Tweede Blad.
Woensdag 24 Mei 1922
HE ELVAART.
De Heer 3 zal den scepter Uwer
sterkte zenden uit Sion, zeggende:
Heersch in bot midden Uwer vijan
den.
Psalm 110:2.
De hemelvaart van Christus is niet al
leen een. koningstoeht.
Onze Heiland gaat ook als Hoogepriester
het waarachtig hemelsch heiligdom bin
nen, en „de hoofdsom der dingen, waar
van wij spreken, is, dat wij hebben zoo-
danigen Hoogepriester, Die gezeten is aan
de rechterhand van den troon der majesteit
in de hemelen" (Hebr. 8:1).
Welle een rijk bezit 1
Een Koning, Die tegelijkertijd het
priesterschap vervult.
Een Priester, Die tevens op den. troon
zetelt.
Een Middelaar, Die vanuit den hemel u
niet alleen beschermt, maar ook voor u
bidt, en niet. 6lechts Zijn offer voor u doet
gelden, doch ook voor u strijdt en u ter
overwinning voert.
Wie is zoo rijk als het volk van Chris
tus?
En bij de herdenking van Zijn hemel
vaart, heffen zij hun oogen op naar bo
ven, en bocen met den blik des geloofs
door lucht en wolken heen, en roemen:
Wij hebben, en niets scheidt ons van Zijn
liefde.
Van dat bezit jubelt de 110e Psalm.
In dat lied zingt David van Christus'
koningsheerlijkheid, want „de Heere heeft
gesproken tot mijnen Heere: zit aan Mijn
rechterhand, totdat Ik Uwe vijanden gezet
zal hebben tot een voetbank uwer voeten,"
en hij aanbidt Hem ook als Priester, want
„de Heere 'heeft gezworen, en het zal Hem
niet Wouwen: Gij zijt Priester in eeuwig
heid naar de ordening van Melchizedek."
'En van dien rijkdom, dien de Kerk des
Heeren in haar Priester-Koning heeft,
spreken ook de woorden: „de Heere
zal den scepter Uwer sterkte
zenden uit Sion".
Hoe dan? Is de scepter niet alleen het
teeken van de koninklijke macht, en het
symbool van de vorstelijke waardigheid?
Neen. althans niet de scepter, die hier
bedoeld wordt, want David gebruikt in de
zen psalmregel een woord, dat eigenlijk
„staf" beteekent, en wel de voorvaderlijke
staf, zooals die door de patriarchen gedra
gen werd.
En die staf is in het Oosten zoowel het
teeken van den. priesterrang als van de
regeerende macht. Hij is in de hand van
do stamhoofden, en vormt een der attribu
ten van de priesterschap.
Hij wijst, de aartsvaders aan als vorsten
in hun tenten, maar ook als priesters, die
keer op keer den Heere een altaar bou
wen, en het offer brengenden gij moogt
daarom bij dezen „scepter" niet alleen aan
den rijksstaf van uw Heiland denken.
Hier ia ook van Zijn priesterschap
sprako.
Het gaat hier ook om Christus' heer
lijkheid als Hoogepriester, en de dichter
van dezen psalm richt onze aandacht bij
zonder op die glorie, door met nadruk te
zeggen; De Heere zal den staf zenden u i t
Sion.
In het heiligdom in de ark des verbond*
rustte de staf van Aaron, die eens gebloeid
had, waardoo-r zijn hoogepriesieriijke
waardigheid duidelijk bewezen was.
Uit- het midden van alle doodo staven,
die voor het aangezicht, des Heeren wa
ren weggelegd, had God dezen staf,
bloeiend en bloesem bloesemend en aman
delen dragend, te voorschijn gebracht als
een onbedriegelijk teeken van Aiirons
priesterschap, en die wondere 6taf, die uit
den dood het leven had herkregen, was ge
borgen in de troon des Heeren achter het
.voorhangsel.
Die staf is de staf uit Sion.
De staf, dien de Heere aan Davids
Heere geeft.
In dien staf nu ligt de type van Jezus
Christus.
Ook Hij is uit de dooden, bloeiend van
leven, opgestaan.
