Aan het einde der week. Veel belangrijke hoeft one de afgeloo pen weck w$t de buitenland£che aangele genheden betreft nu juiet niet gebracht. Alleen in Duitschland kwam or een kcnteiing in de politieke verwikkelin gen. Door het beleid van president- Ebert ie de gespannen verhouding lusfichen de regeering van Beieren en die van het Duitsche Rijk in een nieuw stadium geko men, waarin zij een heel wat hoopvoller aspect biedt dan men voor eenige dagen, nog hopen kon. Minder aangenaam is het in 't zonnige Zuiden gesteld. De eene kabinetsforma teur na den anderen deinst terug voor de onoverkomelijke bzwaron verbonden aan de moeilijke taak een kabinet samen te stellen uit de twistzieke opvliegende par tijen, die de bewindslieden zouden moeten leveren en een voor een leggen ze er bet bijltje bij neer. De toestand is uitermate critiek, daar binnen korten tijd deLondensche conferen tie begint, waarop Italië toch vertegen woordigd zal moeten zijn. In Ierland vorderen de zaken goed. Do tegenstand der rebellen is zijn einde nabij; reeds verzamelen zich de opstandige elementen voor den be»?liseenden eindslag in Ierlands Zuidelijke uithoek. En zonder twijfel zal het dan voor goed uit zijn met de Valera's invloed. In Amerika is het volk verre van rustig, door de daar deels heerschende, deels dreigende spoorwegstaking. Presi dent Harding doet al wat in zijn macht is om verzoening tusschen de vakorganisa ties en de arbeiders Ibe bewerkstelligen, doch veel succes schijnen zijn pogingen nog niet te hebben. De afgeloopen week bracht ons het reeds veel vroeger verwachte bericht, dat het Kabinet de portefeuilles tear beschik king stelde en dat aan Jhr. Ruys de Bee- renbrouck de vorming van een nieuw Ka binet werd opgedragen. Daarmee zijn de politieke verhoudin gen weer zuiver geworden en kunnen van de gehouden verkiezing de volle vruchten worden geplukt. Het zal thans de vraag zijn of de heer Ruys een Kabinet bijeen zal kunnen bren gen op een werkplan als thans noodza kelijk is, of ook, of het program dat de Kabinetsformateur noodig acht, door de voormannen der verschillende partijen noodig geacht, door den heer Ruys zal worden gegeven. Voorloopig kunnen we niets andere doen dan afwachten. De Koningin beeft deze week de Ka mers mogen openen. In verband met de Kabinetscrisis kon zij thans niet een werkprogram aan de Statea-Generaal voorleggen. Dat moet wachten tot September. Wél echter werd er op gewezen, dat de tijden donker zijn en dat het niet gemakkelijk zal vallen ons land voor inzinking te be hoeden. Een moeilijke taak wacht de Regee ring. Dat bleek reeds uit de geruchten in zake een spoorwegstaking. Die geruchten bleken later niet juist te zijn, maar een feit is wel, dat het geweldig spookt on der het spoorwegpersoneel. Er moet bezuinigd worden, er zijn reus achtige tekorten, en daarom wil men ook de loonen verlagen wat als vanzelf etriid en spanning met zich brengt. In de mijnindustrie broeit bet eveneens. De directie en de mijnwerkers van alle richtingen staan vrij scherp tegenover el kaar, met uitzondering van den Protes- 'tantech Christelijken Bond, die in élk ge val tot onderhandelen bereid is. Het miinsleepvaarfcbedriif ligt reeds ge heel stal, met het gevolg dat groote voor- radenvoedeel voor Duitedhland bestemd in Rotterdam bleven liggen. Hieruit blijkt alweer dat de staking een heel scherp en een heel gevaarlijk wapen is, waardoor vaak de „neutralen" in de eerste plaats worden getroffen. Ook in andere bedrijven broeit het, b.v. de bouwvakken. Behalve deze etakm gsgerudhten, be o ren we ook nog van een nooit gekende