Tweede Blad Vrijdag 19 Januari 1923 Uit de Pers. «reen militairisme. Op het sociaal-democratisch congres, de vorige week gehouden, zegt de Zeeuw, heeft een lid den uitgever van Het Volk verweten, dat hij advertenties opneemt van militaristische strekking als die in zake den Landstorm. De voorzitter de heer Vliegen heeft hierop geantwoord, dat zijn parlijgenoo- ten recht hebben dat hun per advertentie wordt bericht dat bij geVeken schietvaar- neid zij met vier maanden dienen er af kunnen; en zoo besloot hij leeren schieten is trouwens geen militairisme. Het spreekt van zelf dat deze opmer king met „rumoer" begroet werd. Toe!h is zij juist. Zich eehoorzaam aan 's lands wetten ie doen oefenen in landsverdediging, ook met schietgeweer, is geen militairisme. Het heeft er niets mee te maken; integen deel, het caat er tegen in. Het kan in tijd van nood uitnemend dienst doen om het militairisr ;o. gesteld het e+ak den kop weer eens op, geliik in vorige eeuwen toen tl© huursoMaten met hun baldadigheden de rustige burgers plaagdm, te fnuiken. Militairisme is een woord, dat alleen nog past in den gelukkig voorbijen tijd der snorrebaarden en roodneuzigen. Deze opmerking van wijlen dr. Kuyper mag den smaders onzer landsverdediging wel eens worden voorgehouden. Voorloopig mogen zij zich tevreden stellen met de opmerking van een hunner knape4e leiders: Leeren schieten is geen mili tairisme! Een ongevraagd en nimmer verwacht eeresaluut aan onze dappere jongens van den vrijwil1 igen landstorm en de burger wacht. Een aanmoediging voor „Pro Rege". Demagogie. Wij lezen in de Maasbode: Nu de heer Vliegen zijn wethouderschap vaarwel zegde, schijnt hij z'n oude rol weer te hebben opgevat. Als een der pio niers der S. D. A. P. moet hem de malaise die niet alleen in het land, maar ook in z'n eigen partij hand over hand toeneemt, verdrieten en dies is het hem vergeven dat hij het moge'ijke doet, om het heilig vuur weer wat te laten oplaaien. Zelfs voor een socialist heiligt echter het doel de middelen niet. Deze opmerking mogen we wel maken naar aanleiding van het gepraat de6 hec- ren Vliegen op het roode congres, dat nota bene dienen moest om de Staten- stembus-campagne in te leiden. Toen hij voor kort, nog wethouder van Amsterdam was gaf hij zelfs in geschrifte blijk, zeer wel overtiugd te zijn van de noodzakelijkheid eener algemeene versobe ring'' en van de onvermijdelijkheid om ook op de sociale maatregelen te bezuinigen. De drie roodo Amsterdamsche wethou- dsc6 pingen dan ook in dezen voor, en op den zelfden dag, dat de heer Vliegen voor do partiigenooten uit een ander vaatje tapt, maakt het dagelijksch bestuur van Amsterdam zich op voor eenzelfden maat regel als waartoe de Rijksregeering zich heeft genoopt gezien: den aftrek van pen sioenstorting voor de ambtenaren. En dat, terwid op de begrooting van Amster dam de roode heeren hebben er nog kortgeleden op gesnoefd in diet geheel niet tegen millioenen-tekorten valt te wor stelen. Niettemin heeft de heer Vliegen den durf, op het congres de „bourgeoisie" aan te vallen, die „zich in nie!s beperkt", die de loonen en arbeidsvoorwaarden aldoor maar verslechtert, de crisislasten maar afwentelt op den arbeider, enz. enz. Wel moest hij toegeven, dat „vele of fers vergeefs zullen worden gebracht" en dat „men van te voren weet, dat het be oogde resultaat niet geheel kan worden be reikt" niettemin moet er onder de „bewuste" slachtoffers agitatie worden verwekt tot meerdere eer en glorie der roode partij. Het eenige contact met de verkiezingen kreeg de roode demagoog, toen hij de Eerste Kamer immers door de nieuwe Staten te verkiezen no® eens extra over den hekel haalde. „Wij moeten er bij zijn, wij moeten in zoo groot mogelijk getal r -UlLLEïQrvl. Van hooger Orde. Naar hef, Engelsch. 