Ook Hij is door den Vader uit het graf
verhoogd tot volle levensheerlijkheid, en
FEUILLETON.
De Germaansche gevangene
Een verhaal uit de eerste eeuw onzér
jaartelling.
23)
„Je moeder is verstandig. Maar zoo
donken de Romeinen niet. Rusteloos zoe
ken zo overal naar nieuwe goden, vooral
de vrouwen. Rome is vol van nieuwe go
den en nieuwe godsdiensten, van --do einden
der aarde,'van Egypte en Perzië bijeenge
bracht. Sommige edele Romeinsche vrou
wen bobben zelfs een somber Syrisch bij
geloof omhelsd, van een stam, genaamd
de Joden, een laaghartig ras, dat alle an
dere menseden haak Zij willen zelfs niet
met hen eten, of hun tempel bezoeken, of
aan. hun spelen deelnemen; en in hun hei
ligdommen hebben ze geen enkel symbool
of beold; alleen een oud boek, dat zo kus
sen cn gehoorzamen, alsof *t goddelijk is.
Verder weet ik niet dat ze een enkel al
taar hebben, behalve yoor de godin van 't
geld. Velen van 'hen zijn geldschieters, en
ze 'rebben merkwaardig aanleg om rijk te
worden. Wat schoons of goeds er in hen
of ia hnn godsdienst ie, valt moeilijk te
zoggen. Maar vrouwen zijn grillig en 't
vrouwenhart schijnt geen smaak te heb-
boc® in den dienst van Caesar."
evenals de met opstondsgsloven begiftigde
staf van Aaron diens priesterlijke waar
digheid bevestigde, zoo is ook onze Hei
land door de opslanding uit. de dooden
krachtiglijk bewezen te zijn de Zone
Gods, en de Priester in der
eeuwigheid.
Zijn priesterschap is in Zijn sterven
niet ondergegaan.
Zijn priesterschap is in den dood niet
opgehouden.
Zijn staf is niet in het graf gebleven,
maar hij bloeit van tusschen de dooden
uit in eeuwige schoonheid en heerlijkheid.
En meer nog.
Aiirons staf wérd geborgen in de ark.
Hij mocht een plaats ontvangen in
Gods troon.
En ook die schaduw is in Christus volle
werkelijkheid.
Hii is, na uit het ffef verrezen te zijn,
opgovaren ten hemel.
Hij is opgeklommen tot het paleis des
Vaders, en daar mag Hij naderen tot den
troon Gods, en daar is Hem de eerezetri
in dien troon bereid, want de Heere, Die
Hem den scepter zendt uit Sion, spreekt:
Zit aan Mijn rechterhand.
Zulk een Hoogepriester hebben wij.
Hij is Priester op Zijn troon en welk
een heil'. Hij is Degene, Die ons verzoent
en voor ons triomfeert; Die ons zegent, en
ons behoedt; Die ons verlost en bij do
verlossing bewaart; Die ons redden wil en
zaligen kan.
Door Hem is de troon Gods, die voor
den schuldigen zondaar een rechterstoel
moet zijn, een genadetroon gewor
den, waartoe een versche en lovende weg
ons toegang geeft, en we met vrijmoedig
heid mogen naderen.
Uit de Pers.
De middenstand en de duurte.
Groote verbazing en ergernis, zegt de
C h r. Middenstander, zal in Mid-
dènstandskringen een uitlating in het
Voorloopig Verslag der Eerste Kamer en
het daarop door de Regeering gegeven
antwoord hebben verwekt-
In dit verslag over do algomeene be
schouwingen inzake de Staatsbegrooting
voor 1922 komt o.m. ook dit voor:
„Middenstand algemeen was de
klacht, dat de Middenstand de prijzen op
zoo overdreven boog peil houdt, niette
genstaande hij van de producenten de
waren goedkoop betrekt. Ter bestrijding
van dit euvel werd coöperatie van de zij
de der consumenten wenschelijk geacht."
En het- antwoord der Regeering luidde:
„Middenstand. Het hier bedoelde euvel
zal ook naar de meening der Regeering,
waar het zich voordoet, het best bestre
den kunnen worden door maatregelen van
de zijde der consumenten."
