Dagblad voor Leiden en Omstreken. ABONNEMENTSPRIJS IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN PEK KWARTAAL 12.50 PER WEEK 10.19 FRANCO PER POST PER KWARTAAL I 2.90 3de JAARGANG. - MAANDAG 8 MEI 1922 - No. 633 Bureau: Hooigracht 35 - Leiden - Tel. Int. 1278 - Postrekening 58936 ADVERTENTIE-PRiJo. PER GEWONE REGEL 10.221 DES ZATERDAGS 10.30 INGEZONDEN RECLAMES DUB"7" TA RIEP KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens 30 woorden 50 cent; Zaterdags 75 cent bij vooruitbetaling. Democratie en antithese. Wat men hoopt gelooft men graag. Prof. Heeres, de leider van d© spik splinternieuwe Democratisohe Partij is van oordeel dat de bestaande politieke amthi- Ihese moet vervallen. Er moet een nieuwe, scheidslijn komen. De vraag mag niet zijn of bij het be stuur van den staat al of niet met de goddelijke ordinantiën zal worden, gere kend. Dat Ls van ondergeschikte beteekenis. Niet de moeite waard om zich daarover druk te maken. Niet de goddelijke, maar de m en- echel ij k e invloed moet het staatkun- dige leven beheerschen. Voor of tegen de democratie, dat moet de vraag zijn, die scheiding maakt tus- echea de verschillende groepen. Het moet verwondering wekken, dat een vooraanstaand man als Prof. Heeres dat.oude liedje, dat 20 jaar geleden reeds werd gehoord, nog weer aanheft. Dat hij nog nooit heeft opgemerkt, hoe er een hemelsbreed verschil is tusschen do meer democratische elementen, zoowel als tusschen hen die van een doorvoering van de democratische beginselen, nu niet bepaald alle heil verwachten. Dat hert zijn aandacht ontsnapt is, dat de partij die het hardst om democratie hoeft geroepen aardig op weg is om de democratie over boord te werpen, omdat men meent dat van „directe actie" en van een overheersching van de meerderheid door een minderheid meer. politiek voor deel is te verwachten. Prof. Heeres échter, gelooft nog steeds in eene sterke algemecne democratie. En dat niet alleen, de verbreking van de antithese teekent zich naar hij meent reeds af. Met blijdschap wercl op do stic-htings vergadering van de Democrati sche Partij gewezen op „de scheuring in de kerke1 ijke partijen, het meeningsver- schil onder de sociaal-democratische ar beiders, de toenadering tusschen Chr. Historischen en Vrijheidsbonden. Wat men gelooft hoopt men graag. Toch schijnt het geloof nog zwak en de hoop wankel. Immers: de Democratische Partij' werd opgericht met als eerste dool: do verbrue- lcing der antithese! V Niet uit den weg gaan. Dat was het parool ten opzichte van de Grondwetsherziening door Mr. Troelsfcra gegeven. „Wij mogen, zoo verklaarde hij op 26 April in de Tweede Kamer, niet uit don weg gaan, nóch de Regeering nóch deze Kamer, v.oor dii optreden van de Eerste Kamer. Het zou aan de Eerste Kamer te veel moed geven om op don ingeslagen weg voort, te gaan en dien moed mogen wij de Eerste Kamer niet geven. Er moet. toch eens op een be langrijk moment, in een ernstig con flict, eindelijk blijken, dat de Tweede Kamer zich- haar eerste positie in de Staten-Generaal bewust is." Niet uit den weg gaan. Maar toon het. op 6tëmmon aankwam, toen schaarden zich de Soc. Democraten als één man achter de regeering en werk ten zij mee om aan de bezwaren van de Eerste Kamer tegemoet te komen. In verband hiermede merkt de Maas bode op: Toen Mr. Troelstra het intrekkings denkbeeld verdedigde liet hij zich o.m. als -volgt uit: Wat van deze Grondwetsherzie ning overblijft na de verwerping van de hoofdstukken III .en IV is, behalve de verhooging van het inkomen der Konin gin. een schraal beestje." Deze even onjuiste als oukiesche uitla- tiug zou men kunnen varieeren: wat in Ruys' „peuter-werk" behalve de democra tiseering der Eerste Kamer de roode broe ders aantrok, was de verhooging der schadeloos stelling. Hier _gold het dan ook allerminst eon half ei". V Elk trekke zijn conclusies. Mr. Troelstra droomt nog altijd, zijn revolutionaire droomen. Het zit hem neg altijd dwars dat hij in 1918 op zoo smadelijke wijze den aftocht moest blazen. De dictatuur van het proletariaat blijft zijn. ideaal. Dit bloede nog weer te Amsterdam waar de roode leider op het 1 Mei-feest het woord voorde. Nadat eerst met oen nieuwe November- periodo was gedreigd in verband met het „reactionair optreden" van de regeering, sprak Mr. Troelstra als volgt: „Er mankeert iets aan het Meifeest ven dit jaar. Hot Meilied zegt: „De mo ker zwijgt, 't houweel verstomt, zoodra die dag der dagen komt". Dat was dit jaaT niet het geval in ons land. Zoo ooit door staking het Meifeest gevierd moest werden, dan was het nu. Maar spreker maakt er niemand een verwijt van, dat het niet is geschied op dezen dag. Het kon dozen keer niet en spr. zelf zou niet tot. staking heb ben durven adviseeren. Maar het feit zelf mag niet verzwegen worden. Als echter de strijd tegen de reactie verder zal worden gevoerd, is het de vraag, of dat op den duur alleen door vergaderingen en demonstraties kan blijven geschieden. Elk trekke daaruit zijn conclusies". Mr. Troelstra zal hot ons niet kwalijk némon, dat wij ook onze conclusies trek ken. En dan moet do eerste conclusie zijn, dat wij tot het uiterste onz© krachten hebben in te spannen om te voorkomen dat een toekomstige regeering ook maar sin eonigerlei opzicht van de Socialisten af hankelijk zou zijn. Onze tweede conclusie is, dat veel meer dan tot nu toe, ons volk moet worden voorgelicht, opdat het den waren revolu tionairen aard van de S. D. A. P. leert kennen. En onze derde conclusie kau zijn, dat waakzaamheid .op elk gebied geboden blijft en dat het. nog allerminst de tijd is om Burgerwacht en Landstorm af te schaffen. Er zou van dit onderwerp nog meer zijn to zoggen. Maar het zij, zooais Mr. T reels tra op merkte: elk trekke zijn conclu sies! Uit de Pers. Die had kunnen redden. Onder dit kopje schrijft de Stan daard: De lieden van het: ach, had men maar naar ons geluisterd, sterven nimmer uit. Ook niet op politiek gebied. Eon treffend staaltje bieden daarvan onze Vrijzinnig- democraten, die zich thans zélf voorstellen als degenen, die redding hadden kunnen brengen. Als men slechts naar hen ge luisterd had. Zij tooh stolden indertijd voor een hef fing in eens. Ware tot dien maatregel be sloten, wij zouden door onze schuld heen zijn. Thans blijft het sukkelen. Natuurlijk zou die wijsheid niet alleen veer ons land go-od zijn geweest, maar voor heel Europa, waar men zoozeer lijdt aan de gevolgen van den oorlog. Do Vrijzinnig-democraten hadden het middel tot genezing, maar helaas, de we reld heeft niet willon luisteren. En nu zit men mot de gevolgen. Hot is wel tra gisch. Er is echter een en ander wat tegen deze late wijsheid pleit. Dezer dagen is in herinnering gebracht, dat de Engelschen, die gewoonlijk nog al practisch aangelegd zijn, na de Napo leontische oorlogen de aflossing van de sohuld tijdelijk hebben stilgezet, waar aan men wel toeschrijft dat de welvaart zich daair zoo betrekkelijk spoedig weer herstelde. In Engeland verlaagt men t.hans de be lasting ook al dóór de aflossing van de groole schuld te vertragen. In de toelichting ép oii£ Program van Actiè wordt gezegd, dat verlichting van last moet worden nagestreefd in deze richting, dat de lasten die het tegenwoor dig geslacht op zich heeft moeten nemen als een gevolg van den oorlogstoestand, over meerdere generaties zullen moeten worden verdeeld. Het wil ons voorkomen, dat in deze op vatting do les dier ervaring ter harte is genomen. En daaraan' heeft een volk meer dan aan de goedkoope verzekeringen, waar mee de Vrijzinnig-democraat thans het verkiezingspad