werkloosheid m verschillende stre ken, die het ergste voor de toekomst doet vreezen. Er wordt veel van de leaders van ons volk gevraagd in dezen tijd. De bede van H. M. de Koningin, dat God de wijsheid moge schenken, onmis baar om ons dierbaar Vaderland in deze moeilijke tijden voor inzinking te behoe den, zal daarom ook velen uit het hart fijn gegrepen. MINISTER HEEMSKERK. Uit een karakterecheto van Minister Heemskerk fa) „De Tijd": Hoomekerk is ©en levenslustig, ©en vroolijk, ©en Beestig man, overal waar hij in het openbare leven naar voren treedt, maar hij is, hoe vreemd kei klink©, meer nog een man van grooten ernst, van diep nadenken over d© geestelijke dingen, van groot© godsvrucht, voor wien het geloovig, hot gereformeerd zijn heel wat moer is dan ©en woord, voor wien het is een regulatuur van zijn Innerlijk leven. In allo dingen ziet en zoekt hij, deze groot© geest, de hand Gods om hem te leiden, do hand van oen .God, in Wien hij dee lmoedig een meester erkent. Misschien mod© als gevolg daarvan ie dee© man, altijd gevat en al tijd met zijn woord klaar, die zijn tegenstauder •taai, ©er vreesachtig dan moedig, in ieder ge val van ©en voorzichtigheid in handelen, die op hot bange af is, aoodat -het hem een overwinning van zichzelven vraagt kloek door te tasten het geen hij, als het moet, terdege kan. Het zou daarom niet behoeven te verwond©^ wn, al ben ik niet zoo doorgedrongen in zijn intimiteit, om daarover een moening te mogen hebben, dat. deee man vol jolijt, dien men, cn? H&nks zijn befloerste, zachte, blauwo oogen, niet andere kan denken dan met oen lach op het ge laat en een vroolijk woord in den mond, een hard leven heeft voor en in zichzelf en den •rnst van zijn levensopvatting zoo zwaar ge- Voelt, dat hij, om onder den last orvan niet t© bezwijken, daar, waar hij niet alleen is, dien' riK>t geweld een- oogenblik van zijn schouders afzet, door zijn vluggen geest in vroolijkheid, ont spanning en opgewektheid ©en verfrisschend bad te doen nemen. Indien het zoo met hem gesteld mocht zijn, belgeen ik niet waag t© zeggen, dan zou hij de eerste niet zijn onder hen, die, in uif- bruisenden levenslust, te midden van anderen den ernst van het loven in zichzelven bewaren. Zij hebben vaak 'n veel moeilijker bestaan dan zij. die meer van een simplistische natuur, hard wer kend©, nooit zorg en nooit strijd in zich kennen en zich maar al to gemakkelijk ergeren over do zoogenaamde gemakkelijkheid", als waarmede gees: ten, als hier werden geteekend, het leven lachend en schertsend' schijnen door te gaan als mon- schen zonder zorg. Heemskerk i6 ik geloof niet, dat dit zal wor den betwist van de Nederlandsche staatslieden van zijn tijd, een der geniaalst©, zoo niet de ge niaalste. In scherpzinnigheid en vlugheid van vorstand moet hij zijn meerdere nog vinden. Hij heeft maar iets te hooren, om het op, hetzelfde oogenblik te begrijpen, te verwerken, te beoor- deelen, en er zijn conclusie uit te trekken. Maar zijn genie is zijn vriend en vijand tevens. Het doet hem wel altijd goed werk, buitengewoon werk zelfs leveren, maar het ontslaat hem te veel van inspanning, die gymnastiek is van lot verstand. Hij werkt m.a.w. voor zichzelf betrek kelijk t© gemakkelijk, hetgeen maakt, dat men tegelijkertijd zijn productiviteit kan roemen en van ©en man als deze grooter prd'nciiviteit nog verlangt. Als wethouder van Amsterdam en als Minister heeft hij b.v. ongetwijfeld veel en goed, ten deele voortreffelijk werk verricht en met name in de afgeloopen vier jaren heeft hij als Minister van Justitie aan menig vraagstuk op