Onze Senaat beschuldigt don Midden
stand zoo- in het algemeen, dat protest
onzerzijds niet mag uitblijven.
Wie zijn hier „de Middenstand"?
Do winkeliers? Of ook de timmerman,
dc smid. de bakker, de schilder? Betrolc-
ken.^die allen hun waren zoo goedkoop?
Welke bewijzen/heeft de Eerste Kamer
daarvoor. Is een enquete ingesteld?
Wij weten wel beter. De Eerste Kamer
beschikt niet over gegevens die de uit
spraak in het Verslag rechtvaardigen en
daarom maakt zij zich schuldig aan een
lichtvaardig oordeel.
Geheel ongemotiveerd verschijnt dit in
het Verslag, waarop dan nog, even licht
vaardig. den raad wordt gegeven door coö
peratie dit euvel te bestrijden.
Do Regeering in haar lakoniek ant
woord maakt het niet veel beter. Voor
het besef der Regeoring is het niet do ge-
heele Middenstand, die zich aan woeker
schuldig maakt, maar het euvel schijnt
zich dan toch in bepaalde streken of bij
bepaalde bedrijven voor te doen. En naar
het oordeel der Regeering is bestrijding
het best mogelijk „door maatregelen van
de zijde der consumenten".
De Eerste Kamer en de Regeering be
stendigen aldus een legende. De legende
dat do geheele Middenstand woekert; en
die andere, dat duurte door coöperatie te
bstrijden is.
„Algemeen was de klacht", zegt het
Verslag.
Maar in do vergadering van 10 Mei
vroeg do heer Idenburg het woord, om er
de aandacht op te vestigen, dat de be
schuldiging van woeker aan het adres van
den handeldrijvenden Middenstand in het
Voorloopig Verslag niet is uitgesproken
door de leden der Eersto Kamer hoofd
voor hoofd. Spr. althans is het die ziens
wijze niet eens en de groot- en kleinhan
del-prijzen, opgenomen in het maand
schrift van het centraal bureau voor de
statistiek,staven spr. zelfs in zijn moe-
Siward zag Laon ernstig in 't gelaat,
zooals hij gewoon was als diens woorden
hem in verwarring brachten, om in zijn
oogen zijn bedoeling te lezen."
„Ie Caesar uw God, Laon?" vroeg hij
plotseling.
„Ik vertel je dat hij verboden heeft hem
te aanbidden. Moet ik het bevel van Cae
sar ongehoorzaam zijn? Hij heeft geen
tempel; hoo kan ik dan wierook voor hem
branden?"
„Laon, in welken tempel offert gij?"
De oude man wachtte even en ant
woordde toen kortweg: „In den naasten,
mijn jongen. De onsterfelijken weten wel
dat ik lam ben,'
Siward keek teleurgesteld.
„Wat doet het er toe," vervolgde Laon.
„in welken tempel een oude slaaf aanbidt?
Hebben mijn gebeden en smeokingen me
zooveel goddelijke gunsten bezorgd, dat
iemand mijn voorbeeld volgen zou?"
„Laon", zei do knaap op zijn voortva
rende wijze, „uw goden hebben u, dunkt
me, de beste gaven geschonken, Ze hebben
li geduldig, vriendelijk, wijs en sterk van
hart. gemaakt- Ik wil uw goden leeren
kennen."
„Mijn jongen," sprak de oudo man ern
stig, „je hebt nog nauwelijks een barbier
noodig. Hoo kan ik jo dan in een paar
minuten de geheimen van zeventig jaren
vertellen? Er bestaat iets, wat we liefde
ning. da van een misbruik-maken van zijn
positie doftr den middenstand geen sprake
kan zijn."
Wij zijn den heer Idenburg recht dank
baar, dat dadelijk in de eerste vergade
ring zijn protest Monk.
Er blijkt meteen uit hoeveel waarde
aan dat „algemeen" is te hechten.
NAGTEGAAL.
