liiiLeifaiieCiiral Tweede Blad. Zaterdag 12 Augustus 1922 Door het geloof. D(vjr het geloef zijn de muren van Jericho gevallen, als zij tot zeven dagen toe omriugd zijn go- veest. Hebr. 11: 30. Jericho, de eerste stad over den Jor- daau. wordt door den Heere aan Zijn volk gegeven. Zonder strijd. Door het- geloof vallen de muren. Straks- zullen Israels duizenden keer op fccer den harden strijd moeten, verduren. Dan wordt leger tegen leger gesteld. Wa pen tegen wapen. Plan tegen plan. Zelfs gelijk bij de inneming van Ai, list tegen Maar dan zal in dien strijd en na dien strijd nooit in één hart de hoogmoedige gedachte mogen postvatten, dat hot volk iian eigen wijsheid, eigen kracht eigen moed de beloofde bezitting zou hebben te janken. Hun zwaard doet hen het land niet ïten. Want er mag voor Jericho's muren geen zwaard worden ontbloot en geen pijl cp een boog worden gespannen. De Eeere gééft Zijn volk het land dat Hij beloofde. Hij gééft hefc in Jericho, de eerste stad. Door het geloof zijn Jericho's muren gevallen. Maar dat geloof is dan ook voor Je richo's muren in zijn onvergetelijke span kracht openbaar geworden. Er werd dam wel geen wapen gehan teerd. Maar er werd toch het scherpste wapen gehanteerd. Want het zwaard kan zijn man missen. Maar het geloof over wint de wereld. Het moet wel 'n kolossaio dwaasheid hebben geleken in de schatting van Je^ richo's burgers, dat die Israëlieten daar dagelijks in langen optocht hun omme gang maakten om die sterke muren en langs die gesloten poorten. Eén dag. Twee dagen. Zes dagen. En op den zevenden dag zelfs zevenmaal. En het moet ook het geloof in 's Heeren almacht in het hart der Israëlieten op scherpen proef hebben gesteld. Het was zoo eentonig. Het scheen zoo vruchteloos. En dan te moeten juichen, alsof ze al binnen de stad waren, eer er neg iets was geschied! Dat moet het geloof hebben gespannen. Maar dat gespannen geloof heeft de we reld'overwonnen. •Door dat geloof zijn Jericho's' muren gevallen.: Wast ze- stortten bij bet gejuich van het volk in puin. Als dat geloof maar nicer in ons leef de! Er zouden in het. Koninkrijk Gods nog wonderen geschieden door de kracht van dienzelfdr-n God, die Jericho in Israels, hand gaf. Wij verwachten 't zoo vaak van onze plannon, onze methodo onze taktiek. Wij werken te "weinig aan heilige roe ping. Ons geloof ie te zelden op de vervul ling van 's Hoeren beloften gespannen. Als dat geloof wat méér in ons leefde! Wc zouden niet zoo 6poedig ontmoe digd worden in onzen vaak eentonigen, schijnbaar vmchteloozen geloofsarbead. We zeudon volhouden. Op hope tegen hope. En onze moed zou niet. gebluseht zijn. .als na ommegang op ommegang alles scheen te blijven, zooals het was. We zouden d o o rgaan. al lachte men en spotte men en al pochte men op zijn ;1crkc muren en gesloten poorten. En de Heere zou onzen mond en on6 hart, vullen met, gejuich. En Zijn Koninkrijk zou komen in Zijn j ik, in haar zending, in haar evangelisa- !.r in héél haar levensontplooiing. Zwak naar de wereld maar krachtig r het geloof. Want de Heere gééft overwinning. Wacht op den Heer,godvruchte schaar, houdt moed! Want het goloof overwint de wereld. BIJGELOOF. Over dit onderwerp schreef Dr. X H. GUNNING onlangs in „Pniël": De menschen zijn tegenwoordig veel te „verlicht" om|nog aan dien ouden Bijbel en in den levenden God te gelooyen. Maar juist daarom verzinken zij meer en meer onder de machten der duisternis. Want aanbidden moet de mensch, en leent hij den levenden God niet meer, dan kiest hij de stomme afgoden tot zijn helpers. Ik heb menschen gekend, die niet in hun auto zouden stappen, en chauffeurs, die zoo'n voertuig niet wilden besturen, indien daar niet zoo'n afgrijselijk misbaksel van ecp