?doe teiaa
Zaterdag 23 December Ê922
-litlii
En dit zal u hel teok.cn zijn: gij zult
Ihet kandeke vinden, in doeken gewon
den, en liggende in de kribbe.
Lucas 2 12.
(Kerstfeest).
Het Kerstevangelie legt er allen nadruk
cd>, dat de Zaligmaker geobren is. En
op dat de Zaligmaker geboren is. En
dat geboren kindeke, in doeken
gewonden en liggende in de kribbe.
Daar meet ge mee beginnen. Want
daartoe beschrijft het Kerstverhaal u do
gebeurtenis van den Kerstnacht zoo beel
dend, opdat ge het u zoudt vooretellen,
en in uw verbeelding dat kindeko daar
zoudt zien liggen.
Hot is hiermee zoo heel anders dan
•mot de opstanding. Let er ook maar eens
op, hoe de weinige uitbeeldingen, die de
leunst van de opstanding trachtte te ge
ven, maar zelden bevredigen. Daarente
gen .heeft het Kerstverhaal door alle
eeuwen heen het kun®!,genie geïnspireerd
om het beste te geven, wat gegeven kon
worden.
Want waarlijk, het gaat op het Kerst
feest allereerst om liet zien van dat ge
boren kindeke.
Daarvoor hebt go niet eens noodig een
schilderij of teekening van anderen. Want
als ge het verhaal in uw Bijbel maar aan
dachtig leest, dan stelt ge het u vanzelf
al voor; dan is het u alsof ge er zelf
bij waart, en met do herders van Bethle
hem binnenkwaamt en daar voor uw
©ogen zaagt dat kindeke in doeken ge
wonden en liggende in de kribbe.
Zelfs moet gezegd worden, dat zoo ge
daarmede niet begint, ge tot de blijd
schap van het Kerstevangelie niet door
dringt. Geen leerstellige uiteenzetting, en
stemming-makende prediking, en geen
hoogdravende woorden of zangen kun
nen goedmaken wat ge verspeelt, als go
niet begint met te denken aan dat gebo
ren kindeke, zooals het daar in de kribbe
lag.
Zelfs waarschuwt u Gods Woord voor
de verleiding, waaraan ge anders bloot
staat: „alle geest, die niet belijdt, dat
Jezus Christus in het v 1 e e s ch gekomen
ie, die is uit God niet, maar dit is do
•geest van den antichrist."
Toch zou dat pasgeboren kindeke, in
doeken gewonden en liggende in de kribbe
zonder meer u nog geen Kerstfeest berei
den. immers geen blijdschap geven.
Zie dat maar weer aan die groote
menigte, die met alle geloof in den
Christus gebroken heeft, on toch op haar
manier Kerstfeest viert bij een boom met
brandende kaarsjes en geschenken;
want niet met het Kerstfeest 'heeft uit te
staan. Uitheemsche gewoonte, die God
betere het tot zelfs naar de holen der
dronkenschap haar weg heeft gevonden,
en waarbij dan naar later vinding het
heilig kind vervangen is door een wan-
etaltigen dwerg mot grijnzende tronie.
Krenkende heiligschennis, het Evangelie
Gods aangedaan! Maar waarbij het ii te
gelijk door de ziel snijdt, dat zoovelen
een Kerstfeest hebben, dat is ©en Chris-
tusfeest, zonder C h t i s t u s.
Want dat is toch de blijde boodschap,
dat de Zaligmaker geboren is.
Zoo voor het uiterlijke was dat niet
aan dat kindeke te zien. Het wais ons in
alles gelijk. Uitgenomen de zonde, zeker;
maar zelfs dat leunt ge dit kindeke niet
aanzien. Evenmin als ge het uw eigen
pasgeboren kind lcondt aanzien, dat het
in zonden ontvangen en geboren was.
En zeker zouden die herders dat kind
in de kribbe ook niet als den geboren
Zaligmaker hebben erkend, als niet de
engel hun cezegd had: „dat u heden ge
boren is een Zaligmaker, welke is Chris
tus, de Heere, in de stad David®. En dit
zal u het teeken zijn: gij zult het kindeke
vinden, in doeken gewonden, en liggende
in de kribbe".
Alleen door die boodschap vain Gods
wege hebben zij het geweten, en geloofd.