Het „zingend vedertje", 't „gewiekt geluid*1
hield niet op; 't zong mii ten bedde uit
naar mijn balkon; daarondor lag mijn hof,
vol geur, vol schemer, trillend van 't geluid
dat forsch en brood uit zoo kloin kooltje sprit.
Hij zat dichtbij, in d'ouden pereboom,
wiens eproieiad-breede, dichtbebldarde kroon
rijn heimlijk-plekje-zoekonde oogskens trof.
Hij zat en zong zijn liedeken zoo schoon
van liefde en lust; en 't liedeke klonk zoo vroom!
Ik vcuwde, ook vroom, rnijn beide handen saam,
en bleef hoe lang wel? als betooverd 6taan
mijn ziel zong met den nachtegaal Gods lof;
in aamloos luisteren bad ik Hém aan,
van Wicn do nacht niet zwijgen kan den naam.
NELLY v. KOL.
KERK EN SCHOOL
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te Arum: J. v. Loo te Mij
drecht; te Haastrecht: F. A. den Boeft, cand.
te Gorinchom; te Krabbendijke: P. H. de Jonge
te Heerdo; te Balk en Wijckel: W, A. Wiersin»
ga, cand, te Kampen,
Ds. L. M. van Noppen*
Binnenkort zal da. L. M. van Noppen, Ned.
Herv. prod, te Scheveningen, den dag herdenken,
dat hij 25 jaar zijn leeraarsambt bij deze ge»
meent© heeft vervuld. Een feestcommissie wordt
samengesteld, om den jubilaris diou dag tot een
waardigen feestdag t© maken.
Ds. J. Overduïn.
Tex gelegenheid van den Tlsten verjaardag
van Ds. J. Overduin, emeritus-predikant
der Gereformeerde Gemeente van Lisa» (thans
te Rotterdam) zal een album onderteekend door
de loden der Gemeente hem worden ter hand ge
steld met den volgenden inhoud:
Geliefde Leer aar:
Ondergotoekenden, allen belijdend© lidmaten
der Gereformeerd© Gemeente van Lisse, komen
op deze wijze tot u, om u van gauscber harte
te felicitoeren met de herdenking van uw ge»
boorledag.
De Heere, die ons ruim 23 jaar door u liet
onderwijzen rit de H. Schrift, ons overeenkomstig
dat woord Dood en Leven, Wet en Evangelie,
Vloek en Zegen deed verkondigen naar den vol»
len raad Gods, waardoor u zich door Zijn» Ge
nade mocht vrij maken van het Bloed der Go»
meente, sleune en schrage u nog verder naar
ziel en lichaam en doe u onder ruime genietingen
van Zijn© Gunst nog een rijk gezagenden ouder
dom beleven en stelle u ons nog tot een zegen.
Li6se 24 Mei 1922.
Afscheid, bevestiging cn intrede.
Na des morgens bevestigd te rijn door Ds. W.
H. H, Middendorp van Vlissingen, met ''en pro»
dikatie over 2 Cor. 5: 20, deed Zondag j.l. Da.
J. G. H. Verm a at, gekomen van Sebaldeburen
zijn intredo bij de Ned. Herv. Gom. te Omme-
landeiuvijk-Zuidwonding, sprekende naar aanlei»
ding van Rom. 1: 16a.
Ds. G. W. Oberman to Bovcnsmilde,
hoopt Zondag 11 Juni as. afscheid to nemen
van de Ned. Herv. gem. te Bovensmilde en Zon
dag 18 Juni d.a.v. zijn intrede te doen bij de
■Ned. Herv. gem. te Leeuwarden, na bevestigd
to zijn door zijn brooder Jr. H. T. Oberman,
van Rotterdam.
Zondag werd in de gemeente Terkaple en Afc»
marijp (Fr.) de niouw beroepen predikant, M.
C. S10 t e m a k o r d o Bruine bevestigd
door zijn vader, dr. J. R. Slotemaker de Bruine,
die sprak naar aanleiding van Joh. 12:15—17,
telkens de laatste woorden.
Prof. Dr. F. W. von Bissing.
Naar wij rit goede bron vernemen, heeft Prof.
