Tweede Blad. Woensdag 24 Mei 1922 HE ELVAART. De Heer 3 zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heersch in bot midden Uwer vijan den. Psalm 110:2. De hemelvaart van Christus is niet al leen een. koningstoeht. Onze Heiland gaat ook als Hoogepriester het waarachtig hemelsch heiligdom bin nen, en „de hoofdsom der dingen, waar van wij spreken, is, dat wij hebben zoo- danigen Hoogepriester, Die gezeten is aan de rechterhand van den troon der majesteit in de hemelen" (Hebr. 8:1). Welle een rijk bezit 1 Een Koning, Die tegelijkertijd het priesterschap vervult. Een Priester, Die tevens op den. troon zetelt. Een Middelaar, Die vanuit den hemel u niet alleen beschermt, maar ook voor u bidt, en niet. 6lechts Zijn offer voor u doet gelden, doch ook voor u strijdt en u ter overwinning voert. Wie is zoo rijk als het volk van Chris tus? En bij de herdenking van Zijn hemel vaart, heffen zij hun oogen op naar bo ven, en bocen met den blik des geloofs door lucht en wolken heen, en roemen: Wij hebben, en niets scheidt ons van Zijn liefde. Van dat bezit jubelt de 110e Psalm. In dat lied zingt David van Christus' koningsheerlijkheid, want „de Heere heeft gesproken tot mijnen Heere: zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uwe vijanden gezet zal hebben tot een voetbank uwer voeten," en hij aanbidt Hem ook als Priester, want „de Heere 'heeft gezworen, en het zal Hem niet Wouwen: Gij zijt Priester in eeuwig heid naar de ordening van Melchizedek." 'En van dien rijkdom, dien de Kerk des Heeren in haar Priester-Koning heeft, spreken ook de woorden: „de Heere zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion". Hoe dan? Is de scepter niet alleen het teeken van de koninklijke macht, en het symbool van de vorstelijke waardigheid? Neen. althans niet de scepter, die hier bedoeld wordt, want David gebruikt in de zen psalmregel een woord, dat eigenlijk „staf" beteekent, en wel de voorvaderlijke staf, zooals die door de patriarchen gedra gen werd. En die staf is in het Oosten zoowel het teeken van den. priesterrang als van de regeerende macht. Hij is in de hand van do stamhoofden, en vormt een der attribu ten van de priesterschap. Hij wijst, de aartsvaders aan als vorsten in hun tenten, maar ook als priesters, die keer op keer den Heere een altaar bou wen, en het offer brengenden gij moogt daarom bij dezen „scepter" niet alleen aan den rijksstaf van uw Heiland denken. Hier ia ook van Zijn priesterschap sprako. Het gaat hier ook om Christus' heer lijkheid als Hoogepriester, en de dichter van dezen psalm richt onze aandacht bij zonder op die glorie, door met nadruk te zeggen; De Heere zal den staf zenden u i t Sion. In het heiligdom in de ark des verbond* rustte de staf van Aaron, die eens gebloeid had, waardoo-r zijn hoogepriesieriijke waardigheid duidelijk bewezen was. Uit- het midden van alle doodo staven, die voor het aangezicht, des Heeren wa ren weggelegd, had God dezen staf, bloeiend en bloesem bloesemend en aman delen dragend, te voorschijn gebracht als een onbedriegelijk teeken van Aiirons priesterschap, en die wondere 6taf, die uit den dood het leven had herkregen, was ge borgen in de troon des Heeren achter het .voorhangsel. Die staf is de staf uit Sion. De staf, dien de Heere aan Davids Heere geeft. In dien staf nu ligt de type van Jezus Christus. Ook Hij is uit de dooden, bloeiend van leven, opgestaan. Ook Hij is door den Vader uit het graf verhoogd tot volle levensheerlijkheid, en FEUILLETON. De Germaansche gevangene Een verhaal uit de eerste eeuw onzér jaartelling. 