„Bij Vernieuwing."
Hior hebt ge weer een uitgedoofde kool
uit de doof-pot „van Hollands taalschat".
Nielwaar, de jongere moet cv heuscli e«i
glimlachen. „Bij vernieuwing", d&ftr hebt
ge weer een ..bloempje" uit het verwelkt
bouquet op dominee's afcoffige cylinder-
bureau. Houdt het gerust voor de neus
van de ouwerwetsebe vromen, zij zullen
or nog vel geur uit halen, maar de „jon
gere" van onzen tijd zal "net nog
niot. eens te drogen leggen in zijn mo*
demo roman. 't Is waar deze term is
afgesloten door het gébruik. Zij i s een
kool, die verborgen is onder dé muffe
asch van vele doffe, grauwe gedachten
maar toch: zij kan toch nog wel aangebla
zen worden tot louter vuur. Het komt er
maar op aan, dat gij haar weet op te
rakelen, en dat gij het vuur van uw
geest er in kunt leggen; dat gij het ver
sleten „bij vernieuwing" waarlijk weer
„vernieuwen" kunt.
En is dat nu zoo moeilijk? Want ie er
niet telkens in het leven zelf ook een
vernieuwing eear regeneratie?
Zingt niet telken jare de vogel in lenle-
weeldo zijn zuiver zonnelied? Is er dan
niot vernieuwing overal, ook in uw ziel?
Och ja. dat wist ge allang, maar toch
hebt ge dieper te peilen, als ge verstaan
wilt wat er „bij vernieuwing" gebeurt.
Wat die lentejubel voor uw ihart zeggen
wil, welke geestelijke lijnen er dan voor
u getrokken worden. En nu is het de
fout van vele jongeren, dat zij, wanneer
de vernieuwing des levens voortschrijdt
lot een geheel en al nieuw zijn, zij bui
ten zichzelf treden, en niet de waarde der
vernieuwing in- zichzelf trachten te
vinden. O gij blauwe idealist, gij jon
gere, ren toch niet bij de eerste
lentezonnestraal, bij de eerste gele boter
bloemen, als een veulen weg in de wei.
„Het is lente", zegt ge, en al dadelijk
hoor ik uw van buiten geleerde citaten uit
Gorters „Mei". Het is lente en dag
boekbladen worden volgeschreven, gevuld
met. neergeschreven idealen.
Idealen vluchtig vaak als de lentewol
ken zelf, die als zeilen scheren over 't
blauw© hemelmeer. Zij zien hoe de groene
sluier, eerst nog ragfijn, maar toch later
dichter en dichter, zwaarder en zwaarder
wordt om de kronen der boomen. En wat
een volheid van mystiek draagt de lente
voor ben niet? En Rome heeft het al te
wel begrepen, toen zij de Meimaand wijdd"
aan de zuivere Moedermaagd- Want, zei ze
branden de kast anjeboomen in de Mei juist
niet haar blanke kaarsen ter harer eer?
Is niet ieder© sneeuwen bloesem een wie
rookvat, veer haar? En is do blauwe he
mel zelf niet" als een groot madonnakleed,
doorsprankt met gouden vonken? De Mei
zij geeft do reinste symbolen voor alle
maagdelijkheid. En aan wie zou Rome
die clan anders offeren dan aan haar „al
tijd onbevlekte vrouwe"?
Ie het dan-wonder, dat de zoetheid, en
de zuiverheid van een dergelijke adoratie
telkens weer der jongeren hart bekoort?
Mei dat ie het fe©6t der zuivere vrouw.
Mei is heb feest der méést, ongerepte lief
de. Want dit is het -geluk van de lente:
dat men hoopt. Men hoopt op de volko
menheid, men hoopt op de rijpheid, men
hoopt op de vruc h t. En in dat hopen
nu, daarin schuilt de vreugde. Dat is het
geheim van alle lentegeluk. Dat. is het
'geheim, waardoor uw ziel zoo 'vol schiet,
als ge '6 morgens uw kamer binnenkomt,
en heb zonlicht plekt zoo warm op het
dieppurperen tafel-pluche, en de bloemen
geuren voor uw venster. Het is een open
baring voor u, een belofte. Een profetie,
dat uw diepste verlangens vervuld wor
den. En ai wat er dan lang en diep in u
hunkerde, dat komt in ééns naar voren,
loo mooi, zoo ideëel, dat ge alleen nog
maar fluisteren kunt het Mariawoord:
„Zie de dienstmaagd des Heeren, mij ge
schied© naar Uw Woord". Dat is uw
opperste lente-dank.