18) Toen tenslotte de spreker, zelf bewogen door de schilderingen, welke hij had voor- getooverd, plotseling ophield, geheel uit- geput, en om een kleine bijdrage vroeg voor een liefdadig doel, stormden ze allen op hem aan. „Neen, neen, mijn goede menschen," zcide Mr. Charles, eenigszins verlegen, ik denk door een schaduw van berouw ge kweld; „neen, neen ,ik wil van niemand meer dan één stuiver aannemen en dan r sg als ze geheel zeker zijn, dat ze dat itunnen missen. Dank u. mijn waarde :nan; dank jo wel, m'n lief, jong meisje hoop je beminde zal spoedig uit den oorlog terug komen; dank u allen; ik wensch u allen een ®oeden ooest." Het volk droop af, daar 't geen tijd meer te verliezen had en liet Mr. Oharlós en zijn metgezel met ons alleen. Hij klom van den wagen; zijn motge zel barstte ia lachen uit, maar Charles zag ernstig. „Arme, eerlijke, zielen", zeido hij, ter wijl hij z'n wenkbrauwen afveegde ,.jo mag me ophangen als ik ze weer zulk een poets bak. Yates." in de -Eerst© Kamer binnendringen", riep de heer Vliegen uit. Hij vergat daarbij in herinnering to brengen, dat hijzelf zoo pas den Senaat den rug had toegekeerd, om als gezeten burger der S. D. A. P. zich toch maar in niets te behoeven te be perken I Maar, zoo hij op een en ander het licht had doen vallen, zou ongetwijfeld de in het „Volk"-verslag gespatieerde exc'ama- tie„Wij moeten onder het volk gaan, er mede leven, er mede lijden" minder effect hebben gehad. WaaT haalt deze roede „bourgeois" den moed vandaan, om zich aldus in do kaart te laten kijken?! KERK EN SCHOOL NED. HERV. KERK. Drietal. Te Zeist: W. J. van Lokhorst te Bennekom; M. Jongebreur te Veencn- daal en H. A. Leenmana te Bodegraven. Beroepen. Te Polsbroek c.a.J. C. Wolthers te Kamperveen; te Ouderkerk a. d. IJssel: P. Zandt te Delft. Aangencmen. Naar Uitwierda (Gr.): D. A. Hoekstra te Wildervank; naar Vrie- zenveen (tocz.): L. Boer te Nieuw-Wcer- dinge. Bedankt. Voor Zwammerdam (2de maal toez.): L. Boer te Nieuw-Weerdinge. GEREF. KERKEN. Tweetal. Te Maassluis B.A. M. Boeijinga te Sasscnheim en W. M. Ie Coin- tre te Woubruggc. Aangenomen. Naar Charlois (2de pred.-plaats)J. Wijminga te Dronrijp. Bedankt. Voor Klundert: M. Post te Bunschoten; voor Giessen-Oudekerk c.a.: J. Wijminga te Dronrijp. CHR. GEREF. KERK. Tweetal. Te AmsterdamD. Driessen te 's-Graveuzande en P. de Groot te Rot terdam (verb, bericht.) Bedankt. Voor ZaamslagJ. Jonge- leen te Maarsscn. Ds. C. Dekker. Ds. C. Dekker, Geref. predikant te Waardhuizen, kreeg 1 Dec. j.l. een lichto beroerte, in die mate, dat hij zijn ambte lijk werk niét meer kon waarnemen. Tot heden is er nog geen verandering in zijn toestand gekomen. Do catechisaties worden waargenomen door den heer H. A. Raman, rustend onderwijzer. Vrije Universiteit te Amsterdam. In aansluiting aan het bericht van 28 December j.l. omtrent de benoeming van Mr. Chr. Zevenbergen tot lector in de Ju ridische Faculteit dor Vrije Universiteit kunnen we nog het volgende melden: De hoogleeraar Prof. Mr. A. Anema is ontheven van het onderwijs in het Neder- landsch Handelsrecht en het Nederlandscli Burgerlijk Procesrecht en hem is opgedra gen het onderwijs in het Nederlandsch Staatsrecht. Den hoogleeraar Prof. Mr. P. A. Diepen horst is opgedragen het onderwijs in do Staatkundige Geschiedenis van Nederland. Den nieuwbenoemden lector Mr. Chr. Ze venbergen is opgedragen het onderwijs :n het Nederlandsch Handelsrecht, het Ne derlandsch Burgerlijk Procesrecht en het Romeinsche Recht. De komende Synode. Prof. Dr. Crosheido schrijft