juridisch gebied een lang verbeide oplossing ge geven, waarbij hij zich in hoofdzaak hield op politiek neutraal terrein, maar werk, waarop de •delaareklauw van zijn genie den stampei drukt, zal hij niet nalaten. Hij is daarvoor t© onrustig, te ongedurig en weet zich niet genoeg in zijn studeerkamer op t© sluiten. Geen der Ministers toeft dan ook zoo vaak als hij in het Parlement, ook dan, wanneer rijn _aan- wezigbeid er niet wordt gevorderd, getrokken als hij wordt naar het gezelschap naar het samen zijn, gevolg misschien juiet van de omstandig heid, dat in de eenzaamheid de ernst van zijn levensopvatting hem overmant. Hij gevoelt zich toch zichtbaar in geen ambt zoo eoht op zijn gemak, zoo echt thuis, zoo echt op zijn plaats als in dat van Minister der Kroon en heeft zoo langzamerhand, onbewust, wel een heetj© het denkbeeld gekregen, dat ©en ministerie zonder hem zich niet goed laat denken. Niemand kan «chter iets daartegen hebben, omdat niemand hem niet van heeler harte gaarne in een rechtsch ministerie ziet en hij, zelfs al6 hij daaraan zou kunnen denken, nog t© voorzichtig zou zijn om van zijn positie misbruik te maken. DE EENVOUD ZOEK. De eenvoud i6 zoek. 't Moet alles wat lijken, 't moet een schoenen schijn hebben endan komt het op het wezen niet zoo heel erg aan. Let maar eens op. We willen tegen woordig allen gekleed gaan alö dames en heeren. Ik spreek er nu niet van, da.t, we fa/tsoenlijk gekleed willen gaan, wij allen en een ieder van one in eigen stand. Dit ie, zooalfi het behoort. Maar we willen allen gekleed gaan ale dames en heeren. En dat kan natuurlijk niet. Want ale we zoo gekleed willen gaan, moeten we ook zoo'n kapitaal bezitten en zoo'n inkomen hebben. En omdat 't nu niet kan en wij toch willen, gaan we one tevreden etellen me een schijn. We keepen kleeding, die wat ie voor 't oog, maar ge moet niet op de degelijkheid letten. En we sieren ons huis op met prulletjes en lorretjes, die niet veel mogen kosten, maar die toch heueeh een zwakken echijn van rijkdom geven. Ja, als alles met een paar jaren maar niet zoo verschoten en versleten er uitzag Maarde degelijkheid ie zoek, omdat de eenvoud zoek ie. Wonderlijk© menschen toch, die we lijn. Waarom doen we ons nu toch" zoo voornaam aan Worden we daar voorna mer door? En achtbaarder? En gelukki ger? Och neen, niet waar? Want we zijn voortdurend ontevreden, omdat we,wil len, en toch eigenlijk niet kunnen. En we willen voortdurend meer en nog meer hebben en weten niet., hoe we er aan komen moeten. In al die dingen, in onze kleeding, in onze meubileering. in one voornaam doen, toonen we, hoe klein en gering we eigen lijk zijn. Want, immers hechten wij toch waarde aan al die dingen, anders zouden we er ons niet zoo om bekommeren. En wij hechten -toch ook waarde aan dien schijn van voorn-aambeid, want anders zouden we niet steeds zoo angstvallig dien schijn willen bewaren. De fout zit wel heel diep. De fout zit in ons hart, in ons zondige hart, dat toch telkens weer kom mot het: Ik wil de min ste niet zijn. De fout zit in'onzen zondigen hoogmoed, die niet wil toestaan, dat we ons buigen on dat we vergenoegd zijn met wat we zijn en wat we hebben. En nu weten we, dat God de hoovaardigen we derstaat en dat ilij den nederigen genade bewijst. O, als het zondebesef maar in ons ver diept wordt, al6 we de zonde in haar doo- delijk bederf maar zien en als wij, tel kens maar weer om genade loeren roepen en genade alleen, wordt het wel anders. Want dan leeron we wel, dat een 6chijn niets is En dan loeren we ook, dat het er in de eerste plaats niet op aankomt, of