En {bcÜin dat geluksvisioen ligt
niet de diepste inhoud van het „bij ver
nieuwing". Dat is nu eigenlijk wel jam
mer. Want wie zou den jongere niet
fraag gunnen zijn mooiste droom? Wie
zoo vailsch om de jonge bloesem af te
rukken? Welke moeder zal de teekening,
die haar jongste lieveling op papieT
maakte, verscheuren? Heeft de moder
ne paedagogiek niet voldoende aange
toond, dat het nu eens uit meet. zijn met
die zwartkijkerij. Altijd maar alle moois
Toor dat kind zijn oogen af te breken! Al-
Ujd maar te pas en te onpas die zwarte
zondepredikiogAltijd maar die jonge
jnaag te bederven met de zware kost van
riigen helleangetl Houd nu toch eens op
met dat knakken van al die voorjaarsbloe
men! En ja, het is waar, er wordt veel
eerlijke, spontane levenslentevrêugd be
dorven.
Er zijn nog altijd opvoeders, die nooit
doorzien hebben dia godsdienstige
waarde van de levensblijheid. Maar dat
zijn „zelf arme menschen. Menschen wier
eigen ziel niet meer is dan een oude
Delftsche kan, waar nimmer bloemen in
prijkten.
En toch: zij lcrijgen gelijk! Maar
gelukkig niet omdat hun bekrompenheid,
hun doodsheid dat zoo graag zou willen,
naar omdat God het wil. God wil nu
"jenmaal, dat' het reinste lentevisioen
voorbij gaat voor u, o jongere. God wil
nu eenmaal dat het vurigst blozend ideaal
verbleekt. Dat is nu eenmaal zoo. Dat is
door de zonde. En daar moogt ge nu niet
Aan willen; gij meisje, ge moogt de bloem
van uw ontloken liefde met bei uw han
den tegen uw borst drukken en ze niet
Weg willen geven zij wordt u toch uit
de handen gerukt. O wat een smart is er
éiet, als de bloemen in hun knop ge
broken moeten worden. Wat een verbitte
ring. Wat een haat tegen die wreeden
£rod. En dan nog voor Hem knielen? Hem
oog aanbidden? O het meest ernstige rno-
-flent in een menscheiüevcn is niet, als
bij zijp Ideaal g r ij p t, maar als het hem
ontrukt wordt.
Want dan gaat met een slag alles
weg.
Maar als alles weg gaat, dan eerst be
grijpt ge de waarde „der vernieuwing",
.vernieuwing m het wederom Dieuw
woixlcn. Daar spreekt die ouderweteche
dominee van! Wat ge hebtge
krijgt jfc-.v f.v-sf terug. En daarom heeft
tij voor iedereen een boodschap. „Bij
vernieuwing", o er zijn er die bij dit
woord hun ideaal weer terug gegrepen-
hebben, zij het. dan in anderen vorm. Zij
zijn er lieg de draagsters der charilas.
die mei volkomen opoffering en gedir
met klaren, diepen blik, en met het 1 1
gebaar hunner handen aan d© ziekR .on
in de hospitalen brengen, wat zi. eens-
verloren hadden.
Dat zijn zij, die begrijpen kunnc-n de
pijn van anderen, die in felste desillusie
meenen, dat hun God hen verlaten heeft.
En wat is nu het verschil van hen met die
oude zwartkijkers, die ongeluksprofeten?
Dit: z ij geven iets. De andoren ontnemen
slechts. Zij vermeerderen het geloof. De
anderen vermeerderen d© twijfel. Zij gie
ten voorzichtig het klare water nog in do
kristallen vaas, waarin d© geschonden
bloomen slaan; de anderen hebben geen
medelijden, maar wei-pen de bloemen in
den. bak; als een te lichtvaardig offer
voor de vuilverbranding!
„Bij vernieuwing!" Ja dan gebeurt
er iels. Dan- dwaalt het oog van Maria af
naar Christus. Zeker zij had des engels
konde dankend gedragen in ha-ar hart,
maar dat zelfde hart werd op den kruis
berg doorsneden door het smartenzwaard.
