Aan het einde der week. Do toestand is „c r i t i e k", de twe etand is „hopoloo s", 7,00 lnidon de be richten waarop wij eiken dag vergast worden in do afgeloopon week in verband mot do herstelkwestie. De Commissie van Herstel <lio het werk van de Londen6che conferen tie heeft over gnomen heeft te Berlijn een onderzoek ingesteld en geïnformeerd naar de betalingsmogelijkheden. Men zou haast geneigd zijn te zeggen, dat een onderzoek ter plaatse nauwelijks noodig was. Als men ziet hoe de waarde van de mark gedaald is, al maar gedaald, dan schijnt het toch wel klaar als de dag dat Duitschland op dit oogenblik niet beta len k an. Dat is trouwens in Entente-kringen ook wel bekend. Maar Frankrijk wil waar borgen en hoe zal men die geven zon der geheel tot de 6taat van een vazal af te dalen? Volgens de laatste berichten is het tot nu toe niet gelukt overeenstemming te verkrijgen. En het verwondert dan ook niet, dat de Duitsche Rijkskanselier gisteren verklaar de, dat een der bitterste dagen voor het rijk is aangebroken. Duitschland staat aan don rand van den afgrond. Evenals Oostenrijk, waar een al geheel© ineenstorting onvermijdelijk sdhijnt, dank zij het voor dit land nood lottige vredesverdrag. Het Iersche volk werd weer opge schrikt door een nieuwen moordaanslag. Ditmaal was de nieuwe leider, Collips, de opvolger van Griffith het slachtoffer. Collins was de man, die gaarne zijn le ven gaf aan de Iersche zaak, maar voor wien de 6trijd en de opstand toch niet het hoogste doel was, waarom hij dan ook gaarne tot het verkrijgen van een overeenkomst met Engeland meewerkte. En thans is- ook deze held gevallen. Voor wie de wereldhistorie maar niet een aaneenrijging van toevallige gebeur tenissen is, is er in deze dagen aanleiding te over om ernstig na te denken over de vraag wat toch dit alles wil zeggen. De wereld wordt geteisterd. Zal het eind zijn, een terugkeer tot den God des Hemelg of zal het menschdom zich blijven verharden? Do Kabinetscrisis ten onzent is nog steeds niet opgelost. Allerlei tegenstrijdige geruchten wor den vernomen. Vast staat alleen, dab ernstig gezocht wordt naar een degelijke basis van samen werking en met eenige zekerheid kan wel worden aangenomen, dat dit ver van ge makkelijk gaat. Gemeld werd zelfs, dat de Kabinetsfor mateur met een mislukking rekening zou houden, maar tot nu toe werd dit bericht niet bevestigd. Geheel onmogelijk zou het niet zijn. Men moet tot overeenstemming komen omtrent de bezuiniging, omtrent do w ij ze van bezuiniging en omtrent de principieel© vraagstukken. Onze Koningin, die zich in een steeds groeiende liefde van Haar volk mag verheugen, gaat vandaag op rei6 naar Groningen, waar ze -ongetwijfeld met geestdrift zal worden ontvangen. Welk een rijkdom. Terwijl in tal van Staten de vorsten werden verdreven, wordt hier de band nauwer, de liefde inniger. Een ongelooflijk bericht omtrent Het sp oorwegpereoneel,- werd deze week gemeld. Do Christelijke organisaties zouden in de actie tegen loonsverlaging, in alle -op zichten één lijn trekken, met de revolu tionaire vakvereenigingen. We willen hopen, dat ze zullen inzien, dat ze zich op een verkeerden weg bevin den. Maar dan ook, dat Het Spoorwegbe- stuur zal begrijpen, dat niet zonder hoog© noodzaak en zonder overleg tot een ver laging mag worden besloten, Z ONS LICHAAM. 