duiveltje,hoe *t ding heet weet ik •niet meer was opgehangen. Van menschen, die vier «talen spreken en in de jetterkunde van meer dan één volk geheel tehuis waren, heb ik uit hun eigen mond vernomen, dat zij naar een Amster- damsche kaartlegster gingen om hun toe komst te vernemen, en die voor geen geld ter wereld met hun dertienen aan tafel zouden zitten of op Vrijdag van wal zouden gaan met een boot. Plet volgende berichtje knipte ik uit en deel het als een ander staaltje van bijgeloof mede. ,^Het spiritisme is in de mode, hoewel het volgens de aanhangers een tc ernstige zaak is om met „mode" in éénen adem genoemd te wordèn. Maar in ieder geval wordt het spiritisme te pas en te onpas een rol toegedacht,' tot zelfs (en clan vooral bij dames) in de speelzalen van Monte- Carlo toe. Men kan thans, wanneer men een dame met haar veine aan dc roulette-, of trente et quarante-tafel geluk wenscht, ten antwoord krijgen: „niet mijn veine, maar het spiritisme clank ik mijn winst!" Een dame, overtuigd spiritiste, verzekerde in vollen ernst, dat de geesten haar influis terden hoe zij spelen moest, en toen men haar antwoordde, dat zij toch af en toe ook wel eens verloor, zei ze verontwaardigd, dat men zelfs van geesten niet verwachten mag dat zij onfeilbaar zijn Ook het geloof aan fetischen, amuletten, mascottcn, enz., bloeit weer even sterk in het rijk van' vorst Albert Ilonorius van Monaco als voorheen. „Ik kan vandaag niet spelen, ik heb mijn mascotte in het hotel laten liggen", is een uitdrukking die men herhaaldelijk kan liooren. Zoo'n mascotte is dan een nage maakte kat van wit fluweel, een geluks- varkentje van goud, zilver of ander edel metaal, of zekere geheimzinnige figuren in lucifers uitgelegd. Sommige spelers hechten sterk aan de kracht van bepaalde edelgesteenten, en de juweliers van de Riviëra hebben daar niets tegen, want dergelijke nonsens brengt hun geen gering voordeel. Armbanden uit slangen- of olifantenhuid met een gouden slot, en vooral armbanden uit rattenstaarten, worden veel gevraagd. Een gepassioneerd speler bracht dagelijks een kleine schildpad mee in zijn zak en beroerde het dier met zijn hand voor hij., zijn gèld inzette; een ander hacl een spin bij zich, opgeborgen in een half rood-, half zwartgeschilderd doosje. Hij schudde dit doosje, opende' het, en zette zijn geld, al naar de spin in de roocle of in. de zwarte helft was terechtgekomen, op rouge of noir Toen ik deze droeve dingen van terug keer end heidendom las, sloeg ik mijn ouden Bijbel weer eens open en las ik de ge schiedenis van Ahazia. Toen deze Koning door een val uit het tralievenster van zijn bovenkamer te Samarië krank lag, zond hij boden naar Baal-Zebub, den vliegen god van Ekron, om de priesters en waar zeggei's aldaar te raadplegen of hij herstellen zou. Maar toen sprak de engel des Heeren tot Elia den Tisbiet: maak u op, ga de boden van den Koning van Samarië tege moet en zeg tot hemis er dan geen God in Israël, dat gij Baül-Zebub, den god van Ekron, gaat raadplegen Daarom zoo zegt de Heere: van het bed, waarop gij u gelegd hebt, zult gij niet afkomen, want gij zult sterven Ach, hadden wij nog profeten, wier stem in de speelholen en séances der geesten-bezweerders doordrong, met een: hoor toch, o verdwaasden, des Heeren Woord Laat u behouden, o krom en ver draaid geslacht, en kust den Zoon, eer dat Zijn toorn ontbrandt en gij op den weg vergaatWelgelukzalig zijn allen, die op Hem vertrouwen WEGGESTUURD. Zoo als oen huilend kind in donkren gang Driftig z'n schoenen schopt tegen het hout pansel Der eiken deur, en hijgt met schorre keel Zijn jammer uit, nu 't 'yaebten wordt hem bang. Zoo sta ik klagend, Vader voor Uw deur En heb geen ruot, waar Gij mij uit den vree Van Uwe stille kamer zond, en o mijn bee Mijn brandend bunkren stelt Gij weer teleur Hoe lang Heer moot Uw stug, onwillig kind Nog boeten voor zijn schuld en ongehoorzaamheid En laat Gij 't eenzaam, (echoon Gij 't wel bo- [mlnt) Toch schreiend wachten, wachten op Uw tijd O Vader, 'k ben zoo bang nu flt Uw ltefd' ontbeer, Ik kan niet wachten zoo alleen! niet wachten 0- meer (Opgang.) KERK EN SCHOOL NED. HERV. KERK. Bedankt. Voor Driosum: D. Plantinga te Elbnrg; voor Baaanbrugge: P. Pras te Heuke- lum (Z.