Aleen bij het licht van het Woord
Gods, waardoor de Heilige Geest in uw
hart en in do harten uwer kinderen het
geloof werkt", alleen door dit geloof ziet
ook gij in dat kindeke den geboren Za
ligmaker.-
En in dien zin geldt het dan voor u
evenals voor die honderd: gij zult hot kin
deke vinden, vinden den geboren Zalig
maker.
Dat is het ziels verrukkelijke van het
Kers!evangelie, dat dit kindeko van de
kribbe is do. geboren Zaligmaker t© mid
den van een in zonde en ellende verloren
menschelijk geslacht.
Dat is het wat de harten vervult met
blijdschap, en de tongen losmaakt, en de
lofzangen doet geboren worden. Lofzangen
van do engelen uit den hemel in Efrata's
vélden. Lofzangen ook van Gods heiligen
op aaTde. Lofzangen van zondaren, die in
hem hun Redder vonden.
Dat is het. wat telken Jaro weer Chris
tus' kerk in den geest bij die kribbe doet
nederlmielen, om hem to aanbidden.
Slechts een vraag kan zich hier aan u
opdringen. En wel deze
Als hü dan onze Zaligmaker is,
waarom kwam hij dan toch zoo in deze
wereld, als een klein kindeke? En
indien hij dan al® zulk een klein kindeke
in de wereld moest komen, waarom dan
ifioch in zoo diepe ver neder in g
Kon dat nu niet wat anders?
O, wij zaaiden geneigd zijn, als hij
ons te voren had gezegd, dat hij zoo zou
geboren worden, om evenals Petrus te
zeggen: Heere, wees u genadig, dat zal u
geenszin® geschieden! Neen, Heere, zoo
tniet!
En toch, opdat hij u ten zaligmaker
zou ziin moest hij zoo komen, en niet
anders!
Want iom uw Zaligmaker te zijn,
moest hij in uw rampzalig h ©id in
gaan. Wie den drenkeling zal redden uit
de branding, dio moet hem naspringen;
die moet hom opzoeken daar waar hij is,
totdat hij mot hem in eenzelfde doods
gevaar verkeert. Ja, die moet hem aan
grijpen, en omvatten met zijn armen,
zoodat hij met dien drenkeling als één
klomp ellende on jammer wordt.
En al® gij nu in dien^ drenkeling uw
beeld ziet, dan verstaat, gij het ook, waar
om uw Zaligmaker aldus ziin heerlijkheid
moest verlaten om in zoo diepe vernede
ring op deze aardo geboren te worden-^
En bij het zien on dat kindeke, in
doeken gewonden, en liggende in de krib
be. welt. in uw oog een traan; maar
niet van medelijden over zoo diepe ar
moede en ellende van dat kindeke; en
ook' niet een traan van ergernis over
sociale misstanden, dio zulk een tafereel
mogeliilc maken. Maar een traan van
schaamte over uw eigen zonde en schuld,
waaruit God® Zoon u alleen door zulk een
diene vernedering kan verlossen.
Dan vindt «odi, ook git het kindeke
van Betlhehem als uw geboren Zaligma-
Ên door do tranen van droefheid over
uw zonden, breekt dan de glim1 ach der
blijdschap over Gods ontfermingen.
KERSTLIEDJE.
Kind, komt Gij ditmaal in ons hart
Om alle duisternis en smart j
En alle zonde en plagen
Op eenmaal te veriagen?
Ach, Heer, wij zijn zoo boos gezind.
Wij hebben 't kwaad alleen bemind.
En Uwe ster wil schijnen
Alleenlijk voor de reinen.
Bedek onze oogen voor een wijl
En dan doorlicht ze met Uw heil,
En 'fc hart, dat uw geboden
Belacht, ai, wil het dooden.
Wie weet, zijn nare donkerheid
Wordt glanzend licht, als gij er. schreit.
Want Gij komt zonder vreezen,
Daar, waar geen menseh wil wezen.
O, Kind, dat^glimlacht zacht en teer,
"Wij zien Uw ster, wij zien U weer.
Jezus, wil ons hooren:
Wordt nu in ons geboren.
Willem de Mérode.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen. Te Delft: P. Kuijlman te
Houten.
Bedankt. Voor Oppenliuizen: P. de
Bruijn te Aalsmeer.
GEREF. KERKEN.