Dr. F. W. Freiherr von Bissing, hoogleeraar in
de Eg.vptologio aan de Universiteit t» München,
wien een bijzondere leerstoel aan do Rijksuni»
versiteit to Utrecht is aangeboden, deze benoe
ming aangenomen.
De ontheiliging van den Zondag.
De kerkeraad der Nctd. Herv. Gemeente te
Apeldoorn, besloot een actio to beginnen tegen
de verregaande ontheiliging van den Zondag to
dier plaatse. Daartoe heeft hij oen commissie
benoemd cn ook aan de kerkeraden der Gerof.
en der Ohr.' Gcref. kerk verzocht deputaten te
willen aanwijzen om en samensprelcing te houden
tot de wijsheid noemen, en dat zal wol,
als de oude godsdiensten sterven, vervan
gen wat zij bedoelden. Maar zoo lang het
oude geloof leeft, laat het leven, 't Be
doelt hetzelfde, maar omsluierd. En maakt
het 't leven moedig en rein, dan kan de
wijsbegeerte niet meer doen. De grootste
onzer wijzen zeide: „Vernietig do oude le
genden niet, zii bevatten de waarheid."
„Maar kom," zeide hij van het onder
werp afstappend, „ik zal je oen afbeel
ding laten zien van het goddelijk bes-tuur
vau dezen Caesar."
Uit een kast nam hij een schets van de
teekening van de vergoding van Augus
tus, Siward beschouwde die langen tijd.
Boven zag men den keizer, in rustige ma
jesteit tronende onder de goden, naast de
goddelijke stad Rome, met haar kroon
van torens. De keizer kroonde zichzelf het
hoofd met een lauwerkrans. Rondom Ro
meinsche soldaten, wagens, paarden, zege
tocht, een schoone vrouw met den hoorn
van overvloed, en gelukkige kinderen.
Beneden: de overwonnenen, neergewor
pen, half verpletterd, geketend, vergeefs
pogend het gelaat met de geboeid? han
den te bedekken. Voor ben geen beroep op
Caesar; zij dienden slechts om door hem
vertrapt te worden. Wee den overwonne
nen!
De knaap wondde zich af. Nooit ging
hem uit de gedachte dat dit „wee!" ein-
over eeu weg, die gevolgd zou kunnen worden cm
het kwaad zoo krachtig mogelijk tegen t© gaan,
Volgens opgav» van Hollandsch Zuid-Afrika
zijn er in do vier provinciën van d© Unio nog
steeds veel „ongecertificocrdo" onderwijzers cn
onderwijzerossen, n.L. in do Kaapprovincie 2272,
in de'Transvaal 1387. in Oranje Vrij© la tb 710 en
in Natal 236.
Vrouwenstemrecht ia de Kerk.
Ook in da Hervormd© Kerk ia dit vraagstuk
aan de orde. Het.is een der door de-Synodo der
Ned. Herv. Kerk voorloopig aangenomen Regle
mentswijziging, waarover de Classical© Vergade»
ringen binnenkort hun advies zullen moeten uit
brengen en waarover dan door de Synodale Ver
gadering van dit jaar een definitieve beslissing
genomen zal worden.
Het gaat thans alleen over hot z.g. actieve
stemrecht.
De "Waarheidsvriend bespreekt do houding, die
d© Geref. Bond tegenovor de aanhangige kwestie
moet aannemen.
Hot blad verklaart or zich beslist togen. Zijn
meening borusfc in do eerst» plaats op ©en prin
cipieel, en in de tweedo plaats op ©en practisch
bezwadr.
Het vrouwenkiesrecht zal afgeleid moeten wor»
den uit de Openbaring Gods. D» Waarheids»
vriend ziet in hot vrouwenkiesrecht een zekere
medezeggenschap in het regeeren der genieent©
en het is daarom bezwaarlijk in overeenstemming
t© brengen met d© plaats die én krachtens 6chep»
pingsordinantie en krachtens de duidelijke uit
spraken van Gods Woord aan de vrouw gegeven
is. Immers die plaats is nooit en nergens eon
heerschendo, maar is altoos en overal een die»
nende.