de menschen ons meer of minder voor naam vinden, maar dat het er op aankomt of we met God verzoend zijn. En dan, als we dat weten, ja dan gaan we voelen, hoe wij ons mensch-zijn op een zeer hoe gen prijs moeten stellen. Dan we ten we ons Koningskinderen, voor wie Ko ningskroon en Konimgskléed daarboven bewaard wordt. En dan hebben we ook dien schijn van voornaamheid niet meer noodig. Dan worden we eenvoudig en waar. En dan wordt juiet die eenvand ons een kostelijk sieraad, (Ohr. Yolkebl.) -X- \yaacrtn, geen samenwerking?, - Wij Jszen in „De Waarheidevriend", hef Of-. gaan van den' Gerei. Bond Zooals men weef., heeft de Vereoniging van Christelijk Volksonderwijs geweigerd zich aan to sluiten bij den Schoolraad. Terwijl de Roomsch en voor heel hun onderwijs één praeht-bureau heb ben en zorgen voor de beste uitgaven van 't geen noodig ie voor onze echoolhuishouding en onze correspondentie met de Regooring, enz. enz. gaan wij. Protestanten, natuurlijk ons weer de weelde veroorlooven om gescheiden op te trek ken. In ons laag polderland zijn zooveol sloot- jps en greppels, dat men de tol spoedig kwijt? raakt; maar onder ons, Protestanten, zijn de scheidingslijnen ook legio. Ook daar, waar het niet alleen niet noodig is, maar zéér schade-1 lijk zelfs. Ook getuigt het nu juist niet altijd van „gemeenschap der heiligen" en broederlijke liefde, welke onder Christenen toch gevonden en gezien moet worden. De Ethiesdhen en de Frieech-He-vormdcn la d6. Van Eek van Heelinga, hebben hier roet in 't eten geworpen. Dje wilden niet aansluiten bij den Schoolraad. Want ziet u, in dien School raad zitten ook menschen, die tot «te Gerefor meerde Kerken behooren. „Afgescheidonen" en „Doleerenden", zooals men die menschen dan in dat verband het liefst noemt. En met zulke men schen in één organisatie te zitten, ddt is toch beneden de waardigheid van een Hervormd mensch. Om met tzulke menschen saam tech nisch© dingen te besproken en mede t© werken tot betere organisatie van on© Christelijk On derwijs, neen, ddt is te veel gevergd van ©en Hervormd mensch Wij hebben dat betreurd en wij betreuren hot nog. Het is krachtver6pillinghet is vennor een van geld. Het is tot schade van de zaak die wij saam voorstaan. De. J. L. P i o r s o n, Hervormd predikant te Gironingen, die nu 11 jaar voorzitter van den Schoolraad ie, nadat zijn vader, Ds. H. Piereon van Zetten, eerst den voorzittershamer had ge hanteerd tot hij niet meer kon, herinnerde op de laatste jaarvergadering van den Schoolraad aan de weigering van Christelijk Volksonderwijs om toe te treden tot de organisatie, waarbij rich nu bijna alle Schoolorganisatie© hebben aangeslo ten (Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, Gorol. Schoolverband, De Unie, de Vteroeniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen in Nederland en de Overzeesche Bezittingen.) En Ds. Piereon deed het op deze manier; „De Schoolraad komt nu, wat zijn eigen leven betreft, in andere toestanden. Tot reorganisatie was besloten in het najaar van 1919. maar de uitvoering werd uitgesteld tot. na d© beslissing, die Christelijk Volksonderwijs zou nemen inzake onze vraag om zich bij den Schoolraad aan te sluiten, opdat in den School raad de band der gemeenschap met allen zov rijn verkregen. Wij zijn in dit opzicht wederom teleurgesteld. Ik wil er niet over uitwijden, alleen verklaar ik niet t© verstaan, waaraan de Schoolraad dit beeft verdiend. Zijn verleden heeft nooit aanleiding ge geven tot eenig wantrouwen in de zuiverheid zijner bedoelingen. Wij belijden elk m Zondag te goloovcn, dat er is