„Bij Vernieuwing." Hior hebt ge weer een uitgedoofde kool uit de doof-pot „van Hollands taalschat". Nielwaar, de jongere moet cv heuscli e«i glimlachen. „Bij vernieuwing", d&ftr hebt ge weer een ..bloempje" uit het verwelkt bouquet op dominee's afcoffige cylinder- bureau. Houdt het gerust voor de neus van de ouwerwetsebe vromen, zij zullen or nog vel geur uit halen, maar de „jon gere" van onzen tijd zal "net nog niot. eens te drogen leggen in zijn mo* demo roman. 't Is waar deze term is afgesloten door het gébruik. Zij i s een kool, die verborgen is onder dé muffe asch van vele doffe, grauwe gedachten maar toch: zij kan toch nog wel aangebla zen worden tot louter vuur. Het komt er maar op aan, dat gij haar weet op te rakelen, en dat gij het vuur van uw geest er in kunt leggen; dat gij het ver sleten „bij vernieuwing" waarlijk weer „vernieuwen" kunt. En is dat nu zoo moeilijk? Want ie er niet telkens in het leven zelf ook een vernieuwing eear regeneratie? Zingt niet telken jare de vogel in lenle- weeldo zijn zuiver zonnelied? Is er dan niot vernieuwing overal, ook in uw ziel? Och ja. dat wist ge allang, maar toch hebt ge dieper te peilen, als ge verstaan wilt wat er „bij vernieuwing" gebeurt. Wat die lentejubel voor uw ihart zeggen wil, welke geestelijke lijnen er dan voor u getrokken worden. En nu is het de fout van vele jongeren, dat zij, wanneer de vernieuwing des levens voortschrijdt lot een geheel en al nieuw zijn, zij bui ten zichzelf treden, en niet de waarde der vernieuwing in- zichzelf trachten te vinden. O gij blauwe idealist, gij jon gere, ren toch niet bij de eerste lentezonnestraal, bij de eerste gele boter bloemen, als een veulen weg in de wei. „Het is lente", zegt ge, en al dadelijk hoor ik uw van buiten geleerde citaten uit Gorters „Mei". Het is lente en dag boekbladen worden volgeschreven, gevuld met. neergeschreven idealen. Idealen vluchtig vaak als de lentewol ken zelf, die als zeilen scheren over 't blauw© hemelmeer. Zij zien hoe de groene sluier, eerst nog ragfijn, maar toch later dichter en dichter, zwaarder en zwaarder wordt om de kronen der boomen. En wat een volheid van mystiek draagt de lente voor ben niet? En Rome heeft het al te wel begrepen, toen zij de Meimaand wijdd" aan de zuivere Moedermaagd- Want, zei ze branden de kast anjeboomen in de Mei juist niet haar blanke kaarsen ter harer eer? Is niet ieder© sneeuwen bloesem een wie rookvat, veer haar? En is do blauwe he mel zelf niet" als een groot madonnakleed, doorsprankt met gouden vonken? De Mei zij geeft do reinste symbolen voor alle maagdelijkheid. En aan wie zou Rome die clan anders offeren dan aan haar „al tijd onbevlekte vrouwe"? Ie het dan-wonder, dat de zoetheid, en de zuiverheid van een dergelijke adoratie telkens weer der jongeren hart bekoort? Mei dat ie het fe©6t der zuivere vrouw. Mei is heb feest der méést, ongerepte lief de. Want dit is het -geluk van de lente: dat men hoopt. Men hoopt op de volko menheid, men hoopt op de rijpheid, men hoopt op de vruc h t. En in dat hopen nu, daarin schuilt de vreugde. Dat is het geheim van alle lentegeluk. Dat. is het 'geheim, waardoor uw ziel zoo 'vol schiet, als ge '6 morgens uw kamer binnenkomt, en heb zonlicht plekt zoo warm op het dieppurperen tafel-pluche, en de bloemen geuren voor uw venster. Het is een open baring voor u, een belofte. Een profetie, dat uw diepste verlangens vervuld wor den. En ai wat er dan lang en diep in u hunkerde, dat