'h 2 I -*• INLEIDING. Op Apollo'6 tempel te Delphi schreef de Griek6che wijsheid: Ken U zeiven. Deze aansporing mogen we zeker overne men, ook wat ons lichaam aangaat, We dienen daar toch iets van te weten. Maar daar is meer. Het lichaam is „een sprake Gods". En hoe meer we ons lichaam leeren kennen, dat is, hoe beter onze ziel naar die goddelijke 6prake luistert, des te meer zullen we worden ge troffen door de opperste wijsheid yam den Grooten Schepper aller dingen, In deze artikelen zullen we dus probee- ren iet» van ons lichaam te leeren, iets over de levensverrichtingen er van. Ik zeg met opzet leven6verrichtingen, om dat we geheel buiten beschouwing laten zullen wat 't leven- zelf is. Dat ie 't ter- rein van de wijsbegeerte. Hoe kunnen we iets van onze levene verrichtingen te weten komen? Heel een*» vondig: door te kijken, te voelen, te rui ken dus: door onze zintuigen te gebrui ken. Maar nu moeten we soms eerst 't een en ander doen, voor we kunnen gaan kij ken. Ik bedoel dit. Als we nu eens willen zien hoe 't hart werkt, dan kunnen we bij een- mensch voelen 't kloppen daarvan, door met de toppen der vingers den lin kerborstkant af te zoeken. Maar Heel veel -leeren we daar niet van. Maar nu gaan we iets doem We nemen een kikker, dompelen die in water waarin zich chloro form bevindt hierdoor verliest het dier a'n pijngevoel en knippen met een schaar z'n borstkas open. En nn kunnen we pas zien, wat wo zoo pas zien wilden. We zien het kikkerhartje kloppen: 't zwelt op en 't wordt rood: 't trekt zich samen en verbleekt. Dat bedoel ik er mee, •Je jk zeg dat we s^ms 't een ©n ander doem moe,ten, voor we kunnen gsm kij ken. >s--" Voor we nu naar die verrichtingen van 't leven zien gaan, mooten we tocli 'eerst iets te weten van den bouw van een lovend wezen. Hoe inoet ik nu zoo'ni menschelijk lichaam opvatten? 't Is een levend huis, uit levende steen tjes opgebouwd. Die levende eteemftjjes noemen we cellen en 't lichaam bestaat uit millioemeu en millioenen van die cellen. En 't wonderlijke er van is: telkens ster ven er van die cellen, maar telkens ko men er weer nieuwe bij. Van de cellen, die zeven j^r geleden, uw lichaam vormden, is er nu geen enkele meer over. 't Is om 't eens zoo te zeggen, een voortdurende opbouw en afbraak in uw lichaam. Zoo'n cel is een Heel klein wezentje, waarvan de afmetingen in duizendste doo ien van millimeters opgegeven worden.Om er eon idee van to krijgen: denk eens dat 't mogelijk was die cellen naast elkander te leggen, dan had ik er, om een c.M.2 me te dekken, één millioen noodig. Tenminste als ik gewone cellen nam. Er zijn er n.l. enkele, 'die veel grooter zijn. We hebben allen wel eens een cel gezien, want de dooier van -een kippenei is toch maar één cel zoo groot, omdat 't zich ontwikkelend kuikentje toch eten moet en ook dat zwarte stipje in een kikkereitje ie slechts één cel. Maar dat zijn dan ook de uitzonderingen; de gewone cellen zijn, zooals ik al zei, maar enkele duizendste deden van millimeters groet. Hoe we dan iets van den bouw van zoo'n cel weten kunnen? Do microscoop helpt ons hierbij en laat ons die cellen zien als klein© geleiachtige bolletjes. Elke cel heeft in zich een wat donkerder ge kleurd lichaampje, de kern. Over 't leven van zoo'n cel kunnen we ook iets te weten komen. We beschou wen zoo'n oei onder den microscoop (we nemen daarvoor geen lichaamscel maar liever eeni eencellig diertje de amoebe). Te gelijk leggen we