Eenzaamheid.
Dil is een onderwvo waar mm
ncnteel hij woeden kan. En dat dus.voor",
oon ir.ei.sch-zoer .inlo'-c.-^anl is. Want het
i s nu eenmaal pikant mt zich eenzaam te
\oelen. En als ge zoekt in uw kring zul
len de mensten u hun hartsgeheimen wel
"iet toevertrouwen, O. zeker er vaart een
wantrouwen door de wreld. dat dikwerf
de i mond dichtsnoert, a' wil hot spontane
lis: f. nuk uiten zijn -sti- gedragen geheim.
Dat. wantrouwen, dat den aangenamen
tijd de baronsveeidivlirid" weer ver-
s.-linin voor onbepaald uur. Maar m«VT
nog dan dat wantrouwen den mensch
zworen doet, is hef zijn hoegmoed. De
ho«'gmoed van hel doorgevoerde indivi
dualisme, waarin iedereen zichzelf is.
Een w. reld apart. Ken eigen leven, een
oio'ii God. een eigen hemel, een eigen
hei. een eigen duivel, een eigen een
zaamheid heeft. En dat, tui is pikanterie.
Of gezegd op de wijze vari het gevoel: dat
is sentimentaliteit. Dat ri de streeling van
het. egoïste Ik. Dat is geen zoeken van de
andere ziel. dal is geen zoeken van God;
dal is zoeken van zichzelf. Dat is de een
zaamheid van een drnnmer, die geen cri-
fiok duldt op zijn zelf vervaardigd dron-
menw-npfsel. Dat is hel levenselement van
den flweppnden gymnasiast, die op een
zomerweide denkt alleen het zonnelicht
en het eoud van boterbloemen te kunnen
genieten. lief is e< n rüersl Mfen op zich
zelf. Een vo'slrekf n-geeren van den an
der Hel elemenlairp ecpsme. waarin ?een
poging geschiedt zichzelf daarvan vrij te
maken.
O zeker, onk die eenzaamheid draagt in
haar schoot den weemoed. De weemoed der
sentimenfaliteit, die veel!, dal Het Leven
voorbij gaat. aan de ziel. en dat de mensch
in zijn opgesloten vereenzaming, hoe diep
ook gevoeld, toch arm blijft. Maar do
waarlijk eenzame is niet arm. Ook al
staat hij apart, at is rij ook een „out
sider". weet hij toch, dat hij in zekeren
zin zijn deel van den levensschotel gehad
heeft En daarom niet ..verlaten" is. Men
verwisselt zoo gemakkelijk eenzaamheid
en verlatenheid. En toch, zij verschillen
zoo breed in waarde. Want wie verlaten
is die weet dat Hol Leven. Het Geluk
voorb ij is. De eenzame echter wacli t.
De verlatene is verhaten door wat hij be
zat. De eenzame bezit, maar mist den
oene om alles aan ie geven. De verlatene
is hopeloos. De eenzame hoopt in stilte.
De verlatene sterft af De eenzame leeft
in verlangens en smachtend heimwee. De
verlatene kan niet meer mee. want hij
schoot in een of ander opzicht tekort. De
eenzame moet mee, omdat hij zijn levens
taak nog voor zich uit ziet.
De verlatene is als de lamp, waarin
geen olie is. De eenzame is de lamp, die
wèl vol is. maar die si cc hts wacht op de
vlam, die haar ontsteken zal. Zijn hart is
als een wierookvat, waar wel in is ,,'t ge
ronnen traan", maar waar nog met is het
spelend vuur en "t fonkelen van 's herten
vlammen."
De eenzame mensch is een thesaurier,
die den gouden sleutel draagt van de schat
die hij bewaart. Hij kent de verborgen
juweelcn, de gouden florijnen en hetglan-
sond brokaat, van zijn hart. Hij weet, he
laas. hoe rijk hij is. Wat hij geven kim.
Maar en dit is de Iragiek van den een
zame de deur is in 't slot geworpen.