komt in ééns naar voren, loo mooi, zoo ideëel, dat ge alleen nog maar fluisteren kunt het Mariawoord: „Zie de dienstmaagd des Heeren, mij ge schied© naar Uw Woord". Dat is uw opperste lente-dank. En {bcÜin dat geluksvisioen ligt niet de diepste inhoud van het „bij ver nieuwing". Dat is nu eigenlijk wel jam mer. Want wie zou den jongere niet fraag gunnen zijn mooiste droom? Wie zoo vailsch om de jonge bloesem af te rukken? Welke moeder zal de teekening, die haar jongste lieveling op papieT maakte, verscheuren? Heeft de moder ne paedagogiek niet voldoende aange toond, dat het nu eens uit meet. zijn met die zwartkijkerij. Altijd maar alle moois Toor dat kind zijn oogen af te breken! Al- Ujd maar te pas en te onpas die zwarte zondepredikiogAltijd maar die jonge jnaag te bederven met de zware kost van riigen helleangetl Houd nu toch eens op met dat knakken van al die voorjaarsbloe men! En ja, het is waar, er wordt veel eerlijke, spontane levenslentevrêugd be dorven. Er zijn nog altijd opvoeders, die nooit doorzien hebben dia godsdienstige waarde van de levensblijheid. Maar dat zijn „zelf arme menschen. Menschen wier eigen ziel niet meer is dan een oude Delftsche kan, waar nimmer bloemen in prijkten. En toch: zij lcrijgen gelijk! Maar gelukkig niet omdat hun bekrompenheid, hun doodsheid dat zoo graag zou willen, naar omdat God het wil. God wil nu "jenmaal, dat' het reinste lentevisioen voorbij gaat voor u, o jongere. God wil nu eenmaal dat het vurigst blozend ideaal verbleekt. Dat is nu eenmaal zoo. Dat is door de zonde. En daar moogt ge nu niet Aan willen; gij meisje, ge moogt de bloem van uw ontloken liefde met bei uw han den tegen uw borst drukken en ze niet Weg willen geven zij wordt u toch uit de handen gerukt. O wat een smart is er éiet, als de bloemen in hun knop ge broken moeten worden. Wat een verbitte ring. Wat een haat tegen die wreeden £rod. En dan nog voor Hem knielen? Hem oog aanbidden? O het meest ernstige rno- -flent in een menscheiüevcn is niet, als bij zijp Ideaal g r ij p t, maar als het hem ontrukt wordt. Want dan gaat met een slag alles weg. Maar als alles weg gaat, dan eerst be grijpt ge de waarde „der vernieuwing", .vernieuwing m het wederom Dieuw woixlcn. Daar spreekt die ouderweteche dominee van! Wat ge hebtge krijgt jfc-.v f.v-sf terug. En daarom heeft tij voor iedereen een boodschap. „Bij vernieuwing", o er zijn er die bij dit woord hun ideaal weer terug gegrepen- hebben, zij het. dan in anderen vorm. Zij zijn er lieg de draagsters der charilas. die mei volkomen opoffering en gedir met klaren, diepen blik, en met het 1 1 gebaar hunner handen aan d© ziekR .on in de hospitalen brengen, wat zi. eens- verloren hadden. Dat zijn zij, die begrijpen kunnc-n de pijn van anderen, die in felste desillusie meenen, dat hun God hen verlaten heeft. En wat is nu het verschil van hen met die oude zwartkijkers, die ongeluksprofeten? Dit: z ij geven iets. De andoren ontnemen slechts. Zij vermeerderen het geloof. De anderen vermeerderen d© twijfel. Zij gie ten voorzichtig het klare water nog in do kristallen vaas, waarin d© geschonden bloomen slaan; de anderen hebben geen medelijden, maar wei-pen de bloemen in den. bak; als een te lichtvaardig offer voor de vuilverbranding! „Bij vernieuwing!" Ja dan gebeurt er iels. Dan- dwaalt het oog van Maria af naar Christus. Zeker zij had des engels konde dankend gedragen in ha-ar hart, maar dat zelfde hart werd op den kruis berg