23) „Je moeder is verstandig. Maar zoo donken de Romeinen niet. Rusteloos zoe ken zo overal naar nieuwe goden, vooral de vrouwen. Rome is vol van nieuwe go den en nieuwe godsdiensten, van --do einden der aarde,'van Egypte en Perzië bijeenge bracht. Sommige edele Romeinsche vrou wen bobben zelfs een somber Syrisch bij geloof omhelsd, van een stam, genaamd de Joden, een laaghartig ras, dat alle an dere menseden haak Zij willen zelfs niet met hen eten, of hun tempel bezoeken, of aan. hun spelen deelnemen; en in hun hei ligdommen hebben ze geen enkel symbool of beold; alleen een oud boek, dat zo kus sen cn gehoorzamen, alsof *t goddelijk is. Verder weet ik niet dat ze een enkel al taar hebben, behalve yoor de godin van 't geld. Velen van 'hen zijn geldschieters, en ze 'rebben merkwaardig aanleg om rijk te worden. Wat schoons of goeds er in hen of ia hnn godsdienst ie, valt moeilijk te zoggen. Maar vrouwen zijn grillig en 't vrouwenhart schijnt geen smaak te heb- boc® in den dienst van Caesar." evenals de met opstondsgsloven begiftigde staf van Aaron diens priesterlijke waar digheid bevestigde, zoo is ook onze Hei land door de opslanding uit. de dooden krachtiglijk bewezen te zijn de Zone Gods, en de Priester in der eeuwigheid. Zijn priesterschap is in Zijn sterven niet ondergegaan. Zijn priesterschap is in den dood niet opgehouden. Zijn staf is niet in het graf gebleven, maar hij bloeit van tusschen de dooden uit in eeuwige schoonheid en heerlijkheid. En meer nog. Aiirons staf wérd geborgen in de ark. Hij mocht een plaats ontvangen in Gods troon. En ook die schaduw is in Christus volle werkelijkheid. Hii is, na uit het ffef verrezen te zijn, opgovaren ten hemel. Hij is opgeklommen tot het paleis des Vaders, en daar mag Hij naderen tot den troon Gods, en daar is Hem de eerezetri in dien troon bereid, want de Heere, Die Hem den scepter zendt uit Sion, spreekt: Zit aan Mijn rechterhand. Zulk een Hoogepriester hebben wij. Hij is Priester op Zijn troon en welk een heil'. Hij is Degene, Die ons verzoent en voor ons triomfeert; Die ons zegent, en ons behoedt; Die ons verlost en bij do verlossing bewaart; Die ons redden wil en zaligen kan. Door Hem is de troon Gods, die voor den schuldigen zondaar een rechterstoel moet zijn, een genadetroon gewor den, waartoe een versche en lovende weg ons toegang geeft, en we met vrijmoedig heid mogen naderen. Uit de Pers. De middenstand en de duurte. Groote verbazing en ergernis, zegt de C h r. Middenstander, zal in Mid- dènstandskringen een uitlating in het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer en het daarop door de Regeering gegeven antwoord hebben verwekt- In dit verslag over do algomeene be schouwingen inzake de Staatsbegrooting voor 1922 komt o.m. ook dit voor: „Middenstand algemeen was de klacht, dat de Middenstand de prijzen op zoo overdreven boog peil houdt, niette genstaande hij van de producenten de waren goedkoop betrekt. Ter bestrijding van dit euvel werd coöperatie van de zij de der consumenten wenschelijk geacht." En het- antwoord der Regeering luidde: „Middenstand. Het hier bedoelde euvel zal ook naar de meening der Regeering, waar het zich voordoet, het best bestre den kunnen worden door maatregelen van de zijde der consumenten." Onze Senaat beschuldigt don Midden stand zoo- in het algemeen, dat protest onzerzijds niet mag uitblijven. Wie zijn hier „de Middenstand"? Do winkeliers? Of ook de timmerman, dc smid. de bakker, de schilder? Betrolc- ken.