En daar staat ze, en ziet op naar den
Zoon, en gehoorzaamt. Gehoorzaamt
als Hij gebiedt. En dan gaat ze. En o, dan
is haar gang wel zwaar, en looden haar
voet, en telkens ziet zij om maar ze
gaat dan toch. En wij begrijpen dien moei
lijken gang-, wij, die zelf zoo moeilijk kun
nen scheiden van onze kruisen; wij, die
zelf zoo hangen aan ons verdriet-. Maar
Maria doet haar plicht. Ze maakt zich
1 o s van het kruis. Formeel los. En
leert dit ons niet, ook onze plicht te
doen als de illusies verstorven zijn?
Neen, niet. in een groot© daad. In een of
fer van veol vertoon, waar we toch bijna
altijd nog ons zelf in zoeken. Waarin we
altijd toch nog zoo gfaag „een persoon
lijkheid" willen zijn. Neen maar in
het gewone van eiken dag. In het kalm
verduren van '6 levens kleine onaange
naamheden. zijn fitterijen, zijn stekelige
jalouzie. Daarin schuilt het. Maar zie nu
verder.
..Als het begon te lichten", dan ge
schiedt voor Maria de vernieuwing. Dan
gaat zij. die Rome noemt „de dageraad
der zielen", dan gaat zijzelf, om ook over
straald te w-orden door het Lichrt in den
Hof. De lente der opstanding, dat. is
eerst de lente der vernieuwing. Gij hebt
Pasehen gevierd, o moegeachreido mensch,
en daarom kan deze lente voor u doen
liooren „het nieuw geluid"!
En dan begrijpt ge, dat het fout is de
Meimaand te wijden aan de moeder
maagd.
Zij zelf gaat. immers zoeken hoar eigen
levanslont© in Arinialhea's tuin. Zoo
wordt dan alles voor Christus. Ook de
lente, als „het feest der nieuwe geboorte".
En nu houdt „vernieuwing" ook in, dat
er weer een vers! erving komen, zal. Het
wordt woer winter. Weer zal 's levens
ijzel op uw hart vallen, weer zal snerpen
de kou en verstijving u zeer doen. Gij
zult deze nieuwe lente van hoop weer ver
liezen. Maar gééft dit iets, nu gij geleerd
hebt dat er een regeneratie is? En al
moest het mooie wat God u teruggaf ook
wederom verasso,hen en vergaan op
ieder graf, zingt toch Gods vogelke zijn
lied. Dan b 1 ij f t de vernieuwing toch
steeds weer nieuw, voor u, wiens hart
vernieuwd werd. Dan is het niet een oude
uit.gebluschte kool. waar oude vrome
stakkers hun verkleumde zielen nog bij
trachten te warmen, neen het is heilig
vuur, waarmee God uw lippen beroert tot
Zijn glorie! Tot Zijn lof! Ja een lof, die
hier wel telkens vernieuwd zal moeien
worden, maar waarvan eens toch gelden
zal het. „bij dn voortduur".
Tw.
VERLENGING VAN HET LEVEN.
Ais tegenhanger van de „Verjongingskunet"
van Prof. Steinacli kan een methode (er „Ver
lenging van het leven" gelden, door de prakti
sche Amerikanen uitgedacht.
Het tijdschrift „De Dokter in Huis" verneemt
dienaangaande: Voor 15 dollars per jaar kan
mon in Amerika zijn leven laten verlengen, als
men n.l. toetreedt lot een vereeniging, welke
door den vroegeren president Taft is opgericht
en over do hulp van 50 artsen en 100 andere ge-
leerdon beschikt. Deze- vereeniging ie eigenlijk
een organisatie van levensverzekeringsmaatschap
pijen, welke op dezo wijze meenen, voovdoeliger
zaken te kunnen doen.
Wie zijn 15 dollars heeft betaald, wordt eerst
nauwkeurig onderzocht on er wordt eon uitvoe
rige geschiedenis van zijn lichaamstoestand opgeu
steld.
Niets wordt den gekeurde verzwegen, als iets
aan hem mankeert, en nu kan men naar zijn
eigen dokter gaan om goeden raad. Óm de 3
maanden wordt het onderzoek herhaald, en de
uilkomst met die van het vorige vergeleken. Zoo
woet het voorwerp van al die zorg, of hij voor-
ol achteruit gaat.
