uitsluitend ónder de Ui- ding van die dame te zijn (yv.egroeidL 't Was niet zoo moeilijk te g -sen, dat „arme mama" gestorven was, zoo vroeg, dat zij een bloote naam was voor baar wees-dochter. „Mijn beste," zei mijnheer Marco *nn- delijk, ietwat gemelijk, „je hebt wel wat een to hoog idee van je uitstekende Jane Cardigan, zo gaat trouwen en ze zal nu niet veel meer om je geven." „Hoho, papa, dat is nog oen geheim. Zeg, mijnheer Halifax, kent u Norton Bury?" Deze plotselinge vraag verraste John, zoodat hij geagiteerd antwoorde van ,Ja". Mijnheer March liet hem ook geen tijd om meer te zeggen: ,Jk haat di® plaats. Wijlen mijn vrouw s neven, de Brithwood's van de Mythe, met wien ik h'm! in de politiek sterk van mce- ning verschil wonen daar. Eu ik waJ daar dicht bij, haast eens 'verdronken.** (Wordt v®rvolj?L)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5