over de aan staande synode der Gereformeerde Kerken in dit jaar: „Deze synode zal als niet alle voortee kenen bedriegen, een zeer belangrijke wor den. Wel valt uit de uitlatingen in de bladen op te maken, dat niet behandeld zal wor den de aanvulling der belijdenis, waartoe zoo mogen we het toch wel uitdrukken in principe op de synode te Leeuwarden werd besloten. Gebleken isj dat de depu- taten, benoemd voor deze zaak, niet ge reed zullen komen. Wo verstaan dat ten volle. De zaak is van buitengemeen ge wicht niob alleen, maar ook bijzonder moeilijk. Onze Kerken hebben begeerd een nadere uitspraak te doen, over hetgeen we hebben te gelooven inzake de Schrift, de Kerk, de Overheid. Het eerste van deze stukken is in zooverre wellicht het ge makkelijkste, d"or althans, ten aanzien van. enkele punten wel overeenstemming onder ons bestaat. Maar dat is ten aan zien van de beide andere punten nog vol strekt niet heb geval. Deputaten hebben dus niet alleen tot taak met zorg to for muleeren, wat naar het oordeel onzer ker ken in het Woord Gods ons wordt ge leerd, maar ze hebben ook te onderzoeken, wat hèt Woord Gods ons voorhoudt en ons te overtuigen, dat ze goed hebben ge-zien. Dat is een bijna niet te volbrengen taak. We hebben zelfs wel eens getwijfeld, of het mogelijk zal zijn inzake Kerk en Over heid een forniuleering te vinden, die zoo zeer weerklank vindt in het geweten, d. w. z. waarvan we allen zoozeer overtuigd zijn, dat de Schrift zoo en niet anders leert, dat ze tot belijdenis kan worden Wanneer we nt: daarbij bedenken, dat ook met de bu:>':'ircls?Jje Gereiormeerde Kerken moet worden geraadpleegd, dan ia het overduidelijk, dat het geruimen tijd duren moet, eer deputaten met bepaalde voorstellen ki. -cn komen tot een Generale Synode. En hoezeer we er ook voor zijn, dat geen werk wordt uitgesteld, hoe zeer het voor den goeden gang van het Kerke lijk leven noodzakelijk is te achten, dat de opdrachten, die een Synode geeft, tegen de volgende worden uitgevoerd, er zijn uitzonderingen en zulk een is hier aanwe zig. Trouwens bij een zoo geweldig stuk als aanvulling onzer belijdenis, een werk zoo niet voor eeuwen, dan toch zeker voor tientallen van jaren, mag van overhaasting geen sprake zijn. Van groote beteckenia was ook de op dracht die de laatste Generale S^u^^e gaf aan deputaten tot herziening der liturgie. Naar wat we zoo gehoord en gelezen heb ben, bestaat goede grond om te vermoeden dat deze broederen met him werk zullen gereed komen. Zeer binnenkort hebben dus onze Kerken te wachten voorstellen die op de synode zullen worden ingediend. Laten de Kerken ze dan met allen ernst overwe gen. Men bedenke bier vooral, dat het gaat om zaken van zeer verre strekking, niet om enkele dingen, waarvan de Kerken in de praktijk weinig zullen merken, maar die verandering zullen brengen in de gods dienstoefeningen overal. Daarom is de nauwkeurige bespreking in eiken kerkeraad eiseli. Men moet later, als soms verande ringen komen van bcteekenis, niet kunnen zeggen, dat men er niets van geweten hoeft. Minder hebben we tot dusver gehoord van een andere opdracht der Leeuwarder synode, de opstelling van een leerboek ten gebruike op catechisatiën. Wellicht zijn ook deputaten voor deze zaak reeds onge veer gereed met hun werk. Dan zal ook liet concept-leerboek spoedig op dc tafol der kerkeraden liggen. Eindelijk herinneren we in dit verband nog aan het evangelisatie-rapport. Dit was, gelijk men weet, reeds ter tafel te Leeuwarden, maar werd opnieuw ter ken nismaking aan de Kerken aangeboden, om dat het zoo kort voor de synode was rond gezonden. Daardoor is de zaak der evan gelisatie slepende gebleven. In