op 't dekglaasje, met de amoebe, ©en ander ééncellig wezentje, een bacterie. Kijk, dat ziet hij, zouden we zeggen, want langzaam zet de amoebe zich in beweging, glijdt naar de bacterie toe, verandert zich van vorm en neemt zoo de bacterie op, Hij eet. We zien dus enkele eigenschappen van 't leven: ge waarwordingen, beweging,en voeding. De bacterie wordt nu met behulp van de zuurstof (een bestanddeel der lucht) verteerd en we zien onze amoebe groeien. Maar hij kan maar niet steeds door groeien blijven! 't Zou to ver voeren om alle redenen op te geven waarom aan dien groei een einde komt. Laat me vol staan mogen met de meedeeling, dat hij, bij 6teeds toenemenden groei, geen zuur stof genoeg meer zou kunnen opnemen. Wat d'oet onze amoebe nu? Hij scheidt kalm een stuk van zijn lichaam af, splitst zich dus in1 tweeën en we hebben twee amoeben: de amoebe heeft om zoo te zeg gen zich voortgeplant. Bij do levenseigen- echappen der amoeben, die we al opmerk ten, kunnen1 we er nog twee bijvoegen: groei en voortplanting. We zagen dus nu de karakteristieke eigenschappen van 't leven. Die vinden we overal terug, waar we leven vinden. Ook bij de cellen van 't lichaam van den mensch, maar wat ingewikkelder. Hoe dat dan ingewikkelder wordt, kunnen we be grijpen door even op de ontwikkeling der maatschappij te letten, 't Gaat daar om -precies 't zelfde principe. In de steden vinden we bakkers, melkboeren, groenten- boeren enz. Maar in do dorpen en op 't land? Wel de boer bakt z'n eigen brood, kweekt z'n eigen groenten, heeft z'n eigen koeien; weeft in sommige streken z'n eigen linnen. We zien dus 'dat. in de steden meer ar- beidsverdeeting ie dan op 't platteland, waai* men meer alles zelf doet. Dat prin cipe van 'arbeidsverdeeliiig zien we nu in ons lichaam ook. Er zijn cellen, die uit sluitend zorgen voor opname van ludht, weer andere regelen de voedselvoorzie ning, terwijl derden voor de beweging zorgen. Hier dus ook weer: niet elke cel doet' alles, maar iedere cel doet iets .eigens, heeft een van anderen verschil lend, arbeidsterrein. Maar, we moeten even weer op de maatschappij terugkomen. De bakker brengt z'n brood rond, do groentenboer verkoopt z'n artikelen, zoodat allen die in d© iüaatschappij zijn, er van profiteeren. Zoo is 't ook in de cellenmaatschappij eikecel heeft voedsel noodig, en verlangt naar zuurstof. We krijgen dus, net als in de maatschappij, transport. In 't lichaam nu zorgt voor 't transport, 'n vloeistof die •overal komen, en elke cel van 't noo dig© voorzien kan. Die vloeistof is 't bloed. Over dat bloed nu hoop ik de vol gende koer 't een en ander mee te deélen. Uit het Sociale leven. Ontslag bij de Rijkstelegraaf. Met het oog op d!e bezuiniging is aan ruim tweo honderd tijdelijk© ambtenaren en klerken bij den rijkstelegraaf dienst, over het geheelo land, tegen 1 October a.e. ontslag aangezegd, ig Uit de bouwvakken. In de staking van arbeiders in dienst bij de samenwerkende groepen in de bouwbedrijven te Amsterdam ie niet veel verandering gekomen. Hot aantal stakers ie nitgebreid met circa 80 man, die werken aan „Patrimonium'4 bij don Amstelveenscben weg en „De Dageraad'4 bij het Hendrick de Keyserploin. De onderhandelingen over opheffing der sta king zijn afgebroken. Ned. Chr. Bond van Pers. in Puhl. Dienst. Woensdag j.l. vergaderden de besturen van do afdeelingen Rijkspersoneel van den Ned. Chr. Bond