Dreigt er een epidemie of zweeft eon hittegolf
over de etad, dan vindt het lid in zijn eerste
post raadgevingen voor zijn levensgedrag. Ieder
krijgt een cijfer, dat de mate van zijn gezond
heid weergeeft. Een veertiger heeft nog maar de
helft^van het weerstandsvermogen van den jon
geling van 20 jaren.
Men heeft berekend, dat in de Verocnigde
Staten jaarlijks 600.000 menschen eterven aan
ziekten, die hadden kunnen worden vermeden.?
dat de schade, hierdoor veroorzaakt, meer dan
15 milliard dollars bedraagt, en dat do mensch
door de raadgevingen van het instituut to volgen,
gemiddeld 15 jaar ouder zou kunnen worden.
(Voor deze cijfers kunnon wij natuurlijk niet in
staan, wij geven zo weor, zooals zij ons werden
bericht. Red.)
Hot lichaamsgewicht is van groot belang, voorj
al menschen boven de 40 jaar moeton niet te
zwaar worden. Is een vijftiger 10 pond zwaar
der dan het gemiddelde, dan kost hem dit 6 pro
cent van zijn vooruitschrifton op een lang leven,
maar is hij dertig pond to zwaar, dan houdt hij
nog maar TO percent dezer vooruitzichten over.
Staten-Generaal.
TWEEDE KAMER.
Vergadering y a n gisteren.
Te 10..4Ö werd d-e vergadering verdaagd we
gens -on voltalligheid.
To 11 uur 10 werd de vergadering geopend.
Aaai de orde is de interpellatie W ij n k o o p
over de vervolgingen door het binaeuiazidsch
besltrtir in Ned Indië. ingesteld tegen de oom-
m uil Ld en in de residentie Tern ate, tegen den on
derwijzer Mala ka, tegen den Voorzitter van de
Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel
in Ned. Iudië Bergsma, tegen den Voorzitter van
Sareha's Islam Atxlori Moeie, tegen Rehoo di
Poeh-a en andere dergelijke gevallen m den
jongsten tijd voorgekomen.
De inlcrpellant vraagt waarom de Indische
RegeerLng aldus optreedt en of het geen tijd
wordt dat Gouverneur-Generaal Fock ontslagen
wordt.
De heer Marchant vraagt of aan die re-
genlen. diie uittraden uit hot Comité voor Auto
nomie van ïndië, is te kénnen gegeven, dat zij
moesten uittreden.
De Minister van Koloniën be
toogt, dal de Indische Regeering slechte gebruik
maakt van haar recht als zij oiptreedt tegen hen
die daadwerkelijk Communisme propageer en.
Hot oogeaibldk voor aftreden van den G. G. acht
de Regcering nog niet gekomen (gelach).
De regenten, waarovor de heer Marchant
sprak, zijn op de hoogte gebracht van 'den niet
onschuldigen aard van het Comité voor Auto
nomie en toen vrijwillig uitgelreden.
De heer W ij n k o o p (C Fr.) dient, twee
moties in: in de eerste wordt gevraagd ophef
fing van de exorbitante rechten van den
gouverneur generaal en een andoie, waarin pu
blicatie van alle bescheiden op de door spreker
aangevoerde zaken wordt gevraagd.
De heer Marchant (V D.) is niet tevre
den. Hij leoet o.a. een verklaring voor waaruit
blijkt dat wel degelijk directe invloed is ge
oefend on 'dat gelast is uit het comité le treden
Spreker dient een motie in waarin teleurstel
ling wordt uitgesproken over de houding de-r
Ptegeering on waarin wordt gezegd dat het
- iederen ambtenaar geoorloofd is toe le lieden
lot elke geoorloofde staatkundige partij.
Stemmingen.
De conclusie van de commissie aangaande
hel Kort Verslag komt in stemming De con
clusie wcnscht uit te spreken dat de uitgave
wordt voortgezet.
Deze conclusie wordt zonder hoofdelijke slim
ming goedgekeurd,.
De motie-Van Ravesteiju (verlaging abonne
mentsprijs van het Kort Verslag en betere ex
ploitatie) wordt verworpen met 61 tegen 23
stemmen.
De suppletoireWatcrslaatsbegrooling
(Luchtvaart) wordt goedgekeurd met 78 tegen
7 stemmen
Het Yoorslel-Rutgers en van dor Molen
wordt verworpen met 45 tegen 40 stemmen.
