Aan het einde der Week De toestand in Europa bleef ook in de afgeloopen week ver van gunstig. Als Duitscliland ook maar eenigszins de kans bad zich te verdedigen, dan zou men van ccn ernstig dreigend oorlogsgevaar moeten spreken. Daarvoor bestaat echter geen kans. En naar de Duitscke Rijkskanselier dezer dagen meedeelde, zal de Duitscke re geering ook al het mogelijke doen om te voorkomen dat Frankrijk tot het ont plooien van zijno militaire machtsmiddelen wordt geprikkeld. Door lijdelijk verzet te plegen, overal waar dit slechts mogelijk is, wil men trach ten den indringers in het Roergebied af breuk te doen en hun toeleg te verhinde ren. Of dit gelukken zal, moet de toekomst leeren. Sommige bladen zijn van. oordeel dat een spoedige schikking waarschijnlijk is, om dat beide partijen evenzeer lijden en bij «en spoedige oplossing evenveel belang Èebben. Op dit oogenblik lijkt het er echter niet op, dat deze voorspelling zal worden be waarheid. Het gaat hard tegen hard en 't is zelfs heel moeilijk voor een der partijen iets toe te geven. Dit is echter wel zeker, dat Frankrijk bij dezen inval weinig zijde zal spinnen. De bezetting eischt enorme financieel© offers en als men het geheele Roergebied inderdaad wil afsluiten en ook afdoende bewerken, dan zullen die kosten al spoedig onberekenbaar worden. En daarbij komt dan nog, dat het dalen van de franc ook een ontzaggelijk verlies beteekent en. een toename van de duurte voor do bevolking. In het Oosten blijft, naar do meening van de kenners, het oorlogsgevaar niet alleen dreigen, maar zal het ook vrij zeker tot een nieuwen oorlog leiden. Wij kunnen niet beoordeelen in hoeverre deze opvatting juist is. Maar uit alles blijkt wel, dat Turkije, gesteund door Rusland niet tót toegeven geneigd is, terwijl ook van de andere zijde weinig toenadering is te verwachten. Het blijft zooals het reeds langen tijd was: donker en dreigend. In ons land begint de naderende verkie zingsstrijd van de Provinciale Staten zich af te teekenenen. De candidaten zijn in hoofdzaak aange wezen en van alle kanten komen berichten omtrent vergaderingen waarin de strijd om de kiezers en voor de kiezers gevoerd wordt. Het is nu reeds duidelijk dat hier en daar de oude wapenen die het vorig jaar zoo goede diensten bewezen, weer worden te voorschijn gehaald. Men schijnt de A. R. partij opnieuw te willen treffen, dooi* haar Protestantsch ka rakter in twijfel te trekken en haar als handlangster van Rome af te teekenen. Dat geen andere, meer steekhoudende argumenten worden aangevoerd, mag ze ker als een "gunstig verschijnsel worden aangemerkt. Mr. J. C. VAN DER LIP. Het is vandaag 20 jaar geleden, 'dat Mr. J. G. van der Lip, tegelijk met de heeren W. F. Verliey van Wijk en H. Paul t-ot 'lid van den Leidschen Gemeenteraad -werd gekozen. De vraag kan gedaan of-dit feit van ge noegzame beteekenis is om daaraan bij zondere aandacht lo schenken. We moe ien toch ook op dit gebied, niet overdrij ven. Dit laatste is volkomen juist. Maar wanneer we zien op de wisselende volks gunst en de sterke mutatie ook onder de leden van het Gemeentebestuur, dan moet het wel de aandacht trekken, wan neer iemand 20 jaar onafgebroken in den Raad zitting heeft en nog temeer wan neer hij daarin van meet af een vooraan staande plaats heeft ingenomen. En zoo is het met Mr. van der Lip. Het komt ons daarom voor. dat er alle reden is, niet alleen óm den jubilaris van harte geluk te wenschen, maar om- ook de Gemeente Leiden te feliciteer$n met het feit, dat Mr. van der Lip gedurende een zoo langen lijd hare belangen eerst nis raadslid en daarna, sinds 4 