?doe teiaa Zaterdag 23 December Ê922 -litlii En dit zal u hel teok.cn zijn: gij zult Ihet kandeke vinden, in doeken gewon den, en liggende in de kribbe. Lucas 2 12. (Kerstfeest). Het Kerstevangelie legt er allen nadruk cd>, dat de Zaligmaker geobren is. En op dat de Zaligmaker geboren is. En dat geboren kindeke, in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Daar meet ge mee beginnen. Want daartoe beschrijft het Kerstverhaal u do gebeurtenis van den Kerstnacht zoo beel dend, opdat ge het u zoudt vooretellen, en in uw verbeelding dat kindeko daar zoudt zien liggen. Hot is hiermee zoo heel anders dan •mot de opstanding. Let er ook maar eens op, hoe de weinige uitbeeldingen, die de leunst van de opstanding trachtte te ge ven, maar zelden bevredigen. Daarente gen .heeft het Kerstverhaal door alle eeuwen heen het kun®!,genie geïnspireerd om het beste te geven, wat gegeven kon worden. Want waarlijk, het gaat op het Kerst feest allereerst om liet zien van dat ge boren kindeke. Daarvoor hebt go niet eens noodig een schilderij of teekening van anderen. Want als ge het verhaal in uw Bijbel maar aan dachtig leest, dan stelt ge het u vanzelf al voor; dan is het u alsof ge er zelf bij waart, en met do herders van Bethle hem binnenkwaamt en daar voor uw ©ogen zaagt dat kindeke in doeken ge wonden en liggende in de kribbe. Zelfs moet gezegd worden, dat zoo ge daarmede niet begint, ge tot de blijd schap van het Kerstevangelie niet door dringt. Geen leerstellige uiteenzetting, en stemming-makende prediking, en geen hoogdravende woorden of zangen kun nen goedmaken wat ge verspeelt, als go niet begint met te denken aan dat gebo ren kindeke, zooals het daar in de kribbe lag. Zelfs waarschuwt u Gods Woord voor de verleiding, waaraan ge anders bloot staat: „alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het v 1 e e s ch gekomen ie, die is uit God niet, maar dit is do •geest van den antichrist." Toch zou dat pasgeboren kindeke, in doeken gewonden en liggende in de kribbe zonder meer u nog geen Kerstfeest berei den. immers geen blijdschap geven. Zie dat maar weer aan die groote menigte, die met alle geloof in den Christus gebroken heeft, on toch op haar manier Kerstfeest viert bij een boom met brandende kaarsjes en geschenken; want niet met het Kerstfeest 'heeft uit te staan. Uitheemsche gewoonte, die God betere het tot zelfs naar de holen der dronkenschap haar weg heeft gevonden, en waarbij dan naar later vinding het heilig kind vervangen is door een wan- etaltigen dwerg mot grijnzende tronie. Krenkende heiligschennis, het Evangelie Gods aangedaan! Maar waarbij het ii te gelijk door de ziel snijdt, dat zoovelen een Kerstfeest hebben, dat is ©en Chris- tusfeest, zonder C h t i s t u s. Want dat is toch de blijde boodschap, dat de Zaligmaker geboren is. Zoo voor het uiterlijke was dat niet aan dat kindeke te zien. Het wais ons in alles gelijk. Uitgenomen de zonde, zeker; maar zelfs dat leunt ge dit kindeke niet aanzien. Evenmin als ge het uw eigen pasgeboren kind lcondt aanzien, dat het in zonden ontvangen en geboren was. En zeker zouden die herders dat kind in de kribbe ook niet als den geboren Zaligmaker hebben erkend, als niet de engel hun cezegd had: „dat u heden ge boren is een Zaligmaker, welke is Chris tus, de Heere, in de stad David®. En dit zal u het teeken zijn: gij zult het kindeke vinden, in doeken gewonden, en liggende in de kribbe". Alleen door die boodschap vain Gods wege hebben zij het geweten, en geloofd. Aleen bij het licht van het Woord Gods, waardoor de Heilige Geest in uw hart en in do harten uwer kinderen het geloof werkt", alleen door dit geloof ziet ook gij in dat kindeke den geboren Za ligmaker.