Dagblad voor Leiden en Omstreken. Breestraat No. 161. -Z'Z BINNENLAND. ABONNEMENTSPRIJS IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN WAAK AGENTEN GEVESTIGD ZIJN PER KWARTAAL 12.50 PER WEEK 10.19 FRANCO PER POST PER KWARTAAL 12.90 3de JAARGANG. - WOENSDAG 26 JULI 1922 - No. 871 Bureau: Hooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936 ADVERTENTIE-PRIJS. •PER GEWONE REGEL 10.221 DES ZATERDAGS 6 10.30 i INGEZONDEN RECLAMES DlTBBr' TA RIB* KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens j 30 noorden 50 cent; Zaterdags 75 cent J bij vooruitbetaling. 1 Dit nummer bestaat uit twee bladen V Beweging en onrust. De Socialisten hebben van de komende parlementaire periode goede verwachtin gen. Niet voor het land in de eerste plaats of voor de „próletaren" zooals bij voor- kour de arbeiders worden aangeduid, maar voor de partij. We gaan een moeilijken tijd tegemoet, er zullen allerlei opzichzelf misschien niet onredelijke eischen worden gesteld, die niet vervuld kunnen worden en daaren boven dreigen werkloosheid, armoede en wie weet wat voor sociale onheilen nog meer. Voor wie het wel meent met zijn volk is het een tijd die tot hoogen ernst stemt. Maar anders is het bij de voormannen van de S. D. A. P. Zij wrijven zich al bij voorbaat de handen, omdat het voor een partij die van 6t-rijd en critiek moet leven, nu zulk eeD goeden tijd wordt. In het parlement is de S. D. A. P. tij delijk teruggezet. Maar met des temeer kracht zal zij zich nu naar buiten kunnen roeren. Ter gelegenheid van het Congres van 8. D. Overheidspersoneel, sprak do voor zitter van het roode N. V. V. de heer Elenhuis de volgende merkwaardige woor den; Wat thans noodig is ,is een verhoog de activiteit, een voortdurende actie en agitatie buiten het parlement. Er moe beweging en onrust komen onder de arbeidersmassa. Propageert dus o-nze beginselen op de fabrieken en in de werkplaatsen, opdat in de hoof den der arbeiders zal groeien de vaste wil, om met ons tegen de reactie front te maken. Er meet beweging en onrust komen der de arbeidersmassa, want dat is in het belang van de moderne vakorganisaties en van de S. D. A. P. Hoe troebeler het water hoe beter men kan visschcn. Maar is het ook in het belang van de arbeiders? Is het in hun belang als er overal on rust is en beweging, als het maatschappe lijk leven wordt gedesorganiseerd en den Beregelden gang van het werk verstoord? Natuurlijk niet. Hun nood wordt daardoor te grooter. Wanneer het maatschappelijk leven wordt ontwricht dan lijden daaronder in de allereerste plaats de maatschappelijk zwakken, de br-eede groep van arbeiders, die weinig weerstandsvermogen heeft. Maar daarover bekommeren" de roode leiders zich niet. Hoofdzaak is, dat stemmen worden ge wonnen en de positie van de moderne ar beidersbeweging versterkt. De Kabinetscrisis. De Standaard geeft een beschou wing over de Kabinetscrisis en zegt: „De aan het,reeds in het begin dor vo rige week genomen, besluit van het Ka binet, om de portefenilles ter beschikking te stellen, gegeven openbaarheid neemt een gegronde oorzaak van klacht weg. Onvoorzichtigheid en overhaast hande len is in tijden van crisis verkeerd, maar hier verkeeixle de voorzichtigheid langza merhand in een soort diplomatieke geslo tenheid, die weinig overeenkwam met on ze gewoonten op dit gebied. Het besluit «elf komt. ons.juist voor. De toestand is thans een geheel andere «dan in 1918. Te zeggen, wat sommigen de den, dat de uitslag der verkiezingen ©en bekrachtiging was van de door het zittend Kabinet, gevolgde poliiek, leak ons on juist. Do strijd gaat over het alge meen nooit meer om een zittend Kabi net. De partijen gaan ter stembus met een program, waarop zij zooveel mogelijk stommen trachten te verzamelen, en