Februari 1909 'Hs wethouder heeft willen be hartigen. Dat is vooral in dc.ren tijd een gclukwensch waard. Hpt'z.g. democratisch kiesrecht heeft een groolo verandering gebracht in de samenstelling en het optreden der Ge meentebesturen. Hadden vroeger de Raadsvergaderingen een ietwat intiem karakter, en heerschte er een gemoedelijke toon, de laatste ja ren is dit veranderd. De Gemeenteraden zijn praatcolleges geworden, debatingclubs, waar ook nog wel getracht wordt het gemeentebelang te behartigen, maar van waaruit niet in de laatste plaats de publieke opinie wordt bewerkt. Dat kan zeer interessant zijn. Maar het is niet altijd interessant. En al9 het soms fwel interessant is, dan interesseert het nog volstrekt niet altijd hen, die vanwege hun ambt genoodzaakt zijn, de debatten bij te wonen en daaraan deel te nemen. Ondanks dit feit is er bij goeil der par tijen gebrek aan personen die bereid zijn in den Gemeenteraad zitting te nemen, imaar wèl is er gebrek, en dat geldt leveneens van alle partijen aan eminen te mannen die de noodige kennis en be kwaamheid bezitten om een belangrijke gemeente als Leiden te besturen, en die tevens bereid zijn die ti.jdroovende en ¥aak ondankbare laak op zich te nemen. Des te meer moet het worden gewaar deerd dat een man als Mr. van der Lip, 90 jaren zonder onderbreking de gemeen de heeft willen dienen, en zijn beste (krachten heeft gegeven aan de beharti ging van de belangen der gemeenschap. Mr. van der Lip hrrfi als ieder ander ZAL HELGOLAND VERDWIJNEN? De forten van het eiland Helgoland zijn afgebroken, zooals de lieeren van "f Versailles liet gelast hebben. Maar thans schijnt de natuur te willen, dat het eiland geheel verdwijnt. Hierboven ziet men, hoe de storm op Helgoland heeft huisgehouden. Het grootste gedeelte van de kaai-muur is reeds weggeslagen, en het bekende Noordzee-museum, het zee-instituut en het r aquarium (de drie gebouwen op den achtergrond) worden bij een nieuwen storm ernstig bedreigd. zijn tegenstanders; er is verschil van be ginsel en verschil ook bij zaken van prac- tisclien aard. Maar ook zijn felste tegen stander zal moeten toegeven, dat hij is een man van groote bekwaamheid, een geboren magistraat, die zoowe.l in den Raad als in het college van B. en W. ten- volle op zijn plaats is. De heer van der Lip is niet een strijd lustige figuur. Niet iemand die den strijd zoekt. Maar hij schuwt evenmin den strijd, En wanneer zijn beleid wordt aangeval len, dan weet hij zich lo verdedigen niet kracht van argumenten, en toont hij. zich een geharnast strijder voor de zaak die hij voorstaat.. Dat is inzonderheid gebleken bij de be handeling van de voorstellen inzake de reorganisatie van het 'lager onderwijs, waarbij hij zich in zijn volle kracht toonde. Als regel houdt de h.eer van der Lip zich eenigszins op den achtergrond, wat de aard van de onder zijne leiding staan de afdeelingen trouwens meebrengt. Maar dat hij de debatten nauwkeurig volgt blijkt telkens weer uit zijn soms scherpe en van fijnen humor getuigende interrupties, die als puntige pijlen de breedsprakige aanvallers in hunne zwak ke plek treffen en ontwapenen. Er is heel wat veranderd siiids Mr. van der Lip op 2 April 1903 in den Raad zijne intrede deed. Van het toenmalige college van B. en W., bestaande uit de heeron Mr. de Rid der, burgemeester, en Ju la. Mr. Kersfens, van Hamel cn Korevaar, heeft alleen de heer v. Hamel nog in den Raad zitting. Mr. de Ridder is in Nov. 1909 overleden en ruim een jaar later stierf ook de toenmalige secretaris Mr. M. C. de Vries van Heyst. Van de toenmalige raadsleden hebben thans nog 9lcchfs