- En in dien zin geldt het dan voor u evenals voor die honderd: gij zult hot kin deke vinden, vinden den geboren Zalig maker. Dat is het ziels verrukkelijke van het Kers!evangelie, dat dit kindeko van de kribbe is do. geboren Zaligmaker t© mid den van een in zonde en ellende verloren menschelijk geslacht. Dat is het wat de harten vervult met blijdschap, en de tongen losmaakt, en de lofzangen doet geboren worden. Lofzangen van do engelen uit den hemel in Efrata's vélden. Lofzangen ook van Gods heiligen op aaTde. Lofzangen van zondaren, die in hem hun Redder vonden. Dat is het. wat telken Jaro weer Chris tus' kerk in den geest bij die kribbe doet nederlmielen, om hem to aanbidden. Slechts een vraag kan zich hier aan u opdringen. En wel deze Als hü dan onze Zaligmaker is, waarom kwam hij dan toch zoo in deze wereld, als een klein kindeke? En indien hij dan al® zulk een klein kindeke in de wereld moest komen, waarom dan ifioch in zoo diepe ver neder in g Kon dat nu niet wat anders? O, wij zaaiden geneigd zijn, als hij ons te voren had gezegd, dat hij zoo zou geboren worden, om evenals Petrus te zeggen: Heere, wees u genadig, dat zal u geenszin® geschieden! Neen, Heere, zoo tniet! En toch, opdat hij u ten zaligmaker zou ziin moest hij zoo komen, en niet anders! Want iom uw Zaligmaker te zijn, moest hij in uw rampzalig h ©id in gaan. Wie den drenkeling zal redden uit de branding, dio moet hem naspringen; die moet hom opzoeken daar waar hij is, totdat hij mot hem in eenzelfde doods gevaar verkeert. Ja, die moet hem aan grijpen, en omvatten met zijn armen, zoodat hij met dien drenkeling als één klomp ellende on jammer wordt. En al® gij nu in dien^ drenkeling uw beeld ziet, dan verstaat, gij het ook, waar om uw Zaligmaker aldus ziin heerlijkheid moest verlaten om in zoo diepe vernede ring op deze aardo geboren te worden-^ En bij het zien on dat kindeke, in doeken gewonden, en liggende in de krib be. welt. in uw oog een traan; maar niet van medelijden over zoo diepe ar moede en ellende van dat kindeke; en ook' niet een traan van ergernis over sociale misstanden, dio zulk een tafereel mogeliilc maken. Maar een traan van schaamte over uw eigen zonde en schuld, waaruit God® Zoon u alleen door zulk een diene vernedering kan verlossen. Dan vindt «odi, ook git het kindeke van Betlhehem als uw geboren Zaligma- Ên door do tranen van droefheid over uw zonden, breekt dan de glim1 ach der blijdschap over Gods ontfermingen. KERSTLIEDJE. Kind, komt Gij ditmaal in ons hart Om alle duisternis en smart j En alle zonde en plagen Op eenmaal te veriagen? Ach, Heer, wij zijn zoo boos gezind. Wij hebben 't kwaad alleen bemind. En Uwe ster wil schijnen Alleenlijk voor de reinen. Bedek onze oogen voor een wijl En dan doorlicht ze met Uw heil, En 'fc hart, dat uw geboden Belacht, ai, wil het dooden. Wie weet, zijn nare donkerheid Wordt glanzend licht, als gij er. schreit. Want Gij komt zonder vreezen, Daar, waar geen menseh wil wezen. O, Kind, dat^glimlacht zacht en teer, "Wij zien Uw ster, wij zien U weer. Jezus, wil ons hooren: Wordt nu in ons geboren. Willem de Mérode. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen. Te Delft: P. Kuijlman te Houten. Bedankt. Voor Oppenliuizen: P. de Bruijn te Aalsmeer. GEREF. KERKEN. Tweetal. Te Maassluis (B.): R. Ham ming te Doom en W. M. Ie Cointre te Wou- brugge. Beroepen. Te Bleiswijk en Ouderkerk a. d. IJssel: W. Moene, cand. te Leiden. CHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te Nieuwe Pekela (2de maal): P. de Smit te Oud-Beijerland. Geref. Bond en Conf. Vereeniging. Men vraagt ons wel eens zegt de W a a r- heidsvriend: Wat is het onderscheid tusschen den Gereformeerden Bond en de Confessioneele Vereeniging. En dan heb ben we 'reeds herhaalde malen daar iets Laat er ons nu weer iets van zeggen. De Confessioneelen maken den indruk, dat, als we maar geduld hebben, straks heel het volk in de Ned. Hervormde kerk zal vergaderd zijn en er in het midden van de Nederlandsc-he natie maar één kerk zal wezen en wel de Ned, Hervormde Kerk. Heel het volk voor de Kerk behouden. Heel de Ned. Hervormde Kerk gered. Wij hebben iets ander3 voor oogen. Wijf verlangen er naar, dat we een Ge reformeerde Kerk in dezen lande zullen krijgen, die zich van hare belijdenis be wust, die belijdenis zal voorstaan en bewa ren. Gaat de Kerk dat doen, dan houdt zij op Volkskerk te zijn, in dien zin, dat heel het volk in haar midden zal gehouden wor den. Want als we een Kerk krijgen, die zich haar Gereformeerde belijdenis bewust ook naar de belijdenis zal spreken en han delen, zullen velen zich van die Kerk af- keeren. Men zal weigeren in die Kerk te laten doopen, in die Kerk belijdenis af te leggen, enz., enz. Als de Kerk, de Hervormde (Geref.) Kerk echt een Gereformeerde Kerk wordt, is het met „een huis voor allemaal" gedaan. Natuurlijk. Maar als we een bewuste Kerk krijgen, een echte Gereformeerde Kerk, dan zal haar invloed op het volk beginnen sterker te worden. Dan i s ze wat. Dan is ze K e r k. En dan mogen we verwachten, dat zij, haar roe ping getrouw, daar staan zkl als een pilaar en vastigheid der Waarheid en een ge trouwe getuige van Jezus Christus. Daar dachten we weer aan, toen we in „Noord-Holl. Kerkblad" lazen, dat een Duitseh professor, schrijvend over de nieu we toestanden op kerkelijk terrein bij onze Oostelijk naburen, zich aldus heeft uitge drukt: „We zullen waarschijnlijk in de toe komst, wat het getal betreft, veel kleine re Kerken zijn dan vroeger. Maar nu pas, beginnen we weer Volkskerk te worden, dat wil zeggen: een Kerk te zijn, die in het volk, in het bewustzijn van de leden van liet volk wortelt. Nu pas het is als een wonderspreuk, dat dit juist in hetzelf de öogenblik voorvalt, waarin we ophouden de Kerk te zijn, die het volksgeheel om vat." Zoo: schrijft prof. G. Èfitlel, lioogleeraar te Greifswald. En als we dan bedenken, dat dit een orthodox Luthersch man is, die altijd geleefd heeft bij de idee „lands- kerk", met den vorst als oppersten bis schop en waartoe ongeveer al de Protes tanten in z'n gebied, behooren, dan is het getuigenis van zoo'n professor toch wel zeer merkwaardig. Een nieuw Evangelisatie-middel. Dr. C. Tazelaar, van Amsterdam, schrijft in de „Zondagsschool" het volgende: Sinds cenige dagen gaat door Amster dam's straten een draaiorgel, 't Is er een van het gewone soort, dat stedelingen wel bekend is: een groote kast, met rijk-geor namenteerd front, een mechanische trom mel, vol klank en goed geïnfcorieerd. Maar het speelt niet de gewone draaiorgel-deu nen, doch Christelijke verzen. Ik heb eenige oogenblikken tusschen de vele toeschouwers gestaan en een deel van het repertoire gehoord: „Ik wensch te zijn als Jezus"; „Heer, ik hoor van rijken zegen"; „Een vaste