zekeren zin heeft dat geen nadeel gebracht, omdat het rapport qonclusievoorstellen mist. Wij voor ons hebben dat altijd betreurd. En we ho pen, dat er nu als gevolg van de bestudee ring in de kerkeraden, conclusies ter syno de zullen zijn, b.v. in den vorm van voor stellen van één of meer particuliere syno den. Er komt op het gebied van de evan gelisatie misverstand, een langs elkaar heenpraten. Daarom zou het o.i. goed zijn, als de synode enkele uitspraken van algemeenen aard aannam of verwierp. Ook de kwestie van het vrouwenstem recht zal op de aanstaande synode behan deld worden. Een eigenaardige beweging. In het „Ned. Zcnd.bl." lezen we: Zendeling J. W. Wesseldijk deelt in een zijner brieven mee, dat zich kort geleden in Watoetaoe (West-Posso) en eigenaardi ge beweging heeft voorgedaan. Er was n.l. een priesteres, die telkens bezeten werd door. een geest, Poea ge naamd. Deze geest beval den menschen Christen to worden. De priesteres en haar man met nog een zestal volgelingen kwa men ook ter catechisatie. Intussclien had Poea aller belangstelling en werden er 's nachts in de tuinhutten sa menkomsten gehouden, waar dan de pries teres dezen grooten geest liet optreden. Do kundigheden van Poea wekten alom groote verbazing. Christenen vooral, voelden er zich door aangetrokken, vermoedelijk ook, omdat er over hot Christendom en God go- sproken werd. Bovendien was het bewondo- ringwekkend, dat Poea allerlei onbekende geneesmiddelen wist voor verschillende tot nog toe ongeneeslijke ziekten. Ook kon Poea van zes gulden er twaalf tooveren en liet hij den menschen bloed zien, dat plot seling in een pisangblad veranderde. Het was in één woord verbazingwekkend wat men zag en hoorde. Daarbij komt dan nog, dat Poea zich aandiende als een der hoog ste geesten. God was de hoogste, maar daarop volgde Poea. Allerhande gelijkenissen wist Poea te vertellen, zoo bijv. dc gelijkenis van don zaaier cn van de twee schuldenaars. Zoo ook de gelijkenis van den riiken man en Lazarus. Toen het bleek, dat men hier met gccs- tendienst te doen had, heeft Br. Wesseldijk trachten te verhinderen, dat een vermen ging van een eigenaardig soort heidendom met Christendom zou plaats hebben en heeft hij zijn Christenen willen duidelijk maken, dat zulke dingen ontoelaatbaar zijn Op de catechisatie werd gezegd, dat Poea dezen zeven of acht menschen wel bevolen had Christen te worden, maar "dat God verbood ook maar een enkel bevel van een geest te gehoorzamen. Men moest één van beiden, of heengaan, of Poea vaarwe zeggen en liem niet meer laten optreden. De laatste eisch was te zwaar, want den volgenden dag mqest er een feest in Lamba plaats hebben, waar Poea weer het middel punt zou zijn. Dientengevolge gingen allen heen. Nog werd er op gewezen, dat het Christendom nu eenmaal geen zegen kan brengen, zoo niet alle heidenschc gebruiken worden afgelegd. Deze daad schijnt aan do beweging wel eenigszins afbreuk te hebben gedaan, hoe wel het nog eenige weken als een attract© werd beschouwd als Poea in een der dorpen optrad. Het schijnt nu weer bedaard te zijn en het nieuwe is er blijkbaar af. Men hoort er althans weinig mcor van. Het is in Watootaoo voor alles nog het heidendom, dat macht, oefent over do be volking; ook over do Christenen. Alleen het telkens afzonderlijk spreken met de Christenen over het hcerlijko leven, da: men deelachtig wordt als men Christus «■elgt, weerhoudt sommigen van het volgen van de oude adat. De moeilijke kunst van samen te leven. In het Januari-nummer van „Onze Gids" schrijft Mevrouw Van Hoogstraten-Schoch over de kunst van samen te leven. Zij noemt dat een van de mooiste en meest ingewikkelde dingen in de wereld. ,,'t Zal wel waar zijn, zegt de Amster dammer. Wie durft zich er op te beroe men deze kunst machtig te zijn. Hoe ouder men wordt, boe meer men zich in dit op zicht „onbekwaam tot eenig vindt. Als jong meisje zoekt men tL .