van Personeel in Publieken Dienst, onder leiding van het dagelijksch bestuur to Amster dam. Do reeds genomen en nog te verwachten regeo» ringsmaatregelen om salarissen en rechtspositie van het rijkspersoneel te verminderen, was bet onderworp van beepreking. De regeeringsheudino ten opzichte van bestaande commissies* en gege ven adviezen' werd scherp afgekeurd. Ook de Re* göering wil, evenals de particuliere ondernemers, blijkbaar veel verder terug dan strikt noodzak©-* lijk is. i Eet gokeele Overheidspersoneel moet op alles voorbbroid zijn, gelet op wat reeds met een be-; (Langrijke groep semi-overhjeidspersoneol is g'cw bourd. Wanneer do Regeerjng bezuinigen wil, beginne ziq van bovenaf. Zo onderzoteke eerst waar door on-economisch beheer geldverspilling, plaats heeft, en raadplege daarbij ook bet' per-; eon1©©!. Ondanks de uitspraken van allo re- geeringspar tijen in hunne partijprogramma's, de poéitie van het Overheid^ en het sembOver- heidspersoneel betreffende, welke positie onder-j scheiden wordt van die van allen die in parti* culiere bedrijven arbeiden, stolt de Regeering zich op het standpunt van den gewonen particu* lieren werkgever, en wil zich geheel richten naar de particuliere bedrijven. Dat moet door al het georganiseerde porso* neel in Overheids- en semi-Overheidsdien6t met alle kracht worden tegengestaan, overal waar de Overheid direct of indirect als werkgeefster op* treedt. En de Regeering bedenke, dat haar gewone- werkgeefstorsstandpunt voor de organisatie in* houdt om dat te aanvaarden met de onvermij delijke consekwentie van hare gelijkstelling met de vakorganisaties in particuliere bedrijven en het gebruik van de verweermiddelen die dezen ten dienste staan. Het Overheidspersoneel heeft recht op ope* ning van zaken, opdat Het weten en beoordeelen kan waar en op welke wijze kan worden bezui* nigd. - 1.,-^.vi Voorts hadden besprekingen plaats in verband met het veelbesproken te vormen eenheidsfront. SINDS IK HET WEET. Niet lang geleden is dp dichteres Jacqueline van der Waals gestorven. Zij was nog betrekkelijk jong, verwachtte nog veel van het leven en boopte ook nog veel 'te kunnen doen. En toen kwam tot haar ©en bode des doods. Zij gaf zich niet dadelijk gewonnen; ze bleef hopen op genezing en levenskracht. Tot haar de boodschap gebracht werd, dat rij van haar ziekbed niet meer zou opstaan. Het stond vast, haar levenslamp zou worden uitgebluscht. Maar het levenslicht straalde hel* derder dan ooit en met haar doodvonnis in handen kon ze zingen: Sinds ik het weet, schijnt mij de atmosfeer Doorwaserad en doorgeurd van zoele togen, Het is of ieder zintuig en vermogen Nog fijner werd en scherper dan weleer. Sinds ik het weet, treed ik, wien ik ontmoet Den vreemden en den vrienden op mijn wegen Ontroerder en vertrouwelijker tegen En Tc groet ze met een vriendelijken groet. Sinds ik het weet, is God mij meer nabij, En vaak in d' ernst van 't aardsche spel verloren Zoo ernstig en zoo diep als ooit te voren, Gevoel ik plots Gods glimlach over mij. Statistiek van huwelijk en geboorten. In de jaarcijfers voor het Koninkrijk dor No* derlanden zijn verwerkt de gegevens, welke ©ra de 10 jaren verstrekt worden op die kaarten voor de volkstelling. Vooj wat betreft de huwelijken en echtschei* dingen, vinden we de volgende cijfers: In 1895 huwden: 80.598 jonge mannen met jonge dochters; 1148 jonge mannen met