Eens in de kinderjaren, toen, ja toen
was er licht en zon in 'sharlen kamer.
Maai* langzamerhand zijn de luiken en
gordijnen dicht gegaan. En is het licht
getemperd. En toen hot wreede besef
kwam, dat niemand die schatten noodig
had. toen kwam het koel cynisme, dat op
eens de deur dichtwierp. Toen werd de
trolsch gekrenkt. Dr eigenwaarde ge-
hroken. De individualiteit beschadigd. En
was er geen gehoor voor Hem, Wiens
woord nog altijd luidt: ,Zio Ik sta aan de
deur, en Ik klop
l)ezc eenzaamheid nu, is de natuur-
I ij k e eenzaamheid, die ieder gekend moet
hebben voor het geluk /.ijn leven binnen
kwam. Voor hij wist, hoe warm het licf-
delichf. was. en hoe blank der liefde bloe
sems. Want wie het geluk maar aanvaardt,
als iets dat vanzelf spreekt, zonder ooit
gekend te hebben het stil verlangen, het
hoopvolle vreezen en hef vreezend hopen;
wie de dankbaarheid niet kende voor het
godsgeschenk hij bidde om Gods bewa
ring voor eigen hart. Maar wie zijn Psalm
van lof wel gezongen -heeft, in wiens le
ver. het Te Dcum nog niet verstorven is,
hij hebbe medelijden. Hij zie niet alleen
rif,en winst, maar ook anderer tekort. En
dan ga hij niet voor zich trompetten op
de straat en hij drage het hoofd niet fier
maar hem zij do deemoedsgestalte, van
haar die eens was de begenadigde onder de
vrouwen.
Want er zijn veel geluks-parvenus.
Veel die geen liefde waard zijn. Veel die
hun gelukseirkel (rekken slechts om eigen
persoon, eigen gezin of eigen huis. En die
zoo hard kunnen zijn voor anderen,
Voor hen, die een misslag begingen in hun
eenzaamheid. Die vielen op hun bedevaart
naar de eeuwige stad. Want het is niet
altijd de priester die helpt, en geenszins
de leviet, die balsem in de w:onde giet
het zijn de Samaritanen de buitenstaan
ders, de eenzamen d*e, echter begrijpen
anderer zonde, gedaan in hopeloosheid.
O ja. wanneer de eenzaamheid van een
ziel vervuld wordt tol blijdschap, dan zal
die vreugde haar eerst concehtreeren op
zichzelf. Dan zal zij eerst leven uit de veel
vuldighe'id van eigen on (roering, ui f; de
fluistering van eigen oiep-geheim. Maar
voor wie léeren wil. is dil'sléchts de aan
vang der les. Och, de mêesfen verstarren
reeds bij de elementaire kennis.
En hoe ëgoïsler een mensch is. zoo be
krompen er zijn Hef do wereld. Dés te dich
ter zijn horizon. Zij zijn dé ..wijzen-bij-
zichzelven". Zeker. God gaf ben een glinrp
van hoogcr liefdeswijste id Maar die wij j-
"nehf hebben ze toegepast alleen op zichzelf,
in tr&egrijoeHjke koj\Lichti*heht En nu
vertonnen zij voor den waarlijk wijze de
droeve cariealijiir van een onontwikkeld
mensch, die oordeelt en critiseert op den
man van wetenschap. O. er is zooveel
domme critiek, zoovel gebrek aan tact
en. wellevendheid', juist hij die menschen.
Zooveel scherpte, en ongevoeligheid voor
ue smart van den vereenzaamde. Maar
hoe ontzettend wordt die domheid niet als
ge ze vindt bij Ch ri slcne n. Op de
onder-onsjes en op**:ie theekransjes van
barmhartigheid, op de damesavondjes en
"in de klein burgerlijk-; conversatie van
hen, die het zoo heerlijk, zoo fijn vin
den do steunpilaren le zijn. De menschen
van de hoogo hoed en van do gekleedo jas.