ééne, heilige, algemeen©, Christelijke Kerk en «cn gemeenschap der heiligen. Geloovcn is wel «en bewijs der zaken, die men niet ziet] Laat het ook blijven een vaste grond der dingen, die men hoopt. Gemeenschap ie een ideaal, dat nog op verwezenlijking wacht, maar er ook om vraagt, krachtiger dan ooit. Wellicht dat wat wij niet willen, niet zoeken, tegenhouden, langs on6 he nen, of beter, onzer ondanks komen zal. Harde slagen en een gloed van vuur rijn noodig om ijzier aanéén te smeden. Tegenspoed en verdruk-? king dwingen tot eèn eendracht, die men in voorspoed en rustigen tijd meent te kunnen mis sen. Wie durft ontkennen, dai het heel dichtbij kan rijn?" VAN WIELRIJDERS EN VOETGANGERS. Er rijn weinig landen in Europa, behalve Zweden misschien, waarin het rijwielverkeer zcc'n uitgestrekten omvang heeft aangenomen als in ons vlakke, lage land. Dat blijkt altijd weer uit de verbaasde uitroe pen van ©verblufte vreemdelingen, die voor het ©erat kennis maken met de enorme fietsers rijen; die na do kantooruren d© straten van den Haag of Amsterdam vullen. Voor alle mogelijke doel einden wordt hier het rijwiel gebruikt. Men ziet transport rijwielen, brancard-rjwielen, race-fietsen enz.; men vuile zelf de lange reeks rijwiokcorten verder aan. Het is te begrijpen, dat het veelvuldige gobruik van het bij ons zoo ingebargerde vervoermiddel zijn eigenaardige moeilijkheden met zich brengt. Do regeling van ene verkeer, hoewel de laatste jaren ver verbeterd Ï6 nu eenmaal lang niet vol maakt, deels door den eigenaardigen stratenaan leg van onzo oudo stadsgedeelten, deels door de abnormaal vlugge uitbreiding van het snelver keer der laatste jaren, maar bovenal door Je slecht© medewerking van ons Hollandsche publiok dat alle regels cn voorschriften nu eenmaal als oen aanranding der porsoonlijke vrijheid beschou wen en zich in geen geval de moeite geven wil dio regels eens te bestudeeren of de wenken van hen die het verkeer moeten leiden, op t© volgen. Dit geeft natuurlijk aanlGiding tot ernstige onge lukken in het ergste geval cn tot tallooze onaan genaamheden dagelijks; in 't bijzonder tnsschen do twee hoofdgroepen der weggebruikers voetgan gers en wielrijders komen nog al eens „botsin gen" voorwio onzer lezers aan een drukke straat woont en zijn ©ogen goed do kost geelt, zal er, als hij or eene een half uurtje voor n&emt, hooi wat kunnen gadeelaan. Huldp komt zeker toe aan den A. N. W. B. den Toeristenbond voor Nederland, een organisatie die einds jaar en dag, in haar blad „de Kam pioen", in handboekjes en in verdero uitgaven, de voornaamste „rogels van don weg" aan de massa tracht in te prenten. Voetganger on fietser beschouwen olkander met alle mogelijke soorten van vooringenomenheid. De voetganger vindt fietsen lawaaierige dingcD die altijd op je af of vlak langs je heen schieten als je er niet op verdacht^bcnt, terwijl do fiete sers volgens hem door hun roekolooze manier van rijden het verkeer verstoren, kortom, den ge- heelen weg onveilig maken. Do fietser 6prc©kt gewoonlijk wrevelig over den voetganger als over een allerlastigst roenschensoort dat sulfend over den wog loopt bij voorkeur den rijweg inplaats van de trottoirs gebruikt dat als ze aangereden worden door oigen onattentie vraagt „waarom je niet. "Bellen kunt" on Hat" wanneer wel gebeld wordt zegt' ,{maak niet zoo'n drukte." En helaas is er van dezo beide beschuldigin gen veel waar. Wo zullen hieronder eenige dor mee6t noodigp regels van den weg laten volgen," '<ft© we uit een dusgenaamd boekje van den A. N. W. B» eenigs- rins gewijzigd ontlecnon-, .Voor don