in den Raad zitting de heeren Pera, Mulder, Bots, van Hamel en Sytsma. Met. name in den Raad bleef het een voortdurend komen cn gaan. Wanneer we goed geteld hebben, dan heeft de heer v. d. Lip in deze 20 jaren niet min der dan 98 raadsleden naast zich gezien. Op 4 Februari 1909 werd de heer van. der Lip in de plaats van wijlen den heer Jula tot wethouder gekozen. Aanvankelijk had hij de afdeeliDgen Burgerlijke Stand en Bevolking voor zij ne rekening, later kwam daarbij de zorg voor het Openbaar Slachthuis, de Bouw- politie en het Oud-Archief. Toen in 1919 de samenstelling van den Raad en tevens van het college van B. en W. een belang rijke wijziging onderging, werd Mr. v. d. Lip, die in dubbelen zin tot het „blijven de gedeelte" behoorde, belast met de zorg van het onderwijs, dengeneeskundigen dienst en de hygiëne. Wij zullen geen poging 'dóen om fe schetsen wat dóór Mr. v. d. Lip als wet houder werd tot stand gebracht. Slechts op een paar punten willen wij de aandacht vestigen. En dan mag zeker in de eerste! plaats worden gememoreerd het groote aandeel dat hij heeft gehad in de voorbereiding van de regeling van den rechtstoestand der ambtenaren. Voorts mag worden herinnerd aan de instelling van de Commissie van 'den Ge neeskundigen Dienst en den Keurings dienst van Waren, aan 'de oprichting van de Eerste Hulpdienst, de verbetering van de Zuigelingenzorg, en de Kraamverzor- ging. de opheffing van de gemeente-apo theek en de instelling van de vrije apo thekerskeuze, de inricht ing van het Volks schoolbad aan de v. d. Werfstraat en de voorbereiding van de plannen voor de in richting. van een Laboratorium voor den Keuringsdienst en een Ojitsmöttingsdienst Wij herinneren aan de inrichting van soholen voor minvermogenden, den houw van de school Schuttersveld, de reorgani satie van de HJB.S. voor meisjes (eerst voorloopig en daarna definitief), aan de vele bemoeiingen met de stichting of ver bouwing van verschillende bijzondere scholen en eindelijk aan de reorganisatie van het L. O. x Voor de schitterende verdediging van het reorganisatieplan werd den wethouder openlijk hulde gebracht, maar het spreekt vanzelf dat die verdediging was gebaseerd op een nauwkeurige en des kundige voorbereiding. Wij zijn niet zeker of we Mr. van der Lip een dienst hebben bewezen, door hem op deze wijze voor het voetlicht te halen. Maar toch meenden wij het feit-dat hij 20 jaar Raadslid en 14 jaar Wethouder i«, niet zonder meer te mogen laten passee- ren. Wij hebben daarvoor ook nog een bij zondere reden. Het gerucht gaat 'dat. Mr. van der Lip voornemens zou zijn liet bijltje er bij neer te leggen. Dit zou verstaanbaar zijn, na zooveel dienstjaren bij een man met veel besognes Met name het wethouderschap moge een zeer mooien kant hebben, het heeft ongetwijfeld ook minder aangename kan ten. Toch zouden wij het betreuren als Mr. van der Lip aan zijn voornemen om heen te gaan, gevolg gat- En daarom grijpen wij deze gelegenheid dat we èn, den jubilaris èn de gemeente van harte gelukwen'schen aan, om de hoop uit te spreken dat Mr. van der Lip zich ook bij den voortduur wil stellen, in dienst van de gemeenschap. En moge God de Hee.ro, die hem tot dit oogenblik bewaard© en zogende, ook ver der Zijn aangezicht over hem doen lich ten, hem zegenen en tot een zegen stellen DE PETROLEUM VAN MOSOEL1. Over dc petroleum van Mosoel is de laatste weken nogal wat te doen geweest op en om de confcnAitie van Lausanne. Wij laten daarom hier volgen wat een medewerker van het II d b 1. hieromtrent schrijft: „Bijna even ver als Brussel ten noorden van Parijs, ligt Mosoel ten noorden