burcht is onze God"; „Er ruischt langs de wolken"; eon paar bekende gezaDgen. Met ontroering stonden vele menschen te luisteren: Men kon het ze aanzien, dat lang vergeten dagen weer voer hun herin nering opdoken, door deze versjes, die ze misschien in hun kinderjaren op de Zon dagsschool hadden geleerd. En ik zag er ver scheidenen, die met kennelijke blijd schap een geeft deden in de bus, die aan het orgel bevestigd is. Het was iets ganscli ongewoons, in de drukke, rumoerige stra ten de mcnsclien te zien stilstaanom te luisteren naar het, bijzonder goed ge toonzette „Heer, ik hoor van rijken ze gen"scniiüircn neurieden mee, ande ren stonden in stille aar. Jacht. Er was' iets ontroerends in, dat diepe indruk op mij maakte. Toen het orgel zweeg, heb ik den orgel man aangesproken en hem naar het doel van z'n werk gevraagd. Hij zeide, dat hij in dienst stond van een Christelijke Zang- veroeniging, wier adres hij mij noemde. Voorts vertelde hij, dat binnenkort, als de kosten er uit kunnen, blaadjes zullen wor den uitgereikt tijdens het concert, waarop de woorden der gespeelde verzen staan af gedrukt. En vooral verrassend was de me- dedeeling, dat hij nog geen enkele maal hinder ondervonden had van ongewenschte elementen, maar dat de mens ch en steeds groote belangstelling toonen en soms door eenvoudigen belangrijke giften in de bus worden gedaan. Zie, bij dit alles is de vraag in mij opge komen of dit niet een Evangelisatie-mid del is van verdragende kracht. Hoevelen, die in een lang leven steeds verder zijn af gedoold van hetgeen ze als kind op do Zondagsschool hebben gehooi'd en gezon gen, kunnen, zullen er onder die menachen staanen wie weet, worden niet sommi gen ia hun consciëntie gegrepen tot be houd. In de weinige minuten, dio ik bij het or gel stond, heb ik duidelijk gezien, dat bij meerdere menschcn het gehoorde verder doordrong dan tot de ooren alleon. En als zulken dan straks ook de woorden nog kunnen lezen, zal de indruk nog sterker en misschien. blijvend kunnen zijn. Wie zal zeggen of voor sommigen zulk een een voudig straatorgel niet worden kan tot een acolus-harp, die door Gods adem bewogen werd 1 Ik geloof, dat we hier een gansch nieu we Evangelisatie-methode hebben, die ge makkelijk zichzelf bekostigen zal, en die, onder Gods zegen, rijke vruchten dragen kan. De wereld propageert haar liederen met succes langs de straat en ze bereikt er de menschen gemakkelijk mee. Zouden wij dan ook niet op deze manier ons getuigenis brengen aan dc menschen, te meer, daar ze blijkbaar gaarne luisteren willen? Ik meende er goed an te doen, mijn er varing eens te vertellen aan de broeders, die ver weg van de stad, in den Zondags school arbeid staan. Aan hon heb ik ge dacht, toen ik bij het orgel luisterde. Ze zouden er genoten hebben en nieuwen moed hobben gekregen voor hun werk. KERSTFEEST. Ofschoon sommige oude schrijvers heb ben trachten te bewijzen, dat het Kerst feest reeds in de apostolische tijden ge vierd werd, is zulks niet gelukt- De herinnering aan het Kerstfeest gaat in de historie niet verder terug, dan om streeks 300 jaar na Christus geboorte. De eerste Christenen hechten blijkbaar meer gewicht aan Christus' optreden als leeraar, zijn lijden, opstanding en hemel vaart en de uitstorting des Heiligen Gees- fces. dan aan de geboorte des Heeren. Het Kerstfeest is dan cok het laatst van alle in de kerk ingevoerd. Oorspronkelijk vierde men het in Janu ari. Want. de geboortedatum van den Hei land is niet met