-H.) GEREF. KERKEN. Tweetal. Te Ter Aar: J. Dekker te Ambt- Vellenhove (A.) en D. Ligter te Nieuwerbrug. CHR. GEREF. KERK. Beroepen. Te Zut-pben: P. Zwier, cand. te Zaandam; te Rozenburg.: J. Reesink te Har- lingen. Jubilea. Ds. J. Bakker, em.-prcd. der Gcrcf Kerk van Emmcn. thaüs wonend'o te Ommen, herdacht gis teren dal hij 50 jaar geledén de bediening des "VVoords bij de Chr. Goref. Kerk van. Stroobos aanvaardde. Verder stond hij te Broek op Lan ge indijk, Scxbierum, Ommen (bier gedurende bijna 11 jaar), EmlicJilieinx, Bunschoten en Em- men, welke laatste Gemeente^ hij 17 jaren diende en waar hij twee jaren geleden eervol emeritaat verkreeg. Emeritaat. Men meldt aan do N. Haagsche Crt. dat Ds. W. Bosch, pred. der Gerei. Kerk to Alm- kerk, niet voornemens is reeds in hot najaar emeritaat aan to vragen. Dr. J. H. Gunning JHzn. Zondagmiddag j.l. sprak Dr. J. H. Gunning J.Hzn., pred. der Ned. Herv. Gemeente te 9e- rooskerke (W.), voor den aanvang zijnor eigen lijke prediking een persoonlijk woord tot zijn Gemeente, om er aan te herinneren dat hij voor twee jaar zijn arbeid daar ter plaatse begon. „Vermoedelijk hoeft niemand Uwer daaraan gedacht, maar mijzelf is deze dag niet ontgaan", too sprak hij; „het is wel uitgekomen, wat ik U den 6dcn Augustus 1920 voorspelde, dat gij oen zeer onvolmaakt Evangeliedienaar in mij aanvaardet; uitgekomen ook wol, dat ik hot lang -niet- iedereen naar den zin zou kannen maken, en men mij weldra zou laten verstaan dat ik den oen te licht en den ander te slecht ben. Aan af keurend oordeel heeft hot mij werkelijk niet ont broken deze twee jaar. Gij weet bot wol, dat ik mij van goed- of afkeuring niemendal aantrok. Dót éénige waar ik prijs op stel, is een weinig goed vertrouwen en hot bedenken, dal men met een veroordeeling niet al te haastig gereed moet zijn. Wanneer men daaraan indachtig wil zijn is hot mij in den mogelijk nog korten tijd van mijn arbeid in Uw midden, wellicht gegeven zegenrijk" voor U werkzaam te siju." Hervormde (Gereformeerd) Predikanteiv Ycrgadering. Do Waarheidsvriend" en „Do Gcrcf. Kerk", organen resp. van „Do Gereformeerd© Bond" en van do Confessioneels Veroeniging. plaatsen he den de volgende uitnoodiging: „Van verschillende zijden is in de laatste ja ren reeds herhaaldelijk do w<iu=ch geuit om van Hervormde zijd© oene Gereformeerd1; prodikantm vergadering samen to roepen. Vooral in den laat- eten tijd. in yerband met de steeds verdere door werking der Bijbelcriliek en mot do moerdero coneolideering van het ethische beginsel in onze Kork, is de behoefte daaraan weor moor dan ooit gevoeld'. Van daar dat ia een Arastcrdamschen brooderkring van predikanten do vraag onder de ©ogen werd gezien, hoo hot best tot uitvoering van zulk een plan te komen. Terstond werd ech ter op den yoorgrohd gesteld, dat wij niet wen- ecben op te treden tegenover, maar alleen naast de Utrechtsche preaikautenvergaderuig, aangezien wij dezo laatste bcscltouwen als ecno algemeen- orthodoxe vergadering, die krachtens haren grondslag en voor othisch-orthodoxen en voor gercforn»eerd-orthodoxcn toegankelijk behoort te zijn en daarom een geschikt verzamelpunt vormt voor heel de breede, orthodoxe prelikan tongroep in onzo Kork. Onze