opgaat. STADSNIEUWS. Chr. Letterkundigen Kring. Ten eind© het contact tusschen de krin gen onderling te bewaren en te verster ken, moet het voorzeker als een goede ge woonte worden aangemerkt, dat over en weer sprekers van elders worden uitge- noodigd t ot het geven' van een inleiding over een bepaald onderwerp. Zoo trad in de Vrijdagavond gehouden samenkomst van bovengenoemden Kring voor een volle zaal op do heer J. Haantjes, voorzitter van den. Ubrechtsohen Kring tot het houden van.zijn aangekondigde le zing over de schrijfster W i 1 m a. Het vriendelijk interieur van de lees zaal van 't N. C. S. V-gebouw, de groote opkomst, maar niet het minst de behan deling van het. onderwerp werkten mee, om dezo eerste vergadering in 't nieuwe Kringjaar in elk opzicht te doen slagen. Waar Lod. van Deyssél in één van zijn eerste kritieken o.m. als het kenmerk van literair werk aangeeft, dat het „het ver stand en de "verbeelding van den lezer moet aandoen" wil Spr. hierop letten bij de bespreking van Wilma's kunst aan de band vau haar sehete Offerande" uit „De profundis", haar novellen „Achter do heuvelen" en haar roman „Die vrijwillig dragen." Als Spr. Wilma's werk vergelijkt met Ulfers „Oostloom", dan treft oppervlak kig beschouwd eenige overeenkomst. In beide de teekening van het innig door voelde dorpsleven. In beide de schetsing van vaag ©n onhelder leven. Toch, er mo ge uiterlijk eenige overeenstomming zijn, innerlijk is er groot verschil. Ulfers tee kent hot leven van de dorpsbewoners a c. li- t e r de omstandigheden en d© lezer schept de personen. Wilma is meer psychollgisch georiënteeid. Zij daalt af tot in de don kere diepte van het menschenleed" en klimt op tot -de blanke verten van het raenscheUiheil. Ulfers „verhaalt" meer ge beurtenissen en toestanden, Wilma „be schouwt" meer psychologisch de menschen Daardoor is haar taak moeilijker. Wilma is natuurkind. Haar ziels toestand correspondeert met een natuur verschijnsel. Zij opent wijde perspectie ven in „de purperen heuvelen, die op vlammen raadsel ig blauw tegen hét don ker violet van den hemel". Wilma ziet d© natuur. Vandaar ook haar har monische kleurencombinatie. E evenals bij vele andere schrijvers komen de eigenaar digheden van haar kunsttedmVk uit in baar .„jeugdwerk". De bèheersching groeit met haar werk. Een andere eigenschap is het v e r h c- v e n e van haar stijl. Zij schrijft over de heilige dingen- en het beleven der heilige dingen. Daarom vormt de dialoog, het gesprok, dat de realiteit dient te bewer ken met kleine trekjes, hot zwakste ele ment in Wilma's stijl. Bij de beschouwing van den bouw van haar weiken meent spr., dat daarin te veel ontbreekt de eenheid van compo sitie, vooral in haar eerste schetsen, maar ook nog in „Die vrijwillig dragen". De personen verdringen elkaar in dit werk en daardoor parallelfeatie in de figHren en geen vokleendo diepte in de psycholo gische teekening ervan. Wat in Wilma aantrekt is haar he i- 1 i g optimisme. Zij schetst geen an der© typen; dan die ten slotte weten Ko ningskinderen te zijn. het kenmerk van het „Christen-zijn". Wij mooton is ons omdragen het diep besef, dat wij Konin gen zijn van de heele wereld, ons Gods geschenk. Iédere tijd heeft gekend zijn. eigen over winningslied. „Waar de nonnen in het stille klooster weefden men bloedrood on zwart, daar zong de nachtegaal en zij zongen mee in hun hart. Daar was, het, of het bloeien nimmer einden wilde." Ook Jan Luyken zong van „de 6choone rust van binnen", die aljeen kan overwin nen. Het zijne is de zang van de heilige vreugd, het overwinningslied. In onzon t ijd van pessimisme vol ook in de literatuur, treft ge gelukkig bij onze Christelijke dichters ook n#g wel sporen van dit ibeerlijk geloofs-optimisnie, wat spr. aantoont met een citaat uit