Och waarom zij alleen? Vindt ge ze ook
niet onder kerkelijk onverschilligen, die
precies welen te zeggen; „waar het' niet
in zit". O, het is niet moeilijk paradechris-
lon te zijn. Maar wel zwaar is de hoo-
gere Charifas, die tri't in een begrijpend
woord, in een vochtig oog. Die Charitas.
die niet vooraf al de zakformaat-bijbel
bij zich draagt om wat. zij beweert dadelijk
te staven; neen het is Charitas, die niet
bang is do geest te laten spreken, zij het
dan gebroken en zwak van woord, maar
dan toch stérk van ontroering en vi
bratie uit eigen ninr.d. Door eigen
persoonlijk contact. Door eigen visie.
Want zij is niet licht de last der eenza
men. En wie wil helpen dragen, hij kenne
eigen kracht en overschatte niet zichzelf.
Wie kent niet die pijnlijke stoornis in de
conversatie met een eenzame, als al eens
nonchalant geïnformeerd werd naar den
barometerstand van haar hart. Wie kent
niet den dan fel opvlammenden blos? En
wie weet zich niet schuldig aan liet schrij-
cn van zulk een wond? Och. er zijn zoo
weinigen wier dieplood peilt de diepte van
een eenzame ziel. Want wanneer voor
zuik een het geluk uitblijft, wie weet dan
van de ellende, waarmede elke: nieuwen
verjaardag ontvangen wordt? Wie weet
van de gegeneerdheid van zulk een, wan
neer zij voelen den luwen Meiwind uit de
bloesemgaarde van jonge ontloken liefcle?
Wie weet van de angst voor den ouden
dag? Wie beseft do jammer, die schuilt in
zooveel toilet, „dat jeugdig staat", de bit-
Ierheid. die cr is, waaneer er lijnen zich
groeven op het meisjesgelaaten die lij
nen zijn nog geen lijnen van karakter?
Want ook het cynisme heeft zijn har
den lijn. Ook z ij n mes snijdt voren diep.
En dat cynisme o vceeselijk is hel!
Want het lastert. Het vloekt. Het is de
begeleider van veel on teering. Want er
ligt voor den fijnen opmerker niet alleen
iels grappigs-kinderlijks in de door ou.de-
ro meisjes gedragen kinderrok en in het
dwaze kwastje van bet zijden sfrand-
mutsje maar er is ook cynismo in, dat
hierom zoo cynisch is: omdat het den
mensch. die zijn ernst edel dragen
moest, doet spotten mo' zijn kindertijd.
Intusschen: wie nog der mode wreed
heid huldigt,.
Ja op velerlei manier wordt de een
zaamheid ontvlucht. Tracht men het
tenminste. Ook in het* klooster. De wo
ning van den biceken, gedroomden brui
degom. Want het klooster kent de stil
heid van der nonnen-devotie o, zeker
maar ook de verborgen passie, die Florence
Barclay ons openbaart als do Priores van
Worcester's Abdij, streeft en kust de voe
ten van het Jezuskindeke.
Die hartstocht naar de vervulling der
eenzaamheid geeft do diepe passiekleuren,
het paars en het rood, waarmede bevende
vrouwonvingeren haar blocdliefde bordu
ren op het altaarkleed. Die ongestilde pas
sie vindt ge op dien plaat ach te? -de win-
kelspicgelruit, waar do non, bleek en hij
gend het, beeld omvat van den Man van
Smart, dien haar liefde niet helpen kan.
De smart van het vereenzaamd hart in de
kloosterwade, ge vindt ze verstild in de
woorden van een jong dichter:
„Wij kussen schroom, bevreesd o lieer,
[Uw zachte voeten.
En slaan geknield onszelf het. toeken van
[Uw kruis.
O, heiige Moeder Gods. ai wil Hem van
[ons groeten.
En breng met bloem en krans ons als Zijn
bruid eens thuis.