weduwen of gesch. vrouwen; 2679 weduwnaars en geschei den mannen met jongedochtere1374 weduw* naars en gescheiden mannen met weduwen of gescheiden vrouwen. In 1920 bedroegen die cijfers respectievelijk 56.429, 1770, 4145 en 2265. Nu moet daarbij natuurlijk in acht worden genomen dat de be volking van 'het Rijk in 1895 bestond uit 4,895.451 zielen en in 1920 uit 6.841.155, dus 1.945, 704 meer. Uit die cijfers blijkt dat in 1920 de lust tot •huwen over de geheele linie vrij wat grooter was dan in 1895, vooral bij de jonge mannen en jonge dochters. Voorts dat weduwnaars en ge scheiden mannen eerder tot een tweede huwelijk komen, dan weduwen en gescheiden vrouwen Jammer, dat tegenover het schoone huwelijks* tableau, dat vorenstaande cijfers geven, een min* der fraai tableau van 't huwelijksleven, zelf staat Eer bet bij een echtpaar komt tot scheiding („waar werd oprechter trouw ter wereld ooit go* vonden, dan tusschen man en vrouw in lief en leed verbonden") eer het tot een scheiding komt, is moestal voel geleden. Geleden door den man, door do vrouw, door de kinderen vooral als die er rijn. En nu is 't bedroevend te moeten coustateercn, dat in 1895 473 echtscheidingen plaats vonden benevens 126 scheidingen van tafel en bed, ter wijl die cijfers voor 1920 waren respectievelijk 1962 en 288! Welk een geweldige vermeerdering! En bet rijn vooral de laatste 10 jaren, die ©en constante stijging vertoonen. Het aantal echtscheidingen bedroeg n.l. in 1911: 890; 1912: 1055; 1913: 1188; 1914: 1122; 1915: 1166; 1916: 1301; 1917: 1354; 1918: 1404; 1919: 1527; 1920: 1962. Op den duur zullen wij nu ook wel, als gevolg van de bekende wetswijziging, een statistiek krij gen van gescheiden mannen en gesch°j den vrou* wen, die met elkaar 'n tweede huwelijk rijn aan* gegaan, in hot aangename gevoel, een met on* heretelbare fout te hebben goedgemaakt aan elkander. Of dat er echter velen zullen rijn? Op do huwelijken volgen logisch de geboorten. In 1895 werden geboren: Wettig: 78.715 manne lijke on 74.636 vrouwelijke kinderen. Onecht: 2416 mannelijke en 2363 vrouwelijke kinjloreu. Levenloos wettig: 4013 mannelijke en 3174 vrou* welijko kinderen. Levenloos onecht: 230 manne lijke en 189 vrouwelijk© kinderen. In 1920 werden geboren: Wettig: 97.346 man- nolijko en 91.529 vrouwelijkee kinderen. Onecht: 2089 mannelijk© en 2023 vrouwelijke kinderen. Levenloos wettig: 4014 mannelijke en 3197 vrou welijke kinderen. Levenloos onecht: 150 manne* lijko en 145 vrouwelijke kindoren. Wat leeren ons deze cijfers? 1. Dat regelmatig meer kinderen geboren wor* den van het mannelijk dan van het vrouwelijk geslacht. 2. Dat liet aantal geboorten relatief afneemt. 8. Dat relatief het aantal onwettige geboorten afneemt. 3. Dat reiatief het aantal Icvenlooze geboorten vermindert. Het overschot aan mannelijk© geboorten, aat boven die van bet vrouwelijk geslacht uitgaat, wordt door meerder© sterfte onder de mannen weder ten deele weggenomen. Immers, in 1895 stierven 46695 mannen en 43.312 vrouwen in 1920 stierven 41. 