zekerheid bekend. Er zijn schrijvers, die meenen van 19 of 20 April, andere van 19 of 20 Mei en de meesten van 5 of 7 Januari. Dat 25 December de juiste datum zou zijn, is zeer onwaarschijn lijk. In sommige landen, bijv. in Armenië, viert men nog altijd Jezus' geboortedag op 6 Januari. Voor zoover bekend, werd in 354 na Christus te Rome voor 't eerst het Kerst feest. op 25 December goVÏ©vd. Dat was voor de Ohristeaneid beslissend, waar Rome gesproken had, was 't een uit- zaak. Ook over de naam is verschil geweest. Meet liet Kersmis zijn, of Kerstmis? Bredero en andere oude schrijvers spra ken van Kersmis, hetgeen 't dichtst bij Kerstmis komt. Ook do bekende ter Gouw pleitte voor Kersmie. Vooral, omdat de op eenvolging van de vier medeklinkers rstm onaangenaam zou zijn voor oor en mond. Begin eens, zoo riep hij uit, Vondels „Rey van Kloerissen" niet: „O Kerstnacht!" 't is of men kiezelsteentjes tusschen de tan den krijgt. Toch heeft het nieuwere spraakgebruik de t weer opgevorderd en spreken we al gemeen van Kerstfeest. En de woordenboeken van de Vries en te Winkel en vanDale geven als officieele schrijfwijze Kerstfeest. Ook in allerlei sa menstellingen,. als kerstnacht, kerstbrood, kerstgans, kerstboom, enz. heeft de t bur gerrecht verworven. Aangenomen mag worden, dat de naam j afgeleid is van Christus. Nog wordt kerstenen gebruikt, voor be- kecren tot het Christendom. Een heiden- land kerstenen wil zeggen, het den zegen der ware Christelijke beschaving brengen, y Groot is het aantal dichters en mindere poëten, die zich door het Kerstwonder be geesterd gevoelend, liederen hebben ge- 1 maakt, waarin de geboorte van den Heere wordt bezongen. Vooral in de vorige eeuwen, toen meer dan nu in de volkszang weerspiegelde, wat dat volk interesseerde en ontroerde, was het aantal Kerstzangen legio. Men had kerkelijke-, volks-, kinder- zelfs nachtwacht-Kerstliederen. Van dat laatste schreef ter Gouw o.m. in 1871: ,,'t Is nog geen 25 jaar geleden, dat we ook te Amsterdam dat genot nog konden smaken. Natuurlijk was 't van geen nacht- wachtsmemorie te. vergen zoo'n heel lied gladweg te kunnen opdreunen en daarom stond de vrouw haren man in dat gewich tige dienstwerk terzijde. Ik heb zo vaak met hun tweetjes zien staan, hij in zijn schanslooper gedoken, zij met den schou dermantel over de ooren, onder zoo'n ouder welsche hanglantaarn, die aan een touw midden boven de straat gelieschen doc i den wind heen en weer geslingerd werd Hij zong, maar zij had het lied in de hand, waarvan ze hem regel voor regel voorlas, die hij dan op een aangename wij ze uitgalmde; en menigmaal kon een luis terend oor tusschen de regels hooren: „Zeg het nog ereis, Mie!" Uiteraard waren deze nachtwachis-Kersfc liederen nu juist geen vooibceld van keu rig zijn of correcte maat. Maar 't Kerstfeest heeft ook nog anderen dan volkspoëten geïnspireerd. Joost van den Vondel, een onzer grootste dichters, hief zijn Kerstlied aan met de schcone regels: „Emanuel is nu geboren zoolang e voren - Hij vers En Huygens wijdde onder zijn verzeil „Bijbelstof en Godsdienst" er één aan 't Kr waarin we lezen: is do herbergh vel, al light Gods soon in 't hoy; Mijn ziele magli'er in, en wilt'er bij vernachten." Tollens begint zijn „Lofzang op de ge boorte onzes Heeren Jezus Christus", als volgt „Heft aan, heft aan, rast luider zang! Laat al wat leeft dien hooren; Laat dreunen door hot koorgewelf, Laat klinken tot den Hemel zelv'; Dat Jezus-is geboren." En dit drietal van bekende namen op onzen vaderlandschcn zangberg zou gemak kelijk tot het tienvoud daarvan kunnen worden uitgebreid. KERSTLICHT. Ja, uit 's werelds duistre wolken Is het licht nu opgegaan! 