bedoeling toch is alleen om als Gereformeerden, staande op den grondslag van Gods Woord als den regel vcor ons geloof en leven, elkander te sterkeu in ons ge meenschappelijk geloof, de onderlinge eenheid, ook bij erkenning van zekere nuanceeringen, zoo veel mogelijk te bevorderen en ons van onze bo- ginsolen, zooweltheoretisch als practisch. met nam© ook tegenover allerlei tegengesreldo 6lroo- mingen in ons theologisch cn kerkelijk leven, klaarder bewust "worden en helderder rekenschap te geven. Wij wenschen ons 'lus in één woord omtrent onzo gereformeerd© begieten, zoowel theoretisch als practiseh, vooral in verband met allerlei vragen van den dag.klaarder dan tot nu toe te bezinnen. „Daartoe nu word eene commissie benoemd, dio zich thans richt tot alle geestverwanten om hen op te roepen tot eene vergadering D.V. op .Woensdag 27 Sept., te houden te Utrecht. Sprekers: dr. P. J. Kromsigt: Het principiam cognoscencli der theologie; dr. J. Severijn: Prae- desl.inatie en verantwoordelijkheid. „Na deze referaten hopen we tot definitieve constitueering der Hervormde (Gereformeerd) predikantenvergadering te kunnen overgaan. „Wij stellen voor om als grondslag dezo ver klaring to aanvaarden: Wij verklaren in te stem men met de belijdenisschriften oiizer Ned. Herv. (Gêref.) Kerk, de drio foimolieren van ocnig- hcid.. met dien verstande, dat wij overeenkomstig art. 7 der Nederlandsehe Geloofsbelijdenis uit drukkelijk erkennen, dat deze formulieren ten allen tijde toetsbaar blijven aan de Heilige Schrift als Gods Woord en mitsdien eenïgen regel voor ons gcToof en leven." De comraiesio bestaat uit do Amsterdamscho predikanten dr. P. J. Kromsigt- dr. G. Oorthuys, J. H. F. Rornme en L. C. W. Ekering. Publicatie van lallen. Een collega schrijft mo, zegt Dr. do Moor in de Heraut, of niet veel „Talmisére" voorko men zou kunnen worden doordat de blader, be sloten, geen zos-, drie- of twee-tallen moer te vermelden, doch alleen de uitgebrachte beroe pen. Als hij do voordoelen der vermelding tegen over de nadelen in de weegschaal legt, lijkt het hom toe, dat laatstgenoemde schaal mot em zwaren plomp zal neerslaan. Ik vind dat d'enkboeld zeer de overweging waard. Laten andere redacties zich eens er over uitspreken. Indien we tot een gemeenschappelijke gedragslijn in dezen konden komen, zou het, geloof ik, wel aanbeveling verdienen, op deze gedachte in to gaan. Zooals vanzelf spreekt, zou de dagbladpers allereerst daartoe moeten be sluiten; doet die het niet, dan heeft het voor de weekbladen geen zin, of zij al do berich ten over hot berocpingswerk beperken. En voor de dagbladen is een gemeenschappelijk besluit noodig; anders zou de eene courant de andere vliegen afvangen. Daarom veroorloof ik mij, tot deze redacties in de eerste plaats d© vraag te richtenzoudi ge niet er toe kunnen konven, terwille van de vermijding van allerlei onaange name en verkeerde dingen, geen tallen meer te vermelden? Ik ben zeer belangstellend naar haar antwoord. Kerkelijke gezangen. De classis Batavia benoemde tot afgevaardig den ter Part. Synode van Zuid-Holland (Noord) Dr. W. G. Harrenste'm, Ü3. L. Netelenbos, Br. R. Zijlstra en Br. Hogcrvoret. Den afgevaardigden zal worden opgedragen invoering van eenige kerkelijke gezangen te be pleiten en dén nood der Indisch^ Kérken aan te bevelen bij dc predikanten in Nederland. Een vraag aan Prof. Oh'iink. Ter gedegenheid van het 150-jarig bestaan van het Ned. ZendingsgenoMiehup heeft prof. Ob- bir.V over do bi teekenis ?i t de wr-derk->m«t van Chriftus gesproken wier licht dc zer.diog meet, worden gezien. Prof. Obbink is n et maar do eerste do boste maar vertegenwoordigt ren belangrijke theologisch-kerkelijke richting. Ds. Bak els stolde daarom in De