Goerten Gossaert. Maar dat zijn dichters. En Wilma is romancière. Een roman vraagt om span nende handeling, dramatische actie, die zich oplost in de ontknooping: „den lich ten morgen volgend op den nacht Van angst". Maar de stemming' van „den lich ten morgen" zonder, den voorafgaan-den nacht is ongeschikt voor een roman. In Wilma's werk nu ontbreekt te voel die dramatische acti-e, die uitloopt op één punt. Ontdaan van. den schoonen vorm staan do dingen t© veel achter elkaar, als in een kroniek. Do schoonheid komt Ln botsing met de heiligheid. „Bij een Christen-kunstenaar verklaarde de schrijfster onbongs in een interview zal iets moeten breken in de kunst". Ten slotte heeft Spr. zich afgevraagd: „Zijn de figuren, die Wilma" toekent wel echt? Zijn ze niet te veel geïdealiseerd? Stérker nog, zijn het geen Christus- figuron, di© zij uitbeeldt? Als wij b.v. lozen van den domino, die 't verlorene achterna ging in dezelfde angst en dezelfde Godsverlatenheidvan grootva der Drikkers, die al zijn blijdschap moest afleggen in de worsteling om de ziel van het kind, die aan de zijne gebonden, was, voor goed, dan vragen we ons af: blijven de mogelijkheden, die Wilma in tiaar per soonlijkheden legt binnen het mensche- lijke? Maar wij staan tegenover deze schrijf ster niet alleen als literair beo ordeelaar. Wij die ook in zielsangst de Liefde in het aangezicht hebben gezien, wij kennen daarom ook de huiverende diepte en wij beven voor de oneindige heiligheid. Na oen korte bespreking worden door den heer Van Ham gereciteerd een twee tal schoon© verzen van. Geraert van S u y 1 nsteyn uit het laatste num mer van het „orgaan van den Bond van Christelijke Letterkundige Kringen in Nederland" Opgang, resp. getiteld „Rotterdam" en „Als ik ziek was", naar aanleiding waarvan de Voorz. opwekte zich te abonneeren op dit Chr. tijdschrift ter beoefening van de Nederlandscho Let teren en Kunst.. (Uitgever: L. C. van Schalk, Soheveningen). Na oen hartelijk dankwoord tot den in leider voor zijn veelzins leerzame voor dracht, werd de vergadering op de ge bruikelijke wijze door den Spr. beëindigd. Weer traden een drietal aanwezigen toe als lid. Waar het aantal „oonsumeerend" leden alzoo toeneemt, daar geve hot nieuwe kringjaar ons nieuwen werklust, opdat ook het gotal der „produceerende" leden groober worde. S. M. Ned. Chr. Vrouwenbond. Op Donderdag 11 Mei a.s. hoopt de af- deeimg Leiden van den Ned. Chr. Vrou wenbond, de jaarvergadering te houden in de Nutzaal. Bij deze gelegenheid zal door Mevr. S ch o k k i n g eene vertelling worden gehouden over „De vierde wijze uit het Oosten", welke vertelling zal worden toe gelicht met lichtboelden. Door Mej. Sau v aye zullen ter af wisseling eenige liederen worden gezond gen: Men ziet een rijk programma; het be stuur laat geen middel onbeproefd den Chr. Vrouwenbond tot bloei te brengen. Vind© het zijn moeit© beloond door een drukke opkomst. „Onze Vloot." Vanwege bovengenoemde Vereen ik«g werd Vrijdagavond in de feestelijk ge tooide recreatiezaal van de Kweekschool voer Zeevaart, door den Sommandant, den heer v. Buuren, daartoe welwillend ter beschikking gesteld, een vergadering gehouden, waarin als spreker optrad de heer A. v. Hengel, directeur der Marine- Krijgsschool te 's-Gravönhage, met het onderwerp„Duikbcoten". Na een korte inleiding van den Voor zitter, don heer A. L. Reimeringer, nam de heer v. Hengel het woord. Spr. begon zijn rede met te wijzen op het vooral tegenwoordig zeer aetueele van een onderwerp als „Onderzeebooten". De bedoeling is om Indiö met klein materiaal le verdedigen en daarbij zal de -duikboot een gewiohtige rol moeten spe len. Hot ontwerp Vlootwet 's nog niet in behandeling gekomen in de Staten-Gene raal, doch dit zal niot zoo lang meer du ren en daarbij zullen de