Tweetal. Te Maassluis (B.): R. Ham
ming te Doom en W. M. Ie Cointre te Wou-
brugge.
Beroepen. Te Bleiswijk en Ouderkerk
a. d. IJssel: W. Moene, cand. te Leiden.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen. Te Nieuwe Pekela (2de
maal): P. de Smit te Oud-Beijerland.
Geref. Bond en Conf. Vereeniging.
Men vraagt ons wel eens zegt de W a a r-
heidsvriend: Wat is het onderscheid
tusschen den Gereformeerden Bond en de
Confessioneele Vereeniging. En dan heb
ben we 'reeds herhaalde malen daar iets
Laat er ons nu weer iets van zeggen.
De Confessioneelen maken den indruk,
dat, als we maar geduld hebben, straks
heel het volk in de Ned. Hervormde kerk
zal vergaderd zijn en er in het midden
van de Nederlandsc-he natie maar één kerk
zal wezen en wel de Ned, Hervormde Kerk.
Heel het volk voor de Kerk behouden.
Heel de Ned. Hervormde Kerk gered.
Wij hebben iets ander3 voor oogen.
Wijf verlangen er naar, dat we een Ge
reformeerde Kerk in dezen lande zullen
krijgen, die zich van hare belijdenis be
wust, die belijdenis zal voorstaan en bewa
ren.
Gaat de Kerk dat doen, dan houdt zij
op Volkskerk te zijn, in dien zin, dat heel
het volk in haar midden zal gehouden wor
den. Want als we een Kerk krijgen, die
zich haar Gereformeerde belijdenis bewust
ook naar de belijdenis zal spreken en han
delen, zullen velen zich van die Kerk af-
keeren. Men zal weigeren in die Kerk te
laten doopen, in die Kerk belijdenis af te
leggen, enz., enz.
Als de Kerk, de Hervormde (Geref.) Kerk
echt een Gereformeerde Kerk wordt, is het
met „een huis voor allemaal" gedaan.
Natuurlijk.
Maar als we een bewuste Kerk krijgen,
een echte Gereformeerde Kerk, dan zal
haar invloed op het volk beginnen sterker
te worden.
Dan i s ze wat. Dan is ze K e r k. En dan
mogen we verwachten, dat zij, haar roe
ping getrouw, daar staan zkl als een pilaar
en vastigheid der Waarheid en een ge
trouwe getuige van Jezus Christus.
Daar dachten we weer aan, toen we in
„Noord-Holl. Kerkblad" lazen, dat een
Duitseh professor, schrijvend over de nieu
we toestanden op kerkelijk terrein bij onze
Oostelijk naburen, zich aldus heeft uitge
drukt: „We zullen waarschijnlijk in de toe
komst, wat het getal betreft, veel kleine
re Kerken zijn dan vroeger. Maar nu pas,
beginnen we weer Volkskerk te worden,
dat wil zeggen: een Kerk te zijn, die in
het volk, in het bewustzijn van de leden
van liet volk wortelt. Nu pas het is als
een wonderspreuk, dat dit juist in hetzelf
de öogenblik voorvalt, waarin we ophouden
de Kerk te zijn, die het volksgeheel om
vat."
Zoo: schrijft prof. G. Èfitlel, lioogleeraar
te Greifswald. En als we dan bedenken,
dat dit een orthodox Luthersch man is,
die altijd geleefd heeft bij de idee „lands-
kerk", met den vorst als oppersten bis
schop en waartoe ongeveer al de Protes
tanten in z'n gebied, behooren, dan is
het getuigenis van zoo'n professor toch wel
zeer merkwaardig.
Een nieuw Evangelisatie-middel.
Dr. C. Tazelaar, van Amsterdam, schrijft
in de „Zondagsschool" het volgende:
Sinds cenige dagen gaat door Amster
dam's straten een draaiorgel, 't Is er een
van het gewone soort, dat stedelingen wel
bekend is: een groote kast, met rijk-geor
namenteerd front, een mechanische trom
mel, vol klank en goed geïnfcorieerd. Maar
het speelt niet de gewone draaiorgel-deu
nen, doch Christelijke verzen.
Ik heb eenige oogenblikken tusschen de
vele toeschouwers gestaan en een deel van
het repertoire gehoord: „Ik wensch te
zijn als Jezus"; „Heer, ik hoor van rijken
zegen"; „Een vaste burcht is onze God";
„Er ruischt langs de wolken"; eon paar
bekende gezaDgen.