de uitslag der verkiezingen kan niet langer op zoo eenvoudige wijze als voorheen worden vastgesteld. Het eenige wat, naar ons oordeel, te zeggen viel was, dab de uitslag heen wees naar het optreden van een rechtsch Kabi- met. Niet meer, maar ook niot minder. In dien gedachtengang komt het ons juist ge zien voor, dat het zittend Kabinet begint niet de baan geheel vrij te maken voor de .besprekingen die ongetwijfeld thans spoe dig zullen aanvangen. Natuurlijk betuigen we gaarne ook onze Instemming met het feit, dat aan oen Staatsman van rechts opdracht tot Kabi- netsformatie gegeven werd. En we ver eenigen ons ook volkomen met de keuze van den persoon. Geenszins zién we daarbij over het hoofd, dat hét Protestantsche volksdeel tot. de rechterzijde behoorond, den laateten tijd zich wel eens geuit heeft in een zin die er op wijst, dat men het komend Kabinet liever onder Protestantscho leiding gezien had. Maar het. is altijd goed te bedenken, dat, anderen niet het „monopolie" van kort zichtigheid bezitten; dat we zelf daaraan ook wel eep£ lijden. "eva* z'c^ hier voor. l Wij achten het om velerlei rede nen in 's Lands belang dat gehandeld is gelijk geschiedde. Wanneer de groepen der rechterzijde het eens worden over een goed uitgewerkt werkprogram, dan biedt een nieuw Kabinet-Ruys stellig zoo stellig dat er o.i. geen seconde van twij fel overblijft den grootst denkbaren waarborg voor een krachtig bewind. Hoofdzaak is: een vast accoord! Een accoord zonder haken en oogen! En dat schijnt ons het best te verkrijgen langs den nu ingeslagen" weg. Gemakkelijk is de taak van den forma teur niet. Wij hebben een en andermaal in ons blad op de voornaamste moeilijk heid gewezen en komen daar thans niet ep terug. Toch moet die Tnoeielijkheid in de eerste plaats aangevat worden, wil niet veel vergeefsche arbeid verricht worden." De Nederlander wijst er op, dat de taak van Jhr. Ruy6 than6 zwaarder is dan in 1918. „Toen was ondanks het ontbreken van een meerderheid de weg aangewezen. Slechts de drie rechtsche groepen konden de regeertaak aanvaarden. Hun kwam aller dank toe, dat zij het in die omstan digheden wilden. En als een vanzelfsheid trad het feit van een kabinetsformatie zoo op den voorgrond, dat daardoor het program een vraag der tweede orde werd. Er moest voor alle dingen een Kabinet zijn! En men mag aa<n de mannen, die zich toen gavon, den lof niet onthouden, dat zij het schip van staat vier jaren lang on danks de aangeduide moeilijkheid met be leid hebben bestuurd. T h a n 6 staat de zaak juist andersom. Nu zal het werkprogram hoofdzaak we zen. En juist, wijl alle groepen zelfstandig en zonder afspraak opgetreden zijn in de verkiezingen, zal het samenstellen van zulk een program tijd vorderen. Tijd en tact. Niemand zal dan ook met twee, drie dagen ongeduldig mogen worden en iet wat. smalend vragen „waar de heer Ruys blijft met zijn Kabinet." Noch zal men mogen verkondigen, dat „de rechterzijde met haar overwinning verlegen is." Want de rechterzijde heeft, niet overwonnen. Doch de drie groepen ter rechterzijde zijn elk voor zich weinig of zelfs veel vooruit gegaan; aldus dient men zich uit te druk ken en deze uitdrukking alleen teekent den toestand. Hieruit volgt., dat ook elk dier groepen met eigen wenschen en voorwaarden ko men zal. Laat men thans links niet, smalen en rechts niet haasten. De constructie van een hecht gebouw vergt tijd." STADSNIEUWS. TWEE-EN-TWINTIGSTE ZENDINGSDAG. Op het. mooie, oude landgoed Oud-Poel geest werd heden de 22e Zendingsdag der Gereformeerde Kerken in de Classis Lei- #den gehouden. Het weer was gelukkig bijzonder mooi en van alle kanten stroomden groote scha ren belangstellenden tee. In het rechterdeel van 't park was een katheder, waaromheen allen zich