van Bagdad, beide aan den Tigris. De olievel den van Mesopotamië bevinden zich deels in het vilajet Bagdad, n.l. bij Hit, Nafata, Ramadi aan den Eufraat en bij Mendeli tegen de Perzische grens, deels in het vila jet Mosoel, n.l. bij Gayara aan den Tigris, bij Nimzoed, Kerkoek, ten zuiden van Tschemtschemol, bij Toes (of Toez) Chur- mati en Kifri. Die in het vilajet Mosoel voc men, zooals men weet, den twistappel tus- schen Turken en geallieerden. Naar men meent loopen de oliebeddingen westwaarts vooTt tot Bakoe. Althans de petroleum van Bagdad en Mosoel beeft de zelfde superieure kwaliteiten als de Rus sische. Het gToole bezwaar tegen een ex ploitatie in 't groot bestaat in de nog ge brekkige vervoermiddelen. Men heeft op dit gebied verschillende, plannen gemaakt. Men wilde 'b.v. den Tigris tot Mosoel be vaarbaar maken voor schepen van min stens 400 tón. Die zouden dan tot Basra gesleept worden, waar de olie in zeetank- scbepen zou worden overgepompt. Ook sprak men van het aanleggen van buislei dingen als in Amerika, Roemenië, enz. Maar bier en daar zou men dan door groo te moerassen been moeten; terwijl ook andere ongunstige omstandigheden zulk een leiding zeer duur zouden maken. De Bagdadspoorweg doorsnijdt wel de rijke velden van Gayara en komt de belangrijke van Mendeli wel tamelijk nabij; doch loo- nend als wereldproductie kan de exploita tie toch eerst worden, als nog eenige zij lijnen zijn gelegd, zooals naar Toes Chur- mati. Dit stadje is zeer schoon gelegen tusschen tuinen en als in een woud van dadelpalmen, olijf-, vijge- en sinaasappel- boomen aan den voet van zwavelrijke gips- hergen. In bergspleten vindt men - hier bronnen van petroleum en nafta, gewoon lijk in gezelschap van zoutbronnen. Do ge wone nafta is zwart en wordt in lampen gebrand. Te Bagdad gebruikt men veel fakkels, bestaande uit saamgerolde lom pen, die in nafta gedrenkt en daarna ge droogd zijn. De meer zeldzame heldere nafta wordt in apotheken als geneesmiddel verkocht. Zuidoost van Toes Churmati vindt men een smallen bergpas, een der Roofdpassen naar Koerdistan, die vroeger tegen over vallen der roofzuchtige Koerden beveiligd was door muren, waarvan nog ruinen te zien zijn. Aan de zuidzijde zijn de helhv gen van dien pas door regéns uitgewas- schen en ingestortslechts enkele rots blokken zijn blijven staan. Op een der top pen hiervan liggen de resten van een oud kasteel, waarschijnlijk uit den tijd der Sassaniden, wat uit gevonden tk:)gels schijnt te blijken. Aan den noordkant van den pas staat op een rots een kleine tem pel van kalief Alieiken Vrijdag gaat in dien tempel, volgens het volksgeloof, een lamp vanzelf branden. Ten Westen nu van dezen pas liggen zeer rijke oliebronnen. In de nabijheid er van vindt men ook aluin, krijt, „vitrioolaarde" en zwavel. Van een "dér bronnen wordt vermeld, dat zij ruim vijf meter diep is en tot een hoogte van meer dan drie meter gevuld is met een zout oplossing, waarop de petroleum drijft. De Arabieren leiden het zoute water in zand- geulen, tegen welker kanten het zout zich in kristallen afzet. Dit zout wordt dan voor al naar Koerdistan verkocht.' Trekt men van Toes Churmati noordwest waarts over den weg naar Mosoel, dan komt men na een tocht van zes uur te Ker koek. In de nabijheid daarvan liggen op de helling van een lagen bergrug een tien tal petroleumbronnen, die men al van verre kan ruiken. Is men er nabij, dan veroor zaken de zwaveldampen hoofdpijn. Op een lengte van honderd meter liggen al deze bronnen bij elkaar. Verschillende hebben een middellijn van twee drie meter en een diepte van vier meter. De