De eerste motie-Wijnkoop (tot opheffing
van de exorbitante bevoegdheden van den
G.-G.) wordt verworpen met 61 tegen 22
stemmen.
•Do tweede mol ie-Wijnkoop (publicaf ie van
alle bescheiden opde zaken.betrekking heb
bende) wordt verworpen met 62 tegen 23
stemmen.
De mo tie-Merchant wordt verworpen met
59 legen 23 stemmen, nadat do heer D ressel-
huys (V. B.) heeft verklaard dat zijn partij
legen de mol ie zal stemmen, omdat aan hel
tweede deel de feitelijke grondslag ontbreekt.
Verschillende ontwerpen.
Aan de orde zijn o. a. de wetsontwerpen:
Pensioenregeling voor de weduwen en weezen
van de vrijwillig dienende militairen van land
en zeemacht.
De heer Wijk (W.m.) verdedigt, een amende
ment om tusschen de artikelen 72 en 73 een
nieuw artikel in te voegen van den volgenden
inhoud:
„Aan de weduwen en weezen van gehuwde
militairen, welke vóór 23 Januari 1909 zijn ge-
pensionneerd of overleden, wordt, met inacht
neming van de bepalingen dezer wet, een pen
sioen toegekend overeenkomstig de weduwen
wette» voor de Land- en Zeemacht 1900, zoo
als die wetten luidden bij de inwerkingtreding.
De wet van 29 Mei 1909" is óp hen van loo-
passing"
De Minister zegt toe het hier gevraagde
te zullen overwegen, maar raadt af thans dit
amendement aan te neauen.
De heer Wijk (W.m.) trekt het in.
En de navolgende ontwerpen:
1 Wijziging der Ouderdomswet 1919.
2. Verzekering van personen werkzaam in de
landbouwbedrijven, tegen geldelijke gevolgen
van 'ongevallen, hun in verband met hun dienst
betrekking overkomen.
3. Wijziging van de wet op de Rijksverzeke
ringsbank.
No. 1 wordt goedgekeurd.
No 2 (Landbouw-Ongevallenwet)
Bij art 11 verdédigt de heer Hl ome tra
OS. D.) een amendement tot wijziging van de
bepaling omtrent de samenstelling der bodrijfs-
vereenigiingen.
Na bestrijding door den heer Te ene tra
(V D.) en aanbeveling door den Minister
wordt dit amendement aangenomen met 69 te
gen 4 stomni en.
Een amendemcnl-Beumer om de regeling,
van het hoogor beroep te wijzigen wordt aan
genomen met 55 tegen 18 stemmen.
Dg lieer Deckers (R. K.) verdedigt bij
art 37 een amendement om mogelijk te maken
dat in bepaalde gevallen in plaats van een perio
dieke uitkeering afkooping toegelaten is.
De heer Hiemstra (S D.) bestrijdt dit
amendement omdat dit de mogelijkheid opont,
dat misbruik wordt gemaakt.
De Minister i9 bereid het amendement
over te nemen als het eenigermate wordt ge
wijzigd.
De heer Deckers (R. K.) wijzigt het
amendement, zoodat de Minister hel overneemt
Het wetsontwerp wordt afgehandeld.
De heer D u ij s (S D.) motiveert zijn stem
tegen dit ontwerp, omdat het den chaos op ver-
zekeringsgebie'd zal ver groeten. Maar hij zal er
vóór stommen, omdat het anders nog jaren
zal duren voor er een beter ontwerp koiut.
Hot ontwerp wordt goedgekeurd zonder stem
ming.
Xo 3 wovd t g - Igckeurit,
Do K •••o- «r'pr.t uiteen.
HET SCHRIJVERKE.
O, krlnklende winklende watordiug.
met. 't zwarte kabotoeken aan.
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op 't waterke gaan
Gij keft en gij roert en gij loopt zoo znel
al zie Tc u noch arrem noch been
gij wend en gij weet. uwen weg zoo wel.
al zio 'k u geen ooge, oeen ééa.
[Wat waart, of wat zijt, of wat zult ge zijn?
.Verklaar het en zeg het mij toe-
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
dat nimmer van schrijven zijt moe3
Gij loopt over 't epcgelend water klaar
en 't water niet inéér en verrroert
dan of het een gladdige windje waar,
dat stille over 't. waterke roert.