doorsneden door het smartenzwaard. En daar staat ze, en ziet op naar den Zoon, en gehoorzaamt. Gehoorzaamt als Hij gebiedt. En dan gaat ze. En o, dan is haar gang wel zwaar, en looden haar voet, en telkens ziet zij om maar ze gaat dan toch. En wij begrijpen dien moei lijken gang-, wij, die zelf zoo moeilijk kun nen scheiden van onze kruisen; wij, die zelf zoo hangen aan ons verdriet-. Maar Maria doet haar plicht. Ze maakt zich 1 o s van het kruis. Formeel los. En leert dit ons niet, ook onze plicht te doen als de illusies verstorven zijn? Neen, niet. in een groot© daad. In een of fer van veol vertoon, waar we toch bijna altijd nog ons zelf in zoeken. Waarin we altijd toch nog zoo gfaag „een persoon lijkheid" willen zijn. Neen maar in het gewone van eiken dag. In het kalm verduren van '6 levens kleine onaange naamheden. zijn fitterijen, zijn stekelige jalouzie. Daarin schuilt het. Maar zie nu verder. ..Als het begon te lichten", dan ge schiedt voor Maria de vernieuwing. Dan gaat zij. die Rome noemt „de dageraad der zielen", dan gaat zijzelf, om ook over straald te w-orden door het Lichrt in den Hof. De lente der opstanding, dat. is eerst de lente der vernieuwing. Gij hebt Pasehen gevierd, o moegeachreido mensch, en daarom kan deze lente voor u doen liooren „het nieuw geluid"! En dan begrijpt ge, dat het fout is de Meimaand te wijden aan de moeder maagd. Zij zelf gaat. immers zoeken hoar eigen levanslont© in Arinialhea's tuin. Zoo wordt dan alles voor Christus. Ook de lente, als „het feest der nieuwe geboorte". En nu houdt „vernieuwing" ook in, dat er weer een vers! erving komen, zal. Het wordt woer winter. Weer zal 's levens ijzel op uw hart vallen, weer zal snerpen de kou en verstijving u zeer doen. Gij zult deze nieuwe lente van hoop weer ver liezen. Maar gééft dit iets, nu gij geleerd hebt dat er een regeneratie is? En al moest het mooie wat God u teruggaf ook wederom verasso,hen en vergaan op ieder graf, zingt toch Gods vogelke zijn lied. Dan b 1 ij f t de vernieuwing toch steeds weer nieuw, voor u, wiens hart vernieuwd werd. Dan is het niet een oude uit.gebluschte kool. waar oude vrome stakkers hun verkleumde zielen nog bij trachten te warmen, neen het is heilig vuur, waarmee God uw lippen beroert tot Zijn glorie! Tot Zijn lof! Ja een lof, die hier wel telkens vernieuwd zal moeien worden, maar waarvan eens toch gelden zal het. „bij dn voortduur". Tw. VERLENGING VAN HET LEVEN. Ais tegenhanger van de „Verjongingskunet" van Prof. Steinacli kan een methode (er „Ver lenging van het leven" gelden, door de prakti sche Amerikanen uitgedacht. Het tijdschrift „De Dokter in Huis" verneemt dienaangaande: Voor 15 dollars per jaar kan mon in Amerika zijn leven laten verlengen, als men n.l. toetreedt lot een vereeniging, welke door den vroegeren president Taft is opgericht en over do hulp van 50 artsen en 100 andere ge- leerdon beschikt. Deze- vereeniging ie eigenlijk een organisatie van levensverzekeringsmaatschap pijen, welke op dezo wijze meenen, voovdoeliger zaken te kunnen doen. Wie zijn 15 dollars heeft betaald, wordt eerst nauwkeurig onderzocht on er wordt eon uitvoe rige geschiedenis van zijn lichaamstoestand opgeu steld. Niets wordt den gekeurde verzwegen, als iets aan hem mankeert, en nu kan men naar zijn eigen dokter gaan om goeden raad. Óm de 3 maanden wordt het onderzoek herhaald, en de uilkomst met die van het vorige vergeleken. Zoo woet het voorwerp van al die zorg, of hij