zwarte pe troleum of nafta stijgt of daalt erin, naar mate de weersgesteldheid vochtig of droog is. Ze wordt in lederen zakken getranspor teerd en alleen in de bazaars van Koerdi stan verkocht. Bagdad wordt gemakkelij ker voorzien uit Kifri en Hit. Dc jaarlijk- sche opbrengst der Iverkoeksche bronnen werd voor enkele jaren geschat op dertig a vertigduizend piasters. Dielit bij deze bronnen liggen cenige groote moerassen vol zwavelachtige mod der, en honderd schreden verder oost waarts op den top van een hoogte vindt men een cirkelvormige, ondiepe inzinking" in den bodem met een diameter van zestien meter, waar ontelbare vlammetjes zonder den minsten rook, maar onder het ver spreiden van een sterken zwavelgeur, uit den grond komen. Boort men met een mes een opening in deze vlakte, dan komt te dier plaatse een nieuwe, grootere vlam te voorschijn. Reeds 2000 jaar lang heeft men dit vlammenspel waargenomen, dat onver poosd voortduurt, ook bij het droogste weer. In de nabijheid graaft men putten \%n drie a vier meter diepte, uit welker wanden petroleum sijpelt. Houdt dit op, dan graaft men een weinig verder een nieuwen put, waarin weer het zelfde ver schijnsel optreedt. Van groote beteekenis is het petroleum- gebied van Gayai-a; want in de eerste plaats is hier de rijkdom aan olie groot, en verder l^eeft dit gebied een zeer gunstige ligging aan den Tigris en den Bagdad spoorweg. Aan den voet van kale gipsheu- vels bevinden zich talrijke bronnen van asphalt en pek. (Gayara beteekent pek- plaats.) Deze stoffen worden in kleine, ronde gaten uitgezweet. Dikwijls worden die gaten door een korst van het verharden de bitumen (aardpek) vernauwd of zelfs verstopt. Na verwijdering der korst komen genoemde stoffen echter weer opnieuw voor den dag. Ook in de buurt van Nim- roed, een vervallen dorp zuidoostelijk van Mosoel, komt petroleum voor. LEIDSCHE PENKRASSÈNl Amice. 'Aan vergaderingen hebben we in den wintertijd hier in Leiden geen gebrek. Wie eenigermate meeleeft op politiek en sociaal en kerkelijk gebied, kan wel alle avonden van huis gaan en dan zal hij toch niet in staat zijn alle vergaderingen van eenige beteekenis of beter gezegd, alle vergaderingen waar onderwerpen van beteekenis aan de orde komen, te bezoe-: ken. Dat beeft aan de eene zijde iets voor, maar hier schuilt toch ook een gevaar, n.l. dat wij al vergaderende uithuizig wor den, dat we absoluut geen tijd hebben 'om ons te wijden aan onze gezinnen, en dat we bovendien grenzenloos oppervlakkig worden. En dat is te erger omdat de huiselijk heid bij velen toch al zoek is en de op pervlakkigheid reeds bedenkelijke vor men beeft aangenomen. We vliegen van bet eene naar bet an dere, we hebben ons hoofd vol met aller lei belangrijke dingen, maar gewoonlijk ontbreekt de tijd voor rustige studie van bepaalde onderwerpen, met het gevolg dat we van alles precies genoeg weten om zoo'n klein beetje mee te praten, terwijl we toch inderdaad bedroefd weinig in onzen mars hebben. Toch durf ik hieruit niet te conclusie trekken, dat wo het werken voor de pu blieke zaak maar moeten staken, of dat de meelevende personen zich krachtig moeten beperken. Want, waar dan te beginnen? De ker kelijke zaken moeten toch behartigd wor den, en goed ook. Dus de kerkelijke ar beid moet blijven. Met de evangelisatie is het niet anders. Als hier geklaagd moet worden, dan is het daarover, dat er niet meer gedaan wordt, dat er niet meerderen zijn, die hnnne schouders zetten onder dit werk. Maar de politieke arbeid dan, zouden we daarmee kunnen uitscheiden? Ik vermoed dat er onder de lezers en anders onder de lezeressen