0 achrijverkee. 6chrijvwkee. zegt mij dan, -r?
met twintigen zijt gij en meer,
Waf schrijft, en wat schrijft gij zoo aeer?
Gij schrijft en 't staat in het water niot,
gij schrijft, en 't is uit en 't ié weg;
geen Christen en weet er wat dat bediedt:
och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn 't visselkes daar ge van schrijven moet?,
Zijn 't kruidek"e6 daar ge van schrijft?
Zijn 't keikes of bladtjee of blomkes zoet,
of 't water, waarop dat ge drijft?
Zijn 't vogolkes, kwietende klachtgepiep,
of is 'et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt zoo diep,
of is het u, schrijverken, zelf?
En 't kwinklende, winklende waterdinlc
met 't zwarte kapoteken aan
liet stelde en rechtte zijn oorkes flink
en 's bleef daar een st-ondeke staan
„Wij - schrijven," zoo sprak het „al krinklen af
het gene onze Meester, weleer
ons makend en leerend, te schrijven gal:
één lesse, niet mm nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lessen, en zijt gij zoo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,
den heiligen Name van God!"
Guido Gezelle.
IN KINDERLIJKE ONSCHULD.
Napoleon I was een groot kindervriend. Reeds
voordat, hij zelf een telg had, mocht hij gaarno
in zijne vrije uren, vooral gedurende rijn ver
blijf to St. Cloud, de zoons van zijne generaals
cn toekomstige waardigheidsbekloeders rondom
zicli vereenigen en zich in hunne jeugdige vroo-
lijkheid verlustigei.
Op oen Junidag van het jaar 1806 had de
Keizer juist weder een vroolijk troepje om zich
heen. toen hem de aankomst van do Hollandscho
deputatie bericht werd, die van Amsterdam
naar-Parijs groied waso m Napoleon den dank
van hel volk over te brengen voor do genadige
vergunning om den broeder des alvermogenden
Koizcrs, Lodewijk, als Koning van Holland te
mogen proclameeren. De Keizer ontving do heo-
ren in do beste luim en bracht hen eindelijk in
de zaal waar ziine jonge gasten bijeen waren.
Onder de knapen was do tienjarige zoon van
den maarschalk Lcfébre, oen bijzondere lieveling
can.Napoleon en dozo wilde, dat hij. om den hee
ren te toonen wat hij al kon. een gedicht zou
voordragen. De knaap was eenigszins verlegen,
bedacht zich een oogenblik, maar niets viel hem
te binnen. Ja toch, daar had bij het rechte ge
vonden: een fabel van Lafontaine, waar hij vcc]
mco ophad. De jongen, die inderdaad niet het
minste vermoeden had van do zending, die zijne
voorname toehoorders in het kabinet van zijn
keizerlijken begunstiger gebracht had, begon met
luiden stem: „van do kikvorschen, dio Jupiter
om oen koning verzochten."
Men kan zich voorstellen, welk een uitwerking
de vrijmoedige voordracht van den knaap op do
aeftigo Hollanders had; Napoleon kon echter
zijn lachen niet bedwingen, maar zocht door ver
dubbelde gunstbewijzen te vergoeden, dat de
knaap hen door zijne voordracht zoo zonder erg
aan de kaak had gesteld.
i s
g Ons Babbelhoekje.
Bast© Jongen© en Meisjes.
Mijn plan was eigenlijk om nu aller
eerst eens te vertellen hoe het nu staat
met onss uitgaanspotje. Maar, dat zal niet
gaan.
Verschillende neefjes en nichtjes hebben
wel opgegeven hoeveel ze al in hun spaar
pot hadden, maar er waren er ook heel
wat die er blijkbaar niet aan gedacht
hadden. Enkelen vertelden me dat ze
niet bepaald gingen sparen, maar dat ze
wat, noodig was zouden bijdragen. Zoo
woet ik dus niet precies boe we er nu
voor staal!
Wel heb ik echter begrepen dat er al
oen aardig sommetje bespaard is en dat
als hert. doorgaat we wrel een heel aardig
dagje kunnen krijgen.
Zooals jullie westen was ikvan plan
aan het einde van deze maand weer een
prijsraadsel te geven, net als de
vorige maand. Nu wordt het echter wel
wat eentonig als we altijd raden en nooit
eens wat anders doen, vooral ook omdat
we geen rebussen kunnen geven, zoodat
we in de keus nogal beperkt zijn.