235 mannen en 40.290 vrouwen. Maar tevens blijkt uit deze laatste cijfers nog iets verblijdende, n.L dat de sterfte in het alge* meen sterk afnemende is (men lette op het groot verschil in zielental tusschen 1895 en 1920.) Bedroevend daarentegen rijn do volgende cij fers, die te denken geven: op 100 wettige geboor ten kwamen aan levenloos geborenen in 1895: 4.48 en op 100 onwettig© geboorten: 8.06 leven loos geborenen. In 1920 waren die cijfers 3.68 en 6.69, dus ook weer ongeveer het dubbele bij de onwettig gebo renen. Leidsche Penkrassen. Amioe. Er is zeker alle reden om de ontwikke ling van de gebeurtenissen, inzonderheid •op maatschappelijk gebied, met zekere bezorghedd gade te slaan. We leven in een tijd van teruggang en dat gaat niet zonder strijd en moeite, niet zonder botsingen, die zeer onaangename gevolgen kunnen hebben. 't Is heel gemakkelijk gezegd dat we moeten bezuinigen en versoberen, maar 't is o zoo moeilijk om -daar in de practijk aan te beginnen. De loonen moeten omlaag zegt men en ik twijfel niet of het zal er van komen maar er zijn er heel weinigen die voor een verlaging in aanmerking wenschen te komen. Moeten de ambtenaren en onderwijzers e.a. die in meerdere opzichten b.v. werk tijd, vacantiën, rechtspositie, pensioenre geling en wachtgeld boven vele anderen bevoorrecht zijn, voorgaan? Natuurlijk niet zeggen ze. Zeker, de toestand kan niet blijven zooals hij nu is, ieder ziet het voor zijn oogen dat we vastloopen, maar onze positie is van dien aard, dat er niet aan getornd mag worden. En zoo praten we eigenlijk allemaal m'n waarde en daarom is het voor hen die geroepen zijn leiding te geven en te re- geeren, zoo uiterst moeilijk om te sturen in de ricHting van bezuiniging en verso bering. Neem b.v. de gemeentebesturen. We kunnen wel zeggen dat het overgroote deel van de belastingen en loonen be stemd is, voor salarissen en loonen. Zal er bezuinigd worden van beteekenis, dan zullen die posten niet onaangetast kunnen blijven. Maar waar* to beginnen? 't |s niet ge makkelijk, maar toen ik onlangs in een hoofdartikel las, dat hier vooral met psy chologische factoren moest worden gere kend, toen dacht ik, ja, dat ie ongetwij feld juist. En daarom was er misschien wat voor te zeggen om met de best be taalde ambtenaren, die een inkomen heb ben waarvan ze zonder eenige zorg kun nen leven, te beginnen. 't Is waar, dat zet geen zoden aan den dijk, maar als dan later andere, meer in grijpende maatregelen genomen moeten worden, dan zal dat gemakkelijker gaan en zal meer de noodzakelijkheid worden gevoeld. Bij ons spoorwegpersoneel is een der groote grieven dat in de eerste plaats be zuinigd wordt op de gewon© salarissen, terwijl de hooge inkomens ongerept blij ven. Had men de zaak omgekeerd en men had hefc kunnen doen zonder iemand we zenlijk te benadeelen, dan zou de stem ming zeker anders zijn geweest. Er zijn honderde en duizend© men- schen, vooral onder de leidende personen, de hoogere ambtenaren, de middenstan ders enz., die in de afgeloopen weken een bezoek hebben gebracht aan Oostenrijk, Zwitserland, Duitschland enz. Ze raken, vooral als 'hot reizen in het buitenland geen dagelijks werk i6, niet uitgepraat over al het heerlijks dat ze hebben gezien en genoten. En zoo als het gewoonlijk gaat, de een biedt als hij aan het vertellen raakt, tegen den ander op. Dat i6 alles heel mooi m'n waarde, en wie zoo bevoorrecht is, heeft zeker wel in zeer bijzonderen zin reden om God te danken, dia de schoone aarde den men sch enkin deren heeft gegeven. Maar als diezelfde menschen, temidden van hun jubel over alles wat zij genoten, dan ineens 6teen en been gaan klagen over de slechte tijden, over de malaise in het zakenleven en de hooge looneischen die vaak