deskundigen dit wel doen uitkomen Spr. behandelde voorts de aanvaszijde der onderzeebooten en de verschillende afweermiddelen daartegen als terpedonet- ten, luchtvorkenningen enz. Een en ander werd verduidelijkt door lichtbeelden. Na de pauze werd de beteekenis der onderzeeërs in den jongsten ooriog be handeld, waaruit bleek, dat door de vele met succes toegepaste afweermiddelen de duikboot niet zoo'n machtig wapen is, als door velen gemeend wordt. Dit behoeft echter niet to weerhouden or gebruik van te maken bij de verdedi ging van Indië. Verdedigings- en aan valsmiddelen vormen een schakel in de continentale en politieke constellatie. En 6pr. betoogde ten slotte, dat onze positie in Indiö van dien aard is, dat daar p ge twijfeld klein materiaal op zijn >aats mag worden geacht, zoodat z.i. aanne ming der Vlootwet wenschelijk mag wor den geacht. De heer Reimerioger dankte ten slotte den spreker voor zijn interessanto en on- derhandsoho lezing, waarna de veibe ring uiteen ging. Do 5-jarige F. v. d. V., di© v_/.de* den invloed van geestrijken drank vcr- keerend, gietermiddag op het Pieterskerk hof wandelde, verloor op een gegeven oogonblik het evonwieht en kwam nogal onzacht op de kerkhovensche keien te recht. Eenige agenten hebben v. d. V. naar diens huis vervoerd. Een zekeren M. uit Deu Haag, die gisteren door eigen onvoorzichtigheid van zijn fiets viel, is door de politie een nood verband- aangelegd. Zaterdagmorgen werd voor een per ceel aan het Levcnclaal do inboedel van den bewoner wegens belastingschuld ver kocht. Het publiek toonde zich solidair met den belastingschuldige en weigerde te bie den. Daarna werd de schamele inboedel on der toezicht van den gemeentelijken deur waarder op een handkar geladen om el ders to worden verkocht. FEUILLETON. De Germaansche gevangene Een verhaal uit de eerste eeuw onzer jaartelling. En 't ergste van alles was die vreeslij ke pauze. het wegscheuren hunner broe deren van hunne zijde zonder gelegen heid tot één woord van afscheid of be klag. Met woeste vreugde herdacht de "jr knaap het Teutoburgenvoud, d© Romei nen daar aan de Germaansche goden ge offerd, de verbleekte beenderen van de le- gioonen, zoolang onbegraven en onge- ix wroken. Langzaam, drap na drup, vloeide dit jg bittere gif in zijn hart. En in hemel of op aarde was niets om het tegen te wei-ken of te voorkomen, niets dan het geduldig ■gelaat zijner moeder naast hem, en de kleine aanraking van medelijden, die tot hem gekomen was uit de oogen van 't mismaakte meisje en de woorden van den ouden slaaf. Want in het Romeinsche Forum stond geen altaar voor de Barmhartigheid. In geen der tempels, die zij voorbijkwamen, was een heiligdom voor de. smart, geen beeltenis van een goddelijken lijder, die overwon door verdragen. Hij kpnde in den zonnigen hemel, dien hij boven zich zag, geen rechterstoel waar zekerheid was van recht voor allen, nog veel minder een genadestoel, waar ze kerheid was van oneindig© barmhartig heid voor allen. Eindelijk was de vreeslijke pauze in den optocht voorbij. Het teeken werd ge geven dat de terechtstelling geëindigd was en de vermoorde gevangénen dood in de duisternis beneden geworpen lagen. ■Voorwaarts ging de prachtige optocht door don zonneschijn, met de muziek der krijgstrompetten en der fluiten, onder bloemen en wierook, naar den tempel van den Kapitolijnschen Jupiter, waar behal ve dozen koning der goden, ook de oude god Terminus zijn zetel had. De ossen werden geofferd en do krans derovonvinning op do knieën-van Jupi ter gelegd. Zoo zetten Siguna en haar kinderen de laatste schreden op den noodlottigcn weg, en eindigden hun droeven tocht van don laatste® pilaar van god Terminus in de bosschen van hun Noorclorland af tot zijn eersten zetel op de rots van- het Ka- pitool. Toon