Daarom had ik er over gedacht eens
een ander© opgaaf te geven. We zouden
b.v., eens kunnen gaan toekenen en dan
voor de mooiste teekening een prijs be
schikbaar stellen.
Schrijf me nu maar eens allemaal wat
jullie daarvan denkt, en als je soms iels
anders weet dan wil ik dat ook graag
hooren. We moeten trachten ons heekje
zoo gezellig mogelijk te maken, en daar
toe moeien we allemaal meewerken.
Due jongens en meisjes, jullie schrijft
me nu eens allemaal of we zullen gaan
1,eekonen of dat we bij de prijsraadsels
blijven of dat we nog wat anders gaan
doen.
Ik had ook al aan een opstellenwed
strijd gedacht, maar ale ik zoo jullie
briefjes bekijk, dan vrees ik dat we daar
niet, veel. van terecht brengen.
't Was al weer een aardig stapeltje
brieven dat. ik ditmaal te beantwoorden
ha<L Over 't. algemeen wordt er aan die
briefio6 nu niet zoo heel veel zorg besteed.
Er zijn ei' bij die bepaald slordig zijn go-
èrhrrvon. En dat behoeft toch niet.
We kunnen niet allemaal even mooi
óc;.rij\en. Daar weet ik van mee v
sen. Al6 ik een cijfer voor mijn ::r Vn
kj«eg, nou, dan vrees ik het ergste.
Maar weet. je wat wel kan? We ku:
wel netjes werken, en zorgen dat on-
werk er onberispelijk uitziet, ook al is de
vorm van de letters niet altijd pr« in
orde.
Laten we dus a/spreken, dat we van nu
af geen slordige briefjes meer sturen en
geen wilde briefkaarten met allerlei afkor
tingen, maar dat we net werk leveren.
En nu eerst de briefjes.
„Tijl Uilenspiegel" Leiden. Je hebt het
wel mooi getroffen met die week vacantie.
Vindt ie het prettig in die nieuwe oude
school of verlang je alweer terug? ,,'t Eek
hoorntje" Leiden. Wel wel wat een mooie
school is dat. Ik zou haast gaan verlan
gen. ook nog eens op de eehoolbankoi te
mogen zitten. Wat zal ie nn goed kunnen
leeren. ..Hartediefje" Leiden. Wil je ge-
looven da! ik jaloersch ben als dat alle
maal lees van die school? Toen ik neg
naar school ging, ergens in 't Noorden
van Friesland, zaten we met een 60 leer
lingen in een heel groot, lokaal. We had
den dan een „meester' en een „kweke
ling"'. Maai* 't ging toch. Alleen wordt
jullie nu natuurlijk veel knapper. „"Doorn
roosje" Leiden. Neen. 't ging neg nets Je
was zeker teveel in je boek verdiept, dat
ie dat ©ene raadsel niet kon vinden. Zoo
erg moeilijk was 'l toch niet. „Clivia".
Leiden. Wat jammer dat je Moeder riek
is. Ik kan begrijpen dat je dan niet veol
tijd! hebt. Ik hoop dat ze gauw weer heele-
maal beter mag worden. „Batavier" Lei
den. 't. Was in orde hoor! Ja, 't wordt nu
mooi weer om eens uit te gaan. Je gaat
zeker met de tram, of fiets je al? .Anne
ke" Ledden. Je hebt 't- blijkbaar nogal
mooi gevonden. Wat zijn vele andere kin
deren dan nog gelukkig vindt je niet?
Jammer dat we er zoo weinig aan denken.
Wat een feest zal dat. zijn de volgende
week. „Meiknopjo" Haarlem. Met potlood
mag ook wel hoor, als je Moe dat beier
vindt. Hoe gaat 't met Vader? Neen, je
hebt gelijk, je woont wel wat ver uit do
buurt. M. G. Koudekerk. De schuld zit
ditmaal niet bij de 'post, hoewel vergissing
heel goed mogelijk ie. Maar 't is nu al
wrel in orde denk ik. Je hebt. gelijk. i.
wordt nu weer alles even mooi. ..Duo"
Voorscholen. Ja, 't wa6 wel wal erg korf.