Met ontroering stonden vele menschen
te luisteren: Men kon het ze aanzien, dat
lang vergeten dagen weer voer hun herin
nering opdoken, door deze versjes, die ze
misschien in hun kinderjaren op de Zon
dagsschool hadden geleerd. En ik zag er
ver scheidenen, die met kennelijke blijd
schap een geeft deden in de bus, die aan
het orgel bevestigd is. Het was iets ganscli
ongewoons, in de drukke, rumoerige stra
ten de mcnsclien te zien stilstaanom
te luisteren naar het, bijzonder goed ge
toonzette „Heer, ik hoor van rijken ze
gen"scniiüircn neurieden mee, ande
ren stonden in stille aar. Jacht. Er was' iets
ontroerends in, dat diepe indruk op mij
maakte.
Toen het orgel zweeg, heb ik den orgel
man aangesproken en hem naar het doel
van z'n werk gevraagd. Hij zeide, dat hij
in dienst stond van een Christelijke Zang-
veroeniging, wier adres hij mij noemde.
Voorts vertelde hij, dat binnenkort, als de
kosten er uit kunnen, blaadjes zullen wor
den uitgereikt tijdens het concert, waarop
de woorden der gespeelde verzen staan af
gedrukt. En vooral verrassend was de me-
dedeeling, dat hij nog geen enkele maal
hinder ondervonden had van ongewenschte
elementen, maar dat de mens ch en steeds
groote belangstelling toonen en soms door
eenvoudigen belangrijke giften in de bus
worden gedaan.
Zie, bij dit alles is de vraag in mij opge
komen of dit niet een Evangelisatie-mid
del is van verdragende kracht. Hoevelen,
die in een lang leven steeds verder zijn af
gedoold van hetgeen ze als kind op do
Zondagsschool hebben gehooi'd en gezon
gen, kunnen, zullen er onder die menachen
staanen wie weet, worden niet sommi
gen ia hun consciëntie gegrepen tot be
houd.
In de weinige minuten, dio ik bij het or
gel stond, heb ik duidelijk gezien, dat bij
meerdere menschcn het gehoorde verder
doordrong dan tot de ooren alleon. En als
zulken dan straks ook de woorden nog
kunnen lezen, zal de indruk nog sterker
en misschien. blijvend kunnen zijn. Wie
zal zeggen of voor sommigen zulk een een
voudig straatorgel niet worden kan tot een
acolus-harp, die door Gods adem bewogen
werd 1
Ik geloof, dat we hier een gansch nieu
we Evangelisatie-methode hebben, die ge
makkelijk zichzelf bekostigen zal, en die,
onder Gods zegen, rijke vruchten dragen
kan.
De wereld propageert haar liederen met
succes langs de straat en ze bereikt er de
menschen gemakkelijk mee. Zouden wij
dan ook niet op deze manier ons getuigenis
brengen aan dc menschen, te meer, daar ze
blijkbaar gaarne luisteren willen?
Ik meende er goed an te doen, mijn er
varing eens te vertellen aan de broeders,
die ver weg van de stad, in den Zondags
school arbeid staan. Aan hon heb ik ge
dacht, toen ik bij het orgel luisterde. Ze
zouden er genoten hebben en nieuwen
moed hobben gekregen voor hun werk.
KERSTFEEST.
Ofschoon sommige oude schrijvers heb
ben trachten te bewijzen, dat het Kerst
feest reeds in de apostolische tijden ge
vierd werd, is zulks niet gelukt-
De herinnering aan het Kerstfeest gaat
in de historie niet verder terug, dan om
streeks 300 jaar na Christus geboorte.
De eerste Christenen hechten blijkbaar
meer gewicht aan Christus' optreden als
leeraar, zijn lijden, opstanding en hemel
vaart en de uitstorting des Heiligen Gees-
fces. dan aan de geboorte des Heeren.
Het Kerstfeest is dan cok het laatst van
alle in de kerk ingevoerd.
Oorspronkelijk vierde men het in Janu
ari. Want. de geboortedatum van den Hei
land is niet met zekerheid bekend. Er zijn
schrijvers, die meenen van 19 of 20 April,
andere van 19 of 20 Mei en de meesten
van 5 of 7 Januari. Dat 25 December de
juiste datum zou zijn, is zeer onwaarschijn
lijk.