verza melden, de meesten op de daar geplaatste banken gezeten, terwijl velen zich met een staanplaats moesten vergenoegen. Na het. zingen van den lOOsten psalm met begeleiding van een orchest en gebed sprak D s. Koers als voorzitter van de Zendingsdeputaten het Openingswoord. Wij leven in een tijd van malaise. In veler harten is onrust. Telkens wordt ge- vraa.gd: - Wat i6 in onze dagen nog so lide? Hoe staat het in dat opzicht met de Zendingszaak? Die vraag wil spreker in 't kort ter inleiding beantwoorden. Soliditeit is noodig. De deelnemers moeten in een onderneming vertrouwen hebben. Er is geen moed, geen durf, men geeft zijn graven en krachten niet, men brengt geen offers als men van de solidi teit van oen zaak niet verzekerd is, als men niet leven kan in de gedachte dat men slagen zal. Wij allen zijn deelnemers in de zendingszaak. Kunnen we er ons met gerustheid aan geven? Is zij solied? 't Schijnt de dwaas6te zaak, die zich deDken laai. Immers zij beoogt, de predi king van het Evangelie aan alle crea turen. Een arbeidsveld, dat niet te over zien is. Wii stuiten daarbij op den meest Beduchten tegenstand. Niemand wil dat Evangelie. Satans macht is groot. Waar do revolutiegeest heersoht, worden de Ker ken leeggeplunderd, de predikers vermoord en de Christelijke doop van de kinderen verboden, 't Schijnt hopeloos, dien tegen stand te breken. Daarbij onze kracht is klein, de arbeiders zijn weinige. De te leurstellingen vele. Ons geloof is zwak. Ons gebed gebrekkig. En de offers, die er voor noodig zijn, zijn ontzaggelijk. Wie kan in zulk een onderneming nog vertrou wen hebben? Voor wie alleen rekent met meaischelijke facturen, moet. het wel vast staan, dat ze tot mislukking is gedoemd. Haar volslagen failliet, is dan ook reeds menigmaal aangekondigd. Is de zaak inderdaad onbetrouwbaar? Er is geen solider zaak ter wereld, 't. Is niet onze zaak maar Gods zaak. Zijn be loften zijn ons ton waarborg, dat zij niet zal mislukken. De Heidenen zullen ingaan 4*44*4 4*4 4*44*4 Desverkiezend gemakkelijke betalingsvoorwaarden -4*4 4*4 4*4 en Israël zal zalig worden. En die belof ten rosten in Gods eeuwig raadsbesluit. Niet- één der verkorenen zal achterblijven. Christus' werk is niet onzeker geweest. Van de gegevenen des Vaders gaat er niet één verloren. Hij zal heersehen van de zee tot aan de zee en van de rivier tot aan de einde der aarde. Zelfs de eer en de heerlijkheid der volkeren zal ingebracht worden in het. nieuwe Jeruzalem, de stad Gods. Hoe fel d© vijand woedt het staat vast, onwrikbaar vast, dat allen wier na men geschreven zijn in het boek des le vens des Lams zullen toegebracht worden. Er is daarom geen zaak die meer ons vertrouwen verdient dan de zendingszaak, geen zaak waaraan we ons beter en veili ger kunnen geven. Of meent ge, dat dit niet meer noodig is; als alles van eeuwig heid reeds vaststaat? Maar dan vergeet ge, dat in Zijn raad ook de middelen zijn opgenomen, die tot de einduitkomst, moe- t on leiden. Het heeft Hem beliefd den dienst van de mepschon te gebruiken tot de komst van Zijn rijk.' Het is onze eere! Wij mogen daaraan arbeiden. Wij moeten ook. Wij hebben te gehoorza men aan het groote bevel: Gaat dan hoen, maakt alle volkeren tot Mijne discipelen. Dat is onze dure roeping. Opwekking is daarvoor telkens weer noodig. Dat is ook de bedoeling van onzen Zendingsddg. Als gemeente komen wij 6aam in een gebouw. Voor onze Zendingsdagen zoeken wij de vrije natuur, beminnen we de zon, trotseeren we desnoods regen en windvlagen, 't Is beeld van onzen arbeid. Wij werken in de ruimte, wij bidden om Gods zegen wij laten ons door niets terugschrikken. En wij zijn zeker, dat de zendingszaak zal slagen, dat. eens de ganeche aarde vol zal zijn van de kennis des Heeren. Vervolgens