„Als de Apostel zegt, dat in Christus is nocli
man noch vrouw, dan behelst dit, naar onze
overtuiging, ook dit dat de scheiding, die daar
op hot heilig erf van hot verbond der genade
tusschen mannen cn vrouwen steeds had bestaan,
in beginsel reeds was opgeheven en ook in de
practijk des lerens meer en meer zou moeten
opgelost worden, evenals dat het goval was met
het onderscheid dat daar tusschen vrijen en
dienstknechten (do vroegere slaven) steeds be
stond. Maar evenmin ak dat er in Christus geen
onderscheid was tusschen dienstknecht en vrije,
be teekend© dat all© grenzen tusschen die beiden
nu voortaan zouden uitgewischt zijn, evenmin
beteekent het woord vau Parius in Galaten 3:
28: „daarin is geen man en ytouw", dit ook in
geestelijke dingen alle onderscheid tusschen man
nen en vrouwen zou moeten worden teniet ge
daan."
Het practischo bezwaar dat hieraan, naar de
overtuiging van het blad, zou kunnen toegevoegd
worden is, „dat het begeerde vrouwensteiurecht,
bij eventueel© invoering, in de Hervormde Kerk
zou moeten worden uitgevoerd. Wij behoeven ©r
waarlijk niet breed over rit te wijden, hoe als
oen wrange vrucht van-de Synodale organisatie,
waaronder we nog steeds zuchten, do verhoudin
gen, di© hot ambtelijk leven betreffen. lang niet
zijn wat rij wezen moesten en vaak gespeend
zijn aan de eersto beginselen die krachtens ons
Gereformeerd kerkrecht aan een presbyteria!©
korkinrichting moeten worden gesteld. Het Ie»
staan in vele gemeenten vau z.g. Kiescollege© en
de functies die allerlei kerkelijks kiesvereerigm-
gen bij d^ kerkelijk© verkiezingen in den regel
boklooden, trekken vaak zulko scheove verhou
dingen en maken onzo toestanden riet zelden
zoo verward, dat het ons waarlijk niet aanbove^
lenswaard lijkt om in dat onschriftuurlijke maar
krachtens onzo organisatie ook onvermijdelijke
partijwezen, ook d© vrouw t© betrekken."
Het. wil het blad voorkomca, dat do vrouwen
beweging onzer dagen op schriftuurlijk» gronden
kerkelijk te leiden is door va er d© vrouw nieu
we organen vaif werkzaamheid te scheppen,
waardoor haar in het midden der ge mom t© bui
ten hefc ambt om een welomschreven arbeidstaak
gegeven zou kunnen worden.
Aan rechtzinnige kerkgangers.
„Onbeschrijfelijk groot is het gevaar voor een
goregelden, rechtzinnigen,. belangstellenden kerk»
ganger. Duizenden geven om God noch Zijn ge
bod, cn gaan openlijk en opzettelijk het Huis
des Heeren voorbij en bespotten de prediking
des Evangelies. Van hen welen wij dat rij den
breeden weg bewandelen, die naar het verderf
gaat en dat zij verloren gaan wanneer rij zich
niet bekeeren tot den levenden God. Maar wie
zal het dien braven, zalfgenoegzamen vrome dui
delijk maken dat hij groot, groot gevaar loopt
eveneens voor eeuwig verloron t© gaan onder
grooten schijn van behoudenis?"
Zoo schrijft Dr. Gunning in „Pniël". En hij
voegt er do volgende waarschuwing aan toe:
„Met God t© wandeleu is nog wat andera dan
met Zijn Woord te wandelen. Gij kunt de we
reld doorgaan met uw Bijbel onder den arm eu
toch terechtkomen in den grondeloozen afgrond,
en uw eeuwigheid iu de Hel gebruiken om einde
loos de woorden te herlezen, die u tot het hart
van Jehovah kunnen brengen en. tot het Huis van
Jehovah in de hemelen.
digde in slavernij, di© kon uitloopcn op
het kruis.