d© heilige dienst in den tempel geëindigd was, begonnen do feesten en loste de optocht zich op in tallooze troep jes, die zich woieenigden mot de menigte. Alle toeschouwers haakten ©r naar om de zegevierende krijgslieden te ontmoeten en hun verhalen te hooren van wonderlijke uitreddingen op de noordelijke zeeën, waar de golven hun legioenen hadden be sprongen, en do afschuwelijke zee monsters het halve leger verzwolgen. III. Aan. den avond van den feestdag zag Siward kans zich voor een tijd te onttrek ken aan do luidruchtige vermaken van de andere slaven van Germanicus, en stond hij, leunend tegen een der pilaren van dgp ingang van het paleis. Het was eon verbitterden dag voor hem geweest. De rumoerigheid van de sia- vou was hom erger dan do schande van den optocht; zij had hem een blik deen werpen in de onuitsprekelijke verlaging van de slavenhuishouding, waarvan de Germaansche gevangenen dien dag hét voorwerp en de speelbal geweest, waren. Indien slavernij den slaaf niet. even goed verlaagde als den meester, zou ze spoodig zichzelve vernietigen. De slaaf, door lijden gelouterd, zou boven den door leed-aandoen ontaarden meester verheven worden. Maar het wreedste gey'o'.g van wreedheid is dat ze de lijders wreed maakt. En in d© Romeinsche slavernij wa ren diepten van wreedheid en vernedering, dio zelfs het Christendom met moeite be reiken kon. Bij het bitter gewoel van onrecht leed de knaap nu ook nog pijn van zijn zwaar-gekneued© leden, niet gemakkclij-. ker te dragen door de wetenschap dat hij daarvan zelf d© oorzaak .was. Toen hem naar zijn afkomst gevraagd was, had hij in.zijn eenvoud met trots ver teld dat zijn vader edelman was en zelf eon smederij had; want het beroep van smid was in zijn oogen even eerwaardig als adellijke goboorie. De stortvloed van lag© spotternij, die na dezo modcdeeling losbarstte over den „adellijken smid" on over zijne moeder, hdd den armen jongen zijn besluit om zwijgend te verdragen, daar dit do eenig-mogclijk© waardigheid van den slaaf was geheel doen vergeten, ln een oogenblik van ongebreideld© veront waardiging had hij zijn gebrolc aan la- lijnsche geestigheid vergoed door een eie- vigen germaansohen vuistslag toe te die nen aan den ondraaglijksten zijner kwel geesten. Dat had hem een algomecnon aanval op den hals gehaald, waarbij hij op den grond geworpen en onder den voet geraakt was. Alleen doordat velen zijner aanvallers te beneveld waren door den wijn en daardoor maar in 't wilde rond sloegen, was hij hun omdetliik ontkomen en had zich onder de schaduw van 'het voorportaal kunnen terugtrekken. Hij stond daar nog niet lang, toon hot geluid van fluiten en pijpen langs de hel ling van den Palatijnschen heuvel weer klonk. Eenigo oogenblik ken lator kwa men do toortsdragers in zicht, dio Germa nicus niet gezang en gejubel naar huia brachten. De gov an gen knaap trok zich diepec. in de schaduw terug. Gedurende ©enige minuten weergalmde de versierde ingang van gelukwenschen en dankbetuigingen. Toen ging Germanicus naar binnen; de groep feestvierenden verstrooide zich, de fakkels vordwenen in do verte en Siward stond alleen met de starren bovani rich. Zoo eindigde die zware dag. Do tijd van schando voor de gevangenen was, naar zijn meening, voorbij; de tijd van dienstbaarheid en lijden was begonnen. Voor Germanicus was de dag van triomf geëindigd en ©en tijdperk van heerlijke macht en werlcz aamheid aangebroken, Hoe ver liepen van den aanvang af dio twee wogen uiteen! „Hoeveel verder van elkaar zullen zo eindigen!" dacht de arino jongen, met afschuw zich do slavend vreugde, waaraan hij ontsnapt was, en de siaven3inart bij de gevangenis tusschen de heuvelen voor den geest roepond, (Wordt vervolgd.)',

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1922 | | pagina 1