In sommige landen, bijv. in Armenië,
viert men nog altijd Jezus' geboortedag
op 6 Januari.
Voor zoover bekend, werd in 354 na
Christus te Rome voor 't eerst het Kerst
feest. op 25 December goVÏ©vd.
Dat was voor de Ohristeaneid beslissend,
waar Rome gesproken had, was 't een uit-
zaak.
Ook over de naam is verschil geweest.
Meet liet Kersmis zijn, of Kerstmis?
Bredero en andere oude schrijvers spra
ken van Kersmis, hetgeen 't dichtst bij
Kerstmis komt. Ook do bekende ter Gouw
pleitte voor Kersmie. Vooral, omdat de op
eenvolging van de vier medeklinkers rstm
onaangenaam zou zijn voor oor en mond.
Begin eens, zoo riep hij uit, Vondels „Rey
van Kloerissen" niet: „O Kerstnacht!"
't is of men kiezelsteentjes tusschen de tan
den krijgt.
Toch heeft het nieuwere spraakgebruik
de t weer opgevorderd en spreken we al
gemeen van Kerstfeest.
En de woordenboeken van de Vries en te
Winkel en vanDale geven als officieele
schrijfwijze Kerstfeest. Ook in allerlei sa
menstellingen,. als kerstnacht, kerstbrood,
kerstgans, kerstboom, enz. heeft de t bur
gerrecht verworven.
Aangenomen mag worden, dat de naam j
afgeleid is van Christus.
Nog wordt kerstenen gebruikt, voor be-
kecren tot het Christendom. Een heiden-
land kerstenen wil zeggen, het den zegen
der ware Christelijke beschaving brengen, y
Groot is het aantal dichters en mindere
poëten, die zich door het Kerstwonder be
geesterd gevoelend, liederen hebben ge- 1
maakt, waarin de geboorte van den Heere
wordt bezongen.
Vooral in de vorige eeuwen, toen meer
dan nu in de volkszang weerspiegelde, wat
dat volk interesseerde en ontroerde, was
het aantal Kerstzangen legio.
Men had kerkelijke-, volks-, kinder- zelfs
nachtwacht-Kerstliederen.
Van dat laatste schreef ter Gouw o.m. in
1871:
,,'t Is nog geen 25 jaar geleden, dat we
ook te Amsterdam dat genot nog konden
smaken. Natuurlijk was 't van geen nacht-
wachtsmemorie te. vergen zoo'n heel lied
gladweg te kunnen opdreunen en daarom
stond de vrouw haren man in dat gewich
tige dienstwerk terzijde. Ik heb zo vaak
met hun tweetjes zien staan, hij in zijn
schanslooper gedoken, zij met den schou
dermantel over de ooren, onder zoo'n ouder
welsche hanglantaarn, die aan een touw
midden boven de straat gelieschen doc i
den wind heen en weer geslingerd werd
Hij zong, maar zij had het lied in de
hand, waarvan ze hem regel voor regel
voorlas, die hij dan op een aangename wij
ze uitgalmde; en menigmaal kon een luis
terend oor tusschen de regels hooren: „Zeg
het nog ereis, Mie!"
Uiteraard waren deze nachtwachis-Kersfc
liederen nu juist geen vooibceld van keu
rig zijn of correcte maat.
Maar 't Kerstfeest heeft ook nog anderen
dan volkspoëten geïnspireerd.
Joost van den Vondel, een onzer grootste
dichters, hief zijn Kerstlied aan met de
schcone regels:
„Emanuel is nu geboren zoolang
e voren -
Hij vers
En Huygens wijdde onder zijn verzeil
„Bijbelstof en Godsdienst" er één aan 't
Kr waarin we lezen:
is do herbergh vel, al light Gods
soon in 't hoy;
Mijn ziele magli'er in, en wilt'er bij
vernachten."
Tollens begint zijn „Lofzang op de ge
boorte onzes Heeren Jezus Christus", als
volgt
„Heft aan, heft aan, rast luider zang!
Laat al wat leeft dien hooren;
Laat dreunen door hot koorgewelf,
Laat klinken tot den Hemel zelv';
Dat Jezus-is geboren."