'fc Breekt zich altoos ruimer baan En bestraalt eens alle volken. Licht des hemels! heden groeten U Gods kindren heinde en veer; Juichend komen ze U ontmoeten, Knielen dankbaar voor U neer. Roem, o God! Zij Uw. genade, "Want Uw vricndlijk aangezicht Slaat ons mededoogend gade; Wij ook wandlen in Uw licht. Ja, uit 's werelds duistre wolken, Is het licht nu opgegaan! 't Breekt zich altoos ruimer baan, En bestraalt eens alle volken. Licht uit God! verdrijf het duister, Door de zonde ons aangebracht; Laat de schaduw van den nacht Overgaan in hellen luister! Laat Uw gloed, Uw warmte dalen. Waar de nacht het donkerst is; Schep daar licht en doe het stralen Uit het hart dor duisternis. Uit de ellende worde zegen. Uit verlies de winst bereid; 'fc Leven uit den dood vorkregen, En uit zonde heiligheid. Licht uifc God! verdrijf het duister, Door de zonde ons aangebracht; Laat de schaduw van den nacht Overgaan in hellen luister! FEUILLETON. Van hooger Orde. Naar het Engel® ch. l) „Ga uit den weg, gij luie, lanterfan tende kleine „Vagebond", denk ik, dat de vrouw '(Sally Watkin®, een® mijn voedster) wilde zeggen, maar zij veranderde van gevoelen Mijn vader en ik zagen om, verwonderd over -haar ongewoon spoedig ophouden met echel'denmaar toen de toegesproken knaap zich omkeerde en voor een oogen- blik zijn oogen op on® richtte en opzij ging, hield onze verwondering op. Have loos, vuil en ellendig als bij was, leek toch de jongen alles 'behalve een „vage bond". „Je behoeft niet in den regen te staan m'n jongen. Kom hier, didht tegen de muur, er is plaats genoog voor ons en voor jouw", zei m'n vader, terwijl hij mijn wagentje Én 'de steeg trok, onder 'n afdak, voor den neerkletterenden régen. De knaap stak, met dankbaren blik, de hand uit en schoof mii verder in de 6teeg. Het was een sterke Sand ruw en igebruind door weiken hoewel de jongen nauwe lijks zoo oud was al® ik. Wat zou ilc niet hebben gegeven a'ls ik zoo kloek en groot was geweest als hij! Sally riep uit haar huisdeur: „Wil de jongeheer Phineas niet binnen komen en een poosje bij 't vuur gaan zitten?" Maar 't viel mij steeds moeilijk mij te bewegen of te loopen; en ik wilde ook lie ver nog eens naar den vreemden jongen kijken. Hij had zich nauwelijks bewogen, maar bleef dicht tegen den muur geleund, 't zij uit vermoeidheid, 't zij om voor ons plaat® te laten. Hij lette weinig of niet op ons, maar hield zijn oogen ge richt op 't plaveisel want wij spreken niet zonder trot® van „plaveisel" in de Hoog-straat van onze goede 6tad Norton Bury en keek naar de kletterende re gendroppels, die, bij het neervallen, een kleinen neVel deden opgaan, 't Was een ernstig, bleek gezicht voor een knaap van omstreeks veertien jaar. Laat ik het voor mijn© verbeelding oproepen ik kan dat demakkelijk, zelfs na meer dan vijftig ja ren. Bruine, diep liggende oogen, met sterk' gekleurde wenkbrauwen, een ,neus als de meeste andere Saksische neuzen, met niet® bijzonders; welgevormde, vast opeengesloton lippen; een vierkante, sdherp 'belijnde kin, van een vorm, welke karakter en beslistheid goeffc aan het gansche .gelaat. Gelijk ik zeide, de knaap was lang van persoon cn sterk gebouwd; en ik, ellendige, vereerde zulk een physie- ke kracht. Alle® in hem scheen aan to wijzen, wat ilc niet had; gespierde