„Geen. verhoor bij ons voor dezon
God!" mompelde hij ten laatste. „Maar in
ons noorden leeft nog Herman de Bevrij
der. Onze goden wonen in noorden on
zien zuidwaarts. Wanneer wo bidden koe
ren we ons naar bet noorden."
En met vaster voornemen dan ooit her
vatte hij den arbeid.
De oudo man begreep hem, maar toonde
het niet. Het duurde een poos voor 't ge
sprek weer begon. Siward zat ernstig
over zijn werk gebogen, zoo ernstig, dal
hij den lichten voetstap niet hoorde, die
de deur naderde, tot, een ongewone glans
op hem viel en hij, opziende, een jong
meisje voor zioh staan zag. Ze was rijzig,
schitlorend, geheel in 't wit gekleed, en
vormde een scherpe tegenstelling met de
sanaohtende, met juweelen opgeschikte en
geparfumeerde vrouwen van haar tdjd.
Geen enkel versiersel of juweel leidde de
aandacht af van de statige waardigheid
harer gestalte en de heerlijke schoonheid
van haar gelaat, 't Schitterend wit word
onkel onderbroken door den goudglans ba
rer bruine hairen en den blos der wangen;
haar oogen straalde®. wanneer ie nu en
dan de lange wimpers opsloeg.
't Was alsof haar aanwezigheid he
melsch licht in de donkere werkplaats
wierp. Siward kwam hot, voor, als had hij
„Met God te wandelen ia ook nog wat ander©
dan met Zijn volk to wandelen. Gij kunt met
heilig© vadors en moeder» on vrienden verken
ren; met hen zingen en uw Bijbel lezen en over»
denken; gij kunt met hen het heel© leven door»
gaan en ten slotte aan do doodsrivier gekomen,
afscheid van hen nomen -om hen nimmer
weer to zien; zij gaan naar het Vaderhui© ea
gij blijft eeuwig van hen gescheiden.
„Met God te wandelen is ook nog wat ander»
dan naar de vormen en gebruiken van uw Kort
to wandelen. Vormen en gebruiken moeten er
zijn, maar wi© er genoeg aan heeft, gaat ver»
loren, al kent hij ook alle Psalmen en de Fonnu»
lieren van Eenigheid van buiten en al is hij een
vurig verdediger van al wat zuiver en oud» vader»
lijk Gereformeerd is. Als ge dan toch verdoemd
wilt worden, mijn vrienden, zou ik mijn oordeel
liever tegemoet gaan in de livrei van de werold
en van den duivel, dan in die van Gods lieve
kinderen. Dan ging ik er lievor henen in 't pakj®
van de gevangenis of in de lompen van eoa
dronkaard, dan gekleed naar de wijze van
Hoeren volk.
En daarom: vrome, rechtzinnige kerkgangers,
woest gewaarschuwd! Want als gij Jezus Chris»
tus niet hebt tot uw deel, zullen do duizend®
prceken, die gij gehoord en booordoold hebt, da
tienduizende teksten, die gij laast en de ontol»
bare versjes, die gij gezongen hebt, en al hot
godsdienstige gedoe van uw goheolo loven u niet
redden van hot eeuwige vuur en van do eeuwig®
rampzaligheid.
„Heden, nu gij Goda stemme hoort, verhardt
u niet, maar laat u leiden.1'-
GIFTIGE HOOFDWASSCHING.
Wij lezen in het „Pharmac, Weekblad":
Ik zie mij verplicht, u te verzoeken, a-a-u
de vdgende mededoeling plaatsing te ver-
leenen, in de hoop, dat de dagblad por®
tot verdere verspreiding zal bijdragen.
Bij het in September 1921 aangevangen
onder-zoek van een haartmerk N. V. K.
ontleend aan Neeltje van Kuilenburg, een
dame, die met de toepassing van het door
haarzelve bereide jacht water, bij kaar
kinderen steeds een afdoend resultaat
waarnam kwam ik tot de ontdekking,
een vloeistof in handen gekregen te heb
ben, die een omtstellende hoeveelheid ar-
senik bevatte. Tegen zulk een drastisch
middel is ongedierte natuurlijk niet be
stand.