fietser: Houd altijd den rechterkant van den rijweg. Berijd geen trottoirs of wandelpaden. Rijdt met onnoodig naast elkaar! Als gij een linkerrijwog inslaat, wenk dan perst duidelijk met- uw linkerarm en geef zoo de rich ting aan, die gij van plan rijt te nemen, bel duidelijk en herhaaldelijk, en rijd dan niet al te hard en goed uitkijkend met- een grooten bocht de zijstraat in, zoodat gij daar weer op den rechterkant komt te rijden. Voor het- inslaan van een rechterzijweg gelden nagenoeg de zelfde maatregelen, stook dan eerst uw rechterarm uit en neem de bocht klein. Volg de aanwijzingen van den verkeersagent dadelijk en nauwkeurig op. Voor dan voetganger: Blijft zooveel mogelijk op de trottoirs; als ge zonder noodzaak den rijweg gebruikt brengt ge u zelf en anderen in last en gevaar. Als ge den rijweg oversteekt, kijk dan eerst naar linke of geen voertuigen van dien kant ko men, vervolgens naar recht6, en steek de straat dan vlug in recht© richting over. Slenter geen tien meter verder door in schuine richting. Verlaat de fielspadon, als een wielrijder u door bellen daartoe het toeken geeft; hij rijdt ook niet op trottoirs. Wij hopen, dat onze lozere deze regels eens voorzichzelf zullen toepassen. Zij zullen zie, hoe ze daardoor het verkeer vergemakkelijken. Leidsche Penkrassen. Amice. Het is een verblijdend verschijnsel, dat in dezen tijd van onvereohillig!h©id en af val, nu zoovele anti-christelijke stroomin- gem hun invloed doen gelden, telkens weer pogingen worden gedaan om die verder felijke werkingen tegen te houden, op het gevaar van die stroomingen de aandacht, te vestigen en ons volk woorzoover het afdwaalde weer terug te roepen tot de oude paden. De blijde boodschap wordt niet alleen gebracht in de kerken, maar men. gaat ook naar het woord van de Schrift uit in heggen en wegen om het verlorene op te zoeken en le ruoodigen en het. licht dos Evangelies te doen schijnen in de donker heid van dit leven. Ook in onze Sleuteletad, worden in die richting pogingen aangewend. We hebben onze Zondagscholen waar de jeugd met het Woord van God bekend gemaakt wordt en onze Evangelisaties, die trachten te bereiken hen, die niet of niet meer, hun ne schreden richten naar de Kerkgebou wen, die zich daar niet thuisgevoelen of ook wel, daar niet willen komen. En dat is helaas wel noodig. In verge lijking met andere groote plaateen maakt Leiden, wat. het Kerkbezoek betreft, zeker geen 6lec.ht figuur. Vergelijkt men echter het. aantal kerkgangers 'met, het aantal be woners. dan komt men al heel spoedig tot de ontdekking, dat. een zeer groot percen tage zich van de kerk afkeerig houdt.. We hebben bier een viertal groote Horv. Kerken waar dos Zondage een of tweemaal dienst, is en voort-s een drietal Gereformeerde Kerken, een Chr. Gerefor meerde, oen Oud-Gereformeerde enz., wat in vergelijking met tal van dorpen heel weinig is, maar nog nooit hioorde ik over gebrek aan kerkruimte klagen. Het- aantal bezoekers blijft misschien ongeveer op peil, maar er is niets wat op een sterke uitbreiding wijst. Wel valt te constateeren, dat vele middag- of avond beurten sléchte matig bezet zijn en dat 6teeds meerderen één kerkgang al meer dan voldoende schijnen te achten. Ik zal niet probeeren m'n waarde, de oorzaken na te gaan. Dat is een punt dat niet in een briefje ale dit kan worden be handeld, maar dat zeker waard ie, daar van special© studie te maken. Misschien dat men dan ook wel tot, de ontdekking komt, dat de Kerken zelf ook wel ©enigermate schuldig staan. Onlangs hebben we, zoo ge misschien weet, hier in Leiden bezoek gehad van