(Ernst Groeneveld)
Breng ons thuis
Als bruid van den b'eeken kloosferbrui-
degom.
Zie. dit is Roomsch géVoeld.En Roomsch
gezegd.
Hier wordt het natuurlijk liefdeverlan
gen van een eenzaam hart overgebracht
op den Hemelbruidegom. Ge glimlacht er
om misschien. En ge vrpdl het zeer naïef,
gespeend aan alle geestelijkheid, zonder
eenig dogmatisch perspectief.
Misschien ook legt gij den maatstaf aan
en klinkt in uw sc-hcrp judicium on-
meedoogenloos het: „zondig".
En toch nog schreit de non beur stil
len tranenvloed. Nog 11 het hunkeren niet
gestild. En boet zij nog haar wereldsche
beminnen, en bant het vastend uit.
Maar gij, vereenzaamde, die hierover
niet glimlacht, gij, dié voorzichtig zijt in
het uitspreken van nw oordeel... gij ver
staat. Gij weet, hoe steeds het eenzaam
nienschenhart zijn hoogste bevrediging
zocht in het hemèlseiic. Maar gij weet ook
hoe telkens weer de felle slag van uw
bloed het wijde rythmo der eeuwigheid
verdonkerd en verdnfrl heeft. Hoe ieder,
die geestelijk leven wil; worstelen moet
met hef, zinlijke, vóór h\i ftemelsche kleu
ren bespeurt aan het gewaad van zijn
Bruidegom.
O, het; duurt zoo'lang. zoo lóng, voordal.
de Heila*Vetena?m klink!, ie 011S' oor a's een
h nmclklank. Zoo bo r» 0 1 0 os l a n e.
Mane ge kent de Psalm immers \yel> dfe
vraagt: .;H eo-zal ik IT ontvangen?"
Ziel. de errsla ersch hm 'den Bruidegom
te zica is... d»t ik met weet waar en hoe
ik hem zuiver vilden kar».
Want dan moetou "»"st zin en hart ge
drenkt zijn in do ki >«lien zee.
Th dc koele meren van 't hemelland.
Want daar, aan de verre stranden, daar
breekt het cynisme, dat niet anders is dan
.gestolde verharde zinlijkheid, als een ijs
schots breekt aan de kust. Dan, als de
mensch Weer aandrijft cp zijn God. Als do
herten schreeuwen" naar de walerstroo-
men.
Als gij. versomberd pii verbitterd in uw
vereenzaming, ellendig order het wolken-
grauw van uw strakke gedachten, weer
hunkert naar de zon: Och, dat Gij de he
mden scheurdet, en dat gij nederkwaamt.
En dan wordt het wel anders.
Want. gij zijt niet alleen.
Neen overal tobben ze de vereenzaam
den.
Maar spreek er hen r.iet van, want hun
denken kan niet dragen, wat bunne har
ten weten.
Maar bij velen, ook in hun cynisme, is
toch het getij, niet Daar den mensch
heen, maar naar God.
Uw lovensgolf slaat niet alleen. U ver
gezellen duizenden. En na u komen er nog
duizenden, grooten en kleinen, met krui
nen gebogen onder eigen zwaarte, tóch
koerend naar het licht.
Ziet in uw Godsverlangen zijt ge niet
eenzaam. Want dit is hel eigene van der
heiligen gemeenschap: nog niet ten-
vollo is het zonnebeeld in hun levens
spiegel verzadigd. Nog telkens breekt dat
beeld, zoo vaak dal spiegelende golvcnvlak
zich buigt, of henenvloeif.
Maar hel is een blijvend wentelen,
tot eens de stilte komt. waarin alle go-
ven samenvloeien tot één volkomen effen
heid. En God zal zijn alles, en in allen.
Tol. zoolang zal dc levensdeining blij
ven. Dc beweging. Want iedere levensgolf
wordt voortgestuwd door andere golven.
Der heiligen gemeenschap draagt den
Godzoekendo verder tot op don dag van
Jezus Christus. Den Hemelbruidegom.