^die allen hun waren zoo goedkoop? Welke bewijzen/heeft de Eerste Kamer daarvoor. Is een enquete ingesteld? Wij weten wel beter. De Eerste Kamer beschikt niet over gegevens die de uit spraak in het Verslag rechtvaardigen en daarom maakt zij zich schuldig aan een lichtvaardig oordeel. Geheel ongemotiveerd verschijnt dit in het Verslag, waarop dan nog, even licht vaardig. den raad wordt gegeven door coö peratie dit euvel te bestrijden. Do Regeering in haar lakoniek ant woord maakt het niet veel beter. Voor het besef der Regeoring is het niet do ge- heele Middenstand, die zich aan woeker schuldig maakt, maar het euvel schijnt zich dan toch in bepaalde streken of bij bepaalde bedrijven voor te doen. En naar het oordeel der Regeering is bestrijding het best mogelijk „door maatregelen van de zijde der consumenten". De Eerste Kamer en de Regeering be stendigen aldus een legende. De legende dat do geheele Middenstand woekert; en die andere, dat duurte door coöperatie te bstrijden is. „Algemeen was de klacht", zegt het Verslag. Maar in do vergadering van 10 Mei vroeg do heer Idenburg het woord, om er de aandacht op te vestigen, dat de be schuldiging van woeker aan het adres van den handeldrijvenden Middenstand in het Voorloopig Verslag niet is uitgesproken door de leden der Eersto Kamer hoofd voor hoofd. Spr. althans is het die ziens wijze niet eens en de groot- en kleinhan del-prijzen, opgenomen in het maand schrift van het centraal bureau voor de statistiek,staven spr. zelfs in zijn moe- Siward zag Laon ernstig in 't gelaat, zooals hij gewoon was als diens woorden hem in verwarring brachten, om in zijn oogen zijn bedoeling te lezen." „Ie Caesar uw God, Laon?" vroeg hij plotseling. „Ik vertel je dat hij verboden heeft hem te aanbidden. Moet ik het bevel van Cae sar ongehoorzaam zijn? Hij heeft geen tempel; hoo kan ik dan wierook voor hem branden?" „Laon, in welken tempel offert gij?" De oude man wachtte even en ant woordde toen kortweg: „In den naasten, mijn jongen. De onsterfelijken weten wel dat ik lam ben,' Siward keek teleurgesteld. „Wat doet het er toe," vervolgde Laon. „in welken tempel een oude slaaf aanbidt? Hebben mijn gebeden en smeokingen me zooveel goddelijke gunsten bezorgd, dat iemand mijn voorbeeld volgen zou?" „Laon", zei do knaap op zijn voortva rende wijze, „uw goden hebben u, dunkt me, de beste gaven geschonken, Ze hebben li geduldig, vriendelijk, wijs en sterk van hart. gemaakt- Ik wil uw goden leeren kennen." „Mijn jongen," sprak de oudo man ern stig, „je hebt nog nauwelijks een barbier noodig. Hoo kan ik jo dan in een paar minuten de geheimen van zeventig jaren vertellen? Er bestaat iets, wat we liefde ning. da van een misbruik-maken van zijn positie doftr den middenstand geen sprake kan zijn." Wij zijn den heer Idenburg recht dank baar, dat dadelijk in de eerste vergade ring zijn protest Monk. Er blijkt meteen uit hoeveel waarde aan dat „algemeen" is te hechten. NAGTEGAAL. Het „zingend vedertje", 't „gewiekt geluid*1 hield niet op; 't zong mii ten bedde uit naar mijn balkon; daarondor lag mijn hof, vol geur, vol schemer, trillend van 't geluid dat forsch en brood uit zoo kloin kooltje sprit. Hij zat dichtbij, in d'ouden pereboom, wiens eproieiad-breede, dichtbebldarde kroon rijn heimlijk-plekje-zoekonde oogskens trof. Hij zat en zong zijn liedeken zoo schoon van liefde en lust; en 't liedeke klonk zoo vroom! Ik vcuwde, ook vroom, rnijn beide handen saam, en bleef hoe lang wel? als betooverd 6taan mijn ziel zong met den nachtegaal Gods lof; in aamloos luisteren bad ik Hém aan, van Wicn do nacht niet zwijgen kan den naam. NELLY v. KOL. KERK EN SCHOOL GEREF. KERKEN. Beroepen. Te Arum: J. v. Loo te Mij drecht; te Haastrecht: F. A. den Boeft, cand. te Gorinchom; te Krabbendijke: P. H. de Jonge te Heerdo; te Balk en Wijckel: W, A. Wiersin» ga, cand, te Kampen, Ds. L. M. van Noppen* Binnenkort zal da. L. M. van Noppen, Ned. Herv. prod, te Scheveningen, den dag herdenken, dat hij 25 jaar zijn leeraarsambt bij deze ge» meent© heeft vervuld. Een feestcommissie wordt samengesteld, om den jubilaris diou dag tot een waardigen feestdag t© maken. Ds. J. Overduïn. Tex gelegenheid van den Tlsten verjaardag van Ds. J. Overduin, emeritus-predikant der Gereformeerde Gemeente van