-cl uld van wrijvingen en botsingen vaak bij anderen. Men heeft de menschen, met wie men moet samenleven, niet mogen kiezen later, als men een verwante ziel, een gelijkge stemde geest tot levensgenoot heeft ge vonden, dan zal alles op rolletjes gaan. Maar dan beginnen eigenlijk pa3 de werkelijke moeielijkheden. „Liefde is zoo'n teere plant", zegt de Engelsche schrijver Horton, die Mevrouw Van Hoogstraten citeert, „dat groote zorg vereischt wórdt om ze op te kweeken en te laten gedijen. Zelfs menschen, die eens elkaar even harts tochtelijk lief hadden als Romeo cn Juliet kunnen samen blijven leven en zich na verloop van tijd gescheiden weten." Niemand vleie zich daarom met een uit zien naar een tijd, waarin men meent in ongestoorde harmonie te zullen leven met een eigen gekozen levensgezel. Het is beter om de kunst eener liefdevolle samenleving te beoefenen met de menschen bij wie men verplicht is te wonen. Een van de eerste regels, die volgens Mevrouw van Hoogstraten gesteld moeten worden voor een goed gezegend familiele ven is: „er heersche een beleefde toon in huis!" Wij worden in dezen eisch gesteund door de Apostelen, zegt zij. Er zijn vele menschen, die de beleefdheid thuis afleggen en toch is ij meer dan eon uiterlijke vorm. Niet alleen de kinderen moeten de ouders beleefd behandelen dat spreekt wel vanzelf maar ook de ouders de kinderen, do man de vrouw en omgekeerd. Ook broers en zusters meenen vaak, dat zij tegenover elkaar niet vrien delijk, niet tegemoetkomend, niet beleefd behoeven te zijn. Zij bewaren deze deug den liever voor den omgang met vrcem- deu. Toch is er veel gelegen aan een goeden toon in liuis en de ouders moeten hierbij voorgaan. Geven zij zelf een goed voor beeld dan zullen de kinderen vanzelf aar diger en vriendelijker voor elkaar zijn. Is men genoodzaakt nnt vreemden om te gaan, dan is hot allereerst noodig, dat men iets begrijpt en verstaat van het ka rakter zijner liuisgenooten en zich daarbij leert aanpassen. Met ieder mensch moet men op verschillende wijze omgaan. Bij de een heeft men deze eigenaardigheid te ontzien, bij den ander die. Zelf hebben wo zoovel fouten en gebreken, waarmee, ande ren geduld moeten hebben, dat het ons niet zoo moeilük moest vallen de karak- maal niet war. John zou doen. De post wagen hield stil; Mr. Charles gaf onö de hand en steeg in, terwijl hij voor zich on Yates met een handvol gebedelde stui verstukken betaalde, wat enkele minuten oponthoud veroorzaakte om ze te tellen cn tot allerlei grappige opmerkingen aan leiding gaf. Ondertusschen legde John z'n handen op mijn sdhouder© en zag mij vlak in 't gezicht; hij had een kleur en was opge wonden. „Phineas, ben je moe?" „Heelemaal niet." „Vool jo jo sterk genoeg om naar Coltham te gaan? Zou 't je geen kwaad doen? Zou je graag willen gaan?" Op al deze vragen antwoordde ik beves tigend. ,,'t Is maar voor één keer, cn jo vader zou ons 't pleizier niet misgunnen en hij 'heeft, 't ook to druk om voor midder nacht uit de looierij terug te zijn. We zul len dan ook spoedig na hem thuis ziin als ik jo al dio tien mijlen op m'n rug draag. O, komaan, stap in. we zullen gaan." „Bravo!" riep Mr. Charles, en, leundo voorover om mij in den postwagen te helpen. John volgde en do crisis was over. Maar 't. viel mij op, dat hij mijlen ver achlereen haast geen woord sprak. icrtrekkea, die ons ia een ander on*;sfcge- nar.m zijn, te verdragen. En toch