lede maten, vierkante, breede schouders, ge zonde, hoewel dunne wangen tot zelfs het, in krullende lokken neervallend, bruin, dik haar toe. Zoo stond hij daar, al® do voornaamste figuur in eeno schil derij, welke mij zelfs héden zoo duidelijk voor staat, als de dag van eisteren dc nauwe, vuile eleog, in de Hoogstraat uitkomende, maar, aan den anderen kant op een groen grasveld uitziende; aan bei- do zijden de open huisdeuren, 't gesnap van kinderen, die in de goot. plasten, en een vloot van aardappelschillen lieten drijven. In het front do Hoogstraat, met het huis van den burgemeester van den overkant, groot en met zuilen; en verder, juist waar de regenwolken doorbraken, verhief zich, boven een groep hoornen, do vierkante toren van onze oude kerk Norton Burys roem en trots! Uit de ge scheurde wolken viel plotseling een stroom van licht ©p den toren. De vreem de knaap hief het hoofd op om er near te zien. „De regen zal spoedig ophouden", zei ik, maar ik twijfelde of hij mij verstond- Waar kon hij zoo ernstig aan denken? een arme werkman®iongen. wien weinigen over 't algemeen diep nadenken .zouden toeschrijven. Ilc denk niet, dat mijn va der een tweeden blik of gedachte wijdde aan den lenaap,'dien 'hij, uit een zeker ge voel van rechtvaardigheidin onze schuil plaat® liot declen. Hij wa® werkelijk een uitnemend man, maar hij had genoeg za ken om er z'n godachten mee bezig te hou den, ang9zien hij alleen een zaak bestuur de, welke langen tijd slechts had geren deerd, maar nu weer vooruit ging. Ik zag aan hem. dat hij verlangde naar -z'n looierij te gaan, welke didht bij wa®. Hij haalde z'n groot zilveren horloge voor den dag de schrik van ons huis, want 't was een uurwerk, dat iets van zijns meesters karakter scheen te hebben ingezogen; het was meedeogcnloos als de Gerechtigheid of het Noodlot cn miste nooit 'n seconde. „Drie en twintig minuten door deze bui verloren, Pliineas, mijn zoon, hoe krijg ik je behouden thuis, tonzij je met ine naar de looierij wilt gaan." II: schudde 't hoofd. Het was zeer hard voor Abel Fletcher als eenig kind een ziekelijk wezen, al® ik, te bczitt.cn, nu zes tien jaar, maar even hulpeloos en nutte loos voor henï als een zuigeling. „Wel dan moet ik zien, dat ik .iemand krijg om je naar huis te brengen." Want, 'hoewel mijn vader een eoort van wagen voor mij had aangeschaft, waarin ik met '11 beetje inspanning, me zelf kon voort bewegen, opdat ik hem nu en dan zou vergezellen op z'n tochten tusschen ©n-zü woning, de looierij cn het vergaderlokaal van „de Vrienden," 1) vertrouwde hij me nooit, ergens alleen. „Hier Sally, Sally Watkins! wil een van je jongens een stuiver verdienen?" Sally was niet meer te beroepen; maar ik bemerkt, dat do knaap bij 't hooren van deze woorden een kleur kreeg en onwillekeurig oprees. Ik had nog niet eerder bemerkt hoe wild en hongerig hij er uit zag. „Vader!" fluisterde ik. Maar nu vatto de jongen mood en zeide: „Mijnheer ik wil graag wat doen; mag ik een stuiver verdienen?" en terwijl hij z'n oude, voddige pet afzette, zag hij m'n vadör recht in 't gezicht. De goödo man; nam hem onderzoekend op: „Hoo heet ie jongen?" „John Halifax." -< „Waar kom je vandaan?" - „Cornwall." „Heb je ouders in 't leven?" „Neen." „Do Vrienden" nodmt men' in Engeland ;s die' richting van het Protestantisme, wel- ke in 'r. leven is geroepon door George i Fox (1(12-1—16D0); zij heet ook dio dei. Kwakers. (Wordt vervolgd), 'p*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 5