Lk stelde mij in verbinding met den in
specteur van de volksgezondheid, van
meening, dat dit gevaarlijk goedje zoo
spoedig mogelijk in beslag genomen moest
worden en in de verwachting, dat de van
verantwoordelijkheidsgevoel volkomen ver
stoken fabrikant zou worden opgespoord
en zoo mogelijk vervolgd.
De lieer Boert stelde zich in verbinding
met den Rotterdatnschen Keuringsdienst,
die aan hei door mij opgegeven adres het
N. V. K. haarwater inderdaad vomd: het
bleek pl.m. 0.7 pCt. arsenik te bevatten.
Door het snelle ingrijpen van genoemden
Dienst was Rotterdam spoedig van het
jachtwater bevrijd. Dank zij de bemoeiin
gen vasi den heer Bae-rt volgde Amster
dam spoedig dit voorbeeld. Dc officier
van justitie te 's-G-ravenhage kon evenwel
zijn medewerking in deze zaak nie-t toe
zeggen, N.B. „omdat nog geen misdrijf
met dit water had plaats gevonden." (Een
gewoon menscli zou het waarschijnlijk ge
acht hebben, dat zioh meer dan eens ver-
giftigingsgevallen hadden voorgedaan,
maar dat die niet als zoodanig waren her
kend). Hoe het zij, eigenaardig is bet wel,
dat nauwelijks de aandacht op dit gevaar
lijk jachtwater geveurt ?i was, of er deed
zich een vergiftiging ge val voor. Nu kon
dus de justitie ingrijpende fabrikant
werd opgespoord - do man was, naar
verluidde, be vu or der van eer» Krcoudo-
mein te K a t w ij s a.Zoo beslaglog*
ging volgde on... ik geloof, dat er .-er-
der niets gebeurde.
Toen het Kamertid Ter Hall den Minis^
ter over de onvoVi>e;iie handhaving der
Geneeskundige Wo'vte»\ zou interpelleerc^
verstrekte ik hem de, op het onderhavig;
geval betrekking hebbende, inlichtingent
het is bekend, dat de Minister ijskoud ver
klaarde: „de heeron kunnen gerust zijn."
Nu, rust heeft er wol geheerscht' W?"
zjja nu ongevee: een half jaar verier, ei
dezer dogen kocht ik te Leiden bij 'n kam
per het onver va L-Vr-e N. V. K. haarwater,
bij een tweeden s».oni het in de étalage
en de warmte, waumcde de verkoopt
zijn waar aanprees, vervulde mij met er
gernis, vooral bij de gedachte, dat dit'
moordwater dag-in, dag-uit blijft vloei er
over dc hoofden van grooten en kleine^
die blindelings vertrouwen, dat de betveK,
de autoriteiten over de Volksgezond?eat.
waken.
Het is te betreuren, dat dc nmbtenaroe
van de volksgezondheid bij heeren jurfc>
ton geen steun vinden.
nooit, iets gezien zoo wit als haar stol»
Gelijk de zilveren rand om de wolk bfc
•heldere maan, gelijk het dons van do.
zwaan, die op 't heldere water spiegelt:
zoo ook haar bewegingen. Gelijk eer
lichte wolk of een zwaan was ze tot heo®
gezweofd.
Onwillekeurig legde bij zijn gereed
schap neder; met het gevoel alsof haj voof
eon keizerin stond en waagde b®s nieë
haar aan te zien. ?-oan ze began to opro
ken, brachten de klanteaï vaö hnnr zach
te meisjesstem hem vsn den «rx* droom
in den andoren. Eerst boord® bij nte da*
den klank der stem». Bio was morfak' mu*
ziek zooala hij noott rroéger gehoff»*
had! Hij lette niet op de woerden; 't w
hem als hoorde hi] op verren afstand liel»j
lijke tonen van eeri fluit over de wwtoce*
zweven. Tot de stem van dei» ooden Laots
hem wakker schudde.
Zij sprak tot hein.
„Gloolia, de Vestaausche maa^d, is
komen", zeide Laon, .jo to danke*
voor de reddmg h*rwr zuetor Cloetta DS®*
dora."
rWordt vervolfdN j