werd gezongen Lied 31:2 en 3. Hierna nam de heer N. Baas, straatprediker te Amsterdam het woord om te spreken over: Grepen nit de practijk. „Zeker iemand", aldus begon Spr. zijn rede, „kwam eens tot een predikant en vroeg om een gave voor zijn levensonder houd. Deze vroeg verwonderd: „Waarom verlangt gij een gift! Verstaat ge geen ambacht." De man antwoordde, dat hij er drie kende, straatmaker, inoopenmaker en brillerslijper. En op de vraag van den predikant, waarom hij zich daarvan niet bediende, antwoordde hij, dat geen van drieën meer een bestaan verzekerde. Straatmakers had men niet noodig, daar er tegenwoordig zooveel omwegen waren, dat de rechte weg niet meer gebruikt werd; knoopen wedden niet meer gebruikt, alleen haken en oogen. Brillen waren heelemaal niet noodig. Op het goede sloeg men toch geen acht, en naar het kwade keek men door de vin gers. Bij deze drie onfortuinlijke ambachten, aldus Spr., zou men ook de ambachten van Zendeling en Evangelisator kunnen voe gen. Deze arbeid valt in 't geheel niet in den smaak van 't publiek, terwijl het werk lang niet makkelijk is. Een vrijen Zaterdag of Zondag heeft de Evangelist niet. Juist die dagen zijn voor de Evangelie-verkondiging bij uit stek geschikt. Over een ding heeft hij echter niet te klagen, hij -heeft veel bekijks. Spr. schilderde voort6 zijn aandachtig gehoor met eenvoud fn humor de ver schillende lusten en lasten van den groote- s tadsev an geli6a i o r. Soms stond hij op een schoolplein, ter wijl de menschen op ©en eerbiedige af stand achter het hek bleven staan en maar niot te bewegen waren, maar een 6tap vooruit te doen. Op het Amstelveld daarentegen stond men weer midden in 't gedrang, soms naast een „boeienkoning" die echter zoo'n groote hoop volk trok, dat. de evangelist dikwijls na do worsteIpraestatie6 gelegen heid had do meriéchenmassa to boeien door een pakkend woord over de verschillende andere boeien van den ineasch als drank zucht, dood en zonde. Soms stond Spr. Jusechen een gramo* phoon-handelaar en een tent met. feestarti kelen in, dan zette de eerste zijn schelste platen op de machine, terwijl de tweede het „hemelman-netje" met serpentmos be kogelde. Andere malen had men moeite niet on der den voet geloopen te worden. Toch kan heel veel door de Evangelisa tie worden bereikt, wanneer men slechte e e n v o u ;d i g vertelt,* uit den rijkdom van de Bijbelsche historieën, en wanneer men slechts het d o e 1 in 't oog houdt, het stellen van de keuze tusschen leven en dood; wanneer dit niet het geval is deugt de toespraak niet. En bovenal, wanneer men ziet, dat de menschcn geroerd zijn, moet men o p h o"u d en. Dan spreekt God en zingt do dienstknecht. Men wachte er zich wel voor, zich door de praatgrage, twistzieke Amsterdammers in een twistgesprek te laten lokken, zooals helaas veel gebeurt. We moeten visschers der menschen zijn en niet zelf in elk aas happen. Ook de lectuurverspreiding moet tact vol ter hand genomen worden. Zoo deelde Spr. een tractaat „Anker, grond en touw" aan schippers uit, een an der „Onbewoonbaar verklaard" in buurten als Uilenburg etc., terwijl hij na afloop oener politieke vergadering tractaten, die den titel „Kapitalisme" droegen distri bueerde onder de bezoekers. Ook de verschillende wijzen waarop het goede Woord ontvangen wordt, ging Spr. na, oq vertelde typeerende staaltjes van de verschillende menschensoorten, die zijn katheder op de markt omringden als: onkundigen, vijandigen, drinkers, belang stellenden enz. Spr. eindigde zijn interessante rede met den wensoh, dat deze grepen uit de prac tijk mochten bijdragen om de liefde tot zending en evangelisatie bij zijn hoorders aan te wakkeren. Vervolgens werd lied no. 30 gezongen; geduronde dit gezang weiai voor de