Lisa» (thans te Rotterdam) zal een album onderteekend door de loden der Gemeente hem worden ter hand ge steld met den volgenden inhoud: Geliefde Leer aar: Ondergotoekenden, allen belijdend© lidmaten der Gereformeerd© Gemeente van Lisse, komen op deze wijze tot u, om u van gauscber harte te felicitoeren met de herdenking van uw ge» boorledag. De Heere, die ons ruim 23 jaar door u liet onderwijzen rit de H. Schrift, ons overeenkomstig dat woord Dood en Leven, Wet en Evangelie, Vloek en Zegen deed verkondigen naar den vol» len raad Gods, waardoor u zich door Zijn» Ge nade mocht vrij maken van het Bloed der Go» meente, sleune en schrage u nog verder naar ziel en lichaam en doe u onder ruime genietingen van Zijn© Gunst nog een rijk gezagenden ouder dom beleven en stelle u ons nog tot een zegen. Li6se 24 Mei 1922. Afscheid, bevestiging cn intrede. Na des morgens bevestigd te rijn door Ds. W. H. H, Middendorp van Vlissingen, met ''en pro» dikatie over 2 Cor. 5: 20, deed Zondag j.l. Da. J. G. H. Verm a at, gekomen van Sebaldeburen zijn intredo bij de Ned. Herv. Gom. te Omme- landeiuvijk-Zuidwonding, sprekende naar aanlei» ding van Rom. 1: 16a. Ds. G. W. Oberman to Bovcnsmilde, hoopt Zondag 11 Juni as. afscheid to nemen van de Ned. Herv. gem. te Bovensmilde en Zon dag 18 Juni d.a.v. zijn intrede te doen bij de ■Ned. Herv. gem. te Leeuwarden, na bevestigd to zijn door zijn brooder Jr. H. T. Oberman, van Rotterdam. Zondag werd in de gemeente Terkaple en Afc» marijp (Fr.) de niouw beroepen predikant, M. C. S10 t e m a k o r d o Bruine bevestigd door zijn vader, dr. J. R. Slotemaker de Bruine, die sprak naar aanleiding van Joh. 12:15—17, telkens de laatste woorden. Prof. Dr. F. W. von Bissing. Naar wij rit goede bron vernemen, heeft Prof. Dr. F. W. Freiherr von Bissing, hoogleeraar in de Eg.vptologio aan de Universiteit t» München, wien een bijzondere leerstoel aan do Rijksuni» versiteit to Utrecht is aangeboden, deze benoe ming aangenomen. De ontheiliging van den Zondag. De kerkeraad der Nctd. Herv. Gemeente te Apeldoorn, besloot een actio to beginnen tegen de verregaande ontheiliging van den Zondag to dier plaatse. Daartoe heeft hij oen commissie benoemd cn ook aan de kerkeraden der Gerof. en der Ohr.' Gcref. kerk verzocht deputaten te willen aanwijzen om en samensprelcing te houden tot de wijsheid noemen, en dat zal wol, als de oude godsdiensten sterven, vervan gen wat zij bedoelden. Maar zoo lang het oude geloof leeft, laat het leven, 't Be doelt hetzelfde, maar omsluierd. En maakt het 't leven moedig en rein, dan kan de wijsbegeerte niet meer doen. De grootste onzer wijzen zeide: „Vernietig do oude le genden niet, zii bevatten de waarheid." „Maar kom," zeide hij van het onder werp afstappend, „ik zal je oen afbeel ding laten zien van het goddelijk bes-tuur vau dezen Caesar." Uit een kast nam hij een schets van de teekening van de vergoding van Augus tus, Siward beschouwde die langen tijd. Boven zag men den keizer, in rustige ma jesteit tronende onder de goden, naast de goddelijke stad Rome, met haar kroon van torens. De keizer kroonde zichzelf het hoofd met een lauwerkrans. Rondom Ro meinsche soldaten, wagens, paarden, zege tocht, een schoone vrouw met den hoorn van overvloed, en gelukkige kinderen. Beneden: de overwonnenen, neergewor pen, half verpletterd, geketend, vergeefs pogend het gelaat met de geboeid? han den te bedekken. Voor ben geen beroep op Caesar; zij dienden slechts om door hem vertrapt te worden. Wee den overwonne nen! De knaap wondde zich af. Nooit ging hem uit de gedachte dat dit „wee!" ein- over eeu weg, die gevolgd zou kunnen worden cm het kwaad zoo krachtig mogelijk tegen t© gaan, Volgens opgav» van Hollandsch Zuid-Afrika zijn er in do vier provinciën van d© Unio nog steeds