ergeren wc om zoo gauw ea kunnen we vaak zoo wo vaak zoo weinig aan elkaar hebben. Er ontbreekt nog zoo veel aan onze kunst van samenleven. Het slot van Mevrouw van Hoogstra- ten's artikel nemen we hier over, omdat het, naar wij meenen, den juistcn weg wijst, om in het dageliilrsche leven tot ccn betere verhouding te komen met dc men sehen, die God ons tot huisgenootcn gaf. „Ik geloof, dat er maar weinigen van ons zullen zijn, die aan den ingang van het nieuwe jaar, als we donken aan ons leven, met anderen in onze naaste omgo- ving, niet de handen voor do oogen zullen slaan. Als we heel stil zitten, en afwachten, zijn er allerlei dingen, dio om ons héén komen te staan en ons verwijtend aankijken. Dat was niet goed, en dit was niet vriendelijk, en iets anders kon heel niet door den beugel. Ik geloof, als ik er goed over nadenk, dat boven ons artikel had moeten staan: „Wie met anderen goed wil leven, moet iets kennen van het leven van God." Wie eiken dag met stil gebed begint, leert aan de voeten van den Hed"n 1 rok het geheim om in het d" een christen te zijn, en d-'r. heen een sfeer van v- gemoetkoming, die p" leven het hart ve^1" "it In Wijziging der sociale nr. wet«evirfi. De „Rotterdammer" noemt hetgeen den laatsten tijd verluidt over de plannen van Minister Aalberse tot uniformeering der verzekeringswetgeving, bedenkelijk. „Wanneer juist is aldus genoemd or gaan dat de door inr. Groeneveld ont wikkelde plannen niet ernstig verschillen van do ministericele inzichten, dan zou conflict met de anti-revolutionairen niet achterwege kunnen blijven. Immers, niet ten onrechte is nog pas door een schrijver in „Do Economische Statistische Berichten" opgemerkt, dat in die plannen het karakter van verzekering geheel teloor gaat cn staatszorg over de heele linie wordt ingevoerd. Het is goed nu reeds te waarscfiuwen, dat hier een gevaarlijke weg wordt betre den. Aan de uitholling der sociale verze kering doen dc anti-revolutie" i o-.-> t: et mee." Uit dc texlicl-indnstrie. Binnenkort zullen de besprekingen ius- echen de R.-K. Werkgevereverccir'ging en de besturen der textielorbeidersorgani-* eaties hervat worden. Door de R -K. Werkgeversvereniging werd besmeten een uniforme loonregeling in te voeren. De voornaamste bepalingen waren: 1. de minimumloonon volgens het cel- lecticf contract 1919 worden meJ 5 pet. verminderd: 2. de uifbeto >d® der Christcii e feest dagen geschiedt alleen aan gehuwden en kostwinners en wordt berekend naar de minimumloonen; 3. het persoonlijk minimum wordt ver vangen door een groepsminimum. Toen bij de firma Peters to Deventer 2 Jan. dientengevolge een etaking uitbrak, werd door de arboidorsbes'uren met den Raad voor staking en uitsluiting uit de R.-K. Werkgeversvereniging geconfe reerd. Als gevolg daarvan is van werkge verszijde voorgeste'd: 1. Het verschilpunt omtrent de uitbe a- ling der Christehjke feestdagen dor arbi trage te laten beslissen. Deze arbitrage commissie, welke zal bestaan uit één vei> tegenwoordiger dor werkecvors, écn der werknemers en een onpartijdig voorzit'er, zal dan hebben te l>eslissen hno de uitbe taling der Christcli'ke feestdagen zal wor den geregeld gedurende het tiidvnk 25 Dcc. 1922—31 Dec. f923; 2. de onderhandelingen met de besturen der arbeidersorganisaties te hervatten over een nieuwe loonoverecnkomst. Tijdens deze cnderhando'ingon. d o niot- langer dan 4 weken mogen duren, zullen geen veranderingen in do thans geldende loonsvoorwaarden mogen worden aange bracht. Uit het (bakkersbedrijf. De minister van arbeid, hnniel en nij verheid heeft vertegenwoordigers van de papiernijverheid cd bet drukVcrsbedriif u'.t.genoodigd tot een conferentie