En dit drietal van bekende namen op
onzen vaderlandschcn zangberg zou gemak
kelijk tot het tienvoud daarvan kunnen
worden uitgebreid.
KERSTLICHT.
Ja, uit 's werelds duistre wolken
Is het licht nu opgegaan!
'fc Breekt zich altoos ruimer baan
En bestraalt eens alle volken.
Licht des hemels! heden groeten
U Gods kindren heinde en veer;
Juichend komen ze U ontmoeten,
Knielen dankbaar voor U neer.
Roem, o God! Zij Uw. genade,
"Want Uw vricndlijk aangezicht
Slaat ons mededoogend gade;
Wij ook wandlen in Uw licht.
Ja, uit 's werelds duistre wolken,
Is het licht nu opgegaan!
't Breekt zich altoos ruimer baan,
En bestraalt eens alle volken.
Licht uit God! verdrijf het duister,
Door de zonde ons aangebracht;
Laat de schaduw van den nacht
Overgaan in hellen luister!
Laat Uw gloed, Uw warmte dalen.
Waar de nacht het donkerst is;
Schep daar licht en doe het stralen
Uit het hart dor duisternis.
Uit de ellende worde zegen.
Uit verlies de winst bereid;
'fc Leven uit den dood vorkregen,
En uit zonde heiligheid.
Licht uifc God! verdrijf het duister,
Door de zonde ons aangebracht;
Laat de schaduw van den nacht
Overgaan in hellen luister!
FEUILLETON.
Van hooger Orde.
Naar het Engel® ch.
l)
„Ga uit den weg, gij luie, lanterfan
tende kleine
„Vagebond", denk ik, dat de vrouw
'(Sally Watkin®, een® mijn voedster) wilde
zeggen, maar zij veranderde van gevoelen
Mijn vader en ik zagen om, verwonderd
over -haar ongewoon spoedig ophouden
met echel'denmaar toen de toegesproken
knaap zich omkeerde en voor een oogen-
blik zijn oogen op on® richtte en opzij
ging, hield onze verwondering op. Have
loos, vuil en ellendig als bij was, leek
toch de jongen alles 'behalve een „vage
bond".
„Je behoeft niet in den regen te staan
m'n jongen. Kom hier, didht tegen de
muur, er is plaats genoog voor ons en
voor jouw", zei m'n vader, terwijl hij
mijn wagentje Én 'de steeg trok, onder 'n
afdak, voor den neerkletterenden régen. De
knaap stak, met dankbaren blik, de hand
uit en schoof mii verder in de 6teeg. Het
was een sterke Sand ruw en igebruind
door weiken hoewel de jongen nauwe
lijks zoo oud was al® ik. Wat zou ilc niet
hebben gegeven a'ls ik zoo kloek en groot
was geweest als hij!
Sally riep uit haar huisdeur: „Wil de
jongeheer Phineas niet binnen komen en
een poosje bij 't vuur gaan zitten?"
Maar 't viel mij steeds moeilijk mij te
bewegen of te loopen; en ik wilde ook lie
ver nog eens naar den vreemden jongen
kijken. Hij had zich nauwelijks bewogen,
maar bleef dicht tegen den muur geleund,
't zij uit vermoeidheid, 't zij om voor
ons plaat® te laten. Hij lette weinig of
niet op ons, maar hield zijn oogen ge
richt op 't plaveisel want wij spreken
niet zonder trot® van „plaveisel" in de
Hoog-straat van onze goede 6tad Norton
Bury en keek naar de kletterende re
gendroppels, die, bij het neervallen, een
kleinen neVel deden opgaan, 't Was een
ernstig, bleek gezicht voor een knaap van
omstreeks veertien jaar. Laat ik het voor
mijn© verbeelding oproepen ik kan dat
demakkelijk, zelfs na meer dan vijftig ja
ren. Bruine, diep liggende oogen, met
sterk' gekleurde wenkbrauwen, een ,neus
als de meeste andere Saksische neuzen,
met niet® bijzonders; welgevormde, vast
opeengesloton lippen; een vierkante,
sdherp 'belijnde kin, van een vorm, welke
karakter en beslistheid goeffc aan het
gansche .gelaat. Gelijk ik zeide, de knaap
was lang van persoon cn sterk gebouwd;
en ik, ellendige, vereerde zulk een physie-
ke kracht. Alle® in hem scheen aan to
wijzen, wat ilc niet had; gespierde lede
maten, vierkante, breede schouders, ge
zonde, hoewel dunne wangen tot zelfs
het, in krullende lokken neervallend,
bruin, dik haar toe. Zoo stond hij daar,
al® do voornaamste figuur in eeno schil
derij, welke mij zelfs héden zoo duidelijk
voor staat, als de dag van eisteren
dc nauwe, vuile eleog, in de Hoogstraat
uitkomende, maar, aan den anderen kant
op een groen grasveld uitziende; aan bei-
do zijden de open huisdeuren, 't gesnap
van kinderen, die in de goot. plasten, en
een vloot van aardappelschillen lieten
drijven. In het front do Hoogstraat, met
het huis van den burgemeester van den
overkant, groot en met zuilen; en verder,
juist waar de regenwolken doorbraken,
verhief zich, boven een groep hoornen, do
vierkante toren van onze oude kerk
Norton Burys roem en trots! Uit de ge
scheurde wolken viel plotseling een
stroom van licht ©p den toren. De vreem
de knaap hief het hoofd op om er near te
zien.