voor- ol achteruit gaat. Dreigt er een epidemie of zweeft eon hittegolf over de etad, dan vindt het lid in zijn eerste post raadgevingen voor zijn levensgedrag. Ieder krijgt een cijfer, dat de mate van zijn gezond heid weergeeft. Een veertiger heeft nog maar de helft^van het weerstandsvermogen van den jon geling van 20 jaren. Men heeft berekend, dat in de Verocnigde Staten jaarlijks 600.000 menschen eterven aan ziekten, die hadden kunnen worden vermeden.? dat de schade, hierdoor veroorzaakt, meer dan 15 milliard dollars bedraagt, en dat do mensch door de raadgevingen van het instituut to volgen, gemiddeld 15 jaar ouder zou kunnen worden. (Voor deze cijfers kunnon wij natuurlijk niet in staan, wij geven zo weor, zooals zij ons werden bericht. Red.) Hot lichaamsgewicht is van groot belang, voorj al menschen boven de 40 jaar moeton niet te zwaar worden. Is een vijftiger 10 pond zwaar der dan het gemiddelde, dan kost hem dit 6 pro cent van zijn vooruitschrifton op een lang leven, maar is hij dertig pond to zwaar, dan houdt hij nog maar TO percent dezer vooruitzichten over. Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. Vergadering y a n gisteren. Te 10..4Ö werd d-e vergadering verdaagd we gens -on voltalligheid. To 11 uur 10 werd de vergadering geopend. Aaai de orde is de interpellatie W ij n k o o p over de vervolgingen door het binaeuiazidsch besltrtir in Ned Indië. ingesteld tegen de oom- m uil Ld en in de residentie Tern ate, tegen den on derwijzer Mala ka, tegen den Voorzitter van de Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel in Ned. Iudië Bergsma, tegen den Voorzitter van Sareha's Islam Atxlori Moeie, tegen Rehoo di Poeh-a en andere dergelijke gevallen m den jongsten tijd voorgekomen. De inlcrpellant vraagt waarom de Indische RegeerLng aldus optreedt en of het geen tijd wordt dat Gouverneur-Generaal Fock ontslagen wordt. De heer Marchant vraagt of aan die re- genlen. diie uittraden uit hot Comité voor Auto nomie van ïndië, is te kénnen gegeven, dat zij moesten uittreden. De Minister van Koloniën be toogt, dal de Indische Regeering slechte gebruik maakt van haar recht als zij oiptreedt tegen hen die daadwerkelijk Communisme propageer en. Hot oogeaibldk voor aftreden van den G. G. acht de Regcering nog niet gekomen (gelach). De regenten, waarovor de heer Marchant sprak, zijn op de hoogte gebracht van 'den niet onschuldigen aard van het Comité voor Auto nomie en toen vrijwillig uitgelreden. De heer W ij n k o o p (C Fr.) dient, twee moties in: in de eerste wordt gevraagd ophef fing van de exorbitante rechten van den gouverneur generaal en een andoie, waarin pu blicatie van alle bescheiden op de door spreker aangevoerde zaken wordt gevraagd. De heer Marchant (V D.) is niet tevre den. Hij leoet o.a. een verklaring voor waaruit blijkt dat wel degelijk directe invloed is ge oefend on 'dat gelast is uit het comité le treden Spreker dient een motie in waarin teleurstel ling wordt uitgesproken over de houding de-r Ptegeering on waarin wordt gezegd dat het - iederen ambtenaar geoorloofd is toe le lieden lot elke geoorloofde staatkundige partij. Stemmingen. De conclusie van de commissie aangaande hel Kort Verslag komt in stemming De con clusie wcnscht uit te spreken dat de uitgave wordt voortgezet. Deze conclusie wordt zonder hoofdelijke slim ming goedgekeurd,. De motie-Van Ravesteiju (verlaging abonne mentsprijs van het Kort Verslag en betere ex ploitatie) wordt verworpen met 61 tegen 23 stemmen. De suppletoireWatcrslaatsbegrooling (Luchtvaart) wordt goedgekeurd met 78 tegen 7 stemmen Het Yoorslel-Rutgers en van dor Molen wordt verworpen met 45 tegen 40 stemmen. De eerste motie-Wijnkoop (tot opheffing van de exorbitante bevoegdheden van den G.