Dat komt er van als men de dingen niet
dadelijk afdoet. Mijn gelukwenschen voor
Andor. „Moeders Oudste" Leiden. Dat. is
nog geen dik varken. Maar we zullen ons
nog maar niet ongerust maken. „Vaders
Jongste" Leiden. Blijven je Oom en Tante
lane in Holland? En hadden ze een goede
reis of zijn ze flink uitgestormd? Gijsberl
de L. Leiden. Wat aardig van dat Hon-
gaartje. Ze is zeker al lang in ons land.
dat ze haar moedertaal verleerde. Een
paar maanden zijn gauw om hoor, vooral
in den zomer. „Eva" Leiden. Hoe kwam
dat zoo dat 't telaat werd? Enfin, de vol
gende week maar meer. ,,'t Naaistertje"'
Leiden. Je was ook al zoo kort-van stof.
Ik denk dat 't mooie weer jullie naar bui
ten lokt. „Vergeet mij nietje" Leiden. En
hoe bevalt het in het nieuwe huis? Zijn
jullie al thuis in je huis of is het huis
nog geen tehuis? S. en C. N. Woubrugge.
Ik zou op dat papier ook niet mooi kun
nen schrijven hoor. Ongelijk kan ik je
niet geven. We hebben zoolang guur weer
gehad, dat je er nu maar zooveel mogelijk
van moet genieten. „Jan van Oldenbarne-
veld" Li&se. Je hebt toch alvast begin,
't Zal wel in orde komen denk ik. Geniet
j© veel van de bloemenvelden? „Appel
steeltje" Leiden. En heb je nogal moed
op je examen? Denkelijk geef ik de vol
gende week weer een prijsraadsel. „Belle
fleurtje" Leiden, 't Zal mei ie spaarpot
wel gaan denk ik. Ben je ook al eens in
Schovoningen geweest? En waar zou je 't
liefst wonen? „Madeliefje" Leiden. Blij
dat je weer teruggekomen bent. Ik had
dat spreekwoord niet. eerder gehoord. Je
briefje kwam wat laat. Ik heb ze liefst
voor Woensdagavond.
De oplossingen der raadsels was:
I. Parijs. Onderdeelen: paard, vaart,
Karei, strijd, kroos. Sommigen hadden
voor Karei een andere jongensnaam, b.v.
Chris of Doru6 wat ook goed was.
TI. Kor—ach. Korach.
Voor de kleineren:
I. Op vier pooten.
II. Roos, kroos.
Nieuwe raadsels.
Voor do groot ©ren:
I. Mijn geheel bestaat uit 48 leuters:
Bij het. begin van de lente zijn dag
'en 10. 18. 19, 20, 21 ©ven lang.
De 15, 14, 13, 8, 9, 12 of pisang ia oen
heerlijke vruclit.
In 1568 sneuvelde eraaf Adoli van
Nassau le 22, 6, 30, 37, 35. 31, 11, 4, 37,
23. 24.
Hij was hooronde 17, 2, 3, 25 on ziende
blind.
Wij hebben te gehoorzamen aan de 27.
'45, 46, 48, 28, 29, die over ons gesteld
zijn.
In het. 1, 32, 33, 34 komt het op geen
turfje aan.
Jan kreeg een appel en 40, 39, 38, 37,
7, 6 hem eerlijk met. zijn zus.
Op den tóp van den 43, 42, 44, 41 ge
noot men van ©on verrukkelijk vergezicht.
5, 16, 36, 26 is do hoofdstad van de
Belgische provincie O.-Vlaanderen.
II. Mijn geheel is iets, wat de meest©
kinderen graag hebben.
Een 4, 6. 8 draagt oen man meestal.
1, 6. 7, 4 ie oen meisjesnaam.
Een 2, 1, is een oude maat, welke men
nu nog wel gebruikt.
5, 3, 2, 8 is een stroompje
Veor de kleineren:
I.
Tweecmaal o en eenmaal b
Eenmaal m en eenmaal p.
Eenmaal r cai tweemaal e
Zog nu eens, wie raad er mee.
Ingez. door ..Meiknopje" Haarlem.
II. Ik ben een klein sierlijk 'plantje.
Keer me om en je vindt mij in een reken
boek.
Zieczoo jongelui, nu maar weer aapper
aan lu-t werk.
Vo!c groeten van
Oom FELIX.