„De regen zal spoedig ophouden", zei
ik, maar ik twijfelde of hij mij verstond-
Waar kon hij zoo ernstig aan denken?
een arme werkman®iongen. wien weinigen
over 't algemeen diep nadenken .zouden
toeschrijven. Ilc denk niet, dat mijn va
der een tweeden blik of gedachte wijdde
aan den lenaap,'dien 'hij, uit een zeker ge
voel van rechtvaardigheidin onze schuil
plaat® liot declen. Hij wa® werkelijk een
uitnemend man, maar hij had genoeg za
ken om er z'n godachten mee bezig te hou
den, ang9zien hij alleen een zaak bestuur
de, welke langen tijd slechts had geren
deerd, maar nu weer vooruit ging.
Ik zag aan hem. dat hij verlangde naar
-z'n looierij te gaan, welke didht bij wa®.
Hij haalde z'n groot zilveren horloge
voor den dag de schrik van ons huis,
want 't was een uurwerk, dat iets van
zijns meesters karakter scheen te hebben
ingezogen; het was meedeogcnloos als
de Gerechtigheid of het Noodlot cn miste
nooit 'n seconde.
„Drie en twintig minuten door deze
bui verloren, Pliineas, mijn zoon, hoe
krijg ik je behouden thuis, tonzij je met
ine naar de looierij wilt gaan."
II: schudde 't hoofd. Het was zeer hard
voor Abel Fletcher als eenig kind een
ziekelijk wezen, al® ik, te bczitt.cn, nu zes
tien jaar, maar even hulpeloos en nutte
loos voor henï als een zuigeling.
„Wel dan moet ik zien, dat ik .iemand
krijg om je naar huis te brengen." Want,
'hoewel mijn vader een eoort van wagen
voor mij had aangeschaft, waarin ik met
'11 beetje inspanning, me zelf kon voort
bewegen, opdat ik hem nu en dan zou
vergezellen op z'n tochten tusschen ©n-zü
woning, de looierij cn het vergaderlokaal
van „de Vrienden," 1) vertrouwde hij me
nooit, ergens alleen.
„Hier Sally, Sally Watkins! wil een
van je jongens een stuiver verdienen?"
Sally was niet meer te beroepen; maar
ik bemerkt, dat do knaap bij 't hooren
van deze woorden een kleur kreeg en
onwillekeurig oprees. Ik had nog niet
eerder bemerkt hoe wild en hongerig hij
er uit zag.
„Vader!" fluisterde ik. Maar nu vatto
de jongen mood en zeide:
„Mijnheer ik wil graag wat doen; mag
ik een stuiver verdienen?" en terwijl hij
z'n oude, voddige pet afzette, zag hij m'n
vadör recht in 't gezicht. De goödo man;
nam hem onderzoekend op:
„Hoo heet ie jongen?"
„John Halifax." -<
„Waar kom je vandaan?" -
„Cornwall."
„Heb je ouders in 't leven?"
„Neen."
„Do Vrienden" nodmt men' in Engeland ;s
die' richting van het Protestantisme, wel-
ke in 'r. leven is geroepon door George i
Fox (1(12-1—16D0); zij heet ook dio dei.
Kwakers.
(Wordt vervolgd), 'p*