Wat .staat gij dan, 0 eenzame, en ziet
op naar den hemel?
Tn.
ERKEN HEM!
Het volk ;s van den Heerc,
Zijn éénheid is van God,
Zijn éér.hoid, wonder stralend
In bjog en lager lot.
Zijn éénheid, die voor allen
Eén liefde kent, één recht;
Door d' éénen geest de velen
Onbreekbaar samenhceht.
Die allen saam doet dragen
Der zonde leed en smaad,
Slocbts tegen haat en logen
Den strijd kent en den haat.
Gij kleinen en gij grooten.
Knielt en aanbidt Hem we*r:
Eén Schepper, één Verlosser,
Eén Rechter, éénen Heer.
Al dreigt mot doodsgevaren
De afih.y VAh -onzen tijcl,
Of door dc luchten waren
De wanhoop en de nijd.
Geen nood, door alle sieren
Regeert des Hoeren stem.
Wilt gij den dood braveeren
Vereenigt U in Hem!
SeSaepman.
NOOIT WEER DOEN.
„Zul je 't nooit weer doen?"
„Neen, moeder," 6nikt de kleine jongen en
moeder is tevreden gesteld.
Kijk eens. dat is nu alles mooi en goed, maar
wat heeft die moeder eon domme vraag gedaan.
„Zul je 't nooit weer doen?" Natuurlijk volgt
er een ontkennend antwoord, 't Kleine jongentje
moost het ook maar eens wagen, een ander ant
woord te geren. Wat zou moeder hem dan bra-1
taal en ondeugend vinden.
„Zul je 'i nooit weer doen?" Lel er eens op,
dat die vraag gewoonlijk gedaan wordt dadelijk
na een bestraffing. En, zonder to overleggen,
wordt het antwoord gegeven.
Weet go, moeder, wat ge doen moet?
Go moet er eens aan gaan donken, dat uw
kind nog maar een kind is. Dat. wil zeggen: gij
moogt niet vergelen, dat uw kleine jongen langs
eon moeilijken en "smart el ijken weg moet loeren
gehoorzamen. En dat hij nog wel eens vaak on
deugend zal zijn, en nog wel eens vaak een be
straffing zal noodig hebben, niettegenstaande
zijn mooie belofte.
Dat, „nooit" is al heel lang en de draagkracht
van die belofte ontgaat nw kind.
Trouwens, al6 gij zelf om dat „nooit." denkt,
begint go u te schamen.
Moeder, zult ge nooit weer driftig worden
nis uw kind ondeugend is? Nooit weer."
Vader, zult. ge nooit weer uw kind in toorn
straffen. Nooit weer.
Wat vraagt ge dan zulk een belofte aan uw
kind?
Maar die belofte is ook volstrekt niet noodig.
Er is een veel beteren weg, om een kind te bren
gen lot do rechte gehoorzaamheid.
Van Wien ontvangt gij kracht om legen de
zonde te strijden?
En van Wien zou uw kind dan kracht moeten
ontvangen?
Breng uw kleine jongen dan maar tot den
Heiland. Bidt met hem. Leer hcni vroeg zijn
knietjes buigen. Zeg hem. Wie hem wil helpen,
als hij zwak ie. Leed hom, Wie hem wil bij
staan in den strijd tegen de zonde.
„•Zul je 't, nooit weer doón?"
„Neen moeder."
Maar straks is uw ventje weer stout en dan
is hot: Ondeugende jongen. En je hebt mo nog
wel zoo lvoloofd. dat je 't zoudt laten»'-*
Wie'liét bet. hom beloyon?. .Wie liet het hem
lichtvaardig beloven?
Uour kon trw kind. Leer ook zijn boezemzon
den kennen. En wordt dan tot een middol in
Gods hand, om -uw kind te helpen.