wel sommi gen zijn, die deze vraag toestemmend be antwoorden. De kerk heeft de liefde van hun hart, tvor de evangelisatie hebben ze volle be langstelling, maar de politiek, daar zit ten immers vuile kantjes aan? Menscbon die zich met de politiek bemoeien heb ben vaak allerlei bijbedoelingen, het is een gesjacher en gedraai om er wee van te wórden, men werkt met mooie leuzen en spreekt veel van beginselen, maar in de practijk worden die leuzen en begin selen maar al te vaak bezoedeld. Zoo spreekt menigeen m'n waarde. En t is aan die opvatting zeker voor een deel toe te schrijven dat politieke vergaderin gen behalve dan in dagen van hooge spanning zoo bitter slecht bezócht worden. Nu begin ik met toe te geven, dat er op politiek gebied veel gebeurt wat niet door den Ixeugel kan, en dat ook in onze krin gen vaak op goede gronden ernstige cri- tiek kan worden geoefend. Maar dat is toch ook maar eene zijde van de zaak. En als wo billijk willen oor- deelcn, en dat moeten we toch dan moeten we niet alleen de donkere kanten opzoeken, maar moeten wo ook de licht zijden willen zien. En die zijn er. Hebben we b.v. in onze landsregeering, in onze provinciën en gemeenten niet veel aan onze A. R. partij en de andere Chris telijke partijen te danken? We hebben in de vorige eeuw tijden gekend van geloofsvervolging. Nietwaar, daar kwam het practisch op neer. Vrij zinnige regeeringen die het schoone woord „Vrijheid" in hun vaandel schre ven, hebben zich niet ontzien b.v. de Af gescheidenen ten bloede toe tc vervolgen. We hebben gehad onderdrukking op het gebied van het Onderlijs. Wie zijno kin deren een Christelijke opvoeding wilde geven werd op allerlei wijze bemoeilijkt en achteruitgezet. Dat is thans niet meer denkbaar. Wat dunkt, u, is dat niet een. schoone vrucht van dc politielc- De tijd ligt nog heel kcrl nimu-r ona dat men vrijzinnig moest zijn om \oor een publiek ambt in aanmerk; rg Ie ko» men. Dat beteckcndo een onduldbare ach teruitzetting van een deel van ons volt maar het beleekcnde ook, dat do leider® van ons volksleven, de „schilden dor aam do" gelegenheid kregen ons volk in da verkeerde richting le leiden. Voor een auto is het van groote beteekenis wie aan hel stuur wordt geplaatst. En zou dat dan niet het geval zijn voor onze ge, meenten, onze provinciën, enz.? Welnu, amice, dat ook mannen Tan po sitief Christelijke beginselen gelegenheid kregen méé ons volk te leiden, dat is me de een der vruchten van de politiek. In 1903 is „een greep naar dc macht" gedaan. Ge herinnert u dat nog wel. W® hadden toon een Kabinet dat van standhouden wist en dat aan hot misdadig avontuur een einde wist te ma ken. Is dat niet een zegen 'geweest voor ons volk? De opvolgende reclitsche Kabinetten hebben den moed gehad, tenopzichte van het leger, tegen den stroom op te rooien en onze weermacht op peil tc brengen. En we hebben daarvaD, onder den zeges Gods in de bange oorlogsjaren de vrucht ten geplukt. Zouden we dat niet met dankbaarheid erkennen? Dank zij mede de liberale theoriün, is ons maatschappelijk leven hopeloos in de war gestuurd en zijn ten hemel schreien-» de misstanden op sociaal gebied ontstaan. En toen hebben we gekregen regeerings- personen, die het gevoeld hebben dat d* Overheid het zwakke, ook het maatschap-? pelijk zwakke behoorde te beschermen, en we hebben gekregen onze sociale wet geving, die niet volmaakt is, maar die toch voor duizenden ten zegen is ge« weest. Als we dat met dankbaarheid er-* kennen, dan zien we daarin ook alweer een der vruchten van de politiek. Er is een storm van revolutie gegaan over de wereld, een storm die