-G.) wordt verworpen met 61 tegen 22 stemmen. •Do tweede mol ie-Wijnkoop (publicaf ie van alle bescheiden opde zaken.betrekking heb bende) wordt verworpen met 62 tegen 23 stemmen. De mo tie-Merchant wordt verworpen met 59 legen 23 stemmen, nadat do heer D ressel- huys (V. B.) heeft verklaard dat zijn partij legen de mol ie zal stemmen, omdat aan hel tweede deel de feitelijke grondslag ontbreekt. Verschillende ontwerpen. Aan de orde zijn o. a. de wetsontwerpen: Pensioenregeling voor de weduwen en weezen van de vrijwillig dienende militairen van land en zeemacht. De heer Wijk (W.m.) verdedigt, een amende ment om tusschen de artikelen 72 en 73 een nieuw artikel in te voegen van den volgenden inhoud: „Aan de weduwen en weezen van gehuwde militairen, welke vóór 23 Januari 1909 zijn ge- pensionneerd of overleden, wordt, met inacht neming van de bepalingen dezer wet, een pen sioen toegekend overeenkomstig de weduwen wette» voor de Land- en Zeemacht 1900, zoo als die wetten luidden bij de inwerkingtreding. De wet van 29 Mei 1909" is óp hen van loo- passing" De Minister zegt toe het hier gevraagde te zullen overwegen, maar raadt af thans dit amendement aan te neauen. De heer Wijk (W.m.) trekt het in. En de navolgende ontwerpen: 1 Wijziging der Ouderdomswet 1919. 2. Verzekering van personen werkzaam in de landbouwbedrijven, tegen geldelijke gevolgen van 'ongevallen, hun in verband met hun dienst betrekking overkomen. 3. Wijziging van de wet op de Rijksverzeke ringsbank. No. 1 wordt goedgekeurd. No 2 (Landbouw-Ongevallenwet) Bij art 11 verdédigt de heer Hl ome tra OS. D.) een amendement tot wijziging van de bepaling omtrent de samenstelling der bodrijfs- vereenigiingen. Na bestrijding door den heer Te ene tra (V D.) en aanbeveling door den Minister wordt dit amendement aangenomen met 69 te gen 4 stomni en. Een amendemcnl-Beumer om de regeling, van het hoogor beroep te wijzigen wordt aan genomen met 55 tegen 18 stemmen. Dg lieer Deckers (R. K.) verdedigt bij art 37 een amendement om mogelijk te maken dat in bepaalde gevallen in plaats van een perio dieke uitkeering afkooping toegelaten is. De heer Hiemstra (S D.) bestrijdt dit amendement omdat dit de mogelijkheid opont, dat misbruik wordt gemaakt. De Minister i9 bereid het amendement over te nemen als het eenigermate wordt ge wijzigd. De heer Deckers (R. K.) wijzigt het amendement, zoodat de Minister hel overneemt Het wetsontwerp wordt afgehandeld. De heer D u ij s (S D.) motiveert zijn stem tegen dit ontwerp, omdat het den chaos op ver- zekeringsgebie'd zal ver groeten. Maar hij zal er vóór stommen, omdat het anders nog jaren zal duren voor er een beter ontwerp koiut. Hot ontwerp wordt goedgekeurd zonder stem ming. Xo 3 wovd t g - Igckeurit, Do K •••o- «r'pr.t uiteen. HET SCHRIJVERKE. O, krlnklende winklende watordiug. met. 't zwarte kabotoeken aan. wat zien ik toch geren uw kopke flink al schrijven op 't waterke gaan Gij keft en gij roert en gij loopt zoo znel al zie Tc u noch arrem noch been gij wend en gij weet. uwen weg zoo wel. al zio 'k u geen ooge, oeen ééa. [Wat waart, of wat zijt, of wat zult ge zijn? .Verklaar het en zeg het mij toe- Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn, dat nimmer van schrijven zijt moe3 Gij loopt over 't epcgelend water klaar en 't water niet inéér en verrroert dan of het een gladdige windje waar, dat stille over 't. waterke roert. 