gesteld worden, dan mogen die klachten opzichzelf juist zijn, maar dan kan toch niet worden ontkend dat ze een eigenaardigen indruk moeten maken, en dan is het verklaarbaar, dat menigeen de schouders ophaalt. De vraag komt dan weleen6 op, wordt er soms te hard en onnoodig geklaagd? Ik herinner me, dat iemand de heele ar beidersbeweging veroordeelde omdat Het Volk, bet orgaan van de Soc. Dem. A r beiderspart ij voor de lezers uit stapjes naar het buitenland organiseerde. Zie je wel, zei hij, dat het nog niet zoo erg is in de arbeiders wereld? Dat was natuurlijk oppervlakkig geoordeeld, maar ik wil er maar mee zeggen dat het heel verklaarbaar is, indien er anderen zijn die ook naar de e cH ij n oordeelen en dan gaan generaliseeren en daaruit de conclusies trekken, dat er toch eigen lijk geen wolkje aan de lucht is. De werkelijkheid is echter andere. Er ie niet maar een wolkje, maar de ludht ziet overal donker en dreigend. Lees maar eens wat gemeld wordt uit onze tuinbouwstreken, hoe daar massa's tuinders hun "pacht en meststoffen zelfs niet terug krijgen, hoe daar gewassen van allerlei aard niet een6 naar de veilingen worden gebracht, omdat de transportkos ten -nog niet vergoed worden. Die menschen behoeven niet to praten over de vraag of de inkomsten verlaagd kunnen worden, maar zo worden zoo in eens geplaatst voor de harde werkelijk heid. En met hem vandaag of morgen, de arbeiders, waarna dan vanzelf de smid en de wagenmaker, de bakker en de kleerma ker, volgen. Verteer eens geld als je het niet hebt! Als dat zoo doorgaat, dan zal er van zelf een geweldige kentering komen, die dn alle kringen doorwerkt. Staat daar dan tegenover dat de pro- ducten goedkooper worden, dan is dg ramp natuurlijk minder groot, maar het' eigenaardige is juist, dat men daarvan nog maar al te weinig merkt.. Op denzelfden dag, dat ik deze w L in do krant las, dat in de „Streek" de bloem kool in massa moest worden omgesabeld, en dat de kolen aan de voorbijgangers voor niets worden aangeboden, zag ik een bloemkool die zeker niet onder do eerste soort gerangschikt mag worden verkoopen voor 15 cent. Hoe kan dat, vraagt menigeen zich af en ik vroeg het zelf ook. Een groentenhandelaar, die ik hierover, sprak, vertelde me, dat Het zeer goed ver klaarbaar is. Om te beginnen zei hij, is wat in de bladen gemeld werd, een hooge uit zondering. Aan de veilingen, zijn de producten goedkoop, ongetwijfeld, maar ze moeten dan toch betaald worden. Dan krijgen we de transportkosten, die waarlijk niet goedkoop zijn en dan moeten we er nog mee venten. En nu is de dagelijksche ervaring, dat nooit alles wordt uitverkocht. Er' zijn on verkoopbare exemplaren tusschen, er wordt soms iets beschadigd en bovendien wat we overhouden kunnen we evenmin terugbrengen als bewaren, althans bij .sommige artikelen. Eindelijk moeten we zelf ook leven en wie nu den heelen dag en de geheele week de knecht is van Jan en alleman, en overal standjes en opmer kingen in ontvangst heeft te nemen, heeft zeker wel recht op een behoorlijk stukje brood. Daartegen kon ik niet veel inbrengen* maar toch komt weieens de gedachte bo ven: is de afstand tusschen producent en1 consument niet te groot en blijft er niet al teveel aan maat en strijkstok hangen? „Juist, daar heb ik je, zegt mijn socia listische buurman. Daér zit de kneep. Daarom, waarde heer, éérst coöperatie en dan socialisatie!" Ik keek hem een beetje ongeloovig aan. C eratie kan ongetwijfeld uitne mende vruchten afwerpen, en in theorie is het zelfs heel mooi, maar die akelige practiik leert maar al te duidelijk, dat er in den weg van coöperatie toch ook zoo goed als niets te bereiken valt. En als er véél coöperaties komen, en ze gaan zich vereenigen, nu dan is er heelemaal r.iet veel van te verwachten. En voor socialisatie ben ik nog mee? bang. 