Hervorming van 29 Juli 1.1. prof. Obbink (loze vraag: „Gelooft u dat Jozuo terugkomt? Niet zinnebeeldig. Maar echt. Zonder er doekjes om te winden. Zonder praat jes. Gelooft u dat dio man dio voor 1300 jaar in den burgerlijken stand van 't district Galilca on derdistrict Nazareth als Itomeinsch belasting plichtige was ingeschreven en zijn belasting ook werkelijk betaalde (Maühcus 17 vers 27) cn er quitantie voor ontvingdat diezelfde per soon mot z'n zelfde gelaatstrekken en handen ?n voelen (al dan niet doorboord) nog woor eens bier of elders op aarde op straat zal loopen? Gelooft n dat? Of niot? U begrijpt wel dat hot geen banale nieuws gierigheid is welko mo drijft u dit in vriend schap te vragen. Maar begeerte om zuiver tegen over elkaar te staan. Zijt altijd bereid tot ver antwoording aan een iegelijk die urekenschap vraagt van de hoop die in u is, staat or ergens. Het is goed dat de verschillende godsdienstpar- tijen weten wat ae aan elkander hebben." Prof. Obbink antwoordt daarop in Bergop waarts van 5 dezer: „Als Bakels mijn stukjes oVer den Achter grond van het O. T. gelezen bad, clan zou hij woten dat wij naar mijn® meening onderscheid moeten maken fcusschen den geestelijken inhond dér bijbelscho voorstellingen en den concreet- Oosterschen vorm, waarin die inhouden ajn ge kleed. Zoo goloof ik dat er een goddelijk oordeel zal gaan over ons aardscho leven, maar ik denk' daarbij niot aan een rechtszaal, ergens in hoC heelal, waar op één oogenblik allo menschen, van Adam af tot Bakels toe, zich voor dea rechterstoel zullen verdringen, en waar de god-< delijko rechter boeken zal moeten openslaan om onze daden te kennen. Zoo geloof ik aan een hemelschen zaligheid zonder daarbij te denken aan een zitten in Abnu hams schoot of aan een feestmaal waar men wijn drinkt. Zoo geloof ik aan oen bemol zonder to moenen dat dat een plaats is recht boven ons. waar d# gezaligden ,in witte gewaden wandelen. Zoo geloof ik aan een hel zonder dat a» vraag naar do brandstof waarvan hot „helechn vuur" braadt, zelfs een vraag voor mij is. Zoo geloof ik ook aan Christus' wederkomst als de volle openbaring van het Koninkrijk Goda, zonder tc aanvaarden alle trekken die het Ooa* terech denken daarmee verbond. En ak Bakels vraagt, hoe ik mij die wodere komst van Christus dan voorstel daa moet ik" erkennen datik daarover geen denkbeeld heb. Maar het feit zelf behoort tot mijn actievo go* loofsvoorstellingen." Een SSuzetmansche Godzoeker. De beleende Samuël Zwemer schreef dezer dagen een boek onder den titel: „Een Muzelmansclie Godzoeker", waaraan wij het volgende ontleenen: Ilij heeft over leven en leer van. den grooten Perzischen Sufi een indrukwek kende menigte feiten en uit zijn leer een kort begrip van gedachten opgesteld, dio men lichtstralen uit een lang vervlogen tijd kan noemen, toen de Islam in Arabië reeds dood, in het vergelegen Perzië een hoogc vlucht nam, die spoedig eindigde, maar niet zonder lichtpunten tot op onzen tijd hier en daar achter te laten. Alleen een zoo diep in Oostersche studiën en tegelijk in practischen zendingsarbeid in de wereld van den Islam ingeleid kenner als Zwemer, was in staat zoo'n levens beeld uit het stof van eeuwen op te halen. Zoo hoog schat de schrijver de religie use positie in Al Ghazali, dat liij niet aarzelfc van hem te zeggen: „Als hij met een echten bode van Christus in aanraking gekomen ware, zou hij zeker in zijn dagen een Apostel van het Christendom ge worden zijn." De schrijver begint met een karakte ristiek van de Muzelmansclie wereld in de 11de eeuw, toen de Islam reeds in t-wea elkaar bitter hatende secten gedeeld was en daardoor de verovering van Dschen- giskahn steunde. Tegelijk was het een tijd van opbloeien eener