0 achrijverkee. 6chrijvwkee. zegt mij dan, -r? met twintigen zijt gij en meer, Waf schrijft, en wat schrijft gij zoo aeer? Gij schrijft en 't staat in het water niot, gij schrijft, en 't is uit en 't ié weg; geen Christen en weet er wat dat bediedt: och, schrijverke, zeg het mij, zeg! Zijn 't visselkes daar ge van schrijven moet?, Zijn 't kruidek"e6 daar ge van schrijft? Zijn 't keikes of bladtjee of blomkes zoet, of 't water, waarop dat ge drijft? Zijn 't vogolkes, kwietende klachtgepiep, of is 'et het blauwe gewelf, dat onder en boven u blinkt zoo diep, of is het u, schrijverken, zelf? En 't kwinklende, winklende waterdinlc met 't zwarte kapoteken aan liet stelde en rechtte zijn oorkes flink en 's bleef daar een st-ondeke staan „Wij - schrijven," zoo sprak het „al krinklen af het gene onze Meester, weleer ons makend en leerend, te schrijven gal: één lesse, niet mm nochte meer; wij schrijven, en kunt gij die lesse toch niet lessen, en zijt gij zoo bot? Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog, den heiligen Name van God!" Guido Gezelle. IN KINDERLIJKE ONSCHULD. Napoleon I was een groot kindervriend. Reeds voordat, hij zelf een telg had, mocht hij gaarno in zijne vrije uren, vooral gedurende rijn ver blijf to St. Cloud, de zoons van zijne generaals cn toekomstige waardigheidsbekloeders rondom zicli vereenigen en zich in hunne jeugdige vroo- lijkheid verlustigei. Op oen Junidag van het jaar 1806 had de Keizer juist weder een vroolijk troepje om zich heen. toen hem de aankomst van do Hollandscho deputatie bericht werd, die van Amsterdam naar-Parijs groied waso m Napoleon den dank van hel volk over te brengen voor do genadige vergunning om den broeder des alvermogenden Koizcrs, Lodewijk, als Koning van Holland te mogen proclameeren. De Keizer ontving do heo- ren in do beste luim en bracht hen eindelijk in de zaal waar ziine jonge gasten bijeen waren. Onder de knapen was do tienjarige zoon van den maarschalk Lcfébre, oen bijzondere lieveling can.Napoleon en dozo wilde, dat hij. om den hee ren te toonen wat hij al kon. een gedicht zou voordragen. De knaap was eenigszins verlegen, bedacht zich een oogenblik, maar niets viel hem te binnen. Ja toch, daar had bij het rechte ge vonden: een fabel van Lafontaine, waar hij vcc] mco ophad. De jongen, die inderdaad niet het minste vermoeden had van do zending, die zijne voorname toehoorders in het kabinet van zijn keizerlijken begunstiger gebracht had, begon met luiden stem: „van do kikvorschen, dio Jupiter om oen koning verzochten." Men kan zich voorstellen, welk een uitwerking de vrijmoedige voordracht van den knaap op do aeftigo Hollanders had; Napoleon kon echter zijn lachen niet bedwingen, maar zocht door ver dubbelde gunstbewijzen te vergoeden, dat de knaap hen door zijne voordracht zoo zonder erg aan de kaak had gesteld. i s g Ons Babbelhoekje. Bast© Jongen© en Meisjes. Mijn plan was eigenlijk om nu aller eerst eens te vertellen hoe het nu staat met onss uitgaanspotje. Maar, dat zal niet gaan. Verschillende neefjes en nichtjes hebben wel opgegeven hoeveel ze al in hun spaar pot hadden, maar er waren er ook heel wat die er blijkbaar niet aan gedacht hadden. Enkelen vertelden me dat ze niet bepaald