Zen ding gecollecteerd, v.aarna Ds. Meyering van Katwijk a. Zee den katheder besteeg om te spreken over: „Wankelen ter dooding". De verhouding, aldus spr., waarin de men schen staan tot het Ev. der zaligheid is zeer verschillend. Is hierbij allereerst de groote scheidslijn te trekken tusschen de genen, die nog nooit van dit Evangelie hebben gehoord, en zij, die onder het licht van het Evangelie #bven, ook onder deze laatsten is nog weder groot onder scheid. sMen zou. ze in drie groepen kun nen verdeelen, n.l. degenen, die dat Evan gelie als een kracht tot zaligheid door het geloof kepnen; zij. die het in ongeloof verwerpen en, als tusschen deze beiden in staande, degenen, die het nóch in zijn za ligmakende .kracht bij ervaring kennen, nóch hetzelve in ongeloof verwerpen. Op deze laalsten wordt wel eens te weinig gelet. Zeker, wij zijn met ontferming be wogen over de arme, blinde heidenen, die nog nooit van het Evangelie hebben ge hoord. En eveneens gevoelen wij onze roe ping ten opzichte van die groote massa, ook onder ons volk, vooral in de groote steden, die, ofschoon geboren in een Chris tenland, toch als geheel van het Evange lie verveemd, daar heen leven of ook in ongeloof met hetzelve den spot drijven. Toch mag ook die derde categorie niet uit het oog verloren worden. Te dezen op zichte geldt de ernstige vraag: wat zal er van hen worden, aan welke zijde zulle», zij zich ten slotte scharen, aan de zijda der belijders, of der verwerpers van het Evangelie? En geldt deze vraag van zoo- velen in onze naaste omgeving en zal het antwoord op deze vraag, in den middellij ken weg, mede van allerlei omstandighe den afhangen in veel ernstiger zin nog geldt zij van velen in onze Oost. Immers, ook dóór bevinden zich tal van menschen, inzonderheid ook jongelingen en jonge mannen, die, van huis-uit opgevoed bij het Woord Gods en in hetzelve onderwe zen, zoo groot gevaar loopen, zedelijk en geestelijk ten onder te gaan. Die. hetzij in dienst der Regeering, of bij het leger, of in de cultures, geplaatst zijn in afge legen streken, verstoken van allen om gang met apdere Christenen, en van elke deelname aan eenige godsdienstige, of kerkelijke handeling, zich enkel omringd zien door een heidensc-ho omgeving. Van het gevaar, waarin deze menschen moreel en religieus verkeeren, kunnen wij ons hier eigenlijk geen denkbeeld vormen. Eerst wanneer men er zelf eenigszins meer van nabij in betrokken wordt, door bloedverwantschap of bijzondere kennis sen. begint men eenigermate te beseffen, welk ontzaggelijk gevaar voor zedelijke en geestelijke verwildering met al den aankleve van dien deze menschen bedreigt En onwillekeurig wordt men dan be paald bij het woord van den Spreuken dichter: „Red degenen die ter dood gegre pen zijn; want zij wankelen ter dooding, zoo gij u onthoudt". Inderdaad toch is dit van velen hunner de toestand. Zij wan kelen als ter dooding. In die heidenscho omgeving spant Satan van alle kanten zijne strikken, om hen (o vangen en te doen vallcn.Ondcr doze4 zijn ook velen van Gereformeerden huize. En len opzichte van hen hebben wij, hebben onze kerkeflf inzonderheid eene dure roeping. „Zij wan* kelen ter dooding, zoo gij u onthoudt", geldt hier. Dit hebben ook onze kerken verstaan, en den arbeid onder de verstrooi 1 de Gereformeerden in N. O.