veel „ongecertificocrdo" onderwijzers cn onderwijzerossen, n.L. in do Kaapprovincie 2272, in de'Transvaal 1387. in Oranje Vrij© la tb 710 en in Natal 236. Vrouwenstemrecht ia de Kerk. Ook in da Hervormd© Kerk ia dit vraagstuk aan de orde. Het.is een der door de-Synodo der Ned. Herv. Kerk voorloopig aangenomen Regle mentswijziging, waarover de Classical© Vergade» ringen binnenkort hun advies zullen moeten uit brengen en waarover dan door de Synodale Ver gadering van dit jaar een definitieve beslissing genomen zal worden. Het gaat thans alleen over hot z.g. actieve stemrecht. De "Waarheidsvriend bespreekt do houding, die d© Geref. Bond tegenovor de aanhangige kwestie moet aannemen. Hot blad verklaart or zich beslist togen. Zijn meening borusfc in do eerst» plaats op ©en prin cipieel, en in de tweedo plaats op ©en practisch bezwadr. Het vrouwenkiesrecht zal afgeleid moeten wor» den uit de Openbaring Gods. D» Waarheids» vriend ziet in hot vrouwenkiesrecht een zekere medezeggenschap in het regeeren der genieent© en het is daarom bezwaarlijk in overeenstemming t© brengen met d© plaats die én krachtens 6chep» pingsordinantie en krachtens de duidelijke uit spraken van Gods Woord aan de vrouw gegeven is. Immers die plaats is nooit en nergens eon heerschendo, maar is altoos en overal een die» nende. „Als de Apostel zegt, dat in Christus is nocli man noch vrouw, dan behelst dit, naar onze overtuiging, ook dit dat de scheiding, die daar op hot heilig erf van hot verbond der genade tusschen mannen cn vrouwen steeds had bestaan, in beginsel reeds was opgeheven en ook in de practijk des lerens meer en meer zou moeten opgelost worden, evenals dat het goval was met het onderscheid dat daar tusschen vrijen en dienstknechten (do vroegere slaven) steeds be stond. Maar evenmin ak dat er in Christus geen onderscheid was tusschen dienstknecht en vrije, be teekend© dat all© grenzen tusschen die beiden nu voortaan zouden uitgewischt zijn, evenmin beteekent het woord vau Parius in Galaten 3: 28: „daarin is geen man en ytouw", dit ook in geestelijke dingen alle onderscheid tusschen man nen en vrouwen zou moeten worden teniet ge daan." Het practischo bezwaar dat hieraan, naar de overtuiging van het blad, zou kunnen toegevoegd worden is, „dat het begeerde vrouwensteiurecht, bij eventueel© invoering, in de Hervormde Kerk zou moeten worden uitgevoerd. Wij behoeven ©r waarlijk niet breed over rit te wijden, hoe als oen wrange vrucht van-de Synodale organisatie, waaronder we nog steeds zuchten, do verhoudin gen, di© hot ambtelijk leven betreffen. lang niet zijn wat rij wezen moesten en vaak gespeend zijn aan de eersto beginselen die krachtens ons Gereformeerd kerkrecht aan een presbyteria!© korkinrichting moeten worden gesteld. Het Ie» staan in vele gemeenten vau z.g. Kiescollege© en de functies die allerlei kerkelijks kiesvereerigm- gen bij d^ kerkelijk© verkiezingen in den regel boklooden, trekken vaak zulko scheove verhou dingen en maken onzo toestanden riet zelden zoo verward, dat het ons waarlijk niet aanbove^ lenswaard lijkt om in dat onschriftuurlijke maar krachtens onzo organisatie ook onvermijdelijke partijwezen, ook d© vrouw t© betrekken." Het. wil het blad voorkomca, dat do vrouwen beweging onzer dagen op schriftuurlijk» gronden kerkelijk te leiden is door va er d© vrouw nieu we organen vaif werkzaamheid te scheppen, waardoor haar in het midden der ge mom t© bui ten hefc ambt om een welomschreven arbeidstaak gegeven zou kunnen worden. Aan rechtzinnige kerkgangers. „Onbeschrijfelijk groot is het gevaar voor een goregelden, rechtzinnigen,. belangstellenden kerk» ganger. Duizenden geven om God noch Zijn ge bod, cn gaan openlijk en opzettelijk het Huis des Heeren voorbij en bespotten de prediking des