Er» dring uw kind niet door drift en gestreng
heid en uit vrees voor straf, tot onwaarheid epre
ken. 't Kan nooit zoo erg zijn, of eou kind moet
bet u durven vertollen-. Doodt het Tertrouwei»
niet in hooi. Laat hem ondervinden, dat gij
steeds tijd bobt, om naar zijn klachten le boo-
ren, zijn tiocht te vernemen. En vat het ernstig
op met de zonde. Ook mot de zonde van uw
kind. Dat kind moet aan u merken, dat zijn
zonde u leed doet. Want dan eerst, komt do
vraag: Waarom is moeder er zoo bedroefd om?
En dan eerst kunt gij het antwoord geven: om
dat het ie een zonde tegen God.
Dat is veel beter dan die onnutte, onnoodige
vraag: „Zul je 't nooit weer doen?"
(Christel. Volkebl.)
EEN KLEINE STEM.
Er beslaat in Den Hr.ng een socialistisch
zangkoor „De Kleine Stem". Dat zangkoor
gaf een uitvoering. Op die uitvoering werd
o.a. gezongen de cantate aan J. Worp:
„Een Lentedag". Tot zoover is alles heel
gewoon. Maar nu komt het mooie.
Er staat in die cantate do volgende
strophe:
Wij kinderen knielend dankend neer
En loven U 0 lieve lieer
Nu wij uit zoeten slaap ontwaken.
Uw hand maakte 0 ize peluw zacht
Uwe Englen maakten heel den nacht
Dat ons geen onheil mocht genaken.
En thans geeft Gij ces nieuwe kracht
O, Vader u zij dank gebracht.
Die werd in het geheel niet gezongen!
Omdat men niet tegen den godsdienst
is
Maar er kwamen nog meerdere stropten
in de cantate voor, waarin over God ge
sproken wordt. En allemaal konden die
toch niet weggelaten worden. Toen is men
aan 't „vertalen" gegaan. Dc Residen
tiebode geeft eeni m voorheelden
In den oorspronkelijken tekst staal:
Maar gij bloeit toen evenzeer
God tor eer
En gij dankt voor Zijn genade
Hem, der schepping wijzen Heer.
De verneulraliseerdor maakte er dit van:
Maar gij bloeit toch evenzeer
Lief en teer
En gij kleurt de groene wade
E11 verblijdt ons-immer weer.
De origincele tekst geeft:
Dan klink voor 't re r. gemoed
Een heiige vrede-groet
Slaap zacht!
Ook in den nacht
Houdt God met trouwe zorg de wacht.
Een heiige vrede-great
Slaap zacht!
Ook in den nacht
Houdt Moeders trouwe zorg de wacht.
Zou zouden er nog.ccnige voorbeelden
aan le halen zijn.
In dit opzicht blijken deze socialisten
geen haar heter le zijn dan de opde libe
ralen.
Intusschen: de naam van het zangkoor
is nog niet zoo heel slecM gekozen
WAT NIET TE VINDEN IS.
Een verstandige princes \%er<l bemind
Joor een dommen, maar zeer machtigen ko
ning.
Zijn aanzoeken wérden echter telkens
weer J?Dr haar afgewezen
Toen deze steeds grindender werd. besloot
ze hem door een list af te wijzen. Dit. moest
echter met. goedheid geschieden, de vijand
schap vaa den machtigen buurman wilde zc
zich ter wille van haar kind niet gaaine op
den hals halen.
Daarom sprak ze tot hem: „Je trouw
heeft mij geroerd en ik wil haar beloonen,
Je zult mijn echtgenoot worden, als het je
gelukt, dc taak te volbrengen, die ik je op
zal geven"
Do koning antwoordde: „Noem mij haai
en als ze in het. bereik der monschelijke
kracht ligt, zal ik haar volbrengen."
„Ga", zei do princes. ,.cn probeer de vol
gende drie dingen uit te vinden: Een voor-
oordcel, dat. door verstond werd overwon
nen; een dwaasheid, die zoo groot is, dat
geen mensch haar heeft begaan en een
laster, die zoo schaamteloos is. dat cr nog
geen tong werd gevonden, dio haar wou
herhalen."