gingen sparen, maar dat ze wat, noodig was zouden bijdragen. Zoo woet ik dus niet precies boe we er nu voor staal! Wel heb ik echter begrepen dat er al oen aardig sommetje bespaard is en dat als hert. doorgaat we wrel een heel aardig dagje kunnen krijgen. Zooals jullie westen was ikvan plan aan het einde van deze maand weer een prijsraadsel te geven, net als de vorige maand. Nu wordt het echter wel wat eentonig als we altijd raden en nooit eens wat anders doen, vooral ook omdat we geen rebussen kunnen geven, zoodat we in de keus nogal beperkt zijn. Daarom had ik er over gedacht eens een ander© opgaaf te geven. We zouden b.v., eens kunnen gaan toekenen en dan voor de mooiste teekening een prijs be schikbaar stellen. Schrijf me nu maar eens allemaal wat jullie daarvan denkt, en als je soms iels anders weet dan wil ik dat ook graag hooren. We moeten trachten ons heekje zoo gezellig mogelijk te maken, en daar toe moeien we allemaal meewerken. Due jongens en meisjes, jullie schrijft me nu eens allemaal of we zullen gaan 1,eekonen of dat we bij de prijsraadsels blijven of dat we nog wat anders gaan doen. Ik had ook al aan een opstellenwed strijd gedacht, maar ale ik zoo jullie briefjes bekijk, dan vrees ik dat we daar niet, veel. van terecht brengen. 't Was al weer een aardig stapeltje brieven dat. ik ditmaal te beantwoorden ha<L Over 't. algemeen wordt er aan die briefio6 nu niet zoo heel veel zorg besteed. Er zijn ei' bij die bepaald slordig zijn go- èrhrrvon. En dat behoeft toch niet. We kunnen niet allemaal even mooi óc;.rij\en. Daar weet ik van mee v sen. Al6 ik een cijfer voor mijn ::r Vn kj«eg, nou, dan vrees ik het ergste. Maar weet. je wat wel kan? We ku: wel netjes werken, en zorgen dat on- werk er onberispelijk uitziet, ook al is de vorm van de letters niet altijd pr« in orde. Laten we dus a/spreken, dat we van nu af geen slordige briefjes meer sturen en geen wilde briefkaarten met allerlei afkor tingen, maar dat we net werk leveren. En nu eerst de briefjes. „Tijl Uilenspiegel" Leiden. Je hebt het wel mooi getroffen met die week vacantie. Vindt ie het prettig in die nieuwe oude school of verlang je alweer terug? ,,'t Eek hoorntje" Leiden. Wel wel wat een mooie school is dat. Ik zou haast gaan verlan gen. ook nog eens op de eehoolbankoi te mogen zitten. Wat zal ie nn goed kunnen leeren. ..Hartediefje" Leiden. Wil je ge- looven da! ik jaloersch ben als dat alle maal lees van die school? Toen ik neg naar school ging, ergens in 't Noorden van Friesland, zaten we met een 60 leer lingen in een heel groot, lokaal. We had den dan een „meester' en een „kweke ling"'. Maai* 't ging toch. Alleen wordt jullie nu natuurlijk veel knapper. „"Doorn roosje" Leiden. Neen. 't ging neg nets Je was zeker teveel in je boek verdiept, dat ie dat ©ene raadsel niet kon vinden. Zoo erg moeilijk was 'l toch niet. „Clivia". Leiden. Wat jammer dat je Moeder riek is. Ik kan begrijpen dat je dan niet veol tijd! hebt. Ik hoop dat ze gauw weer heele- maal beter mag worden. „Batavier" Lei den. 