Evangelies. Van hen welen wij dat rij den breeden weg bewandelen, die naar het verderf gaat en dat zij verloren gaan wanneer rij zich niet bekeeren tot den levenden God. Maar wie zal het dien braven, zalfgenoegzamen vrome dui delijk maken dat hij groot, groot gevaar loopt eveneens voor eeuwig verloron t© gaan onder grooten schijn van behoudenis?" Zoo schrijft Dr. Gunning in „Pniël". En hij voegt er do volgende waarschuwing aan toe: „Met God t© wandeleu is nog wat andera dan met Zijn Woord te wandelen. Gij kunt de we reld doorgaan met uw Bijbel onder den arm eu toch terechtkomen in den grondeloozen afgrond, en uw eeuwigheid iu de Hel gebruiken om einde loos de woorden te herlezen, die u tot het hart van Jehovah kunnen brengen en. tot het Huis van Jehovah in de hemelen. digde in slavernij, di© kon uitloopcn op het kruis. „Geen. verhoor bij ons voor dezon God!" mompelde hij ten laatste. „Maar in ons noorden leeft nog Herman de Bevrij der. Onze goden wonen in noorden on zien zuidwaarts. Wanneer wo bidden koe ren we ons naar bet noorden." En met vaster voornemen dan ooit her vatte hij den arbeid. De oudo man begreep hem, maar toonde het niet. Het duurde een poos voor 't ge sprek weer begon. Siward zat ernstig over zijn werk gebogen, zoo ernstig, dal hij den lichten voetstap niet hoorde, die de deur naderde, tot, een ongewone glans op hem viel en hij, opziende, een jong meisje voor zioh staan zag. Ze was rijzig, schitlorend, geheel in 't wit gekleed, en vormde een scherpe tegenstelling met de sanaohtende, met juweelen opgeschikte en geparfumeerde vrouwen van haar tdjd. Geen enkel versiersel of juweel leidde de aandacht af van de statige waardigheid harer gestalte en de heerlijke schoonheid van haar gelaat, 't Schitterend wit word onkel onderbroken door den goudglans ba rer bruine hairen en den blos der wangen; haar oogen straalde®. wanneer ie nu en dan de lange wimpers opsloeg. 't Was alsof haar aanwezigheid he melsch licht in de donkere werkplaats wierp. Siward kwam hot, voor, als had hij „Met God te wandelen ia ook nog wat ander© dan met Zijn volk to wandelen. Gij kunt met heilig© vadors en moeder» on vrienden verken ren; met hen zingen en uw Bijbel lezen en over» denken; gij kunt met hen het heel© leven door» gaan en ten slotte aan do doodsrivier gekomen, afscheid van hen nomen -om hen nimmer weer to zien; zij gaan naar het Vaderhui© ea gij blijft eeuwig van hen gescheiden. „Met God te wandelen is ook nog wat ander» dan naar de vormen en gebruiken van uw Kort to wandelen. Vormen en gebruiken moeten er zijn, maar wi© er genoeg aan heeft, gaat ver» loren, al kent hij ook alle Psalmen en de Fonnu» lieren van Eenigheid van buiten en al is hij een vurig verdediger van al wat zuiver en oud» vader» lijk Gereformeerd is. Als ge dan toch verdoemd wilt worden, mijn vrienden, zou ik mijn oordeel liever tegemoet gaan in de livrei van de werold en van den duivel, dan in die van Gods lieve kinderen. Dan ging ik er lievor henen in 't pakj® van de gevangenis of in de lompen van eoa dronkaard, dan gekleed naar de wijze van Hoeren volk. En daarom: vrome, rechtzinnige kerkgangers, woest gewaarschuwd! Want als gij Jezus Chris» tus niet hebt tot uw deel, zullen do duizend® prceken, die gij gehoord en booordoold hebt, da tienduizende teksten, die gij laast en de ontol» bare versjes, die gij gezongen hebt, en al hot godsdienstige gedoe van uw goheolo loven u niet redden van hot eeuwige vuur en van do eeuwig® rampzaligheid. „Heden, nu gij Goda stemme hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden.1'- GIFTIGE HOOFDWASSCHING. Wij lezen in het „Pharmac, Weekblad": Ik zie mij verplicht, u te verzoeken, a-a-u de vdgende mededoeling plaatsing te ver- leenen, in de hoop, dat de dagblad por® tot verdere verspreiding