De koning lachte en beval, dat het hu-
welijksmaal moest toebereid worden, want
hij meende in enkele dagen zijn bruid reeds
le kunnen thuisbrengen. Toen begaf hij
zich op reis.
Dit gebeurde voor duizend jaren en tot
heden ie hij niet teruggekeerd
I Ons Babbelhoekje. g
8 g
O«503ïo3^>!KP!®0®^
Leiden 12 Nov. '21.
Beete Neefjes en Nichtjes.
Ik beo weer te moeilijk geweest, geloof
ik. Ja, ja. die ondeugende oom, is weer bo
zig geweest. Rij mocht van jullie allemaal
weleend om zijn ooren hebben. En dan heeft
hij nog pas beterschap beloofd, 't 16 treurig.
Ik weet er niets anders op, dan ditmaal
maar een makkelijke te geven, die naar ik
hoop door allen zal worden opgelost. Zoo
als jullie gezien hebt stond er Woensdag
weer oen stukje van loet verhaaltje in. Dat
zullen jullie wel gelezen bobben. We wil
len hopen, dat or mi elke week weer
plaats is.
Wat hebben we j.l. Zondag een vreeee-
lijken storm gehad! 't Was werkelijk nood
weer! De Heere toonde ons Zijn macht, en
majesteit. Hoe vreeeelijk i6 het., als God
spreekt. Alle monschelijke kracht, zinkt in
het niet bij zulk een goddelijke macht,. Ge
lukkig dat- do Heere ook weer genade be
wees door den storm te doen bedaren. In
Leiden zijn zoover ik hoorde, geen men
schen omgekomen. Er is andere groots
schade aangericht, bijna overal. Hoe is het
bii itillio thui»? Geeo ruiten ingewaaid?
geen schoorstoenen omv:r? Geer. fwumaü
van hef dak? Bij mij is er niets ander» g»
beurd dan een mooio rozenboom geknakt yï
Ik vond het eig jammer, maar het is wel le T
overkomen. Als ik hoor en zie, wat au- t
dere menschen allemaal voor schade moeten 'r
ondervinden, dan mag ik erg dankbaar*zijn
er zoo gced fo zijn arg?komen.
Ik hoop dat jullie ouders dat ook zeggen f
kunnen.
Ik zal nu eerst maar eeni de briefjes, gaan
beantwoorden.
Er zijn er niet zooveel, maar die er zijn
waardeer ik dan ook het meest. Eerst '/b-
men dc Leidenaars aan de beurt.
Leiden.
Appel steelt je." Ditmaal zal ik met jou
maareens beginnen. Heb je de vulpenhouder
al verdiend? Waf zju dat fiin zijn. 'k Zou
haast vragen of ik er oolc eons nice schrij
ven mocht!
„Tijl Uilenspiegel." Van die lichtbeelden
heb ik gelezen en ook a! gehoord, 't Moet.
erg mooi geweest zijn. Jammer dat het niet
ruslig was.
„Hannie" Jij was er ook weer bij zag
ik, goed zoo! Je mankeert haast nooit
Flink hoor!
„Viooltje." Ik heb wel vel gevraagd,
maar jij hebt het toch ook een eind ge-
stuurd met het beantwoorden eer vragen
'k Vind het, heusch niet erg. dat je alles niet
kan beantwoorden
Moeders Oudste" 't Spijt me erg voor
je dat het wat moeilijk was. Al3 je iets
weet lijkt het altijd gemakkelijk. Ik hoop
dat jo deze v eek minder Ie klaecn hebt.
Dank je voor jo raadseltjes.
„Vaders jongste." Van jou o »k al zulke
mooie raadseltjes! Goed zoo. Fn je ant
woorden waren ook goed.
„Eva." Ik heb in de ccurent cehv.en, dat
je oom dood was, maar ook dat hij naar
den hemel is. Wat is dat heerlijk voor hem,
na zoo'n lang en smartelijk lb'dpn verlost
te zijn en eeuwig gelukkig. a aa.