-I. aangevat. Reeds in 1899 kwam deze zaak op de Gen, Synode van Groningen ter sprake, naar aanleiding van een dringende bede van; Broeders en Zusters uit Bagelen, Jogja- carta en Soerakarta. Die arbeid bleeW echter zeer moeilijk, vooral wegens de ontzaggelijke afstanden in Indië. In 1914 op de Synode van 's-Gravenhage evenwei weder met ernst onder de oogen gezien, is hij daarna krachtig aangevat, voorna melijk toen in Medan de Geref. kerk ge ïnstitueerd werd en Dr. Harrenstein zich aan deze kerk verbond. Wat door dezen' Dienaar gedaan is en nog steeds gedaan wordt, kan nooit genoeg gewaardeerd worden. Dagen, neen, weken aaneen trekt hij er op uit, om de verstrooiden op de eenzaamste posten op te zoeken, met hen te spreken, te bidden enf indien hij zulk* noodig keurt, tot hunne verplaatsing mede le werken. Eenmaal in 't jaar wordt do week der verstrooiden gehouden en komen deze van alle kanten en oorden te Medan bijeen. En wat dit voor hen betee- kent, is niet licht te overschatten. Ook van uit andere kerken, als Batavia en Bandoeng wordt onder de verstrooiden gearbeid. Het veld is echter zoo groot en het getal ar beiders zoo weinige. Dit moet meerder, ja veel overvloediger worden. Daarom heb ben wij deze zaak te steunen met onze ga ven en ons gebed. Maar vooral ook moe ten allen die naar Indië gaan of wier be trekkingen derwaarts trekken, ernsitig acht geven op den raad door de Broeders uit Indië nog onlangs in onze kerkelijke bladen gegeven, om toch vóóraf de noo- dige inlichtingen te vragen en kennis le geven van hun komst en van de plaats waar men heengaat. Droeve aanklacht, voorwaar, is hety wanner deze Broeders moeten zeggen, dat' dit zoo menigmaal niet gebeurt. Laat het daarom bij ons steeds weerklinken: „Zij wankelen ter dooding, zoo gij u onthoudt" Hierna wordt gezongen Psalm G8: 14 eö 1G. Daarna word! tot 2 uur gepauscerd Men deelt ons nog mede, dat do colleo- te, na de rede van den heer Baas gehou den ruim f117 heeft opgebracht. (Wordt vervolgd). Jong. Ver. „Thimotheus". De secretaris dezer Ver. schrijft ons: Maandag 24 dezer hebben de leden van de Jongelieden-vereniging op G. G. „Thi- rr.ótheus" een uitstapje gemaakt naar Haarlem en omstreken. 's Morgens half acht vertrok het gezelschap per motor boot van de Schrijversbrug; de tocht ging over het Kagermeer naar Haarlem, waar de St. Bavo bezichtigd werd. Na een ste- vieen maaltijd vertrok men per tram naar Bloemendaal, waar het „Kopje" bezocht werd, vandaar "ging het door Duin en Bosch naai» de Ruïne van Bred erode bij A eiserend. Toen die beklommen en be keken was werd een poosje ontspanning gezocht in voetballen en een wandeling ondernomen naar Santpoort, vanwaar men per trein naar Haarlem ging, om vervol gens weer per boot naar onze goede sleu telstad terug to kceren. De jongens hebben veel gezien cn genow ten. Aangifte is gedaan door mej. L., dafc haar 12-jarig dochtertje, toen zij gistoreC door de Fruinstraat reed door een jongoC van haar fiets is getrokken, waardoor hefc meisje bloedend aan het. gezicht werd go* wond. Met ingang van 1 Augustus is aa< mcj. M. van Woerden, op haar verzoet eervol ontslag" verleend als assistente bij de pharmacie aan de Rijksuniversiteit al hier. Met ingang van 1 Augustus is be noemd tot assistent bij 's Rijks Museuntf van Oudheden alhier de heer Dr. W. D, van Wijngaarden. De lieer J. H. den Hengst, onderwij zer aan een der Geref. Scholen alhier i£ te 's-Gravenhage geslaagd voor liet exa men Hoofdakte. De Grondwetsherziening. Bij de Tweede Kamer zijn thans inge diend wetsontwerpen tot verandering van' het Ie, He, IHe, IVe, Ve, Vile. VI1V IXe en Xle hoofdstuk en in de addilioneele artikelen der Grondwet. De minister van Binnenlandsche Zaken, tijdelijk voorzitter van den Raad van Mi- nisiers, zegt in de Memorie van Toelich ting. dat de indiening van de wetsontwer pen geschiedt krachtens art. 195 in ver band met art. 191 der Tïrondwet. Bij die wetsontwerpen worden do ver anderingen in de Grondwet en in do ad dilioneele artikelen definitief voorgedra gen, zooals de voorstellen onderscheiden lijk zijn vaslgesleld bij do wetten van 22. April J922 en van 13 Mei 1922, j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 1