massale filosopliisch- religieuse letterkunde, van een ontzag-' wekkenden school- en geleerden arbeid en ook Al Ghazali stond midden in deze strooming, stond met de Ncstoriaausche Christenen in betrekking cn kende het Nieuwe Testament. Hij is geboortig (1059) uit Tus, de sinds lang verwoeste hoofd stad van Ivloravan, waar hij ook na een bewogen pelgrimsleven en tallooze studic- en onderwijs verblijven, in alle steden der Islamistische wereld tot Jeruzalem en Mekka toe, zijn dagen in het jaar 1111 eindigde. Dc schrijver brengt het Arisch- Perzisch karakter van den man op den voorgrond, waaraan hij de oorspronkelijk heid en diepte van zijn geheel dankte. In zijn beroemde bekentenissen, met die van Augustinus te vergelijken, schetst Al Ghazali zijn filosophisch-religieusen ontwikkelingsgang;onder de vrijdenkers te Bagdad, geraakte ook hij in twijfel en hij nam levendig deel aan den strijd tus- schen wetenschap en orthodoxie in de 11de eeuw. Toen vluchtte hij voor een langen tijd naar de eenzaamheid en kreeg een diep inzicht in zijn wereldlijk-ongod delijke natuur. Maar ten slotte wendde hij zich van de wettelijke en doktrinaire zijde van den Islam naar een godsdienst, die op mystieke wijze op dc ervaring der ziel en de uitwerking er van in het leven gegrond is. De nog voorhanden geschriften van Al Ghazali zijn talrijk. Zwemer telt er ongeveer 90. Het hoofdwerk is een Ency- clopaedie: „Weeropwekking der religicuse Wetenschappen." Het belangrijkste echter is zijn: „Bekentenissen". Hij ziet in Christus den levengever, cn Hl houdt hij zich ook met bewonderens waardige lichtgeloovigheid aan de gcheele Islamitische overlevering over den Heere Jezus, toch is het duidelijk, dat Christus' grootheid hem aangetrokken heeft. Alleen Zijn verlossingswerk heeft hij helaas niet begrepen. Anders zou hij Christen ge weest zijn. O FEUILLETON. De Gsrmaasiscfte gevangene Een verhaal uit de eerste eeuw onzer jaartelling. .79) Vr:eger was haar de waarschijnlijkheid, waarmede Socrates bij zijn heengaan naar 't onbekende, tevreden geweest was, ge noeg geweest om op to sterven. Maar de 'hoop. die thans haar leven bezielde, wae cneindig meer. Kort en verward kwamen nog een paar geruchten omtrent de-gebeurtenis op Cal- varië. maar genoeg om haar hoop in ze kerheid tc ver anderen. Men verhaalde van een zware duisternis midden op den dag, van een aardbeving en oen splijten van rotsen. Dat kon zeer good waar zijn. dacht ze, maar 't deed haqr niet veel aan. Do zon, dio zulke moordenaars beschijnen kon, en de aarde die dat kruis dragen wilde, mocht wel kjs ondervinden. Daar had ze geen -mede lijden mee! Maar twee woorden worden ver haald, die Jiaar in 't hart zonken. De Romeinsche hoofdman, die hem zag fclerven. zou zijn Romeinsche kalmte en «olda'enstrengheidverloren ©n uitgeroe pen hebben: „Deze was Gods Zoon!" Zooveel majesteit en waardigheid had door de schande ea smart heengeblonken! En de laatste woorden, die hij zelf go- sproken had, waren geen angstkreet, geen wraakroep, geen schreeuw om medodoo- gon geweest; maar kalm en duidelijk: „Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest." Als dat. waar was, was alles waar wat ze gehoopt en verwacht had! En 't moest waar zijn. Wie had ooit, in de geheele wereld, zulke stervenswoorden gehoord! Zouden zijne Joodfiche vijanden ze dan bedacht hebben? Of, als zijn vrienden ze hem op de lippen gelegd hadden, zouden die dan ook niet verzonnen hebben hem een of andere bedreiging van zijne moor denaars ef heen wij zing naar beleed ig de majesteit te laten zeggen? Zij was zeker dat die woorden gespro ken waren. En dan was al wat ze ge hoopt had, ja wat ze ooit- zou durven ho pen, waar. Sterven is huiswaarts gaan. Wanneer, zooals -Plato