't. Was in orde hoor! Ja, 't wordt nu mooi weer om eens uit te gaan. Je gaat zeker met de tram, of fiets je al? .Anne ke" Ledden. Je hebt 't- blijkbaar nogal mooi gevonden. Wat zijn vele andere kin deren dan nog gelukkig vindt je niet? Jammer dat we er zoo weinig aan denken. Wat een feest zal dat. zijn de volgende week. „Meiknopjo" Haarlem. Met potlood mag ook wel hoor, als je Moe dat beier vindt. Hoe gaat 't met Vader? Neen, je hebt gelijk, je woont wel wat ver uit do buurt. M. G. Koudekerk. De schuld zit ditmaal niet bij de 'post, hoewel vergissing heel goed mogelijk ie. Maar 't is nu al wrel in orde denk ik. Je hebt. gelijk. i. wordt nu weer alles even mooi. ..Duo" Voorscholen. Ja, 't wa6 wel wal erg korf. Dat komt er van als men de dingen niet dadelijk afdoet. Mijn gelukwenschen voor Andor. „Moeders Oudste" Leiden. Dat. is nog geen dik varken. Maar we zullen ons nog maar niet ongerust maken. „Vaders Jongste" Leiden. Blijven je Oom en Tante lane in Holland? En hadden ze een goede reis of zijn ze flink uitgestormd? Gijsberl de L. Leiden. Wat aardig van dat Hon- gaartje. Ze is zeker al lang in ons land. dat ze haar moedertaal verleerde. Een paar maanden zijn gauw om hoor, vooral in den zomer. „Eva" Leiden. Hoe kwam dat zoo dat 't telaat werd? Enfin, de vol gende week maar meer. ,,'t Naaistertje"' Leiden. Je was ook al zoo kort-van stof. Ik denk dat 't mooie weer jullie naar bui ten lokt. „Vergeet mij nietje" Leiden. En hoe bevalt het in het nieuwe huis? Zijn jullie al thuis in je huis of is het huis nog geen tehuis? S. en C. N. Woubrugge. Ik zou op dat papier ook niet mooi kun nen schrijven hoor. Ongelijk kan ik je niet geven. We hebben zoolang guur weer gehad, dat je er nu maar zooveel mogelijk van moet genieten. „Jan van Oldenbarne- veld" Li&se. Je hebt toch alvast begin, 't Zal wel in orde komen denk ik. Geniet j© veel van de bloemenvelden? „Appel steeltje" Leiden. En heb je nogal moed op je examen? Denkelijk geef ik de vol gende week weer een prijsraadsel. „Belle fleurtje" Leiden, 't Zal mei ie spaarpot wel gaan denk ik. Ben je ook al eens in Schovoningen geweest? En waar zou je 't liefst wonen? „Madeliefje" Leiden. Blij dat je weer teruggekomen bent. Ik had dat spreekwoord niet. eerder gehoord. Je briefje kwam wat laat. Ik heb ze liefst voor Woensdagavond. De oplossingen der raadsels was: I. Parijs. Onderdeelen: paard, vaart, Karei, strijd, kroos. Sommigen hadden voor Karei een andere jongensnaam, b.v. Chris of Doru6 wat ook goed was. TI. Kor—ach. Korach. Voor de kleineren: I. Op vier pooten. II. Roos, kroos. Nieuwe raadsels. Voor do groot ©ren: I. Mijn geheel bestaat uit 48 leuters: Bij het. begin van de lente zijn dag 'en 10. 18. 19, 20, 21 ©ven lang. De 15, 14, 13, 8, 9, 12 of pisang ia oen heerlijke vruclit. In 1568 sneuvelde eraaf Adoli van Nassau le 22, 6, 30, 37, 35. 31, 11, 4, 37, 23. 24. Hij was hooronde 17, 2, 3, 25 on ziende blind. Wij hebben te gehoorzamen aan de 27. '45, 46, 48, 28, 29, die over ons gesteld zijn. In het. 1, 32, 33, 34 komt het op geen turfje aan. Jan kreeg een appel en 40, 39, 38, 37, 7, 6 hem eerlijk met. zijn zus. Op den tóp van den 43, 42, 44, 41 ge noot men van ©on verrukkelijk vergezicht. 5, 16, 36, 26 is do hoofdstad van de Belgische provincie O.-Vlaanderen. II. Mijn geheel is iets, wat de meest© kinderen graag hebben. Een 4, 6. 8 draagt oen man meestal. 1, 6. 7, 4 ie oen meisjesnaam. Een 2, 1, is een oude maat, welke men nu nog wel gebruikt. 5, 3, 2, 8 is een stroompje Veor de kleineren: I. Tweecmaal o en eenmaal b Eenmaal m en eenmaal p. Eenmaal r cai tweemaal e Zog nu eens, wie raad er mee. Ingez. door ..Meiknopje" Haarlem. II. Ik ben een klein sierlijk 'plantje. Keer me om en je vindt mij in een reken boek. Zieczoo jongelui, nu maar weer aapper aan lu-t werk. Vo!c groeten van Oom FELIX.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 7