op as. Maandag, opdat hij zich nader rp <1© hcogt© kan stellen van den toestand, waar in die bedrijven zich thans bevinden, en van de daarin ondorvohdon moeiiijkh den. HOOFDSTUK VI. Wij woonden didht bij Colthnm. toch was ik or maar een© van mijn leven ge weest; maar John Halifax- kende do stad zeer goed. daar hij behalve als kVrk, door mijn vader ook gebruikt werd om in den omtrek schors te koopen. Het deed mij genoegen te zien, toen do wagen stil hield bij een herberg, hoe goed hij deze plaats kende en hoe de kellner hem met respect bediende; lui was blijkbaar geen jonden meer, maar een man. „Je zult zeker graag Mevr. Siddons wil len zien. ever wie ik je zoo vaak gespro ken heb? Ze is niet jong meer, zect Mr. Charles, maar toch nog mooi zij be gon, meer dan twintig jaar geleden, in ditzelfde tlhcator. Yates heeft haar toen gez on. Zou jo vader ze wel eens gezien hebben, Phineas?" „O, neen. mijn vader zou voor do \vo- reld niet in een schouwburg willen ko men." „Wat?" „Nu, John, je behoeft niet zoo bezorgd to wezen; je voet hij deod mo niet op voeden in het genootschap der Vriendorf on daarom zim die bepalingen niet op mij van toepassing." •(Wordt vervolgd). ,,'t Was dus eon poets," zoi John naar hem toegaande, „dat spijt me!" „Mij ook, jonge man,"' antwoordde de ander. „Maar gebrek neem me niet kwa lijk - is onpleizierig; en nood. breekt wet. Wij moeten noodzakelijk vanavond nog Coltham bereiken on als men twintig mijlen geloopen heeft kan men niet zoo gemakkelijk nog tien afleggen en daarna als „Macbeth" voor een bewonderend ge hoor -optreden. „U zijt tooneelspeler?" „Ik ben dat, met uw welnemen." .,U speelde good, vandaag." zei John, „al 't volk hier hield u voor oen metho- distisch-prediker." „Toch roordo ik de •theologie niet aan ?t was enkel alledaagsche moraal." Ik zag. dat 't gezelschap van Mr. Charles een grooto bekoring oefende op John. En 't was geen wonder. Schitterender talent zag ik nooit. Do namiddag ging voorbij, terwijl we zoo met elkander spraken. Mr. Charles had z'n gezicht gewasschen cn zijne van 't loopen geblaarde voeten, en wjj noodigdon hom cn den man, dien hij Yates noemde, uit ons brood en kaas, dab wo over hadden, met ons to deelcn. „Nu", zei hij, opstaande, „nu ben ik weer klaar om te vodbten zelfs met do „Thone van Fife", dio vanavond oeno Johnson is. een vent van meer dan zes voet. Hoe laat is 't mijnheer Halifax." Mijnheer Halifax had ongelukkig geen horloge onder z'n aardschc bezittingen en bekende dat openhartig. Maar hij maak te 't op uit den stand van do zon do- zo nooit falende pendule 't wjxs vier uur. „Dan moeten wo gaan. Kom. jonge hoe ren je zult toch zeker niot zulk een zeld zame gelegenheid willen missen om „Macbeth" te zien, met dio goddelijke Sid dons, om niet van mij zelf te spreken. Zulk een vrouw! Shakespeare zelf zou uit 't Elysium willen leunen om haar to zien. Gaat, ge met ons mee?" John schudde zacht en pijnlijk: „neen", gelijk hij al een paar keer eerder gedaan had, toen de tooncelspeler ons uitnoo- digde met hem naar Colt ham te gaan wo zouden gemakkelijk to middernacht terug kunnen zijn. „Wat denk je ervan Phineas?" zei John, terwijl we op den grooten weg ston den te wachten op den postwagen. „Ik heb geld en wo hebben zoo weinig plei zier, wo kunnen een boodschap sturen naar ie vader. Denk je, dat 't niet goed zou zijn?" Ik kon 't niet zoggen; ik zelf zag er zoo groot kwaad niet in. We stonden en kele minuten te wadhten. Mr. Charles, half boos. hield niet langer aan. Hij sprak meest met mij en toen do wagen do krom ming van den weg afkwam, wist ik hcele-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1923 | | pagina 5