zal bijdragen. Bij het in September 1921 aangevangen onder-zoek van een haartmerk N. V. K. ontleend aan Neeltje van Kuilenburg, een dame, die met de toepassing van het door haarzelve bereide jacht water, bij kaar kinderen steeds een afdoend resultaat waarnam kwam ik tot de ontdekking, een vloeistof in handen gekregen te heb ben, die een omtstellende hoeveelheid ar- senik bevatte. Tegen zulk een drastisch middel is ongedierte natuurlijk niet be stand. Lk stelde mij in verbinding met den in specteur van de volksgezondheid, van meening, dat dit gevaarlijk goedje zoo spoedig mogelijk in beslag genomen moest worden en in de verwachting, dat de van verantwoordelijkheidsgevoel volkomen ver stoken fabrikant zou worden opgespoord en zoo mogelijk vervolgd. De lieer Boert stelde zich in verbinding met den Rotterdatnschen Keuringsdienst, die aan hei door mij opgegeven adres het N. V. K. haarwater inderdaad vomd: het bleek pl.m. 0.7 pCt. arsenik te bevatten. Door het snelle ingrijpen van genoemden Dienst was Rotterdam spoedig van het jachtwater bevrijd. Dank zij de bemoeiin gen vasi den heer Bae-rt volgde Amster dam spoedig dit voorbeeld. Dc officier van justitie te 's-G-ravenhage kon evenwel zijn medewerking in deze zaak nie-t toe zeggen, N.B. „omdat nog geen misdrijf met dit water had plaats gevonden." (Een gewoon menscli zou het waarschijnlijk ge acht hebben, dat zioh meer dan eens ver- giftigingsgevallen hadden voorgedaan, maar dat die niet als zoodanig waren her kend). Hoe het zij, eigenaardig is bet wel, dat nauwelijks de aandacht op dit gevaar lijk jachtwater geveurt ?i was, of er deed zich een vergiftiging ge val voor. Nu kon dus de justitie ingrijpende fabrikant werd opgespoord - do man was, naar verluidde, be vu or der van eer» Krcoudo- mein te K a t w ij s a.Zoo beslaglog* ging volgde on... ik geloof, dat er .-er- der niets gebeurde. Toen het Kamertid Ter Hall den Minis^ ter over de onvoVi>e;iie handhaving der Geneeskundige Wo'vte»\ zou interpelleerc^ verstrekte ik hem de, op het onderhavig; geval betrekking hebbende, inlichtingent het is bekend, dat de Minister ijskoud ver klaarde: „de heeron kunnen gerust zijn." Nu, rust heeft er wol geheerscht' W?" zjja nu ongevee: een half jaar verier, ei dezer dogen kocht ik te Leiden bij 'n kam per het onver va L-Vr-e N. V. K. haarwater, bij een tweeden s».oni het in de étalage en de warmte, waumcde de verkoopt zijn waar aanprees, vervulde mij met er gernis, vooral bij de gedachte, dat dit' moordwater dag-in, dag-uit blijft vloei er over dc hoofden van grooten en kleine^ die blindelings vertrouwen, dat de betveK, de autoriteiten over de Volksgezond?eat. waken. Het is te betreuren, dat dc nmbtenaroe van de volksgezondheid bij heeren jurfc> ton geen steun vinden. nooit, iets gezien zoo wit als haar stol» Gelijk de zilveren rand om de wolk bfc •heldere maan, gelijk het dons van do. zwaan, die op 't heldere water spiegelt: zoo ook haar bewegingen. Gelijk eer lichte wolk of een zwaan was ze tot heo® gezweofd. Onwillekeurig legde bij zijn gereed schap neder; met het gevoel alsof haj voof eon keizerin stond en waagde b®s nieë haar aan te zien. ?-oan ze began to opro ken, brachten de klanteaï vaö hnnr zach te meisjesstem hem vsn den «rx* droom in den andoren. Eerst boord® bij nte da* den klank der stem». Bio was morfak' mu* ziek zooala hij noott rroéger gehoff»* had! Hij lette niet op de woerden; 't w hem als hoorde hi] op verren afstand liel»j lijke tonen van eeri fluit over de wwtoce* zweven. Tot de stem van dei» ooden Laots hem wakker schudde. Zij sprak tot hein. „Gloolia, de Vestaausche maa^d, is komen", zeide Laon, .jo to danke* voor de reddmg h*rwr zuetor Cloetta DS®* dora." rWordt vervolfdN j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 5