een groot aantal binnen- en buitenlandsohe jounalisten, die o.a. ook een-bezoek brach ten aan de mooie historische Pieterskerk. Ik herinner me, hoe daarbij ook een Ka- •tholiek was, die zijn oogen uitkeek, toen hij daar de bekende loketjes zag, met daarbij het verzoek om zooveel mogelijk met gepast geld te betalen. En dat in de kerk, vroeg hij? Deze verbaasde uitroep, herinnerde mij, die hieraan al gewoon was geraakt, aan een misstand die hier toch eigenlijk is. Wie behoefte heeft het evangelie der Ge nade te hooren en hoever ook afgedwaald, tooh nog wil luisteren naar de verkondi ging van de blijde boodschap, moet begin nen met voor een plaats te betalen, wan neer hij althans zeker wil zijn een zit plaats te krijgen, waar hij don loeraar kan zien en hooren. Nu wil ik beginnen mof, toe te geven, mijn waarde, dat deze, zaak niet zoo een voudig is, al-s het 6c.hijnt. De kerkcdien&t moet onderhouden worden, er zijn dus in komsten noodig en bovendien, de men schen die hierover zoo hard vallen, heb ben nergens bezwaar om te betalen, be halve in de Kerk. Maar aan den anderen \kant, zou men het toch ook den meDsehen die de Kerk nog niet geheel den rug hebben toege keerd, gemakkelijk moeten maken, ze met open armen ontvangen cn ze zeker niet dc slechtste plaats gewen. Het komt mij voor, dat dit een zaak is van meer beteekenis dan we gewoonlijk denken, niet alleen voor de Herv. Kerk, maar ook voor de andere kerken, waar een vreemdeling en vooral oen vreemde ling in ©en schamel pak, zich vaak ook niet zoo gauw op zijn gemak gevoelt. Ik herinner me, dat ik jaren geleden ale milicien in een van onze gaimizoenüteden kwam. 't Was vooral in die dagen, toen do kazerne yeol yerder van het burgerle ven verwijderd was, een groote overgang^ en ik wil dan ook wel zeggen, dat. ik even als enkele kameraden de Zondag met T meer dan gewone blijdschap begroette. Wij bekeken de Kerk mef, heel andere oogen. In de kazerne werd gevloekt ere geschreeuwd, en al maakte met het. den en- kelingen die aan tafel wilden bidden ere** danken nu niet, bepaald lastig, men liet, ze- toch wel gevoelen dat wat, zij deden mettu het kazerneleven toch eigenlijk niet'1, strookte. Ja, toen word do Zondag met blijdschap- begroet en we hadden heusch geen opwek king noodig om „naar Gods huis te gaan". Maar we werden wel een beet.je ont- nuchterd, toen we in de Kerk kwamen err one duidelijk gemaakt werd, dat we op de „banken voor militairen" hadden plaats w te nemen, welke banken zich geheel ach ter in het kerkgebouw bevonden, en ook door hun uiterlijk al lieten blijken dat het „maar militairen" waren die daap verwacht werden. Dat stootte af, en ik heb me weieons afgevraagd of het steeds minderende be zoek van de soldaten soms ook in verband! stond met de wijze waarop ze werden ont vangen. Deze ontvangst sprak tot ons temeer omdat we weer dadelijk naar Nieuwer- sluis werden gedetacheerd en den tweeden militairen Zondag in de Kerk van Breu- kelen terecht kwamen. Welk een verschil. Neen wo behoefden niet op het achterste en het slechtst ge verfde bankje te zitten en nog levendig 'herinner ik me, hoe Ds. Gi6pen ons „opving" en one een allergezelligste» Zondagavond bezorgde, en teven6 de band met de kerk niet. weinig versterkte. r Dat zijn betrekkelijk kleinigheden,- maar die tech van veel beteekenis kunnen zijn en het zou dunkt mo niet kwaad zijn, indien daarmee meer werd gerekend. Maar intusschen, er zijn nu eenmaal tal van menschen die er niet aan denken naar, de Kerk te gaan en die door wat daar ge- epokon wordt, niet. bereikt worden. En daarom verdient het