„Clivia" Ja, ja, je vele zoeken is be
loond. Dc oplossing was goed.
Voorschoten.
„Drietal." Zoo. zoo jullie hebt ren knap
pen vader. Als ik ook eciio iets niet weet,
kom ik hel eeni aan hem vragen.
„Klaverblad van vier." Prachlig. al de
epl. waren en d. Jo hebt ie best gedaan.
si userd.
Er was ecu -rn student, die van pro
fessor hoorde, cat. als men tegen een be
zemsteel twee geheime woorden zei, deze
dan veranderde in een man. die alles wat
je hem gebood deed. De student onthield
do woorden, die men zeggen moest.
Toen hij thuiskwam zag hij zijn Moe
der water dragen, en dacht nu aan do
woorden en den bezemsteel. Hij zag ook
een bezem staan en liep naar buiten. De
student nam den bezemsteel en zei de
geheime woorden tot den steel en plots
zag hij dat de bezemsteel in een man ver
anderd was; en nu gebood hij den man om
twee emmers water uit de sloot naar het
vat in de keuken to brengen. Onmiddellijk
liep de man naar de sloot en schepte twee
emmers walergingnaar het vat enlecgdc ze
daarin, maar het vat w^rd vol en de stu
dent deed alle mogelijkepogingcn om hel op
fe doen houden, maar de man droeg maar
door. Nu nam hij een stok en sloeg den
man op zijn rug. maar de man brak
en nu ware a het (wee mannetjes. Dus ging
het nu tweemaal zoo gauw als straks. De
student schreeuwde wel dat ze op moesten
houden, maar ze droegen maar sleedsdoor
Eindelijk ging hij naar den professor en
vertelde het geval. Deze zei nu een wo.trd
waardoor het weer een bezpmsfeol zou
worden. De student, lisp gauw naar huis
en zei hot woord lót de boidc mannetjes
en het werden weer twee helften van den'
steel. Do keuken was als vol go loepen met1
water. Dat was een go3de les.
Iflpez. door .Tan.
Oplossingen voor de grootcren. r
a. Vele handen makea licht werk.
Onderdee'en: ham Ede naam
kalk laken rat vin lanen
Eli Eva Eik sent hert wek-
ker.
b. politieagent.
Voor dc kleineren.
a. Dc lelor R.
b. Japan.
0. Een man met een houten heen.
Ten slotte nog nieuwe raadsels. We lie-
ginnen deze keer eens met de kleineren. i
Voor de kleineren. 1,
a. Wal voor kous zit aan geen vcet, j
Heeft twee gaten er. is goed?
b. Ik heb twee lange beenen, zonder
knieën of voeten, en kan cr niet mee loo-
pen. Hoe heet ik?
c. In welke steden sterven dc meeste
menschen?
Voor dc grootcren.
Begraven plaatsen.
Ben je mot da? bosch even ingenomen
als met het Oranjewoud?
Mijn broers trokken ren groote prijs;
wij krijgen er misschien ook nog wel een.
Anna, pel straks even die noot voor mij.
Prijsraadsel.
Mijn geheel bestaat uit 39 lettors en is
oen spreekwoord.
18, 13, 3, 6 en 1, 31, 23, 5, 10. 8, 7, 3, 16, j
14, 20 doet de boer.
Een 16, 32, 12 is een boom.
8, 31, 35, 36, 6, was een dienstknecht des
Heeren. j
21, 9, 6. 33, 23, 34, is een rivier in België, t
2, 10, 30, 22, 17 zijn begaanbaar.
46.. 20, 28, 4, 28. 30 ie het werk van eeo
bakker. f1
Een 1. 25. 27, 38, 26 i« een insect.
37. 16. 20. 11, 24, 7, 30 is een dog van d« 1
week.
Iuges. door „De twee boerinnetje#".
r
Vele groeten van Tanto Lize en vnM
Oom WlLlJtt.