nog niet is uitgewoed. De kronen hebben gerold over de straten. Maar in ons land was de re-; volutieschade gering. Hadden we in die dagen een liberale regeering gehad, tien tegen een of de boel was ook hier on-* derstboven gegaan. Wanneer men gelooft dat de mensch souverein is, en dat met Gods bestel niet behoeft te worden gere- kend, dan staat men in zulke dagen niet zoo vast op zijn beenen. Maar wij had den minsters der Kroon, van wie Het Volk smalend-getuigde, dat zij hebben gebeden, dat zij hun kracht zochten hij den Potentaat der potentaten. j Alweer amice, dat was een der vrucha ten van wat men dan met eenige minacln ting noemt „de politiek". Ik zou meer kunnen noemen, maar me dunkt ik kan het hierbij laten. De politiek heeft zwarte kanten, gevaar-* lijke kanten, maar toch, we kunnen ons volk geen grooter schade berokkenen en onze tegenstanders geen groóter dienst bewijzen, dan door ons af tc wenden van het politieke leven. Dus ook de politieke vergaderingen, ai zijn ze dan weieens een tikje vervelend, mogen ons niet onverschillig laten. Van de vergaderingen op sociaal gebied geldt al zoo ongeveer hetzelfde. Onze Christelijke actie op maatschappelijk ge-* bied is al evenmin volmaakt, maar toch van ontzaglijke beteekenis. Patrimonium, onze Vakorganisaties, onze vereenigingen van Christelijke werkgevers, van boeren en tuinders. We erkennen dit niet altijd, 't Lijkt er zelfs niet op. 't Gaat er mee als met alle dingen, t Gebeurt mij wel, en ik ben zeker niet de eenige, dat ik al urenlang aan m'n werk ben, zonder dat ik eigenlijk weet wat voor weer ?t is. En toch, wat^is dat van veel beteekenis. Als 't warm is en de zon heerlijk schijnt, dan durven we daarover kla gen. Öf is 't niet waar? Inplaats van God te danken en altijd weer te danken, durven we klagen omdat Hij ons zegent. Of ook wel, 't regent. De aarde wordt verkwikt. Maar wij hadden een planne tje gemaakt, dat nu niet kan worden uit gevoerd. En dan loopen we soms rond met een gezicht, alsof ons het grootste on recht was aangedaan. Wij mopperen en toonen ons ontevreden, omdat God de aarde en de menschheid zegent. Maar nu moet het eens weken aaneen droog zijn geweest. Altijd maar droog. Tevergeefs wordt naar een verkwikken- den regen uitgezien. De weiden worden zwart en het vee loeit klagend op het land. En dan eindelijk, dan wordt de lucht donker en gieten de -wolken water. Dan waardeeren we den regen. Dan dan ken we voor den regen. En zoo gaat het ook vaak in het ge wone loven. Die Christelijke vakorganisa ties, dat werken van vereenigingen als Patrimonium en Werkmansbond, och, we zien allerlei fouten en we gevoelen cr zoo weinig voor. Maar nu komt do nood eons aan den man, zooals b.v. in 1918 toen de revolu tie dreigde, of in die tijden als het be- drijfsleven dreigt verstoord te worden. Dan waardeeren vele arbeiders nunn organisaties en zien ook vele anderen naar die organisaties op. En dan we: wat toch een zegen dat we op dit ge bied hier hebben, wat andere landen nus- S<?En dan willen wc ook onze vergaderin gen op dit gebied niet missen. Uit dit alles volgt nu niet amice, dat we nu maar avond aan avond van moeten gaan en geen enkele verg-ulciing mee moeten leven, uai -i- - houden met alleen te critiseeron on ande ren te laten wurmen, en dat we aon rrpn in dit alles niot over het hoofd moe '°Als'PIdat gebeurde amine. dan rouden onze vergaderingen vaak een jr g karakter dragen en we zouden zelf gesterkt worden. „e Donk er maar eens over na, enal.s ,'t niet mot me eens .zij t, schrijf me eens invo bedenkingen. vEPTT*^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6