toejuiching dat' op een andere wijze getracht wordt, de menschen te bereiken. x Ge hebt, zeker gelezen, hoe in de Geref. Kerk hier ter stede, reeds geruimen tijd,- de straatprediking een punt van bespre king uitmaakt, Tot. nu toe is men nog niet tot een bepaalde crnclusie gekomen-, wat niet al tezeer verwondert als men be denkt, welke moeilijkheden hier overwon-* non moeten worden. De Commissie voor Evangelisatie heeft niet gewacht, tot- het ideaal bereikt was,- maar heeft alvast een begin gemaakt, door. op de Zaterdag6cfce markt een tent te plaatsen waar aanvankelijk teksten en boeken enz. verkrijgbaar worden ge steld, en waar later misschien ook ge sproken zal worden. Tot nu toe bepaalde deze Commissie zich tot het, verspreiden van lectuur a.ls „De Goede weg" een blaadje dat ra.i. wei wat al te kinderlijk i6 gesteld, Voor men schen die „Het Volk", „Do Tribune" es; dergelijke lectuur gewoon zijn te lezern maar dat onlang6 in de Heraut een heel goede aanteekening kreeg. Voorts - wordt met jongens en meisjes vergaderd'^ en komen op den rooster, naar i'k moem zelfs gymnastieklessen voor, hoewel hetM me niet duidelijk is, op welke wijze1 clez«S-: lessen met Evangelisatie in verband i staan. Tegelijkertijd met de tent van de Ge*/ ref. Evangelisatie verscheen ook een tent^ van „Jeruel" op de markt, de bekend* -,* evangelisatie die in het gebouwtje in dt Groenesteeg haar centrum vindt en naaf1, ik meen te weten ook tal van menschep» *- weet te bereiken. Concurrentie du-s tot op zekere boog-. te. Maar een heilzame concurrentie Nooit kan op dit, gebied teveel worden ge* daan, en hoorneer menschen zich voor di£ werk geven, hoe beter. Uit den aard der zaak kan op deze wij' ze slechte een zeer klein getal menschen worden bereikt, en daarom zou bet van. nog meer beteekenis zijn indien de Chris telijke Pers, veel meer dan tot nu toe, in de gezinnen kon worden gebracht. Ge denkt misschien: Veritas zit ween op z'n stokpaardje. Toch niet m'n waarde. Ik maak deze opmerking slechte ter loops, al voeg ik er dadelijk aan toe, dat ik van de juistheid overtuigd ben en dat ik het. evenmin overbodig a -ht, telkens weer deze waarheid te herhalen. Behalve wat thans gedaan wordt, krib gen we hiér straks ook de Tentzen- d i n g. Overal hangen reeds de aanplak biljetten en als ik zie met hoeveel op merkzaamheid ze gelezen worden, dare komt 't mij voor dat men over gebrek aare bezoekers niet. zal hebben te klagen. Onlangs ontmoette ik iemand, die veop dezen arbeid niets voelde. Wie komen daar, zei hij. Natuurlijk de menschen die 's Zondags naar de K:rk gaan. Dit schijnt me echter niet juiet. Ik herinner me dat ik enkele jaren go-- leden een Bijbeltent bezocht, waar voor een gehoor, dat voor een niet gering deel uit, onverschilligen cn beslist vijandigen be stond telkens weer met grooten nadruk heife Evangelie gepredikt, werd. En wat hew merkwaardige was, die menschen kwamen niet een6, maar herhaaldelijk. En dan wil ik ook niet ontkennen, daU het mij altijd aantrekt, als ik daar^ de mannen en vrouwen van verschillende ke-r-v kclijke kleur bijeen zie, om.samen te zin*! gen en te bidden. Zeker, wij hebben onze kerken, en we mogen daarvoor dankbaar zijn. Maar hebben wij het ook wel niet cons noodig om met anderen te zingenf Heer, ik boor van rijken zegen Die Gij uitstort keer op keer, Laat ook van dien milden zegen Dropp'len vallen op mij neer? Zij het zoo de volgende weck mijnt waaide. x Worde ook door middel van dc tentzen ding een rijken zegen ook hier in Leiden uitgestort. VERITAS, j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 6