't Klinkt wel mooi als er gezegd wordt, dat dan alles op 't voordedigst wordt ver bouwd, en dat de producten langs den koristen cn den minst kostbaren weg naar de consumenten worden gebracht, maar de practijk van de oorlogsjarcn_ heeft me niet bepaald aangename Herinneringen achtergelaten. Ik had toen het genoegen te wonen in een streek ,waar kleiaardappelen werden verbouwd en dientengevolge ook gegeten. Maar toen arriveerden op een goeden dag eenige waggons zandaardaypelen, die alleen dit voordeel hadden, dat ze zoo zacht waren, dat koken haast overbodig was. Dio aardappelen moeten worden ge geten, zeiden do autoriteiten. En we doen het niet zei de bevolking, die voor het overgroote deel zelf voor zijn winter voorraad zorgde. Daar stonden de aardappelen in wag gons, die 6teeds harder gingen lekken. Er werd getelegrafeerd en getelefoneerd, maar het eind van hot. lied was, dat de gemeente de aardappelen betalen kon. Met andere artikelen ging het wol iets beter, maar bekend is, dat de tueschen- handel toen even goed als nu, zijn portie kreeg. En daarom, ten spijt van m n roods buurman, die er zooveel van verwacht* zie ik noch in coöperatie, nog in socialisa tie veel heil. Het eenige wat ons redden kan, is, dat onze beginselen een lovende macht worden, dat ze invloed krijgen op ons doen en laten. Er moet m'n waarde verschil zijn en dat verschil moet ook gezien worden, tus schen dien die God dient en dien die Hem niet dient. We zien dat soms zoo kostelijk in onzs Christelijke arbeidersbeweging, waar me nigmaal onder smaad en hoon van den tegenstander, gevraagd wordt.: wat eischt mijn beginsel. Herhaaldelijk zien we, dat als de moderne organisation op sta king en verzet aansturen, onze Christelij ke organisation hot uiterste doen, om door overleg een oplossing te vinden. Zoo moet het eigenlijk overal gaan. We moeten Christenen zijn, niet. alleen in de kerk, en als we thuis den Bijbel lezen, maar overal. Op de fabriek, in de werkplaats, op de markt en het kantoor, in onzen handel en wandel. Er moet verschil openbaar werden, met alleen in ons spreken, maar niet minder, in ons doen. Anders is ons Christendom dood. Het Christendom heeft. Fichte ge zegd, verbergt in zijn sdhoot een veel grooteren 6chat van levensvernieuwing dan ge vermoed. Een ieder, die ooit, t zij als ongcloovige, 't zij als belijder, zijn ge heime drijfkracht bespieden ken, moet toestemmen dat er van het Christendom' ook voor de maatschap p ij een wondere organiseerende kracht kan uit gaan; en eerst als die kracht door breekt., zal de Religie van het Kruis voor heel de wereld schitteren in ©l d0 diep harer conoeptiën en in al den rijkdom van den zegen dien ze brengt. Hier is geen woord teveel gezegd. Maar daaruit volgt dan ook, dat wij als belijders, onverschillig welke positie we dan ook innemen, vooral in deze cn tie* ke dagen, ik zou haast zeggen, een beang stigend hooge roeping hebben. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 6