vermoedde, de geest door den dood uit zijn gevangenis verlost wordt, en zooals de Joodsche cata comben. afbeelden de duif uit de kooi in de open lucht ontsnapt, zwerft hij niet on bestemd in de oindelooze hemelen rond! Vriendelijke handen ontvangen hem! De handen des Vaders! De onzichtbare wereld is het rijk, de wereld Gods, God is Vader! Dan zij deze wereld wat ze wil! Dan zij dit leven een sluimering, een droom, een vervelend wachten; de geheele wereld een schim. Daar zijn de geefcfcen der recht vaardigen thuis, nu, dadelijk, voor eeuwig thuis bij den Vader! Dan leven ze nu, niet wachtend op herleving; ze loven, niet in sluimering gezonken, maar zelfbewust. Niet beidende op een. wakker-worden na eeuwenlange stilte, maar wakker door eeuwigdurende liefde. Levend, wakker, thuis, verzadigd, Gode gelijk, aan hun bestemming beantwoor dend, het aangezicht Gods ziende, weten de dat dit- het aangezicht huns Vaders is. XXXIII. De zomer had de lente vervangen. Dc strooraen, die als vrolijke kinderen tus- schen de bloemen gemurmeld hadden, stoeiden nu onder zwaar loover en zon gen hun hartverheffende muziek. De vruchten rijpten reeds esi het koren stond goudgeel voor den sikkel gereed. Het. Joodsche Paasehfeest wa6 gevolgd door het feest der Eerstelingen; de eerste schoven en de eerste brooden van den nieuwen oogst waren voor het Heilige der Heiligen neergelegd. De scheur, die van boven tot beneden het voorhangsel vaneen gereten had, was zeker weer hersteld, en opnieuw vervulde geheimzinnig duister het binnenste heilig dom, voor t welk de plechtigheden reeds gedurende eeuwen verricht waren. Eenige reden, waarvan Onias niemand, misschien ook zichzelf niet, rekenschap gaf, hield hem dit jaar lerug van in Je ruzalem een der feesten te gaan bijwo nen. Voor Esther zou do reis een tocht naar den berg, brandende van vuur, geweest zijn. Slechts ééne plaats zou ze gaarne be zocht hebben; één graf. Maar er kwamen geruchten in omloop, dat ditgraf ledig was. Verwarde verhalen hoorde men te Antiochië dat de discipelen van den gekruisigde hot lichaam van hun dierbaren Heer gestolen hadden, tot wan- bopigen moed ontwaakt t-oen 't te laat was, zooals meer het geval i6 met bedees de, maar overgevoelige menschen. Maar er werd wat heel vreemds bijge voegd bij wijze van uitlegging. Zijn discipelen hadden hem ui-t bet graf weggestolen toen de Romeinsche wacht sliep; en die was er juist bij gezet omdat hij gezegd had, dat hij van de dooden opstaan zou. Voor 't, eerst sedert de noodlottige tij ding haar bereikt en. als 't ware verdoofd had, waakte Esther op uit haar wan hoop. Was er dus een belofte van opstanding geweest? Zijn vijanden hadden er voor gevreesd; en wel zoo sterk, dat ze een Roraoinsche wacht gevraagd hadden om het graf tc bewaken, 't Volk, dat eenige jaren geleden in opstand gekomen was ómdat een handvol Romeinsche soldalen binnen Jeruzalem gebracht was, had nu zoo wanhopig gevreesd dat de voorzeg ging van hun vermoord slachtoffer zou vervuld worden, dat. het van alle Joodscho rechlcm en vooroordeelen afgezien had, on den landvoogd om een wacht gevraagd denzelfdon landvoogd, wien zo de belofte ontwrongen hadden, dat. hij nooit meer -troepen of veldteekenen binnen Jeruzalem bron gen zou. Do zoo duur-gekochte wacht had niet aan haar doel beantwoord. Romeinsche soldaten zouden op hun post geslapen hebben, eon onvergeeflijke overtreding van de Romeinsche krijgs tucht; en van die misdaad sprak men in 't openbaar. En onderwijl waren een paar teleurge stelde, ontmoedigde Galildërs gektfmem